direct naar inhoud van 4.3 Milieu
Plan: Geldersedijk 22
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0504.DLDGlddijk22-BP30

4.3 Milieu

4.3.1 Bodem

Normstelling en beleid

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

Onderzoek

In mei 2010 is ter plaatse van het plangebied een Verkennend en nader bodemonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 2. Uit dit onderzoek blijkt dat tussen 1963 en 1991 ter plaatse van het plangebied twee ondergrondse dieseltanks aanwezig waren. Tevens zijn bij bodemonderzoeken in het verleden (1997) sterk verhoogde gehaltes arseen en cadmium en matig verhoogde gehaltes zink aangetoond. Van een saneringsurgentie was toen echter geen sprake.

Uit het bodemonderzoek uit 2010 blijkt de gemeten zuurgraad (pH) en geleidbaarheid (EC) van het grondwater normaal te zijn voor deze regio. Lokaal wordt in de bovengrond een matig verhoogde concentratie lood aangetroffen. Tevens zijn licht verhoogde concentraties kobalt, kwik en minerale olie geconstateerd. In het grondwater wordt lokaal een licht verhoogde concentratie barium aangetroffen. Ter plaatse van de voormalige olieopslag wordt een licht verhoogde concentratie minerale olie aangetroffen. Deze licht verhoogde concentraties geven geen aanleiding tot nader onderzoek. Lokaal worden in het traject 0,2 - 1,0 m-mv echter ook sterk verhoogde concentraties arseen, cadmium en/of zink aangetoond. Naar deze sterk verhoogde concentraties is nader onderzoek gedaan. Dit onderzoek slaagde er niet in de sterke arseen- en zinkverontreinigingen voldoende in te kaderen. Mogelijk overschrijden deze verontreinigingen de grenzen van het plangebied. De sterke cadmiumverontreiniging kon wel in voldoende mate worden ingekaderd. Nadat de concentraties ingekaderd waren, bleek dat er sprake was van een verontreiniging van meer dan 25 m³grond boven de interventiewaarde. Gezien de sterk verhoogde concentraties arseen en zink moet de bodem onder het plangebied worden gesaneerd.

Hiertoe is op 20 augustus 2010 een melding uniforme sanering conform het Besluit uniforme sanering (BUS-melding) bij Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland ingediend (bijlage 3). Op 28 september 2010 hebben Gedeputeerde Staten aangegeven dat de melding in overeenstemming is met de geldende regelgeving op het gebied van bodemsanering, zie hiervoor bijlage 4. Hierdoor is de voorgenomen bodemsanering goedgekeurd door het bevoegd gezag. Na afloop van de sanering zal de bodem geschikt zijn voor de beoogde functie.

Conclusie

De bodem ter plaatse van het plangebied dient te worden gesaneerd. De voorgenomen sanering is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Na sanering zal de bodem geschikt zijn voor de beoogde functie. Het aspect bodem vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.3.2 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10)*)   jaargemiddelde concentratie   48 µg/m³   tot en met 10 juni 2011  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 75 µg/m³   tot en met 10 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³   vanaf 11 juni 201  

*) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen, uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.

Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een praktijk voor fysiotherapie en een kantoor mogelijk. Deze ontwikkeling heeft een verkeersaantrekkende werking. In de paragraaf verkeer is bepaald dat het aantal verkeersbewegingen met 90 motorvoertuigen per etmaal (weekdaggemiddelde) toeneemt (zie paragraaf 4.4). Met behulp van de nibm-tool (http://www.infomil.nl) is berekend dat de concentratie stikstofdioxide (NO2) als gevolg van dit plan met 0,18 µg/m3 en de concentratie fijn stof (PM10) met 0,05 µg/m3 toeneemt. Beide toenamen zijn minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde. Het plan draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Formele toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Dit wordt gedaan aan de hand van de saneringstool (www.saneringstool.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Uit deze tool blijkt dat de jaargemiddelde achtergrondconcentratie stikstofdioxide (NO2) in 2011 ter plaatse van het plangebied onder de 20 µg/m³ ligt. In datzelfde jaar ligt de jaargemiddelde achtergrondconcentratie fijn stof (PM10) hier tussen de 22 µg/m³ en de 24,5 µg/m³. De concentraties van beide stoffen liggen ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wlk. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen drukke wegen gelegen, zodat de concentraties luchtverontreinigende stoffen ter plaatse van het plangebied vrijwel gelijk zullen zijn aan de achtergrondconcentraties.

Conclusie

Uit het bovenstaande blijkt dat ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden die zijn gesteld in de Wlk. De Wlk staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.3.3 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken1 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Beleid gemeenten Goeree-Overflakkee

De gemeenten op Goeree-Overflakkee streven naar een evenwichtige afweging van veiligheidsbelangen en overige belangen. Hiertoe hebben de 4 gemeenten op Goeree-Overflakkee gezamenlijk de 'Beleidsvisie Externe Veiligheid - Richting aan risico's op Goeree-Overflakkee' opgesteld. Deze bevat een aantal beleidsuitgangspunten en ook worden een aantal wettelijke punten onderstreept.

Tevens wordt een methode neergezet voor het toetsen van risico's bij ontwikkelingen. Deze methode maakt het mogelijk om bij ruimtelijke plannen op voorhand te bepalen welke soorten objecten wel/niet zijn toegestaan binnen bepaalde afstanden van risicobronnen. De ambities, uitgangspunten en werkwijzen in deze visie vormen de basis voor de onderbouwing van de verantwoording van risico's.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

In de omgeving van het plangebied bevinden zich drie risicovolle inrichtingen. Het gaat hierbij om het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis, zwembad de Gooye en Depot Voorn Gas. Het betreffen inrichtingen die niet onder het Bevi vallen. Het ziekenhuis is gelegen aan de Stationsweg 22 en heeft een zuurstoftank met een PR 10-6-risicocontour van 20 m. Aangezien de afstand tot het plangebied ongeveer 295 m bedraagt, vormt deze zuurstoftank geen belemmering voor de realisatie van het bestemmingsplan. Zowel het zwembad aan de Hondsgalgweg 3 (chlooropslag) en het Depot Voorn Gas aan de Boomvliet 9 (installatie met oxiderende gassen) hebben een risico afstand (PR 10-6) van 0 m. Daarom staan ook deze inrichtingen de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Uit informatie van de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen (AVIV 2003) en het basisnet blijkt dat er in de omgeving van het projectgebied gevaarlijke stoffen over wegen worden vervoerd. Het gaat hierbij om de N215. Deze weg ligt op circa 775 m van het plangebied en heeft een risico afstand PR 10-6 van 0 m. Er wordt voldaan aan de oriënterende waarde voor het GR.

Ongeveer 590 m ten zuiden van het plangebied liggen twee aardgasleidingen. Deze leidingen hebben een druk van 40 bar, een uitwendige diameter van 8,63 inch en een PR 10-6-risicocontour van 0 m. Voor deze leidingen geldt een inventarisatieafstand voor het GR van 95 m. Aangezien het plangebied ver buiten deze afstand ligt, vormen deze leidingen geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.3.4 Bedrijven en milieuhinder

Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Deze afstemming beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, bijvoorbeeld vanwege de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen, kunnen kleinere richtafstanden worden aangehouden. In dat geval wordt het omgevingstype gemengd gebied gehanteerd en met kleinere richtafstanden gewerkt.

Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een praktijk voor fysiotherapie en een kantoor mogelijk. Beide zijn op grond van bovengenoemde VNG-publicatie als een milieuhinderlijke activiteit te beschouwen. Beide vallen in categorie 1, met een bijbehorende richtafstand van 10 m ten opzichte van een rustige woonwijk. Aangezien het plangebied direct aan woningen grenst, wordt niet aan deze richtafstand voldaan.

Het plangebied ligt in het centrum van de kern Dirksland. In de omgeving van het plangebied is een supermarkt aanwezig. Tevens zijn een aantal percelen in de omgeving bestemd voor centrumdoeleinden. Hier kunnen zich onder andere detailhandel en kantoren vestigen. In de huidige situatie is dus sprake van functiemenging. In een dergelijk centrum is deze functiemening ook gewenst. Het plangebied en zijn omgeving kunnen daarom als gemengd gebied worden beschouwd. Activiteiten uit categorie 1 van bovengenoemde VNG-publicatie zijn in een dergelijke omgeving direct naast woningen toelaatbaar. Ter plaatse van woningen is daarom sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van het de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder en omliggende functies staat de realisatie van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

4.3.5 Kabels en leidingen

Onderzoek en conclusie

In de omgeving van het plangebied liggen twee aardgasleidingen. Deze worden besproken in de paragraaf over externe veiligheid. Verder zijn geen planologisch relevante leidingen in het plangebied of de relevante omgeving daarvan gelegen. Ook zijn er geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen in het plangebied aanwezig. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.

4.3.6 Wegverkeerslawaai

In het plangebied zal een fysiotherapiepraktijk en een kantoor gerealiseerd worden. Binnen de bestemming 'Gemengd' worden echter in algemene zin medische voorzieningen toegestaan, zodat er bijvoorbeeld ook een huisarts of tandarts kan komen. De bestemmingslegging wordt dan ook aangewezen als andere gezondheidszorggebouwen:

  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • medisch centra;
  • poliklinieken;
  • medische kleuterdagverblijven.

Andere gezondheidszorggebouwen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.

Toetsingskader

Normstelling

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een uiterste grenswaarde van 53 dB. De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB. Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van deze aftrek is gebruikgemaakt.

30 km/h-wegen

Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Voor de beoordeling van de geluidsbelasting wordt gebruikgemaakt van de classificering van de kwaliteit van de akoestische omgeving in een milieukwaliteitsmaat volgens de 'methode Miedema'.

Hierin wordt de geluidsbelasting geclassificeerd en beoordeeld op basis van klassen van 5 dB. Omdat de Wgh niet van toepassing is, wordt bij de berekening van de geluidsbelasting geen correctie ex artikel 110g Wgh toegepast.

Tabel 4.2 Lden classificering milieukwaliteit volgens de methode Miedema

geluidsklasse   beoordeling  
< 50 dB   goed  
50 - 54 dB   redelijk  
55 - 59 dB   matig  
60 - 64 dB   tamelijk slecht  
65 - 69 dB   slecht  
= 70 dB   zeer slecht  

Onderzoek

De Boomvliet heeft een geluidszone van 200 m, uitgaande van 1-2 rijstroken en een binnenstedelijke ligging. De locatie is binnen deze geluidszone gelegen. Om de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting van niet-gezoneerde wegen te beoordelen, is de geluidsbelasting van de, direct aan de locatie grenzende, Geldersedijk berekend.

Rekenmethodiek en invoergegevens

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. Hierbij is de vrije veldcontour berekend en is geen rekening gehouden met de afscherming van de tussenliggende bebouwing. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 5.

De verkeersintensiteiten zijn beschreven in de paragraaf verkeer. Voor de voertuigverdeling van het verkeer op de Boomvliet is uitgegaan van een standaardverdeling van het verkeer op een stedelijke hoofdweg en voor de verdeling van het verkeer op de Geldersedijk van een standaardverdeling op een buurtverzamelweg. Op de Boomvliet ligt asfalt, de wegdekverharding van de Geldersedijk bestaat uit klinkers.

Gezoneerde weg

De 48 dB-contour, de voorkeursgrenswaarde, ten gevolge van het verkeer op de Boomvliet is op een afstand van 50 m uit de as van deze weg gelegen. De locatie is echter op grotere afstand gelegen, zodat geconcludeerd kan worden dat aan de gevels van het gebouw sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Niet-gezoneerde weg

Het gebouw is op een afstand van 26 m uit de as van de Geldersedijk geprojecteerd. Uit onderzoek blijkt dat ten gevolge van het verkeer op de Geldersedijk op deze afstand de maximale geluidsbelasting 45 dB bedraagt (zonder aftrek artikel 110g Wgh). Hierbij is sprake van een goed akoestisch klimaat.

Conclusie

Voor de nieuwe maatschappelijke functie is sprake van een aanvaardbare akoestische situatie. De Wgh staat de realisatie van de het gebouw dan ook niet in de weg.