direct naar inhoud van Artikel 17 Waarde - Beschermd stadsgezicht
Plan: Binnenstad Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.0900BPBinnoost-DF01

Artikel 17 Waarde - Beschermd stadsgezicht

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding van het beschermd stadsgezicht.

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden, naast de regels ten aanzien van de betreffende bestemmingen krachtens de andere artikelen van deze regels, de volgende regels:

17.2.1 Plaats van gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken, tenzij krachtens deze regels anders is bepaald;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend zodanig worden gebouwd, dat op elk bouwperceel de gronden gelegen binnen 8 m uit de voorgevelrooilijn voor 100% van hun oppervlakte worden bebouwd, tenzij krachtens deze regels anders is bepaald;
17.2.2 Breedte van gebouwen
  • a. de breedte van gebouwen mag ter plaatse van de voorgevellijn (grens van het bouwvlak) niet minder en niet meer bedragen dan de maximale gevelbreedte per gevel die voor de betreffende gevel op de gevelkaart is aangegeven, vermeerderd met maximaal 20%;
17.2.3 Hoogte van gebouwen
  • a. de hoogte van een gebouw, mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de aangegeven goot- en bouwhoogte is toegestaan;
  • b. op gronden gelegen binnen 8 m uit de voorgevellijn mogen gebouwen met een goothoogte van meer dan 5 m uitsluitend met ten minste twee bouwlagen worden gebouwd;
17.2.4 Hoogte van andere bouwwerken
  • a. de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 5 m bedragen, behoudens erf- of perceelafscheidingen, waarvan de hoogte vóór de voorgevellijn van een hoofdgebouw niet meer dan 1 m mag bedragen en elders niet meer dan 2 m, tenzij elders in deze regels anders is bepaald;
17.2.5 Plaats van de gevels
  • a. de voorgevel en de zijgevel van een gebouw dienen in respectievelijk de voorgevellijn en de zijgevellijn worden gebouwd, daar waar die lijnen -als bouwgrenzen- zijn aangegeven;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a., mogen delen van een gebouw, zoals ingangspartijen, Ioggia's en terrassen, achter het vlak van de voorgevel en de zijgevel worden gebouwd:
    • 1. tot een diepte van de helft van de breedte van de betreffende gevel, en
    • 2. tot een gezamenlijke verticale oppervlakte van 1/3 van de oppervlakte van de betreffende gevel;
17.2.6 Verschijningsvorm gevels

De verschijningsvorm van de voor- dan wel zijgevel van een gebouw dient overeenkomstig de verschijningsvorm te zijn zoals weergegeven op de als bijlage 1 opgenomen gevelkaart;

17.2.7 Bekapping van gebouwen
  • a. gebouwen dienen ieder afzonderlijk te worden afgedekt met een zelfstandige afdekking;
  • b. op gronden gelegen binnen 8 m uit de voorgevellijn dienen gebouwen te worden afgedekt met een kap met een dakhelling van ten minste 40° en ten hoogste 55°, doch in geval de bestaande dakhelling daarvan afwijkt of sprake is van een platte afdekking, is die dakhelling dan wel een platte afdekking toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kap', mag van de bestaande kaptype, zoals aangegeven op de kaptypenkaart, niet worden afgeweken.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Breedte van gebouwen

Het bevoegd gezag kan, met in achtneming van artikel 17.3.6, en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.2.2, ten behoeve van het verbouwen van de eerste bouwlaag van maximaal vier zijdelings aan elkaar grenzende gebouwen.

17.3.2 Grotere hoogte van gebouwen

Het bevoegd gezag kan, met in achtneming van artikel 17.3.6, en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.2.3, ten behoeve van het bouwen met een naar rato grotere (goot)hoogte, met in achtneming van het bepaalde over bekapping, mits het beeld van de betreffende bebouwingswand, zoals onder meer tot uiting komt in de aanwezige afwisseling in (goot)hoogten en in de parcellering, wordt gerespecteerd of althans niet wezenlijk wordt aangetast en mits ten hoogste drie aan elkaar grenzende hoofdgebouwen dezelfde hoogte krijgen.

17.3.3 Plaats van de gevels

Het bevoegd gezag kan, met in achtneming van artikel 17.3.6, en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.2.5 ten behoeve van het bouwen van delen van een gebouw, zoals balkons, loggia's, erkers, gevellijsten, pilasters en luifels voor de voorgevellijn en zijgevellijn:

  • a. tot een diepte van 1 m ten opzichte van het betreffende gevelvlak, en
  • b. tot een gezamenlijke verticale oppervlakte van 1/3 van de oppervlakte van de betreffende gevel.
17.3.4 Bekapping van gebouwen

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van artikel 17.3.6, en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.2.7 ten behoeve van het bouwen met een andere dakhelling of een platte afdekking, danwel met een ander kaptype en/of andere richting, mits het betreffende gebouw binnen 8 m uit de voorgevellijn een zelfstandige afdekking heeft.

17.3.5 Toevoegen bouwlaag

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van artikel 17.3.6, en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.2.3 ten behoeve van het bouwen van een grotere bouwhoogte voor een kap op een gebouw met een platte afdekking, mits:

  • a. de dakhelling ten minste 40° en ten hoogste 55° bedraagt;
  • b. de toevoeging niet meer bedraagt dan 1 bouwlaag;
  • c. het beeld van de betreffende bebouwingswand, zoals onder meer tot uiting komt in de aanwezige afwisseling in (goot)hoogten en in de parcellering, wordt gerespecteerd of althans niet wezenlijk wordt aangetast.
17.3.6 Adviesregel

Indien in deze regels wordt verwezen naar dit lid, toetst bevoegd gezag alvorens de betreffende omgevingsvergunning te verlenen, aan de toelichting, behorende bij de Beschikking tot aanwijzing van een beschermd stadsgezicht, nr. MMA/MO 196.974.1, ter voorkoming van onevenredige aantasting van de in die toelichting aangegeven kwaliteiten van de omgeving.