Dijkdordtoost
Status: | vastgesteld |
Idn: | NL.IMRO.0505.BP195Dijkdordtoost-3001 |
Regels bestemmingsplan "Dijkversterking Dordt-oost"
Inhoudsopgave
Regels bestemmingsplan "Dijkversterking Dordt-oost"
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan
Het bestemmingsplan 'Dijkversterking Oost' van de gemeente Dordrecht.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0505.BP195-Dijkdordtoost-3001.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan huis verbonden beroep
Een dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.6 agrarisch bedrijf
Een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.7 archeologisch deskundige
De gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door burgemeester en wethouders aan te wijzen senior archeoloog.
1.8 archeologische waarde
De aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.9 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingspercentage
Een verbeelde of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.11 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.14 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.15 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.16 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.17 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.18 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.19 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.20 cultuurhistorische waarde
De aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.
1.21 eerste verdieping
Tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen.
1.22 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.23 grondgebonden agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf dat afhankelijk is van het producerend vermogen van de bodem.
1.24 hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.25 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.
1.26 natuurlijke waarden
De aan een gebied toegekende waarden in verband met geologische, bodemkundige en biologische elementen welke in dat gebied voorkomen.
1.27 nevenactiviteit
Een ondergeschikte, niet- of niet volwaardige agrarische activiteit, die een organisatorische binding heeft met een agrarisch bedrijf en binnen het bedrijf of in de onmiddellijke nabijheid daarvan plaatsvindt.
1.28 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.29 peil
Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
voor bouwwerken die op of boven water worden gebouwd: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende weg;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van afgewerkte maaiveld ter plaatse van het te bouwen bouwwerk.
1.30 prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.31 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar toegankelijke gebied gekeerde grens of grenzen van een bouwvlak.
1.32 vrij beroep
Een beroep uitgeoefend op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.33 wonen
Het houden van verblijf, het huren en tevens (laten) bewonen van kamers of het gehuisvest zijn in een huis/woning, evenwel met uitzondering van woonvormen met een maatschappelijk karakter met intensieve begeleiding, met dien verstande dat kamerhuur in een pand beperkt is en blijft tot maximaal vier personen.
Artikel 2 Wijze van meten
Voor de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarische doeleinden, ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven, in de vorm van de aanleg en het beheer van grasland en het weiden van schapen, geiten en ander kleinvee;
bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen en ontsluitingen van percelen,
alsmede ter bescherming van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' als bedoeld in artikel 17.2, een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 3.3.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
3.2.1. Bouwen algemeen
Toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De ten hoogste toelaatbare bouwhoogte beraagt voor:
erfascheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 m;
lichtmasten 9 m;
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik gelden de volgende regels:
Nevenactiviteiten zijn niet toegestaan.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ''Groen'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
buurtpark;
voet- en fietspaden;
water;
hobbyweide;
bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, speelvoorzieningen en straatmeubilair, alsmede ontsluitingen van percelen.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
4.2.1 Bouwen algemeen
Toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
de oppervlakte per gebouw bedraagt te hoogste 20 m2;
de totale oppervlakte bedraagt ten hoogste 50 m2.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste voor:
(erf) afscheidingen 1,50 m
lichtmasten 9 m
speelvoorzieningen 6 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4 m
Artikel 5 Natuur - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - 1' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de dijkversterking en secundair voor natuurbehoud en natuurontwikkeling en daarnaast voor :
groenvoorzieningen;
water;
bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen;
alsmede ter bescherming van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' als bedoeld in artikel 17.2.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
5.2.1 Bouwen algemeen
Toegestaan zijn:
gebouwen ten behoeve van het onderhoud en de waterhuishouding;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a. de ten hoogste toegelaten bouwhoogte bedraagt 4 m.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en van werkzaamheden
5.3.1 Vergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diep ploegen, egaliseren en/of ontginnen van gronden, het aanleggen van drainage, en aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse afvoerleidingen,
kabels, energieleidingen, telecommunicatieleidingen of transportleidingen voor gassen of vloeistoffen;
het vellen of rooien van houtgewas, anders dan bij wijze van verzorging of onderhoud, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning is vereist voor het vrijhouden van lichten en bakens ten behoeve van de scheepvaart ;
het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen.
5.3.2 Uitzondering
Het verbod in lid 5.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
tot het normale beheer en onderhoud behoren;
noodzakelijk zijn voor het behoud en/of herstel van natuurlijke en landschappelijke waarden.
5.3.3 Voorwaarden
Het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1is slechts toelaatbaar, indien en voor zover door deze werken en werkzaamheden de belangen van de natuur niet onevenredig worden benadeeld.
Artikel 6 Natuur - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - 2' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de dijkversterking en voorts voor:
natuurontwikkeling;
groenvoorzieningen;
water;
bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen;
alsmede ter bescherming van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' als bedoeld in lid 17.2.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
6.2.1 Bouwen algemeen
Toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
op gronden gelegen aan de rivierzijde van de hoofdwaterkering:
geen nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de ten hoogste toegelaten bouwhoogte bedraagt 3 m.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en van werkzaamheden
6.3.1 Vergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en/of ontginnen van gronden, het aanleggen van drainage, en aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse afvoerleidingen,
kabels, energieleidingen, telecommunicatieleidingen of transportleidingen voor gassen of vloeistoffen;
het vellen of rooien van houtgewas, anders dan bij wijze van verzorging of onderhoud, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning is vereist voor het vrijhouden van lichten en bakens ten behoeve van de scheepvaart ;
het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen.
6.3.2 Uitzondering
Het verbod in lid 6.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
tot het normale beheer en onderhoud behoren;
noodzakelijk zijn voor het behoud en/of herstel van natuurlijke en landschappelijke waarden.
6.3.3 Voorwaarden
Het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 is slechts toelaatbaar, indien en voor zover door deze werken en werkzaamheden de belangen van de natuur niet onevenredig worden benadeeld.
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
rijwegen;
voet- en fietspaden, ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van verkeer - fiets/voetpad.
verblijfsgebieden, parkeervoorzieningen;
bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, groenvoorzieningen, water en bruggen/duikers
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
7.2.1 Bouwen algemeen
Toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels;
de oppervlakte bedraagt per gebouw ten hoogste 10 m2;
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
de ten hoogste toegelaten bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt voor:
lichtmasten 9 m;
vlaggemasten 9 m;
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 6 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding "specieke vorm van verkeer -fiets/voetpad" is gemotoriseerd verkeer slechts in de vorm van bestemmingsverkeer toegestaan.
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
waterhuishouding;
watergangen en waterpartijen;
verkeer te water;
voorzieningen voor het scheepvaartverkeer;
bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals oevers, taluds, bruggen/duikers.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
8.2.1 Bouwen algemeen
Toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
de ten hoogste toegelaten bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt voor:
bakens en scheepvaarttekens 18 m;
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 6 m.
Artikel 9 Wonen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, verhardingen, groen en water.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
toegestaan zijn gebouwen en bijbehorende bouwwerken.
9.2.1 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de in de verbeelding aangegeven hoogtemaat.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 50 % van de oppervlakte buiten de aanduiding 'bouwvlak' tot een maximum van 50 m2;
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat aan de achterkant van de woning tot een diepte van maximaal 2,5 m buiten de aanduiding'bouwvlak', alsmede aan de zijkant van de woning, een bouwhoogte is toegestaan van 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping tot een maximum van 4 m of als de woning lager is, tot de bouwhoogte van de woning.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste:
erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 m;
overige erfafscheidingen 2 m;
antennemasten op/aan een gebouwen (t.o.v. voet antenne) 3 m;
overige antennemasten 5 m;
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4 m;
het gezamenlijk oppervlak van aan- en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 50 % van de oppervlakte buiten de aanduiding 'bouwvlak' tot een maximum van 50 m2.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 9.2.2 onder b. voor het bouwen van hogere bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,25 m boven de vloer van de tweede verdieping van de woning tot een maximum van 7 m of als de woning lager is, tot de hoogte van de woning. Indien een tweede verdiepingsvloer ontbreekt, mag de hoogte niet meer bedragen dan noodzakelijk voor voldoende stahoogte, met dien verstande dat de hoogte van 7 m niet mag worden overschreden;
lid 9.2.2 onder b. voor het aan de zijkant van de woning bouwen van hogere bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 7 m of als de woning lager is, tot de hoogte van de woning;
lid 9.2.2onder b. voor het bouwen van een kap op een bijbehorend bouwwerk met dien verstande dat:
de hoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 3,5 m mag bedragen, en
de hoogte van 3 m op de perceelsgrens tussen woningen mag worden vermeerderd met maximaal de kortst gemeten horizontale afstand tot de bedoelde grens tot een hoogte van maximaal 3.5 m;
lid 9.2.2 onder b. voor het op of binnen een afstand van 0,5 m vanaf de perceelsgrens bouwen van een kap op een bijbehorend bouwwerk tot een hoogte van maximaal 3,5 m indien:
dat gelijktijdig op het naastgelegen perceel geschiedt, ofwel
op het naastgelegen perceel op een afstand van maximaal 0,5 m vanaf de desbetreffende perceelsgrens al bebouwing hoger dan 3 m aanwezig is;
lid 9.2.2 onder b. voor het toestaan van een oppervlakte van 75 m2, mits het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 50.
Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemmingen, mede bestemd voor:
de aanleg en instandhouding van een hoogspanningsverbinding van 380 kV;
bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen, groen, water, en parkeervoorzieningen,
een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 18.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
10.2.1 Bouwen algemeen
Ten behoeve van de in lid 10.1 bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
De krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen en de met een omgevingsvergunning ingevolge de artikelen 15 en 17 toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 60 m mag bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1 onder b mits:
wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;
het belang van de leiding(en) hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
10.3.2 Advies
Voordat over het verlenen van een omgevingsvergunning wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding(en).
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnd of van werkzaamheden
10.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van bomen, opgaande en/of diepwortelende beplantingen;
het plaatsen en het geplaatst houden van objecten, geen bouwwerken zijnde;
het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, en/of ontginnen van gronden, het aanleggen van drainage en het aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen.
10.4.2 Uitzondering
Het verbod als bedoeld in lid 10.4.1 is niet van toepassing zover deze werken en werkzaamheden:
worden uitgevoerd voor de instandhouding van de leiding;
reguliere grondbewerking betreffen en het belang van de leiding daardoor niet wordt geschaad.
10.4.3 Overleg
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 10.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover het leidingbelang hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld.
10.4.4 Advies
Voordat over het verlenen van een omgevingsvergunning wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding.
Artikel 11 Leiding - Leidingstrook
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ''Leiding- Leidingstrook'' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemmingen, mede bestemd voor:
een hogedruk gastransportleiding;
een stikstofleiding;
een hoogspannings-elektriciteitsleiding; en
watertransportleidingen,
een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 18.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
11.2.1 Bouwen algemeen
ten behoeve van de in lid 11.1 bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
De krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen en de met een omgevingsvergunning ingevolge de artikelen 15 en 17 toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 9 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 onder b.
11.3.2 Voorwaarden
Toepassing van deze bevoegdheid is alleen mogelijk indien:
wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;
de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
11.3.3 Advies
Voordat over het verlenen van een omgevingsvergunning wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de betreffende leiding(en).
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnd, of van werkzaamheden
11.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
aanleggen van watergangen en -partijen;
het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
het verwijderen, kappen of rooien of beschadigen van bomen of andere opgaande beplanting;
het indrijven van voorwerpen;
het leggen van kabels en leidingen
het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen.
11.4.2 Uitzondering
Het verbod als bedoeld in lid 11.4.1 is niet van toepassing voor zover deze werken en werkzaamheden de reguliere grondbewerking betreffen en gelet op de diepte van de ligging van de leiding van ondergeschikte betekenis moeten worden geacht.
11.4.3 Voorwaarden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 11.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover het leidingenbelang hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld.
11.4.4 Advies
Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, winnen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de desbetreffende leiding.
Artikel 12 Waarde - Archeologie 3
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
12.2.1 Algemeen
bouwen ten behoeve van de in lid 12.1 bedoelde bestemming is niet toegestaan;
de krachtens de andere aldaar voorkomende bestemmingen en de met een omgevingsvergunning ingevolge artikel 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 13, 15 en 17 en toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan.
12.2.2 Uitzonderingsregel
In afwijking van lid 12.2.1 onder b. mag worden gebouwd ten behoeve andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mits:
wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;
het bouwwerk dient ter vervanging van een reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen van de fundering van dat bouwwerk niet veranderen; of
bouwwerken en de fundering, met uitzondering van de funderingspalen, niet dieper liggen dan 150 cm beneden het maaiveld.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.2 met inachtneming van de volgende regels:
archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
de omgevingsvergunning zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de aanvrager van de bouwvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
de aanvrager van de bouwvergunning heeft een rapport overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate worden veilig gesteld;
de betrokken archeologische waarden worden door de bouwactiviteiten niet geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.
12.3.2 Advies
Voordat omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnd, of werkzaamheden
12.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waaronder ook worden gerekend het woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, en aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
het verlagen van het waterpeil.
12.4.2 Uitzondering
Het verbod in lid 12.4.1 geldt niet voor:
het uitvoeren van normale onderhoudswerkzaamheden;
het uitvoeren van grondwerkzaamheden als bedoeld onder a. tot een diepte van minder dan 150 cm onder het huidige maaiveld;
het vervangen van bestaande riolering en andere ondergrondse kabels en leidingen, indien de afmetingen en horizontale en verticale ligging van de leidingen niet veranderen
het verrichten van archelogisch onderzoek door een deskundige archeoloog;
het verrichten van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.
12.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4.1 wordt alleen verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de cultuur-historische waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
12.4.4 Advies
Voordat over het verlenen van een omgevingsvergunning wordt beslist, winnen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
Artikel 13 Waterstaat-Waterkering
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemmingen, mede bestemd voor:
waterkering;
gemalen;
bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, groen en water, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 18.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
13.2.1 Bouwen algemeen
Ten behoeve van de in lid 13.1 bedoelde bestemming zijn toegestaan:
gemalen, ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen en de met een omgevingsvergunning ingevolge de artikelen 15 en 17 toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 9 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 onder 2 mits:
wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;
het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
13.3.2 Advies
Voordat over het verlenen van een omgevingsvergunning wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 14 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene bouwregels
15.1 Bestaande bouwwerken
In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten, van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde onder 15.1 onder a uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
15.2 Ondergronds bouwen
15.2.1 Algemeen
De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen;
gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 m onder peil.
15.2.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.2.1 onder a. ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de hoogte van kelders bedraagt ten hoogste 10 cm beneden peil;
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijperceelsgrens mag worden gebouwd;
kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.
15.3 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' of de aanduiding 'bestemmingsvlak' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en reclame-uitingen, buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden.
15.4 Parkeren, laden en lossen
15.4.1 Parkeren
Tenzij elders in de regels anders is bepaald. dient ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's dient in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
15.4.2 Laden en lossen
Tenzij elders in de regels anders is bepaald. moet, indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
15.4.3 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de leden 15.4.1 en 15.4.2:
indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Artikel 16 Algemene gebruiksregels
16.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2, lid 1 onder c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen:
het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht gebruik van de gronden;
het gebruik als opslagplaats van onbruikbare of althans aan hun persoonlijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van handel of bedrijf, een prostitutiebedrijf daaronder mede begrepen;
het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.
16.2 Beroepsuitoefening aan huis
16.2.1 Gebruiksregel
Het gebruik van ruimten van een woning ten behoeve van de uitoefening van een vrij beroep en/of een aan huis verbonden beroep, is niet in strijd met de regels van dit plan voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
maximaal 25% van het vloeroppervlak van de woonruimten met inbegrip van aan- en uitbouwen tot een maximum van 50 m2 mag worden gebruikt voor het vrije beroep of het aan huis verbonden beroep;
degene die de beroepsactiviteit in de woonruimten uitvoert dient tevens bewoner van die woonruimten te zijn;
vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
op eigen terrein dient te worden voorzien in de parkeer- en stallingsbehoefte die het vrije beroep of het aan huis verbonden beroep oproept;
de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
er mag geen detailhandel plaatsvinden;
aan de buitenzijde van de woonruimten of elders op het bouwperceel mogen geen uiterlijke kenmerken ten behoeve van het vrije beroep of het aan huis verbonden beroep worden aangebracht;
de uitoefening van een vrij beroep en/of een aan huis verbonden beroep is niet toegestaan in bijgebouwen.
16.2.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2.1 onder b, c, d en f voor:
het hebben van meer dan één arbeidsplaats;
meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer voor zover die activiteiten blijkens een advies van de Omgevingsdient Zuid-Holland Zuid geen onevenredige hinder voor de omgeving zullen veroorzaken en vanuit planologisch oogpunt ter plaatse acceptabel kunnen worden geacht;
voor het parkeren op de openbare weg voor zover dat niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeers- en parkeersituatie ter plaatse;
voor een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit, uitsluitend in verband met het vrije beroep en/of het aan huis verbonden beroep dat in de woonruimten wordt uitgeoefend.
Artikel 17 Algemene aanduidingsregels
17.1 Grondwaterbeschermingsgebied
17.1.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' is:
is ten behoeve van het grondwaterbeschernmingsgebied geen bebouwing toegestaan;
zijn de krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen en de met een omgevingsvergunning ingevolge de artikelen en toelaatbare bouwwerken niet toegestaan.
17.1.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 17.1.1 voor bebouwing ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming.
17.1.3 Advies
Voordat over het verlenen van de omgevingsvergunning wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van het grondwaterbeschermingsgebied.
17.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnd, of van werkzaamheden
17.1.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van bomen of andere diepwortelende beplantingen;
het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, en/of ontginnen van gronden, het aanleggen van drainage en het aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen.
17.1.4.2 Uitzondering
Het verbod als bedoeld in lid 17.1.4.1 is niet van toepassing zover deze werken en werkzaamheden de reguliere grondbewerking betreffen en met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 de belangen van het grondwaterbeschermingsgebied niet onevenredig worden geschaad.
17.1.4.3 Overleg
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 17.1.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover de belangen van het grondwaterbeschermingsgebied niet onevenredig worden benadeeld.
17.1.4.4 Advies
Voordat over het verlenen van een omgevingsvergunning wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van het grondwaterbeschermingsgebied.
17.2 Cultuurhistorische waarden
17.2.1 Bescherming cultuurhistorische waarden
Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' dienen de aanwezige cultuurhistorische waarden gehandhaafd te worden.
17.2.2 Sloopvergunning
17.2.2.1 Omgevingsvergunning voor het slopen
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) een bouwwerk of werk met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' geheel of gedeeltelijk te slopen of te vernietigen.
17.2.2.2 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.2.1 wordt uitsluitend verleend indien uit cultuur-/bouwhistorisch onderzoek blijkt, dat de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.
17.2.3 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) een als zodanig op de verbeelding aangeduid werk of landschapselement van cultuurhistorische betekenis geheel of gedeeltelijk te veranderen.
17.2.4 Voorwaarden
Het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.2.1 is slechts toelaatbaar indien uit cultuurhistorisch onderzoek blijkt dat de cultuurhistorische waarden van het werk of landschapselement niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.
Artikel 18 Overige regels
18.1 Voorrangsregeling
Voor zover de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
in de eerste plaats de bepalingen van artikel 13 Waterstaat-Waterkering;
in de tweede plaats de bepalingen van artikel 11 Leiding-Leidingstrook;
in de derde plaats de bepalingen van lid 17 Grondwaterbeschermingsgebied;
in de vierde plaats de bepalingen van artikel 12 Waarde-Archeologie 3;
in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 10 Leiding-Hoogspanningsverbinding.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht bouwen
19.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
19.2 Afwijken
het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergun-
ning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 19.1 met maximaal 10%.
19.3 Illegale bebouwing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 20 Overgangsrecht gebruik
20.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
20.2 Veranderen gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
20.3 Onderbreking gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
20.4 Reikwijdte
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ''Dijkversterking Dordt-Oost''.