7.1 Overleg
Het plan is als voorontwerpbestemmingsplan ter overleg aangeboden aan de wettelijke overlegpartners. Het betreft hierbij:
-
1. VROM Inspectie Zuid West;
-
2. provincie Zuid-Holland, Directie Ruimte en Mobiliteit;
-
3. waterschap Hollandse Delta;
-
4. Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond;
-
5. Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee.
Alle genoemde overleginstanties hebben een reactie gegeven op het voorontwerpbestemmingsplan. De reacties zijn hierna samengevat, van een beoordeling voorzien en per reactie is een conclusie opgenomen of deze aanleiding geeft tot aanpassing van het plan. De brieven van de betreffende instanties zijn opgenomen in bijlage 3.
VROM-Inspectie
Samenvatting
Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Beoordeling en conclusie
De reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.
Provincie Zuid-Holland
Samenvatting
Het plan is op enkele punten niet conform het beoordelingskader zoals vastgelegd in de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte. Het toestaan van landgoederen buiten de bebouwingscontouren is onder voorwaarden toegestaan. Uit het plan blijkt niet of aan deze voorwaarden wordt voldaan. De provincie adviseert om het plan op de volgende punten te verduidelijken:
- op welke wijze wordt de ruimtelijke kwaliteit duurzaam verbeterd?
- hoe groot zijn de landgoederen?
- in hoeverre is de inrichting afgestemd op het natuurdoeltype conform het Landelijk Handboek Natuurdoeltypen?
Beoordeling en conclusie
Ten tijde van het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan waren genoemde beleidsdocumenten in voorbereiding en nog niet definitief vastgesteld. Het provinciale beleidskader dat de gemeente heeft gehanteerd bij het opstellen van het voorontwerp is het beleidskader Nieuwe landgoederen uit 2005. De voorwaarden zoals gesteld in de verordening verschillen niet wezenlijk (anders dan in wijze van formulering) van de voorwaarden zoals deze in het beleid uit 2005 golden. Het plan is zodanig aangepast dat in de toelichting de nieuwe beleidinstrumenten worden benoemd en explicieter kenbaar is gemaakt op welke wijze de landgoederen binnen de beleidskaders passen. Het plan is op de verzochte aspecten verduidelijkt.
Waterschap Hollandse Delta
Samenvatting
-
a. In haar brief laat het waterschap weten in paragraaf 4.9 een verwijzing naar het waterplan Goeree-Overflakkee te missen. Het Waterbeheerplan van het waterschap zoals dat in het voorontwerp wordt aangehaald is van meer algemene aard. Als aanvulling daarop zou het waterschap graag het bovengenoemde waterplan vermeld zien.
-
b. Daarnaast geeft het waterschap aan dat de beschrijving van de huidige situatie met betrekking tot waterhuishouding kan worden aangevuld. In de aanvulling ziet zij graag vermeld dat voor het peilgebied 22E, waarbinnen het plangebied is gelegen, op termijn een vast peil van -1 m gaat gelden.
-
c. Voor wat betreft de toekomstige situatie, wordt nader inzicht gevraagd in de aan te leggen verharding bij de sportvelden en de landgoederen. In het voorontwerp wordt verwezen naar de maximum toegestane oppervlaktemaat aan bebouwing voor de nieuwe landgoederen, maar naast de bebouwing worden er ook andere vormen van verharding verwacht. Dat er binnen het plangebied 4,5 ha nieuw water wordt aangelegd en dat daarmee in voldoende mate wordt gecompenseerd, doet niets af aan het feit dat de toename aan verharding inzichtelijk moet worden gemaakt.
-
d. Voor het dempen van bestaande watergangen wordt deze concrete oppervlaktemaat wel genoemd, maar mist het waterschap een beschrijving welke watergangen het betreft.
-
e. Onder het kopje 'Veiligheid' ontbreekt volgens het waterschap een onderbouwing van de effecten van het plan ingeval van extreme wateroverlast. Welk effect de nieuwe watergang heeft op de eventuele inundatie van het plangebied zou nader kunnen worden beschreven.
-
f. Het waterschap merkt ook op dat in de tekst wordt gesproken over een gescheiden rioolstelsel, waarbij hemelwater van het parkeerterrein afstroomt naar het oppervlaktewater. Onduidelijk is echter waar een parkeerterrein wordt aangelegd. Ook verzoekt het waterschap in de tekst op te nemen dat hemelwater van verharding altijd moet worden afgevoerd naar oppervlaktewater.
-
g. Tot slot wordt opgemerkt dat over de inrichting van de nieuwe waterpartij geen beschrijving wordt gegeven. Enige informatie over aan- en afvoer van water, bemaling of rondpompvoorzieningen en inrichting van oevers zou het stuk compleet maken.
Beoordeling en conclusie
-
a. In hoofdstuk 2.4 wordt het Waterplan Goeree-Overflakkee reeds toegelicht. De toelichting in hoofdstuk 4.9 zal aangevuld worden met een vermelding van het waterplan Goeree-Overflakkee.
-
b. De toelichting wordt op dit punt aangevuld.
-
c. De maximumoppervlakte van gebouwen en overkappingen op de landgoederen is concreet genoemd omdat deze concreet geregeld is in de planregels. Terecht wordt opgemerkt dat er naast het hoofdgebouw nog andere vormen van verharding verwacht worden. Te denken valt bijvoorbeeld aan paden, parkeerplaatsen, een terras of voor de voetbalvereniging een kleedlokaal. Omdat er nog geen ontwerp is voor de inrichting, is het verhard oppervlak naar aanleiding van dergelijke bouwwerken niet inzichtelijk te maken. Gezien de ruimtelijke aard van landgoederen en van sportcomplexen met sportvelden, wordt verwacht dat de verharding in aanvulling op de concreet genoemde oppervlakten van zeer beperkte omvang zal zijn, zeker gezien de mate waarin nieuw water wordt aangelegd.
-
d. De wegsloot aan de Haveloozeweg wordt een droge greppel en krijgt een bodemhoogte van NAP - m. De toelichting wordt op dit punt aangevuld.
-
e. De toelichting wordt op dit punt aangevuld.
-
f. Het betreft het parkeerterrein van de sportvereniging. De toelichting wordt op dit punt aangevuld.
-
g. De toelichting wordt op dit punt aangevuld.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR)
Samenvatting
-
a. De VRR wijst op het feit dat het bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt binnen het invloedsgebied voor het GR van twee hogedrukaardgasleidingen. Inspreker geeft aan dat deze ontwikkeling niet leidt tot een waarneembaar effect op de hoogte van het GR.
-
b. De VRR heeft zowel het meest geloofwaardige scenario als een worstcasescenario voor de relevante risicobronnen beschouwd. Voor het bepalen van het resteffect (inschatting van het aantal doden en gewonden) is het worstcasescenario 'fakkelbrand' beschouwd. De beoogde ontwikkeling ligt buiten de 1% letaliteitscontour van het meest geloofwaardige scenario. Over zelfredzaamheid merkt de VRR op dat een fakkelbrand zich zeer snel kan ontwikkelen. Dit effect is zichtbaar voor aanwezigen, waardoor ontvluchting in principe mogelijk is. Wat betreft beheersbaarheid geeft de VRR aan dat de punten bereikbaarheid, opstelmogelijkheden en inzetbaarheid van middelen van belang zijn. In overleg met de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond District Zuid Hollandse Eilanden zijn de mogelijkheden tot optreden van de hulpverleningsdiensten bepaald. Deze mogelijkheden worden in de inspraakreactie opgesomd.
-
c. De VRR adviseert de volgende voorzieningen te treffen om de zelfredzaamheid en mogelijkheden voor hulpverlening te vergroten:
-
1. De voorziene woningen zodanig te realiseren dat aanwezigen bij een fakkelbrandscenario gelegenheid hebben snel te ontvluchten. Dit houdt in dat er minimaal één nooduitgang van de hogedrukaardgasleiding af moet zijn gericht. Omdat het Bouwbesluit niet ingaat op de oriëntatie van nooduitgangen en daar de oriëntatie van nooduitgangen ruimtelijk relevant is, is deze maatregel te borgen door een nadere eis in het kader van artikel 3.6 lid 1 sub d Wro.
-
2. Een primaire bluswatervoorziening in het plangebied te realiseren. Het oppervlaktewater dat nu aanwezig is, is namelijk een secundaire bluswatervoorziening. Het plangebied moet voldoen aan bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening zoals gesteld in de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding. Dit moet ter goedkeuring worden voorgelegd aan de afdeling OI&P van de regionale brandweer.
-
3. Zorg te dragen voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen.
De VRR vermeldt dat de beschouwde risicobronnen tot incidenten in maatrampklasse I (op een schaal van I tot V, waarbij III beheersbaar is) kunnen leiden. De genoemde maatregelen hebben nauwelijks tot geen kwantificeerbaar effect op het berekende aantal slachtoffers. Echter, de kans op het zich catastrofaal ontwikkelen van een incident neemt af en de effecten kunnen verder worden teruggedrongen.
Beoordeling en conclusie
-
a. Deze constatering wordt ter kennisgeving aangenomen.
-
b. Het feit dat de beoogde ontwikkeling buiten de 1% letaliteit van het meest geloofwaardige scenario ligt, zal worden overgenomen. Ook de conclusie van de VRR dat er wel secundaire maar geen primaire bluswatervoorzieningen in de nabijheid van het plangebied aanwezig zijn, wordt in de toelichting verwerkt.
-
c. De adviezen die de VRR geeft om de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor hulpverlening te vergroten worden in de toelichting genoemd. Deze adviezen zullen niet vertaald worden in de regels. Hoewel de geadviseerde voorzieningen de veiligheidssituatie ongetwijfeld zullen verbeteren, betreffen dit namelijk zaken die niet door middel van het bestemmingsplan geregeld kunnen worden.
Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree Overflakkee (ISGO)
Samenvatting
-
a. In zijn algemeenheid vindt het ISGO het jammer dat er nog geen inrichtingschets of afbeelding in het voorontwerp te vinden is. Dit had volgens inspreker meer duidelijkheid verschaft in relatie tot de genoemde bedrijvigheid en omgeving.
-
b. Ten aanzien van het aspect bodemkwaliteit merkt het ISGO op dat het genoemde bodemonderzoek niet bij hun bekend is. Het ISGO verzoekt dit onderzoek met hun te delen, zodat het opgenomen kan worden in het regionale bodeminformatiesysteem.
-
c. Het ISGO wijst op de bodemkwaliteitskaarten voor Goeree-Overflakkee en geeft aan dat het plangebied grotendeels binnen de zone 'Zuid-Hollandse Eilanden, subzone boomgaarden' valt. Deze zone wordt gekenmerkt door agrarisch gebruik. In deze zone overschrijden slechts enkele stoffen de streefwaarde. Vrijgekomen grond kan zonder keuring of overleg vrij worden toegepast binnen deze zone. Het ISGO vindt de getrokken conclusie (dat het aspect bodem geen belemmering oplevert voor de ontwikkeling) daarom onvolledig maar correct.
-
d. Ten aanzien van het aspect bedrijven en milieuhinder merkt het ISGO op dat nog niet duidelijk is hoe het plan zal worden ingericht en dat het daarom niet gegarandeerd is dat aan de richtafstanden ten opzichte van de bedrijven op het bedrijventerrein wordt voldaan. Ook vindt het ISGO dat onvoldoende is bekeken wat er feitelijk qua bedrijvigheid op het bedrijventerrein is gevestigd. Inspreker vermeldt dat in de praktijk geen bedrijven boven de maximaal toegestane milieucategorie op het nabijgelegen bedrijventerrein zijn gevestigd. Het ISGO is van mening dat ook volkstuinen een milieuhinderlijke functie in de zin van de VNG-publicatie zijn. Volgens inspreker vallen volkstuinverenigingen onder SBI code 94991, hobbyclubs. Deze activiteiten zouden in categorie 2 vallen, met een bijbehorende richtafstand van 30 m ten opzichte van een rustige woonwijk.
-
e. Ten aanzien van het aspect externe veiligheid wijst het ISGO op de regionale beleidsvisie 'Externe veiligheid; Richting aan risico's op Goeree-Overflakkee'. In deze visie is een PREVAP zonemodel opgenomen om snel in te schatten in welke mate het onderwerp externe veiligheid aan de orde is bij planontwikkeling. In de omgeving van het plangebied liggen twee hogedrukaardgasleidingen. De ontwikkeling valt binnen het invloedsgebied voor het GR van deze leidingen. Het ISGO concludeert dat de beoogde landgoederen binnen de PREVAP-zone C&D van de leidingen liggen. Dergelijke ontwikkelingen worden beschouwd als aandachtsgebied en hiervoor geldt dat de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond de gelegenheid moet hebben een advies uit te brengen. Het ISGO wijst erop dat deze stap is aangekondigd in het voorontwerp. Ook stelt het ISGO dat zij niet verwachten dat het aspect externe veiligheid een belemmering voor dit bestemmingsplan vormt.
Beoordeling en conclusie
-
a. Voor de beoogde ontwikkeling zijn nog geen ontwerpen beschikbaar. Hoewel een (schets)ontwerp een concreter beeld geeft van de beoogde ontwikkeling, acht de gemeente het bestemmingsplan voldoende uitgewerkt om de ontwikkeling af te zetten tegen de bedrijvigheid in de omgeving. De begrenzing van de bouwvlakken, de maximumoppervlaktematen en het maximumaantal wooneenheden zijn hierbij de voornaamste punten.
-
b. Het bodemonderzoek zal met het ISGO worden gedeeld, zodat het kan worden opgenomen in het regionale bodeminformatiesysteem.
-
c. De toevoegingen die het ISGO heeft voor de bodemparagraaf worden overgenomen.
-
d. Uit informatie die het ISGO voor het bestemmingsplan Dorpsgebied Dirksland 2010 heeft aangeleverd, blijkt dat op het bedrijventerrein aan de Nijverheidsweg geen bedrijven boven de maximale toegestane milieucategorie aanwezig zijn. Dit is reeds in paragraaf 4.2 van het voorliggende bestemmingsplan opgenomen.
De gemeente acht de milieuhinder van volkstuinen op sportvelden en landgoederen van dusdanig geringe omvang dat hier in het bestemmingsplan geen aandacht aan is besteed. Overigens kan worden opgemerkt dat de landgoederen op ten minste 30 m afstand van de volkstuinen worden gerealiseerd.
-
e. De regionale beleidsvisie 'Externe veiligheid; Richting aan risico's op Goeree-Overflakkee' zal in de toelichting worden benoemd. Inmiddels is het advies van de brandweer over het aspect externe veiligheid ontvangen. Dit advies wordt verwerkt in het bestemmingsplan.