direct naar inhoud van 4.5 Ecologie
Plan: Brouwersdam 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0511.GDRBrouwersdam-BP30

4.5 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Gebiedsbescherming

De toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 heeft plaatsgevonden in een voortoets. Deze voortoets is als bijlage 1 bij de toelichting gevoegd. De EHS komt overeen met de Natura 2000-gebieden, zodat de conclusies met betrekking tot Natura 2000 ook gelden voor de EHS.

De conclusies zijn als volgt:

  • als gevolg van de ontwikkelingen treedt geen verstoring, versnippering of verandering van de waterhuishouding op;
  • de ontwikkelingen bij de strandpaviljoens leiden niet tot aantasting van soorten of habitattypen. Wel gaan de ontwikkelingen ten koste van Natura 2000-gebied (areaalverlies). Hiervoor zal een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 aangevraagd moeten worden;
  • het bestemmingsplan als totaal leidt tot een verkeerstoename die leidt tot een toename van de stikstofdepositie. Op drie rekenpunten in de Westduinen betreft dit een toename in een gebied waar de achtergronddepositie hoger is dan de kritische depositiewaarde. Door het gevoerde begrazingsbeheer leidt deze geringe toename van de stikstofdepositie niet tot negatieve effecten op de aanwezige habitattypen.

Het bestemmingsplan Brouwersdam leidt niet tot negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden in de omgeving.

Voor de ontwikkelingen bij de strandpaviljoens dient wel een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 aangevraagd te worden, omdat deze ontwikkelingen ten koste van Natura 2000-gebied (areaalverlies). Dit leidt tevens tot verlies van de EHS. Dit verlies dient in overleg met de provincie gecompenseerd te worden.

Soortbescherming

De ontwikkelingen vinden overwegend plaats op verhard terrein en kaal strand. Hier worden geen beschermde tabel 2 of 3-soorten aangetast of verstoord.

Indien kap van bomen aan de orde is, dient onderzocht te worden of hier geen verblijfplaatsen van vleermuizen of broedvogels met vaste nesten aanwezig zijn. Dit is mogelijk het geval bij het mountainbikeparcours. Het parcours kan indien noodzakelijk verlegd worden om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen.

Voor alle ontwikkelingen geldt dat tijdens werkzaamheden rekening dient te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Flora- en faunawet wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).