direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf - Bedrijventerrein
Plan: Dorpsgebied Stellendam en Havenhoofd 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0511.GDRdrpstellendam09-BP40

Artikel 4 Bedrijf - Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 4.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • e. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf-7': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein':

aanduiding   SBI-code   uit ten hoogste milieucategorie  
specifieke vorm van bedrijf-7   014   3.2  

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': tevens detailhandel in volumineuze goederen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens een fysiotherapiepraktijk;
  • h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; deze goothoogte mag worden overschreden door:
    • 1. een kap of kapverdieping met platte afdekking ten behoeve van ruimten, showrooms en/of overige bedrijfsruimten, met dien verstande dat:
      • a. de hellingshoek van de schuine dakschilden ten hoogste 45° bedraagt;
      • b. de gezamenlijke oppervlakte van platte afdekkingen ten hoogste 50% van het grondoppervlak van het gebouw bedraagt;
      • c. de bouwhoogte van het gebouw inclusief kap op kapverdieping ten hoogste 11 m bedraagt;
    • 1. kantoorruimten en/of showrooms, met dien verstande dat:
      • a. het gezamenlijk oppervlak van de overschrijding ten hoogste 25% van het grondoppervlak van het gebouw bedraagt;
      • b. de bouwhoogte van het gebouw inclusief kantoorruimten en/of showrooms ten hoogste 11 m bedraagt;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het met de aanduiding 'maximumbebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • e. indien binnen een bouwperceel één of meerdere rooilijnen zijn aangegeven, worden gebouwen over ten minste 50% van de op het bouwperceel aangegeven rooilijn(en) met een beeldbepalende gevel in de rooilijn(en) gebouwd;
  • f. indien binnen een bouwperceel geen rooilijn is aangegeven, bedraagt de afstand tussen de meest beeldbepalende gevel en de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 5 m;
  • g. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tussen gebouwen en de perceelsgrens ten minste 1,5 m;
  • h. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m;
  • i. de bedrijfsvloeroppervlakte van kantoren bedraagt per vestiging ten hoogste 750 m²;
  • j. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 750 m³.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte voor palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken van het bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.2.1 om per bouwperceel de bouw van gebouwen en overkappingen tot een bebouwingspercentage van 85% van het bouwvlak mogelijk te maken, met dien verstande dat de benodigde parkeerplaatsen en benodigde opslagruimte op eigen terrein deels in de vorm van gebouwde voorzieningen wordt ondergebracht.

4.3.2 Afwijken van rooilijnen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.2.1 onder f, in gevallen waarin aan alle zijden van het bouwperceel een rooilijn is aangegeven, met dien verstande dat voor slechts één van de niet naar de rijksweg of Korteweg gekeerde zijden van het bouwperceel afgeweken wordt.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • e. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • f. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 2000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  • g. behoudens het bepaalde in lid 4.1 onder f is zelfstandige detailhandel niet toegestaan;
  • h. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • i. bij het bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte detailhandel is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de vloeroppervlakte voor detailhandel ten hoogste 50 m² bedraagt;
    • 2. de detailhandel uitsluitend plaatsvindt binnen het hoofdgebouw;
    • 3. de detailhandel wordt uitgeoefend door het bedrijf of een aantoonbaar daaraan gelieerde organisatie die de hoofdactiviteit uitvoert.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 4.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd.

4.5.2 Afwijken zelfstandige kantoren

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1 om de vestiging van zelfstandige kantoren mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. zelfstandige kantoren uitsluitend zijn toegestaan indien geen geschikte vestigingslocaties in de gemeente Goedereede dan wel de directe omgeving aanwezig zijn en deze kantoren lokaal gebonden zijn;
  • b. het bedrijfsvloeroppervlak per vestiging ten hoogste 1000 m² mag bedragen.

4.5.3 Afwijken detailhandel in volumineuze goederen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 om de vestiging van detailhandel in volumineuze goederen als bedoeld in artikel 1.38 mogelijk te maken.

Indien de vestiging van detailhandel in volumineuze goederen meer bedraagt dan 1.000 m² bvo wordt, alvorens af te wijken, advies ingewonnen bij het Regionaal Economisch Overleg Zuid-Holland Zuid.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor consumentenvuurwerk

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Bedrijf - Bedrijventerrein zodanig wijzigen dat de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is toegestaan. De afstand tussen een vuurwerkopslagplaats en (geprojecteerde) kwetsbare objecten, zoals in het Vuurwerkbesluit bedoeld, bedraagt ten minste de veiligheidsafstand die in het Vuurwerkbesluit is voorgeschreven.

4.6.2 Wijzigingsbevoegdheid voor Bevi-inrichtingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Bedrijf - Bedrijventerrein zodanig wijzigen dat Bevi-inrichtingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Bevi jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen:
    • 1. binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting;
    • 2. op gronden met de bestemming Verkeer, Groen of Water;
  • b. in de toelichting bij het wijzigingsbesluit dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.