direct naar inhoud van Toelichting
Plan: RdGG parkeergarage
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0044-2001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel planvorming

Voor het ziekenhuisterrein van het Reinier de Graaf Gasthuis (RdGG) is een nieuwe ontwikkeling voorzien. Het ziekenhuis is inmiddels vervangen door nieuwbouw en de oude gebouwen zullen worden gesloopt. Op de locatie van deze oude gebouwen, ten oosten en ten westen van het nieuwe ziekenhuis worden in de toekomst, onder andere, nieuwe woningen gebouwd. Deze ontwikkelingen zijn reeds mogelijk gemaakt in het in 2006 vastgestelde Ontwikkelingsplan Reinier de Graaf Gasthuisterrein. Dit ontwikkelingsplan is -vervolgens vertaald in een groter bestemmingsplan dat is opgesteld om te voorzien, in een actuele regeling voor Delft Zuidwest. Dit is het bestemmingsplan 'Delft Zuidwest deelgebied 2 (Buitenhof/ Kerkpolder)' dat in 2008 is vastgesteld.

In het bestemmingsplan Zuidwest deelgebied 2 is ook een nieuwe parkeervoorziening opgenomen direct ten oosten van (naast) de nieuwbouw van het ziekenhuis. Ten behoeve van een betere ruimtelijke structuur wordt de locatie van deze parkeervoorziening aangepast. Deze zal nu achter het nieuwe ziekenhuis gerealiseerd worden. Deze ontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het benodigde juridisch-planologisch kader om de bouw van de parkeervoorziening op een nieuwe locatie mogelijk te maken.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied ligt ten zuiden van de nieuwbouw van het ziekenhuis, ter plaatste van een deel van het bestaande B-gebouw en een deel van de Apothekersweg (zie figuur 1.1). Aan de noordzijde grenst het plangebied aan de (interne / over het ziekenhuisterrein lopende deel van de) Reinier de Graafweg. Ruim ten zuiden (meer dan 20 m) ligt de ecologische zone, de Brahmslaan en het Smetanapad. Ten oosten van het plangebied bevindt zich tevens een deel van gebouw B. Dit gebouw zal in zijn geheel gesloopt worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0044-2001_0001.jpg"

Figuur 1.1: Begrenzing plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan is 'Zuidwest deelgebied 2 (Buitenhof / Kerkpolder). Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 10 juli 2008. In onderstaande figuur is een uitsnede uit het vigerende bestemmingsplan opgenomen en de plangrens van het voorliggende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0044-2001_0002.jpg"

Figuur 1.2 Vigerend bestemmingsplan Zuidwest 2 met nieuwe plangebied

1.4 Opbouw plan

Hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan, de planbeschrijving, beschrijft de ontwikkeling van het plangebied. In hoofdstuk 3 is het relevante beleid beschreven. Hoofdstuk 4, 'Omgevingsaspecten en onderzoek', beschrijft het voor het bestemmingsplan uitgevoerde onderzoek en relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling. Hoofdstuk 6 gaat in op handhaving in dit plangebied. In hoofdstuk 7 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

De parkeergarage wordt gerealiseerd op het bestaande ziekenhuisterrein. Op de locatie is nu nog een deel van gebouw B van het Reinier de Graaf Gasthuis aanwezig. Gebouw B zal in de toekomst gesloopt worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0044-2001_0003.jpg"

Figuur 2.1: Luchtfoto bestaande situatie

2.2 Toekomstige situatie

2.2.1 Inleiding

Het nieuwe Reinier de Graaf Gasthuis is in de zomer van 2015 opgeleverd. De nog aanwezige tijdelijke parkeervoorzieningen op het terrein worden geleidelijk vervangen door de definitieve parkeervoorzieningen. De oplevering van de definitieve parkeervoorzieningen is in 2018 beoogd.

In het vigerende bestemmingsplan was uitgegaan van de ruimtelijke ontwikkelingen zoals beoogd bij het oude ontwerp van het Reinier de Gasthuis ziekenhuis. In overleg tussen de gemeente en het Reinier de Graaf Gasthuis is er daarna een gewijzigd stedenbouwkundig ontwerp gemaakt voor de gehele locatie van het Reinier de Graaf Gasthuis. Belangrijkste uitgangspunt voor dit ontwerp was een secundaire langzaam verkeersroute te creëren parallel aan de Reinier de Graafweg aan de achterzijde van de nieuwbouw van het ziekenhuis. De secundaire weg maakt een verbinding mogelijk tussen de te ontwikkelen gebieden ten oosten en westen van het nieuwe ziekenhuis.

Hierdoor is het wenselijk om de situering van de oorspronkelijke parkeergarage te wijzigen en is de parkeergarage een kwartslag gedraaid (zie figuur 2.2 en 2.6). Daardoor ontstaat er ruimte om de entree van het ziekenhuis goed vorm te geven met een entreeplein. De parkeergarage ligt direct naast de entree van het ziekenhuis, waardoor dit goed bereikbaar is.

Oorspronkelijk was de nieuwe parkeergarage naast het nieuwe ziekenhuis voorzien. In verband met de wens om de secundaire weg over het terrein van het ziekenhuis door te kunnen trekken, is het plan voor de parkeergarage verschoven naar de locatie achter het nieuwe ziekenhuis. In figuur 2.2 is de nieuwe situatie van de parkeergarage weergegeven. De nieuwe parkeergarage zal achter het nieuwe Reinier de Graafgasthuis worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0044-2001_0004.jpg"

Figuur 2.2 Nieuwe situatie parkeergarage

2.2.2 Beschrijving

De parkeergarage zal uit 5 bouwlagen bestaan (maximaal 16 meter). Dit is lager dan het nieuw gerealiseerde ziekenhuis. Zie impressie in figuur 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0044-2001_0005.png"

Figuur 2.3 Principe gevel (oostzijde)

Het gebouw zal qua materialisering, opbouw en uitstraling verwant zijn aan de rest van de gebouwen van het Reinier de Graaf Gasthuis. De gevel zal een zekere geleding en een open uitstraling krijgen. De parkeeroplossing zal niet (direct) zichtbaar zijn in de gevels. De geparkeerde auto's zullen worden gecamoufleerd door de gevel. Bij het ontwerp van de gevel wordt rekening gehouden met afscherming om de mogelijke lichthinder van de koplampen en geluidsoverlast op omliggende woningen te voorkomen (zie ook de paragrafen 4.10 en 4.12).

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0044-2001_0006.jpg"

2.2.3 Inpassing

De parkeergarage komt achter het nieuwe ziekenhuis en wordt in lijn met de naastgelegen gebouwen (zoals het S-gebouw en de Gravin, etc.) gerealiseerd. De bouwhoogte wordt maximaal 16 m. Dit is lager dan de bebouwing die hier nu mogelijk is op basis van het vigerende bestemmingsplan. De huidige hoogbouw van de zusterflat (circa 9 bouwlagen) zal gesloopt worden. Hierdoor wordt de bebouwing in de nieuwe situatie lager en op grotere afstand van de bestaande woningen dan de huidige situatie. In figuur 2.4 en 2.5 is schetsmatig weergegeven hoe het zicht vanuit de Brahmslaan is voor en na de realisatie van de nieuwe parkeergarage.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0044-2001_0007.jpg"

Figuur 2.4 Schets zicht vanuit achtertuin Brahmslaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0044-2001_0008.jpg"

Figuur 2.5 Schets zicht vanuit parkeerterrein Brahmslaan

De parkeergarage wordt ontsloten vanaf de Reinier de Graafweg. De ingang van de parkeergarage komt aan de oostzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0044-2001_0009.jpg"

Figuur 2.6 Ligging nieuwe parkeergarage en ontsluiting

Aan de zuidzijde van de parkeergarage wordt een ondergrondse kelder gerealiseerd (zie figuur 2.7). Deze sprinklerkelder wordt gebruikt als waterberging voor de blusinstallatie van de parkeergarage.

Voor de zone ten zuiden van de parkeergarage wordt een inrichtingsplan gemaakt. Hierbij wordt rekening gehouden met de ecologische hoofdstructuur die ten zuiden van de parkeergarage (watergang + oevers) aanwezig is. De inrichting van de strook boven de sprinklerkelder wordt meegenomen in het inrichtingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0044-2001_0010.jpg"

Figuur 2.7 Ligging ondergrondse sprinklerkelder

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijk

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) 2012

De Minister van Infrastructuur & Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040.

In de SVIR geeft het Rijk haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en op de manier waarop het Rijk hiermee om zal gaan. Het Rijk richt zich in de SVIR met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk investeert dáár waar de nationale economie er het meest bij gebaat is, in de stedelijke regio's rond de main-, brain- en greenports inclusief de achterlandverbindingen.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de SVIR.

3.1.2 AMvB Ruimte (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) borgt nationale ruimtelijke belangen uit onder meer de SVIR in regelgeving. Het bestemmingsplan is met dit besluit in overeenstemming.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat overheden op grond van het Bro een nieuwe stedelijke ontwikkeling standaard moeten motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen: de treden. Deze drie stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen. De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch bindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden, waaronder het bestemmingsplan.

De ontwikkeling van deze parkeergarage betreft geen nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het is een voorziening die onderdeel uitmaakt van het ziekenhuis en is noodzakelijk is voor het functioneren hiervan. De parkeergarage is grotendeels reeds mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan. Uitsluitend de situering wordt aangepast. Wel zal een deel van de huidige bestemming Verkeer nu bebouwd kunnen worden. Daarentegen wordt de bouwhoogte lager (maximaal 16 meter, terwijl in het vigerende plan bebouwing tot 20 m is toegestaan).

Ondanks dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling, wordt hieronder kort de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen.

Trede 1 Actuele regionale behoefte: De parkeergarage wordt geheel ten dienste van het ziekenhuis gebouwd. Een ziekenhuis dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor zowel haar personeel als bezoekers. Het mogelijk maken van deze parkeergarage is dan ook het voorzien in de behoefte om bezoekersparkeren op te lossen. Parkeren voor het ziekenhuispersoneel wordt buiten de grenzen van dit plan opgelost en maakt geen onderdeel uit van dit plan.

Trede 2 Bestaand stedelijk gebied: De parkeergarage wordt ten zuiden van het ziekenhuis gebouwd en ligt binnen bestaand stedelijk gebied. Zoals hierboven reeds is vermeld, is in de oorspronkelijke plannen voor het ziekenhuis al rekening gehouden met een gebouwde parkeervoorziening voor het ziekenhuis. Deze parkeergarage is in die zin gelijk aan de voorzieningen die in het vigerende bestemmingsplan mogelijk zijn gemaakt .Echter de parkeergarage is een aantal meters verschoven.

Trede 3: Multimodaal ontsloten: De derde trede hoeft alleen doorlopen te worden op het moment dat de ontwikkeling buitenstedelijk wordt gerealiseerd. Dit is in dit geval niet aan de orde.

3.1.4 Conclusie

De ontwikkeling is in overeenstemming met het rijksbeleid. De ontwikkeling betreft geen nieuwe stedelijke ontwikkeling in het kader van de Ladder Duurzame Verstedelijking.

3.2 Provincie

3.2.1 Provinciale Structuurvisie 'Visie Ruimte en Mobiliteit' (2014)

De provincie heeft op 9 juli 2014 de Visie Ruimte en Mobiliteit tegelijk met de Verordening ruimte, Programma ruimte en het Programma mobiliteit vastgesteld. Hierdoor kwam de integrale structuurvisie uit 2010 voor de ruimtelijke ordening in Zuid-Holland te vervallen. De visie Ruimte en Mobiliteit, de verordening en de programma's beschrijven het beleid, de regels en de wijze van uitvoering voor het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van de provincie.

De kern van de Visie Ruimte en Mobiliteit is om het speelveld van het publieke belang op orde te brengen en beter te benutten. Daarnaast gaat de visie ook over het verder opwaarderen van de bovenlokale netwerken, landschapsstructuren en verstedelijkingspatronen. De huidige fysieke situatie en de lopende en beoogde projecten in het mobiliteitsnetwerk vormen daarbij het uitgangspunt. Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie; beter benutten en opwaarderen van wat er is, vergroten van de agglomeratiekracht, verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en ten slotte het bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Op de functiekaart behorende bij de structuurvisie is het plangebied aangeduid als stedelijke agglomeratie. Daarmee is het bestemmingsplan in overeenstemming met de Provinciale Structuurvisie.

3.2.2 Provinciale verordening Ruimte (2014)

De Verordening Ruimte bevat regels die de gemeenten in bestemmingsplannen moeten overnemen en verplicht ook tot een nadere toelichting van bepaalde ontwikkelingen en situaties waarop het bestemmingsplan ziet. Volgens de kaart bij de verordening is het plangebied geheel binnen de bebouwingscontouren gelegen. In de verordening Ruimte is tevens een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. In paragraaf 3.1.3 is een beschrijving van de ladder opgenomen. Verder zijn er voor dit plan geen specifieke eisen in de verordening opgenomen.

3.2.3 Conclusie

Het ontwikkeling is in overeenstemming met het provinciaal beleid. Het plangebied ligt geheel binnen de bebouwingscontouren. Verder zijn er voor dit plan geen specifieke eisen in de verordening opgenomen.

3.3 Gemeente

3.3.1 Ruimtelijke Structuurvisie - Ontmoetingen met Delft 2030

'Ontmoetingen met Delft 2030' is de gemeentelijke visie op de gewenste (ruimtelijke) ontwikkeling van Delft, vastgesteld in december 2009. Met deze structuurvisie zet de gemeente de koers uit voor het ruimtelijk ordeningsbeleid in de komende decennia. De gemeente Delft wil met de structuurvisie een inspiratiebron bieden voor het nemen van nieuwe initiatieven en het inpassen van toekomstige ontwikkelingen in de stad.

Tegelijkertijd geeft de structuurvisie de ruimtelijke principes aan die sturend zijn bij het nemen van beslissingen over de verdere ontwikkeling van de stad. De structuurvisie vormt daarmee het toetsingskader voor het initiëren, beoordelen afwegen en vaststellen van nieuwe ruimtelijke plannen zoals bestemmingsplannen. De structuurvisie is voor de gemeente ook de grondslag voor het verhalen van kosten op basis van de grondexploitatiewet. De ruimtelijke consequenties van sectorale beleidsvisies zijn geïntegreerd in de structuurvisie. Voor de periode tot 2030 is de structuurvisie daarmee kaderstellend.

Gelaagde stad

Delft is een gelaagde stad. De structuurvisie biedt voor Delft 3 perspectieven. Deze perspectieven geven de gewenste toekomst richting per schaalniveau.

  • schaalniveau stad: verbonden stad met eigen identiteit
  • schaalniveau stadsdelen: veelkleurig palet van buurten en wijken
  • schaalniveau regio: veelzijdig knooppunt in de Randstad en Zuidvleugel

Boulevards

Het versterken van de zorgvoorziening draagt bij aan de gelaagde stad. In de Ontwikkelingsvisie 2025 is sprake van een ‘stedelijke ruggengraat’. De ruggengraat en vormt een dragerstructuur van stedelijk programma. Het beeld dat daarbij hoort kan het best getypeerd worden als ‘boulevard’. Kenmerkend voor de boulevard is niet zozeer het verkeersprogramma, maar de mix van stedelijke functie en de bijbehorende stedelijkheid in het straatbeeld. De boulevard heeft een ruim straatprofiel met een eigen, herkenbare inrichting (beplanting, meubilair). Het grondgebruik is intensief met een stedelijke mix van bestemmingen, waaronder openbare, commerciële en verzorgende functies op de begane grond. Het verkeer is intensief en geconcentreerd, de bereikbaarheid per OV is prima en er zijn goede parkeervoorzieningen voor auto’s.

De Reinier de Graafweg is een van de Boulevards en de nieuwbouw van het ziekenhuis past in de visie om stedelijke functies langs de Boulevards te concentreren.

Knooppunten

De spreiding en concentratie van voorzieningen (in brede zin, dus inclusief detailhandel, dienstverlenende bedrijvigheid, wijkeconomie) wordt op drie manieren geregeld:

  • de boulevards en het centraal stedelijk gebied zorgen voor een ruimtelijke structuur op de schaal van de stad waar een sterke mix van functies wordt nagestreefd in een hoge intensiteit
  • in de woonbuurten is ruimte voor kleinschalig voorzieningen (kinderopvang, basisonderwijs) en informele bedrijvigheid (werken aan huis)
  • knooppunten van de boulevards en wijk- en buurtroutes zijn de aangewezen locaties voor het ontwikkelen van voorzieningenconcentraties op wijkniveau

Dat laatste, concentreren en mengen van voorzieningen rond deze knooppunten biedt veel voordelen. Het ontwikkelen en verdichten van functies op knooppunten van routes is kansrijk. Klanten vinden er een compleet en gevarieerd aanbod aan voorzieningen, niet alleen detailhandel, maar ook zorg- en welzijnsfuncties, sport, onderwijs en dienstverlenende bedrijvigheid.

Stapeling van functies en gebouwd parkeren zijn op deze locaties goed te realiseren. Het draagvlak voor openbaar vervoer (bus, tram, maar ook taxi) wordt op deze manier bevorderd. De knooppunten zijn dan ook niet alleen fysieke (verkeerskundige) knooppunten, maar ook sociale en economische knooppunten.

Conclusie

De ontwikkeling past binnen de genoemde doelen van de Ruimtelijke Structuurvisie: concentratie van voorzieningen in knooppunten en langs de boulevard, stapeling van functies en gebouwd parkeren.

3.3.2 Visie openbare ruimte Delft 2009

In de Visie Openbare Ruimte (VORD) is beleid voor de openbare ruimte vastgelegd. Het is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 15 september 2009.

Het plangebied is aangemerkt als onderdeel van de Boulevard en onderdeel van De Functionele Stad.

Boulevard

De boulevards vormen een samenhangend stelsel, waarbinnen afzonderiijke onderdelen zijn te onderscheiden met een eigen uitwerking, zowel qua Inrichting als gebruik. Op de Delftse boulevard rijdt doorgaand verkeer, zowel auto, openbaar vervoer als fietser, in een groen bomenlaanprofiel.

De voetganger krijgt voldoende ruimte om niet alleen zich te kunnen verplaatsen, maar ook om er te kunnen verblijven. De boulevards zijn de lanen met voorzieningen, waar de levendigheid van de stad samenkomt, zowel overdag als 's avonds.

De Reinier de Graafweg is een van de boulevards. Hierover zegt de visie het volgende:

Een toekomstige verbindende weg tussen de Westlandse weg en de A4/ Harnaschpolder. In de toekomst gaat hier mogelijk tramlijn 37 rijden. De ruimte is beperkt tussen de gebouwen van het ziekenhuis en de woningen langs de weg. Tegelijk zal het wel een uitstraling en functie krijgen als boulevard van Delft.

Functionele Stad

De openbare ruimte In deze buurten kent een overmaat aan verkeerswegen en 'zichtgroen'. De inrichting is door al de buurten heen vrij monotoon. Het ontbreekt aan kwaliteit en diversiteit. Door elke buurt meer bruikbaar te maken en een eigen groeninrichting te geven wordt dat doorbroken. De nu nog geïsoleerde groene ruimtes tussen de flats worden via recreatieve paden met elkaar vertoonden om de uitwisseling en samenhang tussen de buurten te versterken. De samenhangende hoofdstructuur van deze buurten is de singelstructuur. Deze is echter door diverse ingrepen slecht herkenbaar en zal versterkt moeten worden.

Conclusie

Voor de parkeergarage zijn geen specifieke eisen gesteld aan de openbare ruimte. Bij de herinrichting van het ziekenhuisterrein zal rekening gehouden worden met de doelstelling om meer kwaliteit en diversiteit in de openbare ruimte te creëren.

3.3.3 Nota Groen 2012-2020

In 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota Groen Delft 2012-2020 en het daarbij horende Uitvoeringsprogramma nota Groen Delft 2012-2020 vastgesteld. Het beleid is niet bedoeld als bindend kader maar moet ervoor zorgen dat het groenbelang voldoende wordt betrokken bij ruimtelijke ontwikkelingen. De "Nota Groen 2012-2020" richt zich op het creëren van een groene, attractieve en duurzaam woon- en leefmilieu waarin:

  • bewoners, ondernemers en bezoekers zich prettig voelen, elkaar kunnen ontmoeten en zichzelf kunnen ontplooien;
  • flora en fauna kansen krijgen om tot volle wasdom te komen;
  • groen en water een positieve bijdrage leveren aan klimaatadaptatie en omgevingskwaliteit;
  • en alle waarden van groen in de besluitvorming worden meegenomen.

Het groene raamwerk bestaat uit vlakken, lijnen en punten. Hierin worden de waarden van groen benaderd vanuit vijf perspectieven, die worden ingezet als instrument om alle waarden van groen in projecten, plannen en beheer tot hun recht te laten komen. De vijf perspectieven zijn:

1. Groen Delft in ruimtelijk perspectief gericht op de karakterisering van de stad en cultuurhistorische waarden;

2. Groen Delft in sociaal perspectief, gericht op recreatie, cultuur, educatie, esthetiek, participatie, maatschappelijk draagvlak en educatie.

3. Groen Delft in ecologisch perspectief, gericht op bomen, biodiversiteit, gebieden en verbindingen, duurzaamheid, maatschappelijk draagvlak en educatie;

4. Groen Delft in fysisch perspectief, gericht op luchtkwaliteit, waterhuishouding, windkanalen, geluidswering, klimaatadaptatie en energie; en

5. Groen Delft in economisch perspectief, gericht op ecosysteemdiensten, gezondheid, veiligheid, gunstig vestigingsklimaat en baten van groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0044-2001_0011.png"

Figuur 3.1: Gebiedstypen uit Nota Groen

Het ziekenhuis ligt in het gebiedstype Zorgomgeving. Bij dit gebiedstype staat aangegeven dat het RdGG een grootschalig, intensief gebouwcomplex is met groene binnentuinen. Het accent ligt op sociaal en economisch (healing environment).

Daarnaast ligt ten zuiden van het ziekenhuis een deel van het ecologisch hoofdnetwerk. Dit betreft de watergang en de brede groenstrook op de oevers. Het plangebied ligt buiten het ecologisch hoofdnetwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0044-2001_0012.png"

Figuur 3.2: Stedelijke ecologische hoofdstructuur uit Nota Groen

Conclusie

Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft uitsluitend het terrein waar de parkeergarage wordt gebouwd. Dit wordt volledig bebouwd. Met de inrichting van het gehele ziekenhuisterrein zal aangesloten worden bij de uitgangspunten van de Nota Groen.

3.3.4 Lokaal verkeers- en vervoersplan 2005-2020 (LVVP)

Het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid is vastgelegd in het LVVP. Het beleid streeft naar een gezonde leefomgeving in een bereikbare, economische florerende en verkeersveilige stad, die behoort tot de beste fietssteden van Nederland. De nota bevat infrastructurele maatregelen en een wegencategorisering. In de nota is het accent gelegd op:

  • 1. maatregelen ter stimulering van fietsgebruik en openbaar vervoer;
  • 2. maatregelen voor de doorgaande noordzuid en oostwestroutes voor autoverkeer, zodat deze vooral worden gebruikt door in- en uitgaand verkeer, en zodat het doorgaande verkeer wordt ontmoedigd hier gebruik van te maken;
  • 3. het opvangen van de mobiliteitseffecten van nieuwe stedelijke ontwikkelingen op de interne en externe bereikbaarheid van de stad.

In het LVVP is aangegeven dat de Reinier de Graafweg drukker zal worden en aangesloten zal worden op de A4. Hiervoor zal ook de Reinier de Graafweg zelf worden gereconstrueerd (verbreed). Deze verbreding maak geen onderdeel uit van voorliggend bestemmingsplan.

Conclusie

Door de nieuwe locatie van de parkeergarage wordt de verkeersstructuur op het terrein van het RdGG verduidelijkt. Dit sluit aan bij de uitgangspunten van het LVVP.

3.3.5 Nota Parkeernormen 2013

Het college van B&W heeft op 11 juni 2013 de nota Parkeernormen 2013 vastgesteld. In deze nota staat hoe voldaan kan worden aan de parkeerbehoefte bij bouwontwikkelingen (nieuwbouw, verbouw of functiewijziging).

Het parkeerbeleid van de gemeente is erop gericht om binnen haar mogelijkheden voor alle doelgroepen in de stad voldoende parkeerplaatsen beschikbaar te hebben en om eventuele schaarste aan parkeerruimte op een zo goed mogelijke wijze te verdelen. Bij allerlei nieuwe bouwontwikkelingen hanteert de gemeente een breed scala aan parkeernormen om ervoor te zorgen dat het parkeren van auto's in de nabije toekomst mogelijk is.

In de nota Parkeernormen 2013 wordt beschreven hoe de gemeente de parkeernormen in de praktijk inzet. De nieuwe parkeernormen zijn aangepast aan de hedendaagse inzichten. De parkeernormen hebben als basis de parkeerkencijfers van het landelijke kenniscentrum CROW. Deze kencijfers zijn op basis van landelijk onderzoek tot stand gekomen en geven een zo goed mogelijke indicatie van de werkelijke parkeerbehoefte bij de onderscheiden functies.

De nota Parkeernormen 2013 is een toekomstvast, gebiedsgericht en flexibel parkeernormenbeleid. Toekomstvast, zodat voorkomen wordt dat de omgeving van een bouwontwikkeling wordt opgezadeld met een parkeerprobleem. Gebiedsgericht om zo efficiënt mogelijk om te gaan met schaarse ruimte en flexibel zodat rekening gehouden kan worden met lokale omstandigheden.

Conclusie

De ontwikkeling van het Reinier de Graafgasthuis, waaronder de nieuwe parkeergarage, voldoet aan de normen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen 2013.

3.3.6 Waterplan Delft, een blauw netwerk (2000)

Het Waterplan is gericht op het realiseren van duurzaam stedelijk waterbeheer. Vanuit een integrale visie op duurzaam stedelijk waterbeheer en rekening houdend met de specifieke situatie in Delft (kansen en knelpunten) beschrijft het Waterplan de ambities en doelstellingen voor de Delftse wateren op de lange termijn.

Duurzaam waterbeheer richt zich op het realiseren van gezonde en veerkrachtige watersystemen. Gezond wil zeggen: een watersysteem met een waterkwaliteit en een ecologische kwaliteit die past bij de (natuurlijke) situatie ter plaatse. Veerkrachtig betekent dat verstoringen door bijvoorbeeld extreme regenval of incidentele verontreiniging relatief gemakkelijk kunnen worden opgevangen en dat systemen zich relatief gemakkelijk kunnen herstellen van ecologische verstoringen, zoals achteruitgang of (lokaal) zelfs volledig verdwijnen van soorten. Binnen de mogelijkheden die gezonde en veerkrachtige watersystemen bieden wordt een duurzaam gebruik van watersystemen (onder meer recreatie en scheepvaart) zoveel mogelijk bevorderd.

Bij duurzaam waterbeheer worden water, ecologie en ruimtelijke ordening in samenhang bezien, gebruikmakend van de ‘natuurlijke’ karakteristieken en de ligging van de watersystemen in het omringende landschap. Het betekent dat wordt aangesloten bij natuurlijke processen (water als ordenend principe) en bestaande ecologische structuren, en dat hiermee rekening wordt gehouden bij de ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld bij herinrichting van woonwijken en bij nieuwbouw.

Conclusie

In dit geval is sprake van een zeer beperkte ontwikkeling en deze ligt niet in of direct langs een watergang. De parkeergarage in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, ligt op een locatie waar reeds verharding mogelijk was op basis van het vigerende bestemmingsplan. Voor het gehele terrein van RdGG zal er een oplossing voor de wateropgave komen. Voor dit bestemmingsplan is het niet noodzakelijk water te compenseren. De realisatie van de parkeergarage staat dit niet in de weg.

3.3.7 Waterbeheersplan 2010 - 2015

Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft haar beleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2010-2015. Dit beleid is formeel vastgelegd in de Keur en de legger. Het verbeteren van de waterkwaliteit en het vergroten van de bergingscapaciteit zijn belangrijke pijlers binnen dit beleid.

Conclusie

In het kader van de watertoets vindt overleg plaats tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap van Delfland. Voor het gehele terrein van RdGG zal er een oplossing voor de wateropgave komen. De realisatie van de parkeergarage staat dit niet in de weg.

3.3.8 Beleidsnota beperken en voorkomen wateroverlast

Het functioneren van het watersysteem mag als gevolg van een ontwikkeling niet verslechteren. Hiervoor hanteert Delfland het standstill beginsel. De kans op wateroverlast mag niet toenemen als gevolg van een ontwikkeling. Wijzigingen in het watersysteem en toename aan verharding dienen gecompenseerd te worden. Er wordt met dit plan voldaan aan het standstill beginsel.

Dit staat los van bestaande afspraken met betrekking tot ontwikkelingsnormen en lokale knelpunten die op de ontwikkelingslocatie opgelost kunnen worden.

Conclusie

De ontwikkeling past binnen de beleidsnota beperken en voorkomen wateroverlast. Er wordt met dit plan voldaan aan het standstill beginsel.

3.3.9 Handreiking Watertoets

Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft een Handreiking watertoets voor gemeenten. De handreiking biedt gemeenten, adviesbureaus en projectontwikkelaars handvatten voor de invulling van proces en inhoud van de watertoets voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. De handreiking is gebaseerd op bestaand beleid van Delfland en sluit aan op de Wet ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Crisis- en herstelwet en de Waterwet.

Conclusie

In het kader van de watertoets vindt, conform de handreiking, overleg plaats tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap van Delfland.

3.3.10 Beleidsnota bouwhoogten Delft (2005)

In gebieden waar de komende ca. 10 jaar stedelijke dynamiek te verwachten is, de dynamische zones is het zinvol rekening te houden met hoogbouw en zal in het bestemmingsplan bepaald worden waar en onder welke voorwaarden hoogbouw kan worden toegepast. Hoogbouwontwikkeling hoger dan 40 meter zal in een bestemmingsplan alleen mogelijk worden gemaakt via een vrijstellingsbevoegdheid, waarbij een Hoogbouweffectrapportage als onderbouwing moet worden opgesteld en vervolgens ter kennisname aan de raadscommissie wordt gezonden.

Het plangebied valt binnen de zone "initiatiefgebied, sterk ruimtelijke structuur", zie figuur 3.3. De parkeergarage valt in gebied 15.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0044-2001_0013.jpg"

Figuur 3.3: Uitsnede beleidsnota bouwhoogte, consolidatie en initiatiefgebieden

Nieuwe bouwinitiatieven moeten passen binnen de ritmische opbouw en een verrijking betekenen voor het gebied. Zo kan de ritmische herhaling van deze gebieden worden verlevendigd door contrastwerking. De grootst mogelijke zorg moet uitgaan naar de aanhechting van de gebouwen aan het maaiveld. De bouwhoogteaccenten zijn onderscheidend ten opzichte van de directe omgeving. De bouwhoogte van de accenten is in deze gebieden niet hoger dan 75 meter.

Conclusie is dat de nieuwbouw van de parkeergarage voldoet aan de Beleidsnota bouwhoogten Delft. De parkeergarage is goed ingepast in de omgeving en overschrijdt de waarden uit de beleidsnota niet.

3.4 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past in het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Op het terrein vindt een concentratie van voorzieningen plaats in een knooppunt langs de boulevard. Hierbij worden diverse functies gestapeld en wordt er een gebouwde parkeervoorziening gerealiseerd. Met de inrichting van het gehele ziekenhuisterrein zal aangesloten worden bij de uitgangspunten van de Nota Groen en het waterbeleid van de gemeente en het hoogheemraadschap.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten en onderzoek

4.1 Infrastructuur en parkeren

Om de ruimtelijke structuur te verhelderen is het wenselijk dat de secundaire oost-westverbinding achter het ziekenhuis rechtdoor getrokken wordt. Om dit te kunnen realiseren, wordt de parkeergarage gedraaid en naar het zuiden verplaatst, ten opzichte van de eerdere beoogde locatie.

Voor het gehele terrein van RdGG zal een nieuw inrichtingsplan voor de openbare ruimte en het parkeren gemaakt worden. In de samenwerkingsovereenkomst (SOK) tussen de gemeente en RdGG is opgenomen dat er totaal in ieder geval 1300 parkeerplaatsen gerealiseerd zullen worden. Deze worden deels in de openbare ruimte en deels in de parkeergarage gerealiseerd. Dit aantal van 1300 parkeerplaatsen is nog gebaseerd op de oude Nota Parkeren en Stallen.

Er worden ruim voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd. Met het totaal aantal parkeerplaatsen zal worden aangesloten bij de parkeernormen, zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen 2013. In deze Nota is aangegeven dat er voor ziekenhuizen een norm geldt van minimaal 1,4 parkeerplaats per 100 m2 en maximaal 1,6 parkeerplaats per 100 m2.

De realisatie van de parkeergarage levert een belangrijke bijdrage aan de oplossing voor de parkeeropgave van het ziekenhuis. Er worden 450 parkeerplaatsen voor bezoekers in deze garage gerealiseerd. De in- en uitritten van de parkeergarage worden aan de oostzijde gerealiseerd en de garage zal ontsloten worden vanaf de Reinier de Graafweg. Dit is vastgelegd in de omgevingsvergunning welke mee gecoördineerd wordt met dit bestemmingsplan. In onderstaande figuur is de ontsluiting weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0044-2001_0014.jpg"

Figuur 4.1 Ontsluiting parkeergarage

4.2 Kabels en leidingen

Er bevinden zich geen planologisch relevante kabels en leidingen in het plangebied. Er is wel een rioolleiding aanwezig die verlegd moet worden. Dit is geen planologisch relevante leiding. Hierover is in overleg met de waterbeheerder bepaald dat verlegging mogelijk is. De aanwezige kabels- en leidingen vormen geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.3 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Daarmee is uitvoering gegeven aan het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 15 oktober 2009 (Commissie tegen Nederland, zaak C-255/08). Door deze wijziging zijn de drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit mer indicatief geworden. Bij activiteiten die op lijst D genoemd worden maar onder de drempelwaarde blijven is er een nieuwe verplichting: de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' of 'vergewissingsplicht'. Het feit dat de activiteit onder de drempelwaarde blijft is een indicatie dat er waarschijnlijk geen aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn. Of dat daadwerkelijk zo is, moet in het kader van het bestemmingsplan worden onderzocht.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • a. belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • b. belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordelingsprocedure worden doorlopen of er kan direct worden gekozen een volledige m.e.r.-procedure te doorlopen.

Als belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu niet kunnen worden uitgesloten bestaat het resultaat van deze vormvrije m.e.r.-beoordeling uit het volgen van een plan-m.e.r.-procedure. Als belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu wel kunnen worden uitgesloten moet die conclusie door het bevoegd gezag worden opgenomen in de tekst van het uiteindelijke besluit in de moederprocedure (in dit geval de toelichting bij het bestemmingsplan).

De ontwikkeling zou kunnen vallen onder 'D11.2, de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' uit de D-lijst van het Besluit MER. De activiteit valt echter niet onder een van de drempelwaarden van kolom 2. Daarom is, zoals hierboven aangegeven, een vormvrije mer-beoordeling nodig. Onderstaande milieuparagrafen van het bestemmingsplan kunnen worden gezien als de vormvrije-m.e.r.-beoordeling.

Uit de navolgende milieu-paragrafen blijkt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van de kenmerken en locatie van dit bestemmingsplan, die zouden kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu ter plaatse. Voor de meeste milieuaspecten geldt dat er geen effect optreedt. Alleen voor de aspecten geluid en lichthinder worden maatregelen getroffen aan de parkeergarage om geluidhinder en lichthinder te voorkomen en wordt voldaan aan de geldende wet- en regelgeving. Geconcludeerd wordt dat er geen aanleiding is tot het opstellen van een MER of een m.e.r.-beoordeling voor onderhavige ontwikkeling.

4.4 Externe veiligheid

4.4.1 Risicovolle inrichtingen

In het plangebied en de omgeving daarvan bevinden zich geen risicovolle inrichtingen zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Ten westen van de locatie ligt Benfried (opslag gewasbeschermingsmiddelen). Het invloedsgebied bedraagt circa 125 m. De locatie ligt op circa 1 kilometer afstand. Aan de noordzijde van Delft ligt DSM. Het invloedsgebied van DSM bedraagt circa 1.500 m. De locatie ligt op meer dan 2 km van DSM. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico van risicovolle inrichtingen.

4.4.2 Transport gevaarlijke stoffen over spoor

De spoorlijn door Delft maakt geen onderdeel uit van het Basisnet spoor. Deze is daarom niet relevant voor externe veiligheid.

4.4.3 Transport gevaarlijke stoffen over de weg

De A4 en de A13 zijn beide transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Uit de Regeling Basisnet blijkt dat er bij de trajecten gelegen nabij de locatie afstand voor plaatsgebonden risico geldt. Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Betv) is er een verantwoording groepsrisico nodig als het plangebied binnen 200 m van een route voor gevaarlijke stoffen ligt. De ontwikkeling ligt op meer dan 200 meter van de A4 en de A13.

Aangezien de parkeergarage een voorziening is die onderdeel uitmaakt van het ziekenhuis, trekt deze bovendien geen extra bezoekers.

4.4.4 Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen

In en om het plangebied bevinden zich geen risicorelevante buisleidingen met een invloed op het plangebied.

4.4.5 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.5 Water

4.5.1 Watertoets en waterkwantiteit

In het kader van de watertoets vindt overleg plaats tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap van Delfland. In dit geval is sprake van een zeer beperkte ontwikkeling en deze ligt niet in of direct langs een watergang. De parkeergarage in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, ligt op een locatie waar reeds verharding mogelijk was op basis van het vigerende bestemmingsplan.

In het verleden zijn reeds afspraken gemaakt tussen het ziekenhuis en het Hoogheemraadschap over de waterbergingsopgave in verband met de vervangende nieuwbouw van het ziekenhuis. Deze afspraken zijn opgenomen in het bestemmingsplan 'Zuidwest deelgebied 2 (Buitenhof/ Kerkpolder)' en vastgelegd in de Samenwerkingsovereenkomst tussen gemeente en RdGG (SOK). Voor het gehele terrein van RdGG zal er een oplossing voor de wateropgave komen. Deze kan mogelijk gerealiseerd worden door verbreding van de watergang met een natuurvriendelijke oever langs de Brahmslaan en door de realisatie van groene daken. De realisatie van de parkeergarage staat dit niet in de weg.

4.5.2 Grondwater

De ontwateringsdiepte in de polder is doorgaans groter dan 90 cm. Een peilbuis van het grondwatermeetnet in de directe omgeving van het plangebied geeft een ontwateringsdiepte van meer dan één meter aan. Met het oog op de gewenste vermindering van de grondwateronttrekking is het verstandig bij de ontwikkeling rekening te houden met in de toekomst mogelijke grondwaterstijging van 25-50 cm.

De kelder voor het bluswater zal maximaal 3 meter diep worden. Deze zal zodanig uitgevoerd worden dat er geen grondwater in de kelder kan komen en eveneens geen water uit de kelder in het grondwater. De omvang van de kelder (150 m2) is zodanig beperkt dat er geen nadelig effect zal optreden op de grondwaterstromen.

4.5.3 Overige wateraspecten

Er zijn in het plangebied geen oppervlaktewater, waterkering of andere waterstaatskundige werken aanwezig en deze worden ook niet gerealiseerd. Waterkwaliteit, waterkwantiteit, bagger en ander oppervlaktewater- en waterkering- gerelateerde zaken die niet in bovenstaande paragrafen zijn behandeld zijn voor dit plan dan ook niet van toepassing.

4.5.4 Conclusie

Het bestemmingsplan voldoet aan de wet- en regelgeving en beleid met betrekking tot het aspect water.

4.6 Ecologie

4.6.1 Ecologisch Onderzoek

In 2013 is door de stadsecoloog van de gemeente Delft een Natuurtoets uitgevoerd voor het terrein van het RdGG. De aanleiding voor de Natuurtoets waren de plannen voor een kinderdagverblijf en het Pharmafilter en de gasopslag ten zuiden van het ziekenhuis, op het terrein van het RdGG. De toets bevat echter het gehele terrein, waaronder ook de nieuwe locatie van de parkeergarage. Uit de Natuurtoets blijkt het volgende:

Flora

Er zijn geen beschermde planten te verwachten. Wel is er een grote diversiteit aan kruidenrijke begroeiing aanwezig in de groenstrook langs de watergang.

Fauna

Insecten:

Gezien de kruidenrijke vegetatie komen er naar verwachting algemene vlindersoorten voor als Atalanta, Koolwitje en meerdere soorten andere insecten. Beschermde soorten zijn niet te verwachten.

Amfibieën:

Op de locatie zijn door het ontbreken van een goede biotoop geen amfibieën te verwachten.

Vogels:

Algemene soorten vogels (tabel 3) zijn te verwachten. Daarnaast zijn ook broedvogels te verwachten in de beplanting en in gebouwen. Voor deze soorten geldt dat zij niet in hun duurzaam voortbestaan worden belemmerd.

Zoogdieren:

Binnen het plangebied zijn zowel niet-beschermde soorten als soorten van tabel 1 en 3 van de Flora- en faunawet te verwachten. Zo is er een reële kans om muizen, egels en wezel aan te treffen en tevens de gewone en ruige dwergvleermuis. Het voorkomen van dieren is mede te verwachten vanwege de ecologische zone aan de zuidkant en de verbinding met het natuur- en recreatiegebied Midden Delfland en de Tanthofkade. De niet-beschermde soorten van Tabel 1 zullen met name in de zone langs de watergang voorkomen.

4.6.1.1 Nader ecologisch onderzoek (vleermuizen)

Voor het bestemmingsplan Parkeergarage Reinier de Graaf Gasthuis is een nader onderzoek uitgevoerd in het kader van het voorkomen van vleermuizen. Dit in het kader van het Bethelgebouw dat gesloopt moet worden. Het voorkomen van andere beschermde soorten zijn op grond van eerder onderzoek niet te verwachten.

Binnen het onderzoeksgebied zijn foeragerende dwergvleermuizen waargenomen. In het gebouw zijn geen verblijfplaatsen waargenomen. Aan de oostzijde van het gebied rondom het Bethelgebouw en de huidige parkeerplaats zijn geen vleermuizen waargenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0044-2001_0015.png"

Figuur 4.2 Locaties waar Gewone Dwergvleermuizen foerageren

Met de sloop binnen de grenzen van het onderzoeksgebied wordt het functionele leefgebied van deze dieren niet verstoord.

4.6.1.2 Conclusie

Op grond van het ontbreken van een of meerdere verblijfplaatsen van vleermuizen of andere strikt beschermde soorten, kan worden geconcludeerd dat er geen ontheffing van de Flora- en faunawet vereist is om tot ruimtelijke ontwikkelingen (sloop) over te gaan van het Bethelgebouw en de realisatie van een parkeergarage op ziekenhuisterrein.

Bij werkzaamheden hoeft slechts rekening gehouden te worden met de Zorgplicht, een algemeen geldende fatsoensnorm ten aanzien van de omgang met alle flora en fauna, inclusief de niet-beschermde soorten. Mocht er onverhoopt toch een vleermuis of andere strikt beschermde soort worden aangetroffen tijdens activiteiten rond de bebouwing binnen het onderzoeksgebied, dan dienen werkzaamheden te worden gestaakt. Vervolgens dient een deskundige te beoordelen onder welke voorwaarden de werkzaamheden kunnen worden voortgezet.

De Flora- en Faunawet vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.7 Groen

De ontwikkeling van de parkeergarage heeft geen gevolgen voor de hoofdgroenstructuur. In de huidige situatie is de locatie grotendeels verhard en deels bebouwd. Een deel van het plangebied bestaat uit gras. Hier is 1 kleine boom aanwezig. De bomenverordening is hierop niet van toepassing. In de nieuwe situatie zal de locatie geheel bebouwd worden. Ten zuiden van het plangebied ligt een deel van het ecologisch hoofdnetwerk. Dit betreft de watergang en de oevers.

Voor het gehele ziekenhuisterrein zal op termijn een nieuwe inrichtingsplan voor de openbare ruimte worden gemaakt, waarbij in het totaal naar de groen-, water en bomenstructuur gekeken zal worden.

Hierbij zal minimaal worden voorzien in de herplantverplichting, alsmede de afspraken over de wateropgave van de SOK. Er is geen verdere groencompensatie aan de orde in het kader van dit bestemmingsplan.

4.8 Bodem

4.8.1 Onderzoek

In 2006 heeft bodemonderzoek plaatsgevonden op het ziekenhuisterrein (zie bijlage). Dit onderzoek was onder andere gericht op de aanleg van de tijdelijke parkeergarage en de nieuwbouw van het ziekenhuis. Hierbij zijn er grondboringen gedaan nabij het plangebied van dit bestemmingsplan (in het onderzoek wordt gesproken over locatie P1 Bethelgebouw / bouwbureau en nieuwbouwlocatie ziekenhuis).

Uit dit bodemonderzoek blijkt dat ter plaatste van de locatie P1 Bethelgebouw / bouwbureau de grond licht verontreinigd is met EOX en zink. Er was geen aanleiding tot nader bodemonderzoek en vanuit milieuhygiënisch oogpunt waren er geen bezwaren tegen de realisatie van de tijdelijke parkeervoorziening.

Ter plaatste van de nieuwbouwlocatie van het ziekenhuis is een matige verontreiniging met minerale olie en een lichte verontreiniging met EOX en PAK aangetroffen. In het grondwater is een sterke verontreiniging met arseen aangetroffen (maar de desbetreffende peilbuizen liggen niet nabij het plangebied van voorliggend bestemmingsplan). Ook is er een lichte verontreiniging van het grondwater met zink geconstateerd. Alleen ten aanzien van de aangetroffen minerale olie was aanvullend onderzoek nodig. De locatie waar dit is aangetroffen ligt echter niet nabij het plangebied.

4.8.2 Conclusie

Aangezien het uitgevoerde onderzoek verouderd is en niet de exacte locatie van de toekomstige parkeergarage betreft zal er een nieuw bodemonderzoek uitgevoerd worden, zodra de bestaande bebouwing gesloopt is. Gezien de conclusies uit het onderzoek van 2006 is echter niet te verwachten dat de bodemkwaliteit onvoldoende is voor de realisatie van de parkeergarage.

4.9 Milieuzonering bedrijven

4.9.1 Inleiding

Milieuzonering is erop gericht een bepaalde afstand te creëren tussen hinderveroorzakende activiteiten (zoals bedrijven) en hindergevoelige activiteiten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen), zodat er sprake is van een goed woon-, werk en leefklimaat. Daarbij hebben enerzijds bedrijven de ruimte om hun activiteiten zonder klachten van omwonenden uit te voeren en anderzijds zijn bewoners zeker van een goed woonklimaat.

Voor het inpassen van milieuhinderlijke activiteiten heeft de VNG in 2007 de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' opgesteld. In 2009 is hierop een herziening uitgekomen. In deze handreiking worden activiteiten op SBI-code ingedeeld in milieucategorieën met elk een eigen hinderafstand, deze staan in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (LvB). De lijst gaat uit van een gemiddelde bedrijfsvoering. Aangezien elk bedrijf met eigen technieken en manieren kan werken, zijn de hinderafstanden indicatief en worden daarom richtafstanden genoemd. De handreiking is bedoeld voor nieuwe situaties en niet voor de beoordeling van bestaande situaties. De afstanden uit de handreiking geven echter wel een indicatie van de afstanden die ter voorkoming van hinder gewenst zijn.

4.9.2 Parkeergarage

Op basis van de VNG-brochure valt een parkeergarage in categorie 2 (SBI code 5221.1). Hierbij geldt een richtafstand van 30 meter ten opzichte van gevoelige functies. Het maatgevende aspect hierbij is geluid. De parkeergarage komt op meer dan 30 meter van de omliggende woningen, scholen en het kinderdagverblijf.

Om in beeld te brengen of de situatie in 2018 (met nieuwe locatie van de parkeergarage) past binnen de vergunde situatie 2015 (revisievergunning) heeft geluidsonderzoek plaatsgevonden. De resultaten hiervan zijn opgenomen in paragraaf 4.10.

4.9.3 Conclusie

De parkeergarage komt op meer dan 30 meter van de omliggende woningen, scholen en het kinderdagverblijf. Hiermee wordt, zowel bij beschouwing als losstaande parkeergarage danwel als onderdeel van een ziekenhuis, voldaan aan de richtafstanden van de VNG-brochure. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt daardoor geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt desondanks dat er geluidsmaatregelen nodig zijn om te kunnen voldoen aan de grenswaarden uit de revisievergunning. Dit wordt in de volgende paragraaf (4.10) nader besproken.

4.10 Geluid

4.10.1 Inleiding

De parkeergarage is geen geluidgevoelige bestemming, maar wel een geluidveroorzakende activiteit. Daarbij leidt de parkeergarage tot een andere routing van het verkeer op het ziekenhuisterrein. Aan de ene kant van het ziekenhuisterrein neemt het aantal verkeersbewegingen af en in een ander deel van het ziekenhuisterrein neemt het aantal verkeersbewegingen toe. Daarom is ten behoeve van het bestemmingsplan akoestisch onderzoek uitgevoerd.

4.10.2 Onderzoek

Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd door DPA Cauberg-Huygen (referentie 20150839-03, d.d. 25 augustus 2015 en 20150839-04, d.d. 16 oktober 2015), waarbij de nieuwe situatie met de parkeergarage in 2018 is getoetst aan de geluidvoorschriften uit de omgevingsvergunning milieu van het RdGG 2015 (revisievergunning). Voor de beoogde situatie in 2018 zijn met geluidoverdrachtsberekeningen de geluidniveaus (LAr,LT en LAmax) bij de geluidgevoelige bestemmingen in de directe omgeving van het ziekenhuis bepaald.

Uit de rekenresultaten van het onderzoek blijkt dat de totale geluidsbijdrage van het Reinier de Graaf Gasthuis inclusief de nieuwe parkeergarage tijdens de representatieve bedrijfssituatie kan voldoen aan de voorschriften voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau. Om dit te bereiken zijn voorzieningen nodig waarmee de geluiduitstraling (LAr,LT) van de parkeergarage en een aantal geluidbronnen van het Reinier de Graaf Gasthuis beperkt wordt.

Door het nemen van maatregelen (welke zijn geborgd in de planregels) zal de geluidsuitstraling in totaal voldoen aan de richtwaarden voor de woonomgeving, waardoor er sprake blijft van een goed- woon en leefklimaat.

Maatregelen parkeergarage

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat maatregelen moeten worden genomen aan de zuidgevel van de parkeergarage. Aan deze zijde komt een hellingbaan en daarachter liggen de parkeerplaatsen.

De maatregelen aan de zuidgevel (zie figuur 4.1) bestaan uit:

  • het gesloten uitvoeren van de zuidgevel op de begane grond en 1e verdieping;
  • het realiseren van een borstwering met een hoogte van minimaal 0,6 m aan op de overige verdiepingen aan de zuidzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0044-2001_0016.jpg"

Figuur 4.1: Geluidsmaatregelen gevel zuidzijde

De maatregelen aan de afscheidingswanden en plafonds bij de hellingbanen op de 2de en 3de verdieping (zie figuur 4.2) bestaan uit:

  • het (akoestisch) gesloten uitvoeren van de afscheidingswanden tussen de hellingbanen en de parkeerdekken ter plaatse van as B en assen 3-8 en 11-15 over de volledige verdiepingshoogte;
  • de geluidisolatiewaarde van de afscheidingswanden dient minimaal 20 dB(A) te bedragen. Deze eis geldt ook voor ventilatievoorzieningen die in deze afscheiding aangebracht worden;
  • het geluidsabsorberend uitvoeren van de afscheidingswand aan de zijde van en ter plaatse van de hellingbanen;
  • het geluidsabsorberend uitvoeren van het plafond boven de hellingbanen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0044-2001_0017.jpg"

Figuur 4.2: Geluidsmaatregelen bij de afscheidingswanden

In zowel het bestemmingsplan als het bouwplan zijn deze maatregelen opgenomen.

Maatregelen geluidbronnen RdGG

Met de onderzochte maatregelenvarianten bij de parkeergarage voldoet de totale geluidbijdrage van de inrichting bij de flat aan Lisztstraat en de Debussystraat en bij de school aan de Brahmslaan tijdens de dagperiode niet geheel aan de ontwerpvoorschriften voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. De overschrijding bedraagt maximaal 1 dB(A). Door de geluiduitstraling van de Alsident (bron D02), de isoleerkamer (bron D03) en de LAF kasten D2 t/m D4 (bronnen D07 t/m D09) met minimaal 6 dB(A) te verlagen kan ook bij deze geluidgevoelige bestemmingen aan de ontwerpvoorschriften voldaan worden. Hierbij is rekening gehouden met de feitelijke toestand dat de kopse gevels van de flats als dove gevels zijn uitgevoerd.

De overschrijding is zeer beperkt en wordt met technische maatregelen opgelost.

Indirecte hinder

Indirecte hinder is de geluidhinder die niet wordt veroorzaakt door activiteiten of installaties binnen de inrichting, maar die wel aan de inrichting is toe te rekenen. In de onderhavige situatie wordt indirecte hinder veroorzaakt door personenauto’s (van bezoekers, patiënten, personeel en bezorgdiensten) en vrachtverkeer (voor laden en lossen van gassen, andere goederen en ophaaldiensten).

De wijze waarop indirecte hinder dient te worden beoordeeld is vastgesteld in de publicatie: ‘Beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening Wet milieubeheer’. In de volksmond bekend als ‘schrikkelcirculaire’. In deze circulaire is aangegeven dat verkeer van en naar een inrichting moet worden beschouwd als ware het wegverkeer. In feite komt dit erop neer dat het equivalente geluidniveau ten gevolge van wegverkeer, dat gebruik maakt van de openbare weg, wordt berekend en vervolgens wordt getoetst op een wijze waarop regulier wegverkeer wordt getoetst (zoals dit bepaald is in de Wet geluidhinder).

In dit geval, van de realisatie van de nieuwe parkeergarage, is het verkeer van belang dat van en naar de parkeergarage rijdt naar de aansluiting op de Reinier de Graafweg. Uit het aanvullende akoestisch onderzoek (20150839-04, dd. 16 oktober 2015) blijkt dat ruimschoots aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde kan worden voldaan.

4.10.3 Conclusie

Uit het geluidsonderzoek blijkt dat de totale geluidbijdrage van het Reinier de Graaf Gasthuis inclusief de nieuwe parkeergarage tijdens de representatieve bedrijfssituatie kan voldoen aan de voorschriften voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau uit de omgevingsvergunning milieu van het RdGG. Om dit te bereiken zijn voorzieningen nodig waarmee de geluiduitstraling (LAr,LT) van de parkeergarage en een aantal geluidbronnen van het Reinier de Graaf Gasthuis beperkt wordt.

De maatregelen aan de parkeergarage zijn opgenomen in het bouwplan en geborgd in de regels van dit bestemmingsplan. Het geluidsaspect vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Ook de indirecte hinder van de ontwikkeling leidt niet tot overschrijding van de voorkeursgrenswaarde.

4.11 Luchtkwaliteit

Voor het bestemmingsplan zijn de effecten op de luchtkwaliteit beoordeeld door DPA Cauberg Huygen. De rapportage Luchtkwaliteitsonderzoek Reinier de Graaf Gasthuis in Delft, Situaties 2015 en 2018 van 17 juli 2015 (referentie 20140778-28) is als bijlage bij de toelichting gevoegd. 

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen.

Concentratiegrenswaarden voor NO2 en PM10 zijn de meest kritische en daarmee maatgevende parameters voor toetsing aan de Wet luchtkwaliteit. In tabel 4.1 zijn de grenswaarden voor de parameters fijn stof en NO2 weergegeven zoals die gelden vanaf 01 januari 2015.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0044-2001_0018.png"

Tabel 4.1 Grenswaarden fijn stof en NO2

De tijdelijke parkeervoorzieningen op het terrein worden vervangen door de definitieve parkeervoorzieningen. De oplevering van de definitieve parkeervoorziening is in 2018 beoogd.

Voor de bedrijfssituaties in 2015 en 2018 zijn concentraties NO2 en PM10 in de omgeving van het Reinier de Graaf Gasthuis berekend. Concentraties zijn middels verspreidingsberekeningen op basis van kengetallen berekend. Dit voor de totale aan te vragen situatie, en op basis van sommatie van de concentratiebijdragen vanwege de activiteiten op het terrein van de inrichting, de verkeersaantrekkende werking van de inrichting, lokaal verkeer, en de vastgestelde GCN-achtergrondconcentraties.

Uit het onderzoek blijkt dat:

  • de wijzigingen in de parkeervoorzieningen op het terrein een marginaal effect op de luchtkwaliteit hebben in de omgeving van het RdGG;
  • voor bedrijfssituatie 2015 en bedrijfssituatie 2018 op plaatsen waar sprake kan zijn van significante blootstelling van mensen (publiek), geen sprake zal zijn van overschrijdingen van concentratiegrenswaarden uit bijlage II van de Wet milieubeheer voor NO2 en PM10. Grenswaarden worden in beide bedrijfssituaties ruimschoots gerespecteerd.

Gelet op de voornoemde bevindingen vormt de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor de realisatie van de ontwikkeling.

4.12 Lichthinder

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is gekeken of de parkeergarage lichthinder veroorzaakt op de omliggende woningen. Door DPA Cauberg-Huygen B.V. is een onderzoek (met kenmerk 00045-10854-32 d.d 14 april 2016) uitgevoerd naar lichthinder van de verlichting in de parkeergarage en lichthinder van koplampen van auto's. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 9 behorende bij deze toelichting. Hieronder worden de conclusies van het onderzoek weergegeven.

Teneinde de lichtuitstraling te beperken, dient de verlichting in de nieuwe parkeergarage aan de volgende eigenschappen te voldoen:

  • De toegepaste armaturen worden naar buiten toe goed afgeschermd (geen kale montagebalken, waardoor van buitenaf in de lichtbron gekeken kan worden).
  • Wanneer de lichtbron van buitenaf zichtbaar is, bedraagt de zijwaartse lichtsterkte gedurende de dag en avond maximaal 10.000 cd.
  • Wanneer de lichtbron van buitenaf zichtbaar is, bedraagt de zijwaartse lichtsterkte gedurende de nacht maximaal 1.000 cd.
  • De armaturen hebben een maximale ULR van 15%.

Hiermee zal worden voldaan aan de grenswaarden uit de Richtlijn Lichthinder van de NSVV. Deze richtlijn is geen harde wetgeving, aangezien die momenteel nog niet bestaat. De Richtlijn wordt in jurisprudentie wel als toetsingskader gehanteerd.

Door in de avond- en nachtperiode een gedeelte van de verlichting uit te schakelen of te dimmen wordt de lichtuitstraling vanuit het gebouw worden geminimaliseerd. Dit geldt met name voor de bovenste twee parkeerlagen, waar ’s avonds en ’s nachts het minst gebruik van zal worden gemaakt.

In de nieuwe parkeergarage wordt gebruik gemaakt van bewegingsdetectie voor de verlichting.

Voor de beoordeling van lichtuitstraling van personenauto’s in parkeergarages is geen beoordelingsmethode of vaststaand toetsingskader beschikbaar. Als uitgangspunt voor het onderzoek is daarom het volgende uitgangspunt gehanteerd: Er is geen hinder indien woningen niet direct door koplampen worden aangestraald. Bij indirecte aanstraling of afgeschermde lichtstralen is de intensiteit zodanig dat er geen hinder ontstaat. Hinder wordt voorkomen indien de directe zichtlijn tussen de koplamp van personenauto’s en waarnemer wordt onderbroken of afgeschermd.

Middels horizontale en verticale doorsneden is bepaald of de lichtbundels van de personenauto’s in de parkeergarage voldoende worden afgeschermd. Op basis van de resultaten is het volgende geconcludeerd:

  • De lichtbundels van de auto’s in de parkeergarage zullen in voldoende mate worden afgeschermd.
  • De lichtbundels van de auto’s op de hellingbanen zullen in voldoende mate worden afgeschermd. Nb. Een uitzondering wordt gevormd door personenauto’s waarbij de koplamphoogte ten opzichte van het wegdek meer bedraagt dan 93 cm. Vanwege de beperkte omvang van het aantal auto’s met een koplamphoogte van meer dan 93 cm wordt dit niet bezwaarlijk geacht.

In de planregels is een voorwaardelijke verplichting toegevoegd dat lichtwerende maatregelen getroffen moeten worden en in stand gehouden moeten worden zodat de lichtbundels van auto's afgeschermd worden. Deze maatregelen zijn voldoende om onaanvaardbare lichthinder te voorkomen.

4.13 Archeologie

4.13.1 Wettelijk kader

In 1992 ondertekende Nederland mede het zogenaamde Verdrag van Valletta (Malta). Dit verdrag heeft als doel de bescherming van het archeologisch erfgoed van Europa te bevorderen. In Nederland heeft dit geleid tot een herziening van de Monumentenwet 1988 alsmede een aanvulling op of wijziging van bepaalde artikelen in enkele andere wetten. Deze wijzigingswet is beter bekend als de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ), die op 1 september 2007 van kracht werd.

De belangrijkste artikelen uit het Verdrag van Malta die in de Nederlandse wetgeving zijn overgenomen zijn dat het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke (in situ) dient te worden behouden (artikel 4), dat het archeologisch erfgoed deel uitmaakt van de belangenafweging in het kader van ruimtelijke ordening (artikel 5) en het 'veroorzakersprincipe' (artikel 6). Het veroorzakersprincipe betekent dat de verstoorder verantwoordelijk is voor het vroegtijdig (laten) uitvoeren van noodzakelijk archeologisch (voor)onderzoek en de financiering daarvan.

Het bestemmingsplan

In de Nederlandse wetgeving wordt aan artikel 5 uit het Verdrag van Malta invulling gegeven door middel van artikelen 38, 39 en 40 uit de Monumentenwet. In deze artikelen is bepaald dat het archeologisch erfgoed bescherm dient te worden door het bestemmingsplan. Gemeentes moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening houden met de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden. Hieronder vallen zowel reeds bekende archeologisch waardevolle gebieden als gebieden waarvoor een (verhoogde) archeologische verwachting geldt. Deze waarden krijgen een archeologische (dubbel)bestemming, die wordt vermeld in de toelichting van het bestemmingsplan, wordt begrensd in de verbeelding (plankaart) en wordt voorzien van regels die gekoppeld zijn aan een vergunningstelsel.

In artikel 41a van de Monumentwet is bepaald dat artikelen 39, 40 en 41, 1e lid, niet van toepassing zijn op plangebieden met een oppervlakte kleiner dan 100 m2. Bij projecten die deze oppervlakte overschrijden dient het archeologisch belang altijd te worden meegewogen in de belangenafweging. Gemeenten kunnen van deze grens afwijken, mits de redenen hiervoor goed onderbouwd kunnen worden. De gemeente Delft maakt van deze mogelijkheid gebruik op basis van de archeologische beleidskaart (2012), die door Archeologie Delft wordt gebruikt als onderlegger voor de gemeentelijke bestemmingsplannen.

Archeologiebeleid Delft

Op basis van de huidige wetgeving zijn de gemeentes in Nederland verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch bodemarchief. Omdat ruimtelijke ingrepen gevolgen kunnen hebben voor dit bodemarchief, moeten gemeenten bij de besluitvorming archeologie als volwaardige factor meenemen in de belangenafweging. De gemeente beschikt al sinds 1991 over een eigen gemeentelijke archeologische dienst. Hier is uitgebreide lokale kennis aanwezig, waardoor een correcte omgang met de archeologische waarden binnen de gemeente wordt gewaarborgd.

Archeologie Delft hanteert sinds 2012 een archeologische beleidskaart voor de gehele gemeente. Deze kaart is gebaseerd op gedetailleerde kennis van de lokale landschapsontwikkeling, cultuurhistorie en het bodemarchief. Op de beleidskaart worden de verschillende archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeente gekoppeld aan vrijstellingsgrenzen. Bodemverstorende werkzaamheden die deze grenzen niet overschrijden worden op voorhand vrijgesteld van de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek.

Door middel van het hanteren van een gedifferentieerd vrijstellingenbeleid wordt binnen de gehele gemeente gezocht naar een goede balans tussen de verwachte aanwezigheid van archeologische resten en de voorwaarden die worden verbonden aan bodemverstorende activiteiten.

4.13.2 Onderzoek

In het kader van de uitbreiding van het ziekenhuis en de ontwikkeling van de woningbouwlocaties is, in 2010,  archeologisch onderzoek uitgevoerd in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek middels grondboringen (bijlage 5).  Uit dit onderzoek is gebleken dat het volledige terrein van het Reinier de Graaf Gasthuis in de tweede helft van de 20e eeuw 50 tot 200 cm is opgehoogd. Onder dit ophogingspakket bevindt zich nagenoeg overal nog een intacte bodem. In een gedeelte van het onderzochte gebied zijn de geulafzettingen van de Gantel Laag aangetroffen, in het overige deel betreft het dekafzettingen.

Vanwege de archeologische verwachting die daaraan wordt gekoppeld, adviseert de archeologisch uitvoerder enkel vervolgonderzoek in de zones waarin geulafzettingen zijn aangetroffen (zie bijlage 5, afbeelding 9). Binnen het onderhavige plangebied zijn enkel dekafzettingen aangeboord. Bovendien zijn er geen archeologische indicatoren aangetroffen. Vervolgonderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

4.13.3 Conclusie

Binnen het onderhavige bestemmingsplangebied is de oorspronkelijke bodem nog intact. Op basis van booronderzoek is echter gebleken dat hier sprake is van een zeer lage tot geen archeologische verwachting. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat de voorgenomen ontwikkeling schade toe zal brengen aan het bodemarchief. Vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht, waardoor er ook geen noodzaak is om een archeologische dubbelbestemming toe te kennen.  

Wel blijft te alle tijden de algemene meldingsplicht bij het aantreffen van oudheden van kracht. Op basis van artikel 53 van de Monumentenwet moet iedereen die, anders dan bij het doen van archeologisch onderzoek, iets vind waarvan hij/zij weet of moet vermoeden dat het een (roerend of onroerend) monument betreft, dit melden bij de minister van OCW (in deze, om praktische redenen bij de gemeente Delft (Archeologie Delft, M. Kerkhof 06-53988767 of algemeen nummer 06-20526028). Indien het bevoegd gezag van mening is dat dit noodzakelijk is, moet er vervolgens tijd en ruimte geboden worden de resten te onderzoeken, documenteren en eventueel veiligstellen. Het niet melden van het aantreffen van oudheden is een overtreding van de Monumentenwet 1988 en daarmee een strafbaar feit. Consequenties die hieraan verbonden kunnen worden zijn het intrekken van de verleende omgevingsvergunning of het opleggen van een geldboete. 

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Systematiek bestemmingen

5.1.1 Inleidende regels

Begrippen

In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

In de begrippen is 'bevoegd gezag' opgenomen (als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht). Als hoofdregel geldt dat het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag is, tenzij een ander orgaan is aangewezen zoals gedeputeerde staten van de provincie indien het een project van provinciaal belang betreft, of een minister voor projecten van nationaal belang.

Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten, die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, gemeten moeten worden.

5.1.2 Bestemmingsregels

Bestemming

Maatschappelijk

Om de parkeergarage mogelijk te maken is binnen het plangebied de bestemming Maatschappelijk met aanduiding parkeergarage (pg) opgenomen. Er is gekozen voor de bestemming Maatschappelijk omdat dit aansluit bij de huidige bestemming (en die van de rest van het ziekenhuis). De aanduiding parkeergarage (pg) geeft aan dat hier uitsluitend een parkeergarage is toegestaan. Het bestemmingsvlak is tevens het bouwvlak. Het gebouw dient binnen dit bouwvlak gebouwd te worden. De maximale bouwhoogte ter plaatste van de toekomstige parkeergarage bedraagt 16 meter. De kelder voor waterberging, naast de parkeergarage, dient onder peil gerealiseerd te worden. Deze kelder mag maximaal 3 m diep worden (gemeten vanaf peil).

Vanwege geluid en het voorkomen van lichthinder worden er maatregelen getroffen aan de zuidgevel van de parkeergarage. Via een voorwaardelijke verplichting is geregeld dat de parkeergarage pas in gebruik genomen mag worden als de maatregelen, zoals weergegeven in het akoestisch rapport (of een maatregel met vergelijkbaar effect), zijn gerealiseerd.

De maatregelen zoals beschreven in het akoestisch rapport betreffen het dichtzetten van de gevel aan de zuidzijde van de parkeergarage op de begane grond en 1e verdieping en het realiseren van een borstwering met een minimale hoogte van 0,6 meter op de overige verdiepingen aan de zuidgevel.

Daarnaast moeten de afscheidingswanden tussen de hellingbaan en de parkeerplaatsen op de 2de en 3de verdieping (akoestisch) gesloten uitgevoerd worden. De geluidsisolatiewaarden van de afscheidingswand (inclusief de ventilatievoorzieningen) moet minimaal 20 dB(A) bedragen. De wanden moeten aan de zijde van de hellingbanen geluidsabsorberend uitgevoerd worden, evenals de plafonds boven de hellingbanen. Zie ook paragraaf 4.10.

5.1.3 Algemene regels

Antidubbeltelregel
Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Dit zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen zijn ingeval (onderdelen van) bebouwingsstroken van verschillende eigenaars zijn.

Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een algemeen verbod opgenomen voor gebruik in strijd met de bestemmingen. In lid 2 is aangegeven welk gebruik in ieder geval verboden is en in lid 3 welk gebruik hieronder niet wordt verstaan.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre en in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels ingeval van geringe afwijkingen van de bouwregels.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een beperkte overschrijding van bestemmingsgrenzen.

5.1.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht
Dit artikel bevat de overgangsregels met betrekking tot het bouwen en het gebruik van gronden. In afwijking van de bouwregels blijven enige bouwmogelijkheden bestaan voor die gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens de Woningwet of Wabo. Bestaande afwijkingen mogen in principe niet worden vergroot.

Het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat het in werking treedt, mag worden voortgezet. Het overgangsrecht is echter niet van toepassing op gebruik dat al in strijd was met het voorgaande plan. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan, indien de afwijking hierdoor in mindere mate strijdigheid met dit bestemmingsplan oplevert.

Slotregel
Hierin is de naam van het bestemmingsplan opgenomen: bestemmingsplan RdGG parkeergarage.

Hoofdstuk 6 Handhaving

Conform de Sanctiestrategie Haaglanden hebben die regels, welke bij overtreding tot onwenselijke schade leiden op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening en economie en waarbij tevens geldt dat de kans dat die overtredingen zich voordoen groot wordt geacht, prioriteit en voorrang. Om de schade en de kans op overtredingen te kunnen beoordelen wordt in de nota gewerkt met type plangebieden. Prioriteit wordt aangegeven met de cijfers 1 (intensieve handhaving), 2 (reguliere handhaving) en 3 (incidentele handhaving).

Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van omwonenden. Doordat illegale situaties die reeds in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan worden uitgezonderd van het overgangsrecht, bestaat op grond van de jurisprudentie ook na langere tijd in beginsel nog de mogelijkheid om handhavend op te treden. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg en informatieavond

7.1.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het conceptbestemmingsplan toegezonden aan de volgende overlegpartners:

  • 1. Provincie Zuid-Holland;
  • 2. KPN;
  • 3. Tennet;
  • 4. Stedin;
  • 5. Gasunie;
  • 6. Evides;
  • 7. Pipeline Control;
  • 8. Veiligheidsregio Haaglanden;
  • 9. Hoogheemraadschap van Delfland.

De onder 2, 8 en 9 genoemde instanties hebben een inhoudelijke reactie ingediend. Deze reacties worden hieronder besproken. Van de overige overlegpartners is geen reactie ontvangen.

Hoogheemraadschap van Delfland (HHD)

Het Hoogheemraadschap van Delfland stemt in met het aan haar voorgelegde voorontwerp van het bestemmingsplan RdGG Parkeergarage in Delft. Wel geeft het Hoogheemraadschap aan dat de waterparagraaf uit meerdere thema's bestaat dan het aspect 'Waterkwantiteit'. Hiervoor verwijst het Hoogheemraadschap naar de 'Handreiking watertoets' voor gemeenten op haar website.

Reactie en conclusie

Bij het opstellen van de waterparagraaf is ook gekeken naar de andere wateraspecten. Zoals in de waterparagraaf is aangegeven, zijn deze niet relevant voor het plangebied. De reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Veiligheidsregio Haaglanden (VRH)

De Veiligheidsregio Haaglanden constateert dat het plangebied binnen het invloedgebied van de transportroute gevaarlijke stoffen rijksweg A13 ligt.

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een parkeergarage mogelijk waar het verblijf van personen van ondergeschikt belang is. De uitvoering van dit bestemmingsplan leidt daarom niet tot een noemenswaardige toename of afname van bestaande risico's. De Veiligheidsregio Haaglanden heeft op basis hiervan besloten om in het kader van externe veiligheid geen specifieke adviezen uit te brengen met betrekking tot dit bestemmingsplan.

In verband met de ruimtelijke inrichting van het plangebied is het voor de hulpdiensten van belang dat voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten, de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen voor dit plangebied voldoende zijn.

Voor wat betreft de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten zijn de toegankelijkheid van de opstelplaatsen en bluswatervoorziening(en) nu voldoende, dit dient wel geborgd te worden voor de toekomst.

De VRH aan dat het belangrijk is dat in de verdere uitwerking van het plangebied ook specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen benodigd zijn.

Reactie en conclusie

Van de reactie is kennisgenomen. Bij de toetsing van het mee gecoördineerde bouwplan is specifiek naar de brandveiligheidsaspecten gekeken. De reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

KPN

Als reactie op het voorontwerp bestemmingsplan RdGG Parkeergarage Delft zijn volgens KPN in het plangebied wel degelijk kabels aanwezig. Hiervoor heeft KPN als reactie als bijlage een tekening met de ligging van de kabels meegeleverd.

Reactie en conclusie

De kabels bevinden zich inderdaad in het plangebied maar zijn planologisch niet relevant voor dit bestemmingsplan. Uiteraard zal bij de uitvoering van het plan rekening worden gehouden met deze kabels en zullen deze, waar nodig, verlegd worden. De reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

7.1.2 Informatieavonden

Op 30 juni 2015 is er door het RdGG een informatieavond gehouden over de ontwikkeling van de parkeergarage. Hierbij is de omgeving geïnformeerd over de plannen voor de parkeergarage en zijn de voorlopige ontwerptekeningen getoond. De opkomst was beperkt en de gemaakte opmerkingen, betroffen voornamelijk de Reinier de Graafweg en het parkeren in de wijk. De opmerkingen hebben geen aanleiding gegeven tot aanpassingen in het ontwerp van de parkeergarage.

Op 19 januari 2016 is er door de gemeente een informatieavond gehouden over het bestemmingsplan en de ontwerpbesluiten van de omgevingsvergunning.

De wijzigingen van het bestemmingsplan naar aanleiding van de opmerkingen uit de ter inzage periode en het vooroverleg zijn door het RdGG afgestemd met de direct omwonenden op 20 mei 2016.

7.2 Financiële uitvoerbaarheid

7.2.1 Inleiding

De Wet ruimtelijke ordening voorziet in een verplichting tot het verhaal van gemeentelijke kosten voor gronden waarop de in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening genoemde bouwplannen zijn voorgenomen. Dat kan op publiekrechtelijke grondslag, via een exploitatieplan dat gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd dient te worden. Maar ook kan het gemeentelijke kostenverhaal geregeld worden via een zogenoemde anterieure overeenkomst over grondexploitatie met de initiatiefnemer/ontwikkelaar, als bedoeld in artikel 6.24 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

7.2.2 Wat zit er in het plan

De bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt vallen onder "de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen" in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. Voor het plan bestaat daarom in beginsel een verplichting tot kostenverhaal. Een exploitatieplan is echter niet noodzakelijk omdat de kosten 'anderszins verzekerd' zijn. Het kostenverhaal is verzekerd door de overeenkomst afgesloten tussen de gemeente en het Reinier de Graaf Gasthuis.

Het Reinier de Graaf Gasthuis is de ontwikkelaar van de plannen en draagt de kosten van de bouw van de ziekenhuisvoorzieningen.

7.2.3 Conclusie

Het plan is economisch uitvoerbaar.