direct naar inhoud van Regels
Plan: Het Arsenaal
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0057-2002

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Het Arsenaal met identificatienummer NL.IMRO.0503.BP0057-2002 van de gemeente Delft;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw op de begane grond dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 Activiteitenbesluit milieubeheer

het Activiteitenbesluit milieubeheer zoals geldend op de datum van vaststelling van dit bestemmingsplan.

1.7 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.8 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.11 bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen, repareren, ontwikkelen en/of opslaan van producten zoals genoemd in de LvB;

1.12 beschermd stadsgezicht

een gebied als bedoeld in artikel 35 van de Monumentenwet 1988;

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.16 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.17 bijbehorende voorzieningen

voorzieningen die ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming zoals parkeren, groen, water, ontsluitingswegen, bruggen, duikers, kades, taluds of beschoeiingen;

1.18 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.19 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ten dienste staat van de in het bijbehorende hoofdgebouw toegelaten functies;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag

een tussen twee opeenvolgende vloeren gelegen, voor verblijf geschikt, deel van een gebouw met uitsluiting van een kap;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct op indirect steun vindt op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.27 burgemeester en wethouders

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

1.28 bvo (brutovloeroppervlak)

het totale gebouwde vloeroppervlak;

1.29 consumentenvuurwerk

vuurwerk voor particulier gebruik;

1.30 creatieve bedrijven

grafische vormgeving, oefenruimtes, media, ontwikkeling van software en games, het produceren van podiumkunsten en andere evenementen, fotostudio's, industriële vormgeving, mode-ontwerp, reclamebureaus, ontwerpstudio's en daarmee vergelijkbare werkzaamheden.

1.31 culturele voorzieningen

het uitoefenen van activiteiten op cultureel en kunstzinnig vlak, waaronder ateliers, galeries, muziek- en dansscholen, filmhuizen en musea;

1.32 cultuur en ontspanning

het al dan niet bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, zoals culturele voorzieningen, creativiteitscentra, wellness, fitness- en healthcentra, sauna's, beautycentra en daarmee gelijk te stellen activiteiten;

1.33 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk, gebied of element toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid of herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt;

1.34 daknok

hoogste punt van een schuin dak;

1.35 dakvoet

laatste punt van een schuin dak;

1.36 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.37 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en deze die inrichting niet verbieden;

1.38 evenement

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak in hoofdzaak bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, zoals markten, braderiëen, festivals, openluchttheater en daarmee gelijk te stellen activiteiten;

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.40 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.41 Hoogheemraadschap

het Hoogheemraadschap van Delfland;

1.42 horeca

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van drank- en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waaronder in ieder geval worden verstaan café's, restaurants, lunchrooms, snackbars en hiermee gelijk te stellen inrichtingen of bedrijven met uitsluiting van hotels en discotheken;

1.43 hoogtescheidingslijn

een op de verbeelding binnen een bouwvlak aangegeven lijn waarmee de scheiding tussen twee binnen dat bouwvlak aangegeven hoogteaanduidingen wordt weergegeven;

1.44 hotel

een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het bieden van overnachtingsgelegenheid waarbij het verstrekken van drank en etenswaren hoofdzakelijk functieondersteunend is;

1.45 kantoor

een bedrijf dat niet of slechts in ondergeschikte mate op het publiek gericht is en dat zich richt op administratieve, adviserende of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;

1.46 kap

een gesloten, voornamelijk hellende bovenbeëindiging van een gebouw bestaande uit tenminste twee niet-horizontale vlakken;

1.47 kunstwerken

voortbrengsels van de beeldende kunsten en bouwwerken waarvoor andere materialen dan aarde en zand gebruikt zijn, zoals sluizen, tunnels, bruggen, viaducten enz;

1.48 kwetsbare objecten

objecten zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.49 LvB

de Lijst van Bedrijfstypen die onderdeel uitmaakt van deze regels;

1.50 maatschappelijke voorzieningen

het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/kinderopvang, onderwijs, religie, bibliotheken, openbare dienstverlening, sportvoorzieningen en verenigingsleven met uitsluiting van uitvaart/begraafplaatsen, gevangeniswezen en defensie/militaire zaken;

1.51 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, openbare toiletten en apparatuur voor telecommunicatie;

1.52 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.53 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.54 parkeervoorzieningen

gebouwde en ongebouwde voorzieningen ten behoeve van het parkeren, zoals parkeerplaatsen en de daarbij behorende in- en uitritten;

1.55 peil
  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.56 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

1.57 staat van horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden:

afstanden worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - Arsenaal

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Arsenaal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hotel met een maximum van 80 kamers;
  • b. vergader- en congresfaciliteiten;
  • c. cultuur en ontspanning;
  • d. onderwijs;
  • e. horeca;
  • f. bedrijven;
  • g. creatieve bedrijven;
  • h. kleinschalige zelfstandige kantoren, met een maximum van 1.000 m2 per vestiging;
  • i. ondergeschikte kantoren en detailhandel ten behoeve van de in lid a tot en met g genoemde functies;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens voor wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'beschermd stadsgezicht' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van bouwhistorische waarden;
  • l. evenementen;
  • m. bijbehorende voorzieningen.

waarbij geldt dat:

  • n. het maximale bruto vloeroppervlak (bvo) in het plangebied 12.800 m2 bedraagt;
  • o. het maximale bruto vloeroppervlak (bvo) voor de in de leden 3.1 onder b tot en met h genoemde functies het volgende bedraagt:
categorie   maximaal bruto vloeroppervlak per categorie  
horeca   1.500 m2   
bedrijven   3.000 m2  
onderwijs   5.000 m²  
cultuur en ontspanning   2.000 m²  
vergader- en congresfaciliteiten   1.500 m²  
kleinschalige zelfstandige kantoren en creatieve bedrijven   2.000 m2  
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen gelden de regels van artikel 10 en de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)';
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - overkapping 1' is het toegestaan het binnenterrein geheel te overkappen, mits de maximum bouwhoogte van de overkapping niet meer bedraagt dan 10 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - overkapping 2' is het toegestaan één overkapping te realiseren;
  • f. de bouwhoogte van de overkapping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - overkapping 2' mag niet meer bedragen dan de aangrenzende maximale goothoogte.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Milieucategorie

De in lid 3.1f genoemde bedrijven zijn uitsluitend toegestaan voor zover zij behoren tot maximaal categorie 2 van de LvB.

3.3.2 Horecacategorie

De in lid 3.1e genoemde horeca is uitsluitend toegestaan voor zover zij behoort tot maximaal categorie 2 van de staat van horeca-activiteiten.

3.3.3 Gebruiksverbod

Niet toegestaan zijn:

3.3.4 Aan-huis-gebonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, voor zover:

  • a. het bvo ten behoeve van kantoor- en/of praktijkruimten en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 40% van het bvo van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimten en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • c. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
3.3.5 Beperking parkeren

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking parkeren' is parkeren niet toegestaan van 19.00 uur tot 7.00 uur.

3.3.6 Voorwaardelijke verplichting

Parkeren is uitsluitend toegestaan indien ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - voorwaardelijke verplichting' een aaneengesloten geluidwerende voorziening of andere aaneengesloten bebouwing met een minimale hoogte van 1,80 meter aanwezig is en in stand wordt gehouden.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.3.1 om functies uit categorie 3.1 van de LvB mogelijk te maken;
  • b. het bepaalde in lid 3.3.1 om functies toe te laten die niet genoemd worden in de LvB;
  • c. het bepaalde in lid 3.3.2 om functies uit categorie 3 van de staat van horeca-activiteiten mogelijk te maken;
  • d. het bepaalde in lid 3.3.5 om parkeren gedurende het gehele etmaal mogelijk te maken.
3.4.2 Voorwaarden afwijken
  • a. Het bevoegd gezag kan de in lid 3.4.1, sub a en b bedoelde afwijkingsbevoegdheid toepassen indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 2 en indien de kwaliteit van leefomgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed.
  • b. Van de lid 3.4.1 sub c genoemde afwijkingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt indien onderbouwd wordt dat het horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot categorie 1 of 2 van de staat van horeca-activiteiten en indien de kwaliteit van leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed;
  • c. het bevoegd gezag kan de in lid 3.4.1 sub d genoemde afwijkingsbevoegdheid toepassen indien een geluidwerende maatregel wordt gerealiseerd, met akoestisch onderzoek is aangetoond dat daarmee voldaan wordt aan het Activiteitenbesluit milieubeheer en het woon- en leefklimaat niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsvoorzieningen ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. verkeersvoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. civieltechnische kunstwerken;
  • g. kunstwerken;
  • h. geluidswerende voorzieningen;
  • i. evenementen;
  • j. voorzieningen voor het stallen van fietsen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'terras uitgesloten' is het niet toegestaan de gronden te gebruiken of laten gebruiken voor een terras.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de regels van Artikel 10 en de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de waterhuishouding in samenhang met waterrecreatie, alsmede voor de sport en de binnenscheepvaart;
  • b. langzaamverkeersbruggen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug', waarbij geldt dat de breedte per brug maximaal 2 meter mag bedragen;
  • c. terrassen ten behoeve van horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  • d. evenementen;
  • e. bijbehorende voorzieningen, zoals duikers, kades, taluds en beschoeiingen;
  • f. kunstwerken.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de regels van Artikel 10 en de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  • b. steigers ten behoeve van de toegang tot naastgelegen gronden mogen een maximum bouwhoogte van 4 m en een minimum bouwhoogte van 0,2 m ten opzichte een peil van 0,43 m - N.A.P. hebben;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'brug' mag de bouwhoogte van een brug maximaal 7 m bedragen.
  • d. de doorvaarthoogte ter plaatse van de brug mag over de gehele doorvaarbreedte niet minder dan 1,8 meter bedragen, gemeten vanaf een peil van 0,43 meter - N.A.P. tot aan de onderkant van het brugdek;
  • e. de doorvaartbreedte ter plaatse van de brug mag niet minder dan 3,5 meter bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van het terras wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het ten gehore brengen van muziek, zowel onversterkt, als versterkt, of;
  • b. een verwarmd terras, of;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van het terras tussen 23.00 uur en 09.00 uur.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende bouwregels:

  • a. Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
  • b. Indien uit het in lid 6.2 onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
  • 3. de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerken dieper dan 30 cm onder maaiveld, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen en verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
6.3.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in lid 6.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, en/of
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan, en/of
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, en/of
  • d. archeologisch onderzoek betreffen of daarop zijn gericht.
6.3.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in lid 6.3.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden en
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de gemeente archeoloog.
6.3.4 Archeologisch onderzoek

Alvorens een vergunning als bedoeld in lid 6.3.1 wordt verleend, moet door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.

6.3.5 Voorschriften aan omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Indien uit het onderzoek als bedoeld in lid 6.3.4 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
  • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde-Archeologie I' ter plaatse geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden meer te verwachten zijn.

Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en herstel van actuele en het benutten van potentiële cultuurhistorische waarden.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat vergroting en/of verandering van de bestaande bebouwing niet zijn toegestaan, indien de vergroting en/of verandering zichtbaar is vanaf openbaar toegankelijk gebied en betrekking heeft op:

  • a. aan- en uitbouwen aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw;
  • b. dakterrassen;
  • c. verandering van dakvorm, nokrichting, dakhelling, goothoogte of bouwhoogte van het hoofdgebouw.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Voorwaarden omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 teneinde de bestaande bebouwing te vergroten en/of te veranderen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van het pand of object gelet op:

  • a. bouwmassa naar hoofdafmeting en onderlinge verhoudingen;
  • b. dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoverstekken, goot- en daklijsten en schoorstenen;
  • c. gevelindelingen naar ramen en deuren.
7.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunning

Het bepaalde in lid 7.2 is niet van toepassing, indien:

  • a. voor de betrokken activiteit reeds een omgevingsvergunning ingevolge artikel 2.1 lid 1 onder f of artikel 2.2 lid 1 onder b Wet algemene bepalingen omgevingsrecht nodig is; en/of
  • b. een dakkapel wordt gebouwd mits de breedte daarvan ten hoogste 40% bedraagt van de breedte van het dakvlak waarin de dakkapel geplaatst wordt.
7.3.3 Advies

Alvorens over het verlenen van omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Commissie voor welstand en monumenten, omtrent de vraag of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van de bebouwing en de eventueel te stellen voorwaarden.

7.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
7.4.1 Sloopverbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, zoals bedoeld in artikel 3.3 sub b Wet ruimtelijke ordening, bouwwerken te slopen, tenzij artikel 2.6 van het Besluit omgevingsrecht van toepassing is.

7.4.2 Uitzonderingen sloopverbod

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing:

  • a. op sloopwerkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, en/of;
  • b. op sloopwerkzaamheden die reeds in uitvoering zijn of waarvoor reeds omgevingsvergunning voor het slopen is verleend op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
7.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover uit cultuurhistorisch onderzoek (quickscan) blijkt dat de cultuurhistorische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad.

7.4.4 Advies

Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Commissie voor welstand en monumenten, omtrent de vraag of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van de gronden en de eventueel te stellen voorwaarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 overige zone - beschermd stadsgezicht

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beschermd stadsgezicht' als voorschrift aan de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verbinden dat het bevoegd gezag in de gelegenheid dient te worden gesteld om bouwhistorisch onderzoek te doen.

9.2 vrijwaringszone - straalpad

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' mag de bouwhoogte van een bouwwerk in geen enkel opzicht meer dan 40 m bedragen.

Artikel 10 Algemene bouwregels

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en het bepaalde in hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze regels met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal bouwlagen' mag de maximaal toelaatbare hoogte van een bouwlaag niet meer bedragen dan 4 m en mag de maximaal toelaatbare hoogte van een halve bouwlaag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • c. de maximum hoogte van een kap bedraagt 4 m, de hellingshoek bedraagt maximaal 55°, voorzover ter plaatse geen aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' geldt;
  • d. de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag -tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', in hoofdstuk 2 of in de overige regels anders is bepaald - maximaal bedragen:
    Bouwhoogte  
  Van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied   2 m  
  Van erf- en terreinafscheidingen elders   1 m  
  Van lichtmasten   9 m  
  Van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m  
10.1 Parkeren
  • a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen geldt de regel dat gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd indien voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen;
  • b. bij de uitoefening van de in het vorige lid bedoelde bevoegdheid zijn de in de Nota Parkeernormen 2013 neergelegde beleidsregels van toepassing. Bij het bepalen van het aantal parkeerplaatsen dat op grond van het vorige lid vereist is wordt van deze beleidsregels uitgegaan;
  • c. indien de in het vorige lid bedoelde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd wordt bij de toetsing uitgegaan van de nieuwe of gewijzigde beleidsregels bij het berekenen van het aantal benodigde parkeerplaatsen.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken als:

  • a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  • b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, met uitzondering van het bepaalde in lid 11.2, sub a;
  • c. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.
11.2 Uitzonderingen gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 11.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  • b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
  • c. het uitoefenen van ondergeschikte detailhandel en horeca, waaronder wordt verstaan dat het bvo gebruikt ten behoeve van die functie nooit meer mag bedragen dan 20% van het totale bvo van de hoofdfunctie met een maximum bvo van 250 m².
11.3 Parkeren
  • a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning geldt de regel dat de gronden uitsluitend mogen worden gebruikt indien in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen wordt voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. bij de uitoefening van de in het vorige lid bedoelde bevoegdheid zijn de in de Nota Parkeernormen 2013 neergelegde beleidsregels van toepassing. Bij het bepalen van het aantal parkeerplaatsen dat op grond van het vorige lid vereist is wordt van deze beleidsregels uitgegaan;
  • c. indien de in het vorige lid bedoelde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd wordt bij de toetsing uitgegaan van de nieuwe of gewijzigde beleidsregels bij het berekenen van het aantal benodigde parkeerplaatsen.
11.4 Evenementen

Ten aanzien van evenementen gelden de volgende regels:

  • a. per kalenderjaar mogen er maximaal 12 evenementen plaatsvinden;
  • b. een evenement mag (exclusief op- en afbouwen) maximaal 1 dag duren;
  • c. de sluitingstijd van een evenement bedraagt uiterlijk 23.00 uur.
11.5 Afwijken voor evenementen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.4:

  • a. het bepaalde onder sub b en toestaan dat een evenement maximaal 3 keer per jaar maximaal 3 dagen mag duren;
  • b. het bepaalde onder sub c en toestaan dat een evenement maximaal 5 keer per jaar tot uiterlijk 01.00 uur mag duren.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend - bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% waarbij geldt dat de hoogtematen met maximaal 1 m mogen worden verhoogd;
  • b. afwijking van de maximale hellingshoek van daken van 55° tot maximaal 70°;
  • c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. overschrijding van de bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak en/of bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • e. aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • f. het bouwen en gebruiken van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, mits de inhoud niet meer bedraagt dan 60 m3;
  • g. het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen, waarbij geldt dat de hoogtematen van de bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 6 m mag bedragen;
  • h. overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van sirenemasten, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 40 m,
12.2 Voorwaarden afwijken

Van de in lid 12.1 genoemde afwijkingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • c. en de verkeersafwikkeling ter plaatse.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

13.2 Bevoegdheid vaststelling exploitatieplan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij het wijzigen van een bestemming, zoals bedoeld in lid 13.1, een exploitatieplan vast te stellen, danwel te besluiten om in afwijking hiervan bij een besluit tot vaststelling van een wijziging geen exploitatieplan vast te stellen.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen

Voorzover dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Het Arsenaal.