direct naar inhoud van Artikel 5 Gemengd
Plan: Binnenstad Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.0900BPBinnoost-DF01

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. op de begane grondlaag van gebouwen:
    • 1. bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 2. kantoren;
    • 3. maatschappelijke voorzieningen;
    • 4. publieksgerichte dienstverlening;
    • 5. wonen;
    • 6. bij wonen behorende toegangen en bergingen;
    • 7. bij niet-woonfuncties behorende werkplaatsen en praktijk-, kantoor- en opslagruimten;
    • 8. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;
    • 9. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie II': tevens een horecabedrijf uit categorie II;
    • 10. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie III': tevens een horecabedrijf uit categorie III;
    • 11. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'religie': tevens kerken en andere religieuze voorzieningen;
    • 12. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling': tevens een fietsenstalling;
  • b. op de eerste verdieping van gebouwen en hoger:
    • 1. wonen;
    • 2. bij wonen behorende toegangen en bergingen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - kantoor': kantoren;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - maatschappelijk': maatschappelijke voorzieningen;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca V': horecabedrijven uit categorie V;
  • c. groenvoorzieningen en water;
  • d. toegangspaden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen buiten hoofdgebouwen, uitsluitend ten behoeve van de toegelaten functies.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. de regels gelden zoals opgenomen in artikel 17;
  • b. woningen mogen uitsluitend een zelfstandige of een gezamenlijke hoofdingang hebben, die direct vanuit de openbare ruimte bereikbaar is.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Gebruiksverbod

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gebouwen en gronden voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. het gebruik van ruimten onder de begane grond voor niet-woonfuncties.
5.3.2 Toegangen en bergingen

Bij wonen behorende toegangen en bergingen zijn tevens onder de begane grondlaag, in onderhuizen en kelders, toegestaan.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Niet-woonfuncties naar hogere bouwlagen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.3.6, afwijken van het bepaalde in lid 5.1.1 onder b.:

  • a. voor zover betreft bij niet-woonfuncties behorende werkplaatsen en praktijk-, kantoor- en opslagruimten, ten behoeve van het vestigen daarvan op de eerste en hogere verdiepingen in het betreffende gebouw, mits ruimte voor ten minste één woning met een oppervlakte van ten minste 70 m2 aanwezig blijft, waarbij de kapverdieping niet wordt meegerekend, tenzij wordt aangetoond dat de realisatie van een woning op de eerste en hogere verdiepingen fysiek niet tot de mogelijkheden behoort. In die gevallen kan omgevingsvergunning worden verleend voor het gebruik van de volledige oppervlakte van de eerste en hogere verdiepingen ten behoeve van niet-woonfuncties. Hiervan is sprake als:
    • 1. een eigen toegang naar de verdiepingen niet aanwezig is noch kan worden gerealiseerd, en;
    • 2. samenvoeging met een woning van belendende panden niet tot de mogelijkheden behoort, en;
    • 3. ontsluiting van de verdieping aan de achterzijde van het pand niet mogelijk is.
  • b. om ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - niet-woonfunctie op verdieping' alle in lid 5.1.1 onder a. genoemde functies, met uitzondering van detailhandel, toe te staan op de eerste verdieping van gebouwen en hoger.
5.4.2 Andere hoofdingang

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.3.6 en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder b. ten behoeve van een hoofdingang die anders dan direct vanuit de openbare ruimte bereikbaar is, in gevallen dat directe bereikbaarheid binnen de betreffende bebouwing fysiek redelijkerwijs niet mogelijk is of de bruikbaarheid van andere ruimten binnen de betreffende bebouwing in wezenlijke mate zou verminderen.

5.4.3 Onder begane grondlaag

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.3.6, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor zover betreft doeleinden die blijkens die bepaling niet onder de begane grondlaag zijn toegestaan, ten behoeve van het realiseren van die per geval op de begane grondlaag zijn toegestane doeleinden in de betreffende onderhuizen en kelders.

5.4.4 Horecabedrijven

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1.1 onder a. 9 en/of a. 10 onder de voorwaarden dat:

  • a. bij het verlenen van de omgevingsvergunning wordt aangetoond dat er geen onevenredige verstoring in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaat en dat de ontwikkeling waarvoor omgevingsvergunning wordt verleend past binnen het horecabeleid, zoals vastgelegd in de Horecanota 2008 - 2017, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Gouda bij besluit onder nummer 2008-110;
  • b. de activiteiten uitsluitend op de begane grondlaag plaatsvinden;
  • c. er geen bezwaren vanuit milieukwaliteit, in het bijzonder geluidhinder, bestaan;
  • d. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat.
5.4.5 Parkeren op begane grondlaag

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.3.6 afwijken van het bepaalde in lid 5.1.1 onder a., ten behoeve van het toestaan van parkeervoorzieningen ten behoeve van in het pand gevestigde functies op de begane grondlaag in het betreffende gebouw.