Plan: | Smalle Gooye |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0504.DLDSmalleGooye09-BP30 |
Watertoets en waterbeheer
Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
In het plangebied wordt het waterbeheer gevoerd door waterschap Hollandse Delta. In het kader van de verplichte watertoets is over deze ruimtelijke ontwikkeling overleg gevoerd met de waterbeheerder, waarna het waterschap heeft aangegeven in te stemmen met dit plan.
Beleid stedelijk waterbeheer
In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2009) staat hoe waterschap Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid én om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de hydraulische belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 250 m² of meer moet voor hemelwater een lozingsvergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Als er sprake is van toename aan verhard oppervlak, dan moet in principe 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de toename van verharding plaatsvindt.
Het hoofddoel van het Waterplan Goeree-Overflakkee is het opstellen van een gezamenlijke koers van de gemeenten en het waterschap voor de realisatie van een veilig, schoon, aantrekkelijk en goed beheerd watersysteem in de stedelijke kernen op Goeree-Overflakkee. Een nadere toelichting op dit plan is te vinden in hoofdstuk 2.4.
Huidige situatie waterhuishouding
Het plangebied ligt aan de zuidzijde van de kern Dirksland en bestaat uit sportvelden en agrarisch gebied.
Bodem en grondwater
De maaiveldhoogte varieert ter plaatse van NAP +0,25 m tot NAP +0,5 m en de bodem bestaat uit zavel. In het plangebied is sprake van grondwatertrap VI. De gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert van 0,4 m tot 0,8 m onder het maaiveld, de gemiddeld laagste grondwaterstand ligt meer dan 1,2 m beneden het maaiveld.
Waterkwantiteit
Het plangebied maakt onderdeel uit van de Polder Dirksland en ligt in bemalingsgebied Smits. Het zomerpeil bedraagt NAP -1 m, het winterpeil NAP -1,25 m. Op termijn zal voor het peilgebied een vast peil van NAP -1 m gaan gelden. Volgens de herziene watersysteemanalyse voldoet peilgebied 22E niet aan de inundatienorm. Dit betekent dat er momenteel een waterbergingstekort bestaat binnen het betreffende peilvak. De polder waar Dirksland in ligt voldoet nog niet aan de NBW normen voor stedelijk gebied. Om te gaan voldoen aan de norm moet nog circa 21 ha extra open water gegraven worden (Waterplan Goeree-Overflakkee).
In het plangebied zijn enkele watergangen aanwezig. De watergang ten zuiden van de bestaande sportvelden en langs de Haveloozeweg zijn hoofdwatergangen.
Waterkwaliteit
In het stedelijke gebied van Dirksland is de waterkwaliteit matig tot slecht. Dit wordt veroorzaakt doordat het stedelijk water in open verbinding staat met het landelijk water. Doordat binnen het dorpsgebied veel doodlopende of geïsoleerde watergangen voorkomen, blijft het water hier stilstaan. Daarnaast zijn er in het dorpsgebied veel gemengde overstorten die pieklozingen veroorzaken.
Veiligheid
In het plangebied of directe omgeving zijn geen waterkeringen aanwezig.
Afvalwater en riolering
De bebouwing is aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van sportvelden, een kleedgebouw, twee landgoederen en waterberging in de vorm van nieuwe watergangen.
Waterkwantiteit
De twee landgoederen mogen elk een bebouwd oppervlak van maximaal 1.000 m² hebben. Het ontwerp voor de landgoederen is nog onvoldoende uitgewerkt om andere soorten verharding zoals paden, wegen en parkeerplaatsen inzichtelijk te maken. Ook de toename van verharding bij de sportvereniging is nog niet exact bekend. Gezien de ruimtelijke aard van landgoederen en van sportcomplexen met sportvelden wordt verwacht dat de verharding in aanvulling op de concreet genoemde oppervlakten van zeer beperkte omvang zal zijn.
Naast de toename aan verharding wordt de watergang langs de Haveloozeweg gedempt. Dit wordt een droge greppel met een bodemhoogte van NAP -1 m. Het te dempen oppervlak beslaat 3.751 m².
Conform waterschapsbeleid dient 10% van de toename aan verhard oppervlak te worden gecompenseerd in functioneel oppervlaktewater. De concreet benoemde bebouwingsoppervlaktes en te dempen sloot vormen samen een oppervlakte van 5.751 m². Een beperkte oppervlakte zal nog verhard worden voor werken zoals paden en parkeerplaatsen.
Tegenover de verharding staat de aanleg van circa 4,5 ha nieuw water binnen het plangebied. De te bebouwen en te dempen oppervlakte passen zodoende ruim binnen de 10%-compensatienorm.
Waterkwaliteit en ecologie
Tussen de zuidrand van Dirksland, de Havelozeweg en de Geldersedijk wordt een watersysteem gegraven die een groot deel van de wateropgave oplost. Het nieuwe watersysteem zal op een vast peil worden onderhouden, gelijk aan het huidige zomerpeil van NAP -1 m. Om het gewenste peilbeheer te kunnen realiseren zijn een tweetal stuwen en een pomp noodzakelijk. De pomp dient eveneens om het nieuwe watersysteem voldoende te kunnen verversen. De aanvoer van vers water zal plaatsvinden vanuit de wegsloot aan de Geldersedijk. De waterpartij zal worden ingericht met natuurvriendelijke oevers waarmee de waterkwaliteit zal verbeteren.
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.
Veiligheid
Door het realiseren van 4,5 ha oppervlaktewater wordt een deel van het bergingstekort van de Polder Dirksland opgelost. In situaties met extreme neerslag zal daarom minder wateroverlast optreden. Door het realiseren van de nieuwe watergang kan het hemelwater sneller worden afgevoerd.
Afvalwater en riolering
Conform de Leidraad Riolering West-Nederland en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Hemelwater stroomt af onder vrij verval en zonder tussenkomst van een rioolstelsel. Het hemelwater kan infiltreren in de bodem of worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Hemelwater dat op het bestaande parkeerterrein van de sportvereniging valt, wordt via de bodem afgevoerd naar oppervlaktewater.
Beheer en onderhoud
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
Als gevolg van de beschreven ontwikkeling treden geen negatieve effecten op met betrekking tot de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse.