direct naar inhoud van 3.7 Waterbeleid
Plan: Binnenstad Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.0900BPBinnoost-DF01

3.7 Waterbeleid

3.7.1 Rijksbeleid

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding en volgt de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 op. In het plan worden de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid beschreven. Het Nationaal Waterplan heeft voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening en is opgesteld op basis van de Waterwet die op 22 december 2009 in werking is getreden.

Het Nationaal Waterplan is opgesteld voor de planperiode 2009-2015 en formuleert een antwoord op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie en economie en investeert in duurzaam waterbeheer. Bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water zijn onderdelen van het Nationaal waterplan.

De maatregelen die genomen moeten worden om de (grote) rivieren meer ruimte te geven zijn uitgewerkt in de Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier.

Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier

De maatregelen om rivieren meer ruimte te geven zijn door het Rijk vastgelegd in de PKB Ruimte voor de Rivier. Deze PKB is op 26 januari 2007 van kracht geworden.

Uiterlijk in 2015 moet het Nederlandse rivierengebied beter beschermd zijn tegen hoogwater. De PKB kent 3 doelen:

  • in 2015 kan een afvoer van 16.000 kubieke meter water per seconde veilig door de Rijntakken stromen;
  • de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied verbetert door de maatregelen die hiervoor worden genomen
  • er wordt extra ruimte gereserveerd voor de hogere waterstanden die onder invloed van de klimaatveranderingen worden verwacht.

In de PKB Ruimte voor de Rivier heeft het Rijk eveneens opgenomen welke maatregelen genomen zouden moeten worden om de doelen te bereiken. Voor de IJssel geldt dat slechts 3 uiterwaarden kunnen worden verdiept, omdat anders de schade voor de natuur te groot is. Daarom worden op een aantal plaatsen de dijken verlegd om het water meer ruimte te geven. Bij hoogwater kan het water door deze geul stromen. Concreet houdt dit de realisatie van hoogwatergeulen bij Zutphen, Deventer en Kampen in en dijkverlegging bij Noorddiep.

Van belang is dat het plangebied niet binnen de reservering van een hoogwatergeul is gelegen en hierdoor niet in strijd is met de PKB Ruimte voor de Rivier.

Beleidslijn grote rivieren

Door het project Ruimte voor de Rivier krijgen rivieren meer ruimte, rivieren worden verbreed, uiterwaarden uitgegraven en dijken verplaatst. Vanzelfspreken hebben deze maatregelen invloed op het gebruik van de gebieden langs de rivieren. Gebieden die bestemd zijn om onder water te lopen bij hoog water, kunnen niet zomaar bebouwd worden. Soms kunnen gebieden worden gebruikt voor recreatie. Soms mogen bestaande gebouwen in deze gebieden niet worden uitgebreid. Deze gevolgen zijn uitgewerkt in de Beleidslijn grote rivieren; de Beleidslijn is vastgesteld op 4 juli 2006. De bestemming van gebieden langs grote rivieren zijn vastgelegd in de Beleidsregels grote rivieren. De Beleidslijn grote rivieren bestaat uit twee onderdelen; de beleidsbrief van februari 2006 en de beleidsregels zoals gepubliceerd in de Staatscourant op 12 juli 2006. De atlas met detailkaarten maakt onderdeel uit van de beleidsregels en is met een verwijzing opgenomen in de Staatscourant. Op deze detailkaarten is het toepassingsgebied van de beleidslijn aangegeven met daarbij de differentiatie van gebieden naar stroomvoerend en bergend regime. De Hollandsche IJssel valt onder het bergend regime. Dit houdt in dat hier rivierkundige randvoorwaarden gelden om de effecten op de afvoer- of bergingscapaciteit van het rivierbed volledig te compenseren.

De Beleidslijn grote rivieren heeft 2 doelstellingen:

  • de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het gebied rond de rivier behouden;
  • ontwikkelingen tegengaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst onmogelijk maken.

Voor de Hollandse IJssel en de Afgedamde Maas geldt dat deze, gezien de ligging achter waterkeringen, geen belangrijke rol in de afvoer van het hoofdrivierensysteem spelen. Wanneer de stormvloedkeringen sluiten zijn de rivieren wel van belang voor de berging van overtollig rivierwater.

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard, dit heeft tot gevolg dat het bestemmingsplan geen invloed heeft op het bergend regime van de Hollandsche IJssel. De Hollandsche IJssel, voor zover deze binnen het plangebied is gelegen, heeft de bestemming 'Water' gekregen. De gronden die dienen ten behoeve van de waterkering hebben een dubbelbestemming gekregen. Verder is, ter bescherming van de oevers en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de Hollandsche IJssel, de bestemming Waarde - Rivierzone opgenomen.

Waterakkoord Hollandsche IJssel en Lek

Door Rijkswaterstaat en de Hoogheemraadschappen is, op grond van de Wet op de Waterhuishouding, het Waterakkoord Hollandsche IJssel en Lek overeengekomen. Het akkoord heeft als doel dat afspraken worden vastgelegd over de aan- en afvoer van water van en naar de regionale watersystemen en het hoofdsysteem. Het is grotendeels het vastleggen van bestaande situatie en anderzijds bevat het akkoord nieuwe afspraken over beheershandelingen in complexe situaties waarbij de waterhuishoudkundige systemen onderling nauw samenhangen. Daarnaast bevat het akkoord afspraken over bijzondere situaties als verzilting, calamiteiten en wateroverlast.

3.7.2 Beleid Hoogheemraadschap van Rijnland

In het kader van de watertoets is contact opgenomen met het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het Hoogheemraadschap heeft aangegeven dat het beleid van het Hoogheemraadschap van toepassing is. Hieronder wordt een beknopte samenvatting van het vigerende beleid gegeven.

Gedurende de duur van het bestemmingsplan bestaat de mogelijkheid dat het beleid wordt bijgesteld, bijvoorbeeld als gevolg van gewijzigde inzichten omtrent klimaatverandering. Bij eventuele vergunningverlening zal gebruik gemaakt worden van het meest actuele beleid. Dit is terug te vinden op de website van het Hoogheemraadschap van Rijnland (http://www.rijnland.net).

Waterbeheerplan 2010-2015

Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op de website: http://www.riinland.net/plannen/waterbeheerplan

Keur en Beleidsregels 2009

Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels die per 27 mei 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De "Keur en Beleidsregels" maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:

  • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
  • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
  • andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).

De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De Keur en Beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op de website: http://www.riinland.net/regels/keur_algemene_regels

Een onderdeel van de beleidsregels betreft het aanbrengen van verhardingen. Aangezien in de Binnenstad een geringe peilstijging mogelijk is, dienen alle nieuwe ontwikkelingen (ook degene kleiner dan 500 m2) te worden gecompenseerd. Hier geldt dat 15% van de toename aan verhard oppervlak gecompenseerd dient te worden.

Nota waterkeringen

Een ander onderdeel van de beleidsregels betreft de Nota Waterkeringen. Ter bescherming van de waterkeringen in het beheergebied van Rijnland is waterkeringenbeleid geformuleerd. Dit beleid is onder andere vastgelegd in de nota Waterkeringen. In deze nota is onze visie, doelstellingen en beleidsregels met betrekking tot dijken en kades opgenomen. Daarin staat ook wat wel en niet is toegestaan op, om en in de waterkeringen. De kemzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone van de waterkeringen waarvoor de geboden en verboden gelden zijn vastgelegd in de legger.

Riolering en afkoppelen

Overeenkomstig het rijksbeleid geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:

  • a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • b. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • c. afvalwaterstromen gescheiden worden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
  • d. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een afvalwaterzuiveringsinrichting getransporteerd;
  • e. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d:
    • 1. zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
    • 2. lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht.

De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.

Zorgplicht en preventieve maatregelen voor Hemelwater

Voor de verwerking van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven 'end-of-pipe' maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen door bijvoorbeeld:

  • duurzaam bouwen;
  • het toepassen berm- of bodempassage;
  • toezicht en controle tijdens de aanlegfase en handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
  • het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand- slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
  • adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen);
  • het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
  • de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
  • het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.

Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe' aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.

3.7.3 Gemeentelijk beleid

Het beleid ten aanzien van water is vastgelegd in het 'Waterplan Gouda' mei 2003. Hierop heeft een actualisatie plaatsgevonden in de nota 'Actualisatie Waterplan Gouda, periode 2011-2015'. Gouda ligt midden in het Groene Hart, een waterrijk veengebied. De stad Gouda en het water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Historisch gezien heeft Gouda haar ontstaan en ontwikkeling voor een groot deel aan het water te danken. Waterbeheer is van oudsher cruciaal voor de leefbaarheid van Gouda. Niet alleen om de veiligheid tegen overstroming en de afvoer van afvalwater te garanderen, maar ook om gezond en aantrekkelijk water in de woon-, werk- en leefomgeving te hebben.

Doel van het waterplan Gouda

Water is in Gouda een gezichtsbepalend element. Er wordt meer en meer vormgegeven aan het integraal waterbeheer in Gouda. Om de samenhang en de afstemming met de waterbeheerders verder te verbeteren, is in het waterplan een overkoepelende visie geschreven. In het waterplan speelt de gemeente Gouda samen met de waterbeheerders in op actuele beleidsontwikkelingen in het (stedelijk) waterbeheer. Het doel van het waterplan is een goed functionerend watersysteem dat aan geldende normen en aan de wet- en regelgeving voldoet inclusief de Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). Het waterplan geeft niet alleen een gezamenlijke visie, maar ook een uitvoeringsprogramma van maatregelen die nodig zijn om de visie te realiseren. Belangrijke elementen van de visie zijn het houden van droge voeten, gezond water met een goede kwaliteit voor mens en natuur, en water om naar te kijken en van te genieten en cultuurhistorie. Daarnaast vraagt waterbeheer in de stad om een goede communicatie met de bewoners.

Integraal waterbeheer

Integraal waterbeheer is een sleutelbegrip in het waterplan. Integraal waterbeheer blijft de aanpak voor 'een veilig en bewoonbaar land met gezonde en duurzame watersystemen' (Vierde Nota Waterhuishouding). Centraal in het waterplan staan de volgende drie kenmerken van integraal stedelijk waterbeheer:

1. Samenhang binnen het waterbeheer

Het watersysteem is een samenhangend systeem van riolering (afvalwater), oppervlaktewater (zowel kwaliteit als kwantiteit), grondwater en natuur. Het is nodig om met deze samenhang rekening te houden, omdat ingrijpen in één onderdeel van dit systeem effecten kan hebben op de andere delen.

2. Samenhang met andere functies

Open water in de stad wordt meer en meer gewaardeerd; het is een wezenlijk onderdeel van de dagelijkse woon-, werk- en leefomgeving. Het is van belang water mede als sturend principe te hanteren bij de toekenning van functies en bij de inrichting en het beheer van het stedelijk gebied.

3. Samenwerking en samenspraak

De waterhuishouding raakt vele belangen: wonen, recreatie, cultuurhistorie, natuur en toerisme. Een optimale samenwerking tussen gemeente en waterbeheerders in samenspraak met buurgemeenten en verschillende maatschappelijke groeperingen is nodig om de diverse functies van het water te versterken. Daarnaast moeten intenties, ambities en doelstellingen afgestemd worden op die van andere beleidsterreinen, zoals milieu, ruimtelijke ordening, wonen en verkeer en cultuurhistorie.

Het college van burgemeester en wethouders heeft een voorbereidingsbesluit genomen met daarin hun standpunt wat betreft (auto)bruggen in Gouda. Het college heeft voor het plangebied het standpunt om extra (auto)bruggen niet bij recht toe te staan. De realisatie van nieuwe bruggen wordt uitsluitend bij afwijking met omgevingsvergunning mogelijk gemaakt.