direct naar inhoud van Regels
Plan: Bedrijventerrein en windturbinepark Groote Haar
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0512.BP2016164-4001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Bedrijventerrein en windturbinepark Groote Haar met identificatienummer NL.IMRO.0512.BP2016164-4001 van de gemeente Gorinchem;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 de verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijk informatie met nummer NL.IMRO.0512.BP2016164-4001;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.7 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van (een deel van) het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.11 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.12 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.13 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie;

1.14 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.16 beperkt kwetsbaar object
  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  • b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • c. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen;
  • d. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen;
  • e. winkels, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen;
  • f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder d, vallen;
  • h. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen;
  • i. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en;
  • j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.17 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.30 erf

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.31 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.34 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.35 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan/inpassingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.36 GPR Gebouw 4.2

het nieuwste programma van de Gemeentelijke Prestatie Richtlijn dat de duurzaamheid van een gebouw aantoont op het gebied van energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde;

1.37 gesloten energiesysteem

installatie waarmee, zonder grondwater te onttrekken en na gebruik in de bodem terug te brengen, gebruik wordt gemaakt van de bodem voor de levering van warmte of koude ten behoeve van de verwarming of koeling van ruimten in bouwwerken, door middel van een gesloten circuit van leidingen, met inbegrip van een bijbehorende warmtepomp, circulatiepomp en regeneratievoorziening voor zover aanwezig;

1.38 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.39 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.40 inkoopstation

afzonderlijke technische ruimte waar toelevering van windenergie vanaf de windturbines op het elektriciteitsnet plaatsvindt;

1.41 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.42 kwetsbaar object
  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in het begrip beperkt kwetsbaar object, onder a;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object, of
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.43 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.44 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.45 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.46 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.47 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.48 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.49 ontwikkelingsruimte in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof

de hoeveelheid stikstofdepositie dat wordt toegekend aan de ontwikkeling Groote Haar, zoals opgenomen in Regeling programmatische aanpak stikstof als prioritaire project;

1.50 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.51 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang ten tijde van de vaststelling van het plan;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.52 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.53 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.54 slopen

het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;

1.55 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.56 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.57 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.58 uitwerking

een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.59 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.60 voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied

voor stikstof gevoelige natuurlijke habitats of habitats van voor stikstof gevoelige soorten in een Natura 2000-gebied waarvoor een instandhoudingsdoelstelling geldt;

1.61 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.62 windturbine

door de wind aangedreven bouwwerk, waarmee energie wordt opgewekt;

1.63 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.64 woonschip

elk vaartuig of drijvend voorwerp dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt of bestemd voor permanente bewoning.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

de oppervlakte van een dak

de lengte maal breedte van alle dakvlakken inclusief alle objecten op en aan het dak;

de (as) hoogte van een windtubine

vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.2

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven ter plaatse van de aanduidingen:
    'bedrijf tot en met categorie 2'   bedrijven in de categorieën 1 tot en met 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
    'bedrijf tot en met categorie 3.1'   bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
    'bedrijf tot en met categorie 3.2'   bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
    'bedrijf tot en met categorie 4.1'   bedrijven in de categorieën 1 tot en met 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
    'bedrijf tot en met categorie 4.2'   bedrijven in de categorieën 1 tot en met 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
    'bedrijf tot en met categorie 5.1'   bedrijven in de categorieën 1 tot en met 5.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
    'bedrijf tot en met categorie 5.2'   bedrijven in de categorieën 1 tot en met 5.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
  • b. bij de bedrijven behorende ondergeschikte kantoren, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - ondergeschikt 1' maximaal 30% van de het bedrijfsvloeroppervlak mag worden aangewend ten behoeve van ondergeschikte kantoren;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - ondergeschikt 2' maximaal 20% van de het bedrijfsvloeroppervlak mag worden aangewend ten behoeve van ondergeschikte kantoren;
  • c. bij de bedrijven behorende ondergeschikte horeca en detailhandel;
  • d. zelfstandige kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', met dien verstande dat uitsluitend het bestaande aantal kantoren is toegestaan;
  • e. een ondergronds bodemenergiesysteem ten behoeve van een gesloten warmte-koude opslag;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, (ontsluitings)wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven;

met dien verstande dat de in artikel 3.1.1 onder a tot en met c genoemde functies niet eerder kunnen worden vergund dan nadat de verbindingsweg naar en de aansluiting op de Rijksweg A27 is gerealiseerd dan wel planologisch mogelijk is gemaakt.

3.2 Bouwregels
3.2.1

Bedrijfsgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone';
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m, met dien verstande dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwregels' minimaal 5 m moet bedragen;
  • c. bouwhoogte van bedrijfsgebouwen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. bebouwingspercentage maximaal 80 per bouwperceel;
  • e. het gebouw dient te voldoen aan GPR Gebouw 4.2 op het ambitieniveau 'hoog niveau van duurzaamheid' of een hiermee vergelijkbaar met een ander beoordelingsinstrument onafhankelijk aangetoond niveau.
3.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. silo's 20 m;
  • b. bedrijfsinstallaties 20 m;
  • c. vlaggenmasten en lichtmasten 12 m;
  • d. keerwanden 6 m;
  • e. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 4 m.
3.3 Beeldkwaliteit

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning bouwen dient voor wat betreft de uiterlijke kenmerken van de bebouwing voldaan te worden aan een door de gemeenteraad van de gemeente Gorinchem vastgesteld beeldkwaliteitsplan.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.2.1 onder b voor het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot minimaal 2 m, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. de Veiligheidsregio om advies is gevraagd.
3.5 Specifieke gebruiksregels - algemeen
3.5.1

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. (bedrijfs)woningen;
  • b. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • c. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  • d. zelfstandige detailhandel;
  • e. zelfstandige kantoren;
  • f. zelfstandige horeca.
3.5.2

Bevoorrading en opslag zijn uitsluitend toegestaan op het eigen terrein.

3.5.3

Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

3.5.4

Maximaal 37 ha van de gronden mag worden gebruikt voor het in artikel 3.1.1 onder a, b en c genoemde gebruik.

3.5.5

Ter plaatse van aanduiding 'minimum oppervlakte (m2)' zijn uitsluitend bouwpercelen toegestaan met een minimale oppervlakte van 10.000 m2.

3.5.6

Opslag is uitsluitend toegestaan achter de achtergevel.

3.5.7

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - kwaliteitsaspecten' gelden de volgende regels:

  • a. parkeren op maaiveld is uitsluitend achter de naar de openbare ruimte gekeerde gevel toegestaan;
  • b. opslag is, aanvullend aan het bepaalde in artikel 3.5.6, uitsluitend achter de naar de openbare ruimte gekeerde gevel toegestaan.
3.6 Specifieke gebruiksregels - geluid

De oppervlakte gecorrigeerde equivalente bronvermogen mag:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' niet meer bedragen dan 53 dB(A)/m2 etmaalwaarde;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' niet meer bedragen dan 55 dB(A)/m2 etmaalwaarde;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' niet meer bedragen dan 57 dB(A)/ m2 etmaalwaarde;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' niet meer bedragen dan 59 dB(A)/m2 etmaalwaarde;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' niet meer bedragen dan 61 dB(A) /m2 etmaalwaarde;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1' niet meer bedragen dan 63 dB(A)/m2 etmaalwaarde;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.2' niet meer bedragen dan 65 dB(A)/ m2 etmaalwaarde;

welke wordt bepaald conform de Handreiking meten en rekenen industrielawaai 1999.

3.7 Specifieke gebruiksregels - duurzaamheid
3.7.1

Het regenwater dat afstroomt van de daken van de bedrijfsgebouwen dient te worden afgevoerd in oppervlaktewater dan wel in andere voorzieningen voor de waterhuishouding.

3.7.2

Indien binnen het plangebied windturbines zijn gerealiseerd, dient minimaal 10% van de met deze windturbines opgewekte windenergie te worden aangewend voor de bedrijven binnen het plangebied.

3.7.3

Uiterlijk voor de feitelijke vestiging van het zesde bedrijf dient het ondergrondse bodemenergiesysteem ten behoeve van een gesloten warmte-koude opslag voor het gehele terrein te worden gerealiseerd, onder de voorwaarde dat:

  • a. wordt aangetoond dat het systeem niet leidt tot aantasting van de bodemgesteldheid;
  • b. de bronnen zodanig ten opzichte van elkaar worden geplaatst dat de temperatuur van deze bronnen elkaar niet negatief beïnvloeden.
3.8 Specifieke gebruiksregels - reclame
3.8.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats.

3.8.2

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.8.1 is nodig voor:

  • a. opschriften, aankondigingen en afbeeldingen in het inwendige deel van een onroerende zaak, voor zover die niet kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de weg;
  • b. opschriften, aankondigingen en afbeeldingen op of aan onroerende zaken, in overeenstemming met het reclamebeleid van de gemeente Gorinchem, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - kwaliteitsaspecten' handelsreclame uitsluitend mag worden verwerkt in de gevel;
  • c. opschriften en aankondigingen betrekking hebbend op:
    • 1. een openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van de betreffende onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben; of het beroep, de dienst of het bedrijf dat in of op de betreffende onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd;
    • 2. voor zover het totaal aan opschriften of aankondigingen gezamenlijk kleiner dan 0,50 m2 en de dikte van het reclameobject maximaal 25 centimeter is en de langste zijde niet langer is dan 1 meter;
  • d. opschriften en aankondigingen op of aan onroerende zaken dienstbaar aan het openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer;

met dien verstande dat door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld de veiligheid van het verkeer niet in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt.

3.8.3

Een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 3.8.1 kan worden geweigerd:

  • a. indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan het beeldkwaliteitplan als bedoeld in artikel 3.3;
  • b. in het belang van de verkeersveiligheid of
  • c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
3.8.4

Het is niet toegestaan een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.

3.9 Specifieke gebruiksregels - bestaande wegen

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan een gebruik van de op het tijdstip van inwerkingtreding bestaande wegen (Hoogbloklandseweg) als ontsluitingsweg van het bedrijventerrein.

3.10 Afwijken van de gebruiksregels
3.10.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:

  • a. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de betreffende categorie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.10.2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.5.5 voor het toestaan van een kleinere oppervlakte van het bouwperceel, mits er binnen de bestemming geen andere reële mogelijkheden zijn voor een bouwperceel kleiner dan 10.000 m2.

3.10.3

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.5.1 onder b voor het toestaan van een Bevi-inrichting, mits:

  • a. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico of – indien van toepassing – de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen jo. artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen is gelegen:
    • 1. binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting;
    • 2. op gronden met de bestemming 'Groen' en/of 'Verkeer';
  • b. er een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting;
  • c. geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico optreedt;
  • d. advies wordt gevraagd aan de brandweer/veiligheidsregio.
3.10.4

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.7.3, mits een biovergistingsinstallatie wordt gerealiseerd dan wel een energiesysteem wordt gekozen die een vergelijkbaar energie-effect heeft.

3.10.5

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.8.4, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
3.11 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het op een kavel toestaan van een hogere oppervlakte gecorrigeerde equivalente bronvermogen dan het bepaalde in artikel 3.6 onder a tot en met g en gelijktijdig de oppervlakte gecorrigeerde equivalente bronvermogen van een andere kavel verlagen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfseconomische noodzaak voor verhoging oppervlakte gecorrigeerde equivalente bronvermogen is aangetoond;
  • b. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat ondanks toepassing van de beste beschikbare technieken een hogere oppervlakte gecorrigeerde equivalente bronvermogen noodzakelijk is;
  • c. voldoende geluidsruimte overblijft voor de andere bedrijven;
  • d. het totale oppervlakte gecorrigeerde equivalente bronvermogen niet wordt overschreden;
  • e. de geluidbelasting op omringende geluidgevoelige objecten niet meer bedraagt dan 55 dB.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. windturbines met een gezamenlijk vermogen van maximaal 7 MW, met bijbehorende voorzieningen, zoals transformatorstations en -kasten, windmeetmasten, (kraan)opstelplaatsen ten behoeve van het onderhoud en ontsluitingswegen, met dien verstande dat:
    • 1. de windturbines uitsluitend zijn toegestaan binnen de aanduiding 'windturbine';
    • 2. de kraanopstelplaatsen een oppervlakte van maximaal 2.000 m2 per windturbine hebben;
    • 3. de ontsluitingswegen een maximale breedte van 5 m hebben;
  • b. een transformatorstation en/of een inkoopstation;
  • c. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • d. parken en plantsoenen;
  • e. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurvriendelijke oevers' een watervoorziening aan tenminste één zijde, niet gelegen aansluitend aan de noordelijke bestemmingsplangrens, moet worden ingericht met een natuurvriendelijke oever met een minimale lengte van 400 m;
  • g. met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen.
4.2 Bouwregels
4.2.1

Gebouwen zijn alleen toegestaan in de vorm van een transformatorstation en/of inkoopstation en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. met een maximale bouwhoogte van 5,5 m;
  • b. gezamenlijke maximale oppervlakte bedraagt 100 m2.
4.2.2

Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de (as)hoogte van windturbines bedraagt minimaal 100 m en maximaal 120 m;
  • b. de wieklengte van windturbines bedraagt maximaal 55 m;
  • c. de bouwhoogte van de windmeetmasten bedraagt maximaal 70 m;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 10 m;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen op basis van een te verrichten deskundigenonderzoek nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • de bouw en de exacte positie van de windturbines;
  • de gelijkvormigheid van de windturbines;
  • de verhouding tussen de hoogte en wieklengte;

ten behoeve van de landschappelijke effecten en het voorkomen van verstoring van het militaire radarstation.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1

Ten aanzien van de windturbines dienen de volgende regels in acht te worden genomen:

  • a. er zijn maximaal twee windturbines toegestaan, met dien verstande dat per aanduiding 'windturbine' maximaal één windturbine is toegestaan;
  • b. de windturbines dienen dezelfde hoogte, wieklengte en draairichting van de rotorbladen te hebben.
4.4.2

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

4.4.3

Minimaal 10% van de met de windturbines opgewekte windenergie dient te worden aangewend voor de bedrijven gelegen binnen de bestemming 'Bedrijventerrein'.

4.4.4

Binnen één jaar na het verlenen van de eerste omgevingsvergunning voor het bouwen van een bedrijfsgebouw dient de landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' ingericht te zijn overeenkomstig de aanwijzingen onder 'aanplantfase' zoals aangegeven op de kaart 'voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing oostzijde', dat als bijlage bij deze regels is gevoegd. Wanneer deze aanplant de aanwijzingen onder 'eindfase' heeft bereikt dient de landschappelijke inpassing conform deze aanwijzingen ingericht te blijven.

4.4.5

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - natuurvriendelijke oevers uitgesloten' voorzien van de waterlopen en waterbergingen van een natuurlijk ingerichte oever.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, wandel- en fietspaden;
  • b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
5.2.1

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

5.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. lichtmasten 10 m;
  • b. vlaggenmasten 12 m;
  • c. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 5 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - natuurvriendelijke oevers uitgesloten' voorzien van de waterlopen en waterbergingen van een natuurlijk ingerichte oever.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen, groenvoorzieningen, wegen en paden;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde waaronder bruggen, steigers, dammen en/of duikers en loopplanken.

6.2 Bouwregels
6.2.1

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

6.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal:

  • a. bruggen en viaducten 8 m;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 4 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1

Viaducten en bruggen die het plangebied ontsluiten zijn niet toegestaan, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting' viaducten en bruggen zijn toegestaan uitsluitend ten behoeve van een calamiteitenontsluiting.

6.3.2

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - natuurvriendelijke oevers uitgesloten' voorzien van de waterlopen en waterbergingen van een natuurlijk ingerichte oever.

Artikel 7 Leiding - Gas

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse hoofdtransportgasleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding.

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

7.1.2

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 6) zijn op de in artikel 7.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

7.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

7.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2 voor het toestaan van de in artikel 7.1.2 genoemde functies en het bouwen van bouwwerken ten behoeve van die functies, mits:

  • a. de leiding niet wordt geschaad;
  • b. ter plaatse geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • c. schriftelijk advies is verkregen van de leidingbeheerder.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 7.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
7.4.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

7.4.3

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

7.4.4

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' aan te passen of te verwijderen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. er wordt voldaan aan het Besluit externe veiligheid Buisleidingen;
  • c. een advies is ontvangen van de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 8 Leiding - Hoogspanningsverbinding

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een bovengrondse hoogspanningsverbinding op de bestaande locatie;
  • b. het beheer en onderhoud van de verbinding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

8.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

8.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. hoogspanningsmasten 40 m;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is gevraagd aan de leidingbeheerder.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 8.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden.
8.4.2 Advies leidingbeheerder

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is gevraagd aan de leidingbeheerder.

8.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende omgevingsvergunning.

Artikel 9 Leiding - Riool

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

9.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

9.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is gevraagd aan de leidingbeheerder.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 9.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
9.4.2 Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

9.4.3

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is gevraagd aan de leidingbeheerder.

9.4.4

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende omgevingsvergunning;
  • c. werken en/of werkzaamheden zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netten.

Artikel 10 Waarde - Archeologische verwachting laag AP

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting laag AP' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het behoud en het veiligstellen van de archeologische waarden van deze gronden.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
  • a. Voor bouwwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 10.000 m2 en waarvoor (grond)werkzaamheden dieper dan 200 cm noodzakelijk zijn, moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in artikel 10.2.1 onder a genoemde rapport of uit de in artikel 10.2.1 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 10.2.1 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
    • 3. de bodemverstoring uitsluitend wordt veroorzaakt door het aanbrengen van (hei)palen en de verstoring hierdoor beperkt blijft tot minder dan 1% van de oppervlakte van het te bebouwen gebied.
10.2.2 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 10.2.1 onder a winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 10.2.1 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

10.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische waarden of resten aanwezig zijn en in de grond behouden moeten worden.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Vergunningplichtige werken en wekzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 10.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland;
  • g. overige werkzaamheden, waaronder sloopwerkzaamheden, waarbij de grond wordt geroerd.
10.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden met een oppervlakte kleiner dan 10.000 m2 of waarvoor de gronden niet dieper dan 200 cm worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;
  • c. ondergeschikte bodemingrepen, waaronder wordt verstaan:
    • 1. het uitvoeren van grondboringen van enigerlei aard (booronderzoek, sonderingen);
    • 2. het plaatsen van peilbuizen;
    • 3. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers, verkeersborden en ander straatmeubilair;
    • 4. naar de aard daarmee vergelijkbare bodemverstoringen van ondergeschikt belang;
  • d. de aanleg van kabels, rioleringen en/of leidingen waarbij geheel binnen de breedte én diepte van al bestaande leidingsleuven of vergraven wegcunetten wordt gewerkt;
  • e. de aanleg van kabels en/of leidingen mits de sleufdiepte beperkt blijft tot maximaal 60 cm en de sleufbreedte tot maximaal 50 cm;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
10.4.3 Voorwaarden aan omgevingsvergunning
  • a. Voor het uitvoeren of uit laten voeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in artikel 10.4.3 onder a genoemde rapport of uit de in artikel 10.4.3 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 10.4.3 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
10.4.4 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 10.4.1 winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 10.4.3 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

12.2

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

12.3

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 Veiligheidszone - windturbine
14.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - windturbine' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het verblijfsklimaat in verband met de windturbines.

14.1.2 Kwetsbare objecten

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen zijn op de in artikel 14.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

14.1.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 14.1.2 voor het toestaan van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, mits ter plaatse een aanvaardbaar verblijfsklimaat kan worden gerealiseerd.

14.1.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgmeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijzigingen in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
15.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 17 Overige regels - Parkeren

17.1

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, uitbreiden en het wijzigen van de functie van een gebouw wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat ten minste wordt of zal worden voldaan aan de minimum parkeernormen, zoals opgenomen in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van CROW, met dien verstande dat het totale aantal benodigde parkeerplaatsen wordt afgerond op het dichtstbijzijnde hele getal.

17.2

Parkeerplaatsen dienen aangelegd te worden op het eigen terrein.

17.3

De afmetingen van een parkeerplaats bedragen ten minste 1,80 m bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m.

17.4

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 17.1 en/of 17.2:

  • a. indien het voldoen aan de parkeerbehoefte als gevolg van bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
  • b. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid of laad- of losruimte wordt voorzien;
17.5

Het onder 17.1 bepaalde is niet van toepassing ingeval een bouwwerk ten gevolge van een calamiteit geheel verloren is gegaan en dit bouwwerk, indien en voor zover sprake is van dezelfde functie en omvang, wordt herbouwd en op gelijke wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien als voor de calamiteit feitelijk het geval was, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken
18.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
18.1.2

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 18.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 18.1.1 met maximaal 10%.

18.1.3

Artikel 18.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik
18.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

18.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 18.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

18.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 18.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

18.2.4

Artikel 18.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein en windturbinepark Groote Haar'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 20 april 2017.