Plan: | Stationskap |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0503.BP0074-2001 |
De spoorcapaciteit tussen Rijswijk en Delft Zuid wordt uitgebreid van twee naar vier sporen om ruimte te bieden voor de toename van het reizigersverkeer tussen Den Haag Centraal en Rotterdam Centraal. Op 7 december 2016 is hiervoor het Tracébesluit Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) viersporigheid Rijswijk – Delft Zuid vastgesteld. In het kader van het project wordt het station Delft Campus (voorheen station Delft Zuid) aangepast. De naamgevingen "Delft Zuid" en "Delft Campus" zien op hetzelfde station. Bij het ontwerp is ervoor gekozen om een kap te realiseren boven het station. Omdat de kap hoger wordt dan het Tracebesluit mogelijk maakt - ongeveer 60 centimeter - is een nieuw bestemmingsplan nodig om het plan te kunnen uitvoeren.
Het Tracébesluit is als Bijlage 1 bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegd.
De plangrenzen zijn aangegeven op de afbeelding hieronder.
Afbeelding 1.1: Plangebied
In het plangebied gelden de bestemmingsplannen 'Station Zuid', 'Voorhof', 'Schieoevers Noord' en 'Facetherziening parkeren'. Daarnaast is het Tracébesluit Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) viersporigheid Rijswijk – Delft Zuid van toepassing.
Afbeelding 1.2: geldende bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan bevat een samenvatting van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 wordt bestaand beleid en regelgeving beschreven. Hoofdstuk 4 geeft een analyse van het plangebied. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling. In hoofdstuk 6 komen de van belang zijnde omgevingsaspecten en benodigd onderzoek aan bod. Hoofdstuk 7 beschrijft de situatie ten aanzien van handhaving in dit plangebied. In hoofdstuk 8 wordt tot slot de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven.
Tussen Rijswijk en Delft Zuid wordt het spoor verdubbeld van twee naar vier sporen. De spoorverdubbeling vindt plaats in stedelijk gebied en begint in de gemeente Rijswijk waar nu al vier sporen liggen. Het spoor loopt langs het Wilhelminapark en gaat vervolgens over de Kerstanjewetering, langs het DSM-terrein en door de spoortunnel in Delft. In het gebied Mercuriusweg-Minervaweg komen de sporen boven de grond. Na station Delft Campus sluiten de sporen aan op de bestaande twee sporen richting Rotterdam. Op het tweesporige traject naar Rotterdam worden de seinen geoptimaliseerd om de capaciteit ook op dit deel van het traject te vergroten.
In de huidige situatie bestaat station Delft Campus uit twee zijperrons. Om de spoorverdubbeling mogelijk te maken worden de zijperrons vervangen door middenperrons zodat er gehalteerd kan worden op vier sporen. De nieuwe middenperrons worden bereikbaar gemaakt door middel van trappen en liften en de stationspleinen aan oost- en westzijde. Daarnaast wordt een gecombineerde fietsers- en voetgangerstunnel gerealiseerd.
Het huidige station Delft Campus wordt vernieuwd en wordt volledig energieneutraal. In dat kader wordt boven de perrons een kap gerealiseerd met een dak van zonnepanelen. Globaal heeft de kap de vorm van een vleermuis (een lijf met twee vleugels) met grote uitkragingen. De zonnepanelen wekken energie op die voor het station gebruikt wordt. Het overschot wordt teruggeleverd aan het net.
![]() |
![]() |
![]() |
|
Afbeelding 2.1: impressie stationskap en tunnel |
De kap is hoger dan waarvan in het Tracébesluit is uitgegaan. Het Tracébesluit staat een hoogte van 4 meter toe. In het Tracébesluit zijn flexibiliteitsbepalingen opgenomen waarmee maximaal 6 meter kan worden toegestaan. Voor de kap is dat niet toereikend omdat de kap een hoogte van 6,60 meter heeft. Daarom is voor de realisering van de kap een nieuw bestemmingsplan gemaakt. Om enige flexibilieit te houden voor het ontwerp en de uitvoering, is in het bestemmingsplan voor de overkapping uitgegaan van een maximale hoogte van 10 meter. Voor het overige wijken de bouwregels van het bestemmingsplan niet af van het Tracébesluit.
Afbeelding 2.2: omgeving plangebied
Het station ligt gedeeltelijk onder het viaduct van de Kruithuisweg (N470). De afstand tussen het station en bebouwing in de omgeving is ruim. De dichtstbijzijnde woonbebouwing staat op een afstand van ca. 120 meter (ten westen van de locatie). Aan de oostkant staan geen woningen maar bedrijfsgebouwen. De kleinste afstand tussen het station en de bedrijfspanden bedraagt ongeveer 70 meter. Gelet op de afstand en de beperkte hoogte van de kap, heeft het plan geen onevenredig nadelige gevolgen voor de omwonenden, het woon- en leefklimaat in de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de bedrijfspanden. Gelet op de schaal en omvang van het gebied is de maximale hoogte die het plan toestaat - 10 meter - passend.
De Minister van Infrastructuur & Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040.
In de SVIR geeft het Rijk haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en op de manier waarop het Rijk hiermee om zal gaan. Het Rijk richt zich in de SVIR met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk investeert dáár waar de nationale economie er het meest bij gebaat is, in de stedelijke regio's rond de main-, brain- en greenports inclusief de achterlandverbindingen.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de SVIR.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) borgt nationale ruimtelijke belangen uit onder meer de SVIR in regelgeving. Het bestemmingsplan is met dit besluit in overeenstemming.
Het is de ambitie van het Rijk om voor het reizigersvervoer per spoor in de brede Randstad hoogfrequent spoorvervoer mogelijk te maken. Eén van de trajecten waarop deze ambitie wordt ingevuld, is tussen Den Haag Centraal en Rotterdam Centraal. Om de groei op het spoor in goede banen te leiden en er voor te zorgen dat de kwaliteit verbetert, is het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) voorbereid. Het kabinet heeft in de Voorkeursbeslissing PHS van juni 2010 aangegeven het spoor op deze corridor geschikt te willen maken voor het rijden met acht Intercity 's (inclusief IC van Amsterdam naar Brussel) en zes Sprinters per uur per richting tussen Den Haag Centraal en Rotterdam Centraal. De capaciteit van het spoor moet ten behoeve van de hierboven beschreven ambitie worden uitgebreid van twee naar vier sporen tussen Rijswijk en Delft Campus. Het gedeelte tussen Den Haag en Rijswijk is in de eerste helft van de jaren negentig al viersporig gemaakt. Dit traject dient te worden uitgebreid tot viersporigheid tot en met Delft Campus.
Voor de realisering van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer is voor het traject Rijswijk – Delft Zuid een Tracébesluit (TB) vastgesteld. Het TB is op 12 juli 2017 onherroepelijk geworden. Het tracé is te zien op de afbeelding hieronder.
Afbeelding 3.1: Tracébesluit
Het omgevingsbeleid van Zuid-Holland bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Met het omgevingsbeleid streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciale beleid en de omgevingsverordening.
In de Structuurvisie Ontmoetingen met Delft 2030 wordt de lange termijnvisie gegeven op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Delft tot 2030.
![]() |
![]() |
Afbeelding 3.2: Kaart Structuurvisie |
Het plangebied is in de structuurvisie aangeduid met 'Technologisch Innovatief Centrum (TIC)' en 'Station'. In de visie wordt ingezet op de ontwikkeling en versterking van het TIC - dat onderdeel is van de kennisas - goed ontwikkelde voorzieningen en een optimale ontsluiting per openbaar vervoer. De ontwikkeling waarin het bestemmingsplan voorziet sluit aan bij de uitgangspunten van de structuurvisie.
Op 11 juli 2019 heeft de gemeenteraad het Ontwikkelplan Schieoevers Noord Delft (OP) vastgesteld. Het Ontwikkelplan voorziet in de transformatie van het gebied Schieoevers Noord tot een hoogstedelijk gemengd gebied. Het gebied is gelegen tussen Schieoevers Zuid, de TU-campus, de binnenstad en de wijken Voorhof en Tanthof. Het gebied rondom het station Delft Campus is onderdeel van de gebiedsontwikkeling.
Het bestemmingsplan is gebaseerd op het Tracébesluit Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) viersporigheid Rijswijk – Delft Zuid. Het Tracébesluit is met dit plan 'vertaald' naar een bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is uitgegaan van de bouw- en gebruiksmogelijkheden uit het Tracébesluit. Alleen de hoogte van de kap is anders dan de in het Tracébesluit toegestane hoogte. Voor het overige sluit het bestemmingsplan aan bij het besluit. Het bestemmingsplan maakt geen andere ontwikkelingen mogelijk dan het Tracébesluit. De gevolgen van deze ontwikkeling zijn bij de voorbereiding van het Tracébesluit onderzocht. In dat kader is een Milieueffectrapport (MER) opgesteld. In het MER en de onderzoeksrapporten zijn de milieu-effecten van het project in beeld gebracht. Uit het MER en het bijbehorende onderzoek blijkt dat het project uitvoerbaar is en geen onaanvaardbare effecten heeft. Omdat de gevolgen van het project in het kader van het Tracébesluit al zijn onderzocht is voor het bestemmingsplan geen onderzoek meer nodig. Verwezen wordt naar het Tracébesluit, het MER en de daarbij horende onderzoeksrapporten.
Het Tracebesluit is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Het MER en de onderzoeksrapporten zijn raadpleegbaar via de volgende links:
https://www.platformparticipatie.nl/projectenlijst/Spooruitbreiding-Rijswijk-Delft-Zuid/Tracebesluit/Docum enten-tracebesluit/index.aspx
https://www.platformparticipatie.nl/projectenlijst/Spooruitbreiding-Rijswijk-Delft-Zuid/Ontwerptracebesluit/ Documenten-ontwerptracebesluit/index.aspx
Water
Voor het aspect water is in het kader van het MER en het Tracébesluit onderzoek gedaan en is een watertoets doorlopen. Daarnaast heeft afstemming met het Hoogheemraadschap van Delfland plaatsgevonden. Over de waterbergingsopgave en te nemen maatregelen zijn afspraken gemaakt. In het Tracébesluit zijn deze maatregelen geborgd en zijn de locaties waar waterberging gerealiseerd wordt vastgelegd. Eén van die locaties ligt in het plangebied van dit bestemmingsplan en is in het Tracébesluit aangeduid met 'Maatregelvlak Waterhuishouding'. Op de verbeelding is deze aanduiding overgenomen (de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - waterberging').
Het bestemmingsplan leidt niet tot een toename van verhard oppervlak ten opzichte van het Tracébesluit. Voor de waterbergingsopgave van het project heeft het plan dan ook geen gevolgen. Alleen de maximale hoogte van de perronkap verschilt van het Tracébesluit.
Archeologie
In het kader van de vergunningaanvraag voor het tracébesluit is het hele tracé reeds vrijgegeven voor archeologie. Met name in het stuk bij Delft Zuid is duidelijk aangetoond dat de ondergrond hier al flink is verstoord. Er is dus geen medebestemming nodig.
Voor de spoorverdubbeling en de aanpassing van het station Delft Campus is op 7 december 2016 het Tracébesluit Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) viersporigheid Rijswijk – Delft Zuid vastgesteld. Het bestemmingsplan is - met uitzondering van de hoogte van de kap - op dit besluit gebaseerd en daarmee in overeenstemming. De bepalingen uit het Tracébesluit zijn vertaald in de planregels.
Begrippen
In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. De begrippen zijn overgenomen uit het Tracébesluit.
Wijze van meten
Bij de meetvoorschriften is uitgegaan van de wijze van meten uit het Tracébesluit. Het artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten, die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, gemeten moeten worden.
Bestemmingen
Het station en de treinsporen hebben de bestemming 'Verkeer - Spoorweg' gekregen. Bij de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen deze bestemming is uitgegaan van het Tracébesluit. Op de detailkaarten in het Tracébesluit zijn voor het plangebied de aanduidingen 'Spoorzone, inclusief aanduiding nieuwe sporen', 'Station' en 'Bouwzone' opgenomen. Daarnaast is een 'Maatregelvlak Waterhuishouding' aangegeven. Tenslotte is een bebouwingsvlak aangeven voor de tunnel voor fietsers- en voetgangers en de middenperrons. In het bestemmingsplan is van deze aanduidingen en de daarbij horende bouw- en gebruiksregels uitgegaan. De namen van de aanduidingen zijn aangepast aan de systematiek van de SVBP 2012 (de landelijke standaard voor bestemmingsplannen). De aanduidingen 'Spoorzone, inclusief aanduiding nieuwe sporen' en 'Station' heten in het bestemmingsplan 'spoorweg' en 'specifieke vorm van verkeer - station'. Voor de tunnel en het maatregelvlak voor de waterberging zijn de aanduidingen 'tunnel' en 'specifieke vorm van verkeer - waterberging' gehanteerd. Voor de bouwzone die binnen het plangebied ligt is de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - bouwzone' opgenomen. De gronden met deze aanduiding worden tijdelijk gebruikt voor de bouwwerkzaamheden en de daarvoor benodigde voorzieningen, zoals voor bouwketen, installaties, parkeerruimte, opslag van bouwmateriaal en de assemblage van constructiedelen.
Een deel van het plangebied ligt binnen de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein Schieoevers. de zone is ook met een aanduiding op de verbeelding aangegeven.
De gebieden waarop de aanduidingen van toepassing zijn, zijn te zien op de afbeeldingen hieronder.
Afbeelding 5.1: aanduidingsvlakken
In de planregels zijn de bouwregels opgenomen die gelden binnen het plangebied. Deze regels zijn gebaseerd op het Tracébesluit. Alleen de hoogte van de overkapping is aangepast naar aanleiding van het ontwerp van het bouwplan voor de kap. In de planregels is voor de kap uitgegaan van een maximale bouwhoogte van 10 meter.
Antidubbeltelregel
Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Dit zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen zijn ingeval (onderdelen van) bebouwingsstroken van verschillende eigenaars zijn.
Algemene bouwregels en afwijkingsregels
In het Tracébesluit zijn flexibiliteitsbepalingen opgenomen waarmee geringe afwijkingen van de bouwregels mogelijk zijn. Deze bepalingen zijn overgenomen in het bestemmingsplan.
Overgangsrecht
Dit artikel bevat de overgangsregels van het bestemmingsplan.
Slotregel
Hierin is de naam van het bestemmingsplan opgenomen.
Toezicht en handhaving is iets dat door betrokkenen als onprettig wordt ervaren. De gemeente doet het omdat we in een veilige, gezonde, aantrekkelijke en duurzame omgeving willen wonen, werken en leven. Soms kan het gedrag van individuele burgers of bedrijven dit streven bedreigen en een risico opleveren voor de leefomgeving. Deze risico's willen wij beheersbaar houden. Er is echter altijd een grens aan de middelen die de gemeente daarvan kan en wil inzetten.
De rode draad in het gemeentelijke beleid is dat de inschatting van de risico's voor de gebruikers en voor de leefomgeving doorslaggevend is voor de prioriteiten die gesteld worden bij het stimuleren en/of afdwingen van het naleefgedrag. Daarbij wordt prioriteit gegeven aan onderwerpen en gevallen waarin de risico's van niet-naleving het grootst zijn. De concrete doelstellingen en speerpunten worden elk jaar vastgesteld in een jaarplan.
De gemeente heeft verschillende instrumenten om het naleefgedrag te beïnvloeden en zo nodig naleving af te dwingen. Het begint met heldere regels waar draagvlak voor is en die bekend zijn bij degenen die door de regels worden geraakt. Daarnaast wordt er risicogestuurd toezicht gehouden. Indien toezichtactiviteiten leiden tot de constatering van een illegale situatie, bijvoorbeeld omdat de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd, dan wordt beslist of en in hoeverre en met toepassing van welke sanctiemiddelen de gemeente zich zal inspannen om de overtreder te dwingen deze illegale situatie op te heffen.
De kaders hiervoor zijn vastgelegd in de (regionale) handhavingsstrategie. Uitgangspunt daarbij is de 'beginselplicht tot handhaving'. Gelet op de beperkte beschikbare capaciteit is het echter niet mogelijk - en ook wenselijk - om tegen alle overtredingen handhavend op te treden. Afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding, het gedrag van de overtreder en de overige omstandigheden van het geval zal een passende reactie en aanpak worden bepaald. Dat kan onder meer zijn een legalisatietraject, afzien van handhaving, waarschuwing of het toepassen van een bestuursrechtelijk sanctiemiddel.
Bij zeer ernstige overtredingen kan ook sprake zijn van een strafrechtelijk traject. Strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van en gebeurt door het Openbaar Ministerie.
In het kader van vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept-ontwerp
bestemmingsplan toegezonden aan de volgende overlegpartners:
1. Gedeputeerde Staten
2. Hoogheemraadschap van Delfland
3. KPN
4. Stedin
5. Gasunie
6. Evides Waterbedrijf
7. Veiligheidsregio Haaglanden
8. RWS
9. Ministerie EL&I
10.Prorail
11.Tennet
12.Pipeline-control
De volgende instanties hebben reacties gegeven op het concept-ontwerpbestemmingsplan:
1. Hoogheemraadschap van Delfland
2. Prorail
3. Tennet
4. Veiligheidsregio Haaglanden
5. Gedeputeerde Staten
6. KPN
7. RWS
1. Hoogheemraadschap van Delfland
Samenvatting
Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft aangegeven dat de verandering in hoogte van de kap geen invloed heeft op de waterhuishouding. Over het aanbrengen van de stationskap zijn in een eerder stadium al afspraken gemaakt.
Beantwoording
De reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.
Conclusie
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.
2. Prorail
Samenvatting
In het tracebesluit is de maximaal te bebouwen oppervlakte voor de perrons en de tunnel niet begrensd. In de planregels is wel een begrenzing van 25 m2 opgenomen voor bebouwing. Verzocht wordt om ten behoeve van de perrons en de tunnel een uitzonderingsregel op te nemen, zoals dat voor de kap wel is gedaan.
In artikel 3.2b staat dat er gemeten moet worden vanaf de voet van het bouwwerk. Niet duidelijk is of daarmee de hoogte van het maaiveld of de vloer van de fiets- en voetgangerstunnel bedoeld wordt. Gevraagd wordt om dit te verduidelijken.
In artikel 3 van de planregels is voor de bouwzones naar het lijkt een definitieve bestemming opgenomen. In het tracebesluit staat dat de bouwzones na uitvoering van de werkzaamheden hun oorspronkelijke bestemming terugkrijgen, zoals deze gold voor de datum van inwerkingtreding van het TB. Dit zou kunnen met een tijdelijke bestemming of een wijzigingsbevoegdheid.
In de tekst worden de naamgevingen "Delft Zuid" en "Delft Campus" door elkaar gebruikt. Verzocht wordt in de toelichting aan te geven dat het hier om hetzelfde station gaat.
Beantwoording
In de planregels (artikel 3.2a) is opgenomen dat de oppervlaktebeperking voor bouwen niet geldt voor perrons en de fiets- en voetgangerstunnel.
De inhoud van artikel 3.2b is nagenoeg een letterlijke vertaling van artikel 5 lid 3 van het Tracebesluit. De hoogte voor deze categorie bouwwerken is niet gerelateerd aan een referentiepunt maar enkel aan het bouwwerk zelf.
Ter plaatse van de geplande bouwzones gold voorheen een verkeersbestemming. In de bestemmingsomschrijving van artikel 3.1 lid f, aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - bouwzone', is toegevoegd dat ter plaatse van deze aanduiding ook bij het station horende verblijfs- en verkeersruimte is toegestaan.
In de toelichting is benadrukt dat de naamgevingen "Delft Zuid" en "Delft Campus" betrekking hebben op hetzelfde station.
Conclusie
Deze reactie heeft wel geleid tot aanpassing van het plan.
3. Tennet
Samenvatting
Tennet heeft aangegeven geen opmerkingen over het plan te hebben.
Beantwoording
De reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.
Conclusie
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.
4. Veiligheidsregio Haaglanden
Samenvatting
De Veiligheidsregio heeft aangegeven dat zij geen advies uitbrengen op het gebied van externe veiligheid. Verder wordt gewezen op de constructieve veiligheid van het dak in verband met de zonnepanelen die daarop geplaatst gaan worden.
Beantwoording
De reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.
Conclusie
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.
5. Gedeputeerde Staten
Samenvatting
Gedeputeerde Staten hebben aangegeven dat het plan niet strijdig is met provinciaal beleid.
Beantwoording
De reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.
Conclusie
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.
6. KPN
Samenvatting
KPN heeft aangegeven dat er geen kabels en leidingen van KPN meer in het plangebied liggen.
Beantwoording
De reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.
Conclusie
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.
7. RWS
Samenvatting
RWS heeft aangegeven dat er, kijkend naar hun belangen, geen reden bestaat om een reactie in te dienen.
Beantwoording
De reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.
Conclusie
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen vanaf 21 januari t/m 2 maart 2020. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend tegen het plan.
In het kader van de aanpassing van het station, inclusief het realiseren van een kap, zijn reeds eerder financiele afspraken gemaakt tussen de verschillende partijen (gemeente Delft, Prorail, NS, ministerie I&W). Het feit dat de kap nu ongeveer 60 cm hoger wordt dan opgenomen in het Tracebesluit verandert verder niets aan de gemaakte financiele afspraken. Het project is en blijft daarmee financieel uitvoerbaar.