direct naar inhoud van Regels
Plan: Albert Heijn Locatie Martinus Nijhofflaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0041-2001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Albert Heijn Locatie Martinus Nijhofflaan met identificatienummer NL.IMRO.0503.BP0041-2001 van de gemeente Delft;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw op de begane grond dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met een woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 appartement:

één wooneenheid binnen een appartementencomplex;

1.8 balkon:

open buitenruimte met balustrade uitkragend aan de verdieping van het aangrenzend hoofdgebouw;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bouwlaag

Een tussen twee opeenvolgende vloeren gelegen, voor verblijf geschikt, deel van een gebouw met uitsluiting van een kap;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.14 bijbehorende voorzieningen:

voorzieningen die ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming zoals parkeren, fietsenstallingen en -bergingen, installatieruimten, groen, water en ontsluitingswegen;

1.15 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ten dienste staat van de in het bijbehorende hoofdgebouw toegelaten functies;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.20 bvo (brutovloeroppervlak):

het totale gebouwde vloeroppervlak, exclusief expeditieruimte, trafo en beheerruimte, daar waar dit in de regels is aangegeven;

1.21 dakterras:

een buitenruimte, gelegen op een hoofdgebouw of op een aan- of uitbouw voorzien van een afscheiding;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met rechtstreeks contact met het publiek, zoals kapsalons en reisbureaus;

1.24 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht:

  • a. waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede;
  • b. waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals benoemd in de Wet geluidhinder.
1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 het college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

1.27 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.28 hoogtescheidingslijn:

een binnen een bouwvlak aangegeven lijn waarmee de scheiding tussen twee binnen dat bouwvlak aangegeven hoogteaanduidingen wordt weergegeven;

1.29 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.30 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.31 parkeervoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het parkeren, zoals parkeerplaatsen en de daarbij behorende in- en uitritten;

1.32 peil:
  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;
1.33 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

1.34 voorgevel:

het meest naar de weg gekeerde deel van een gebouw;

1.35 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.36 wooneenheid:

een deel van een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden:

afstanden worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de hoogte van een voorziening voor betreding van een dakterras:

de hoogte van een voorziening voor betreding van een dakterras wordt gemeten vanaf de bovenkant van de bebouwing waarop de voorziening is geplaatst.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen en aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat maximaal 156 appartementen zijn toegestaan en dat deze functies uitsluitend zijn toegestaan vanaf een hoogte van 11,5 meter;
  • b. detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op begane grondlaag met een maximum van 6.119 m2 bvo, exclusief expeditieruimte, trafo en beheerruimte, met dien verstande dat de oppervlakte van een supermarkt maximaal 4.440 m2 bvo mag bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - passage': op de begane grondlaag uitsluitend een passage;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - balkons toegestaan': tevens balkons en geluidwerende voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - brandtrap': tevens een brandtrap;
  • f. inpandige parkeervoorzieningen;
  • g. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, tot een verticale diepte van maximaal 1,2 m, gerekend vanaf peil;
  • h. bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkraging': een overkraging, waarbij de eerste twee bouwlagen van een gebouw onbebouwd dient te blijven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - brandtrap': maximaal twee brandtrappen met een maximale hoogte van 15 m;
  • e. met uitzondering van het bepaalde onder artikel 3.2.1 sub c, mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
3.2.2 Bouwwerken, buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen:

  Bouwhoogte  
Van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied   2 m  
Van erf- en terreinafscheidingen elders   1 m  
Van voorzieningen voor de betreding van een dakterras   1,5 m  
Van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m  
3.3 Afwijken van de bouwregels

het bepaalde in artikel 3.2 ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied' om een groene gevel of reclameobject toe te staan tot een maximale bouwhoogte van 25 meter;

  • b. Voorwaarden afwijken

Het bevoegd gezag past de in lid 3.3 sub a bedoelde afwijkingsbevoegdheid toe indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) de kwaliteit van leefomgeving niet nadelig beïnvloed.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Gebruiksverbod

Niet toegestaan zijn:

  • a. Bevi-inrichtingen;
  • b. geluidhinderlijke inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • c. de opslag en/of verkoop van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • d. seksinrichtingen.
3.4.2 Aan-huis-gebonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, voor zover:

  • a. het bvo ten behoeve van kantoor- en/of praktijkruimten en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 40% van het bvo van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimten en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • c. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Parkeren
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd indien voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de als Bijlage 2 Nota Parkeernormen 2013 bij de regels opgenomen Nota Parkeernormen 2013 d.d. 3 juni 2013;
  • b. bij een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in het vorige lid indien het voldoen aan die bepaling door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien;
  • c. bij de toepassing van de in het vorige lid bedoelde bevoegdheid worden de in de artikelen 4 tot en met 7 van de in de Nota Parkeernormen 2013 opgenomen 'Beleidsregel parkeernormen 2013' genoemde voorwaarden in acht genomen.
  • d. het bevoegd gezag is tevens bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van de conform de Nota Parkeernormen 2013 berekende parkeerbehoefte indien nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of de parkeernormen daartoe aanleiding geeft.

5.2 Voorwaardelijke verplichtingen
5.2.1 Voorwaardelijke verplichting windhinder
  • a. Bouwen met een bouwhoogte van 30 meter of meer is alleen toegestaan indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een onderzoek naar windhinder en windgevaar overlegd. Dit onderzoek moet naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate inzicht bieden in de mogelijke gevolgen voor het lokale windklimaat in de gebouwde omgeving, alsmede de eventueel daar uit voortvloeiende te treffen maatregelen en voorzieningen;
5.2.2 Nadere eisen windhinder
  • a. Burgemeester en wethouders zijn ter voorkoming van onevenredige windhinder en/of windgevaar bevoegd nadere eisen te stellen ten behoeve van het realiseren van de te treffen maatregelen en voorzieningen, zoals die uit het onderzoek als bedoeld in sublid 5.2.1 onder a naar voren zijn gekomen.
5.2.3 Voorwaardelijke verplichting 'dove gevel'
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' is het bouwen van woningen en andere geluidsgevoelige objecten uitsluitend toegestaan als de gevels ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' worden gebouwd en gehandhaafd als een dove gevel;
5.2.4 Voorwaardelijke verplichting 'geluid afschermende luifel'
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluid afschermende luifel' is het bouwen van woningen en andere geluidgevoelige objecten direct aangrenzend aan de aanduiding, alleen toegestaan indien tussen het bovenste parkeerdek en de bovenliggende appartementen een geluidafschermend bouwdeel (zoals een luifel) wordt gebouwd en gehandhaafd, die ten minste 2 meter oversteekt en een dikte heeft van 30 centimeter.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken als:

  • a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  • b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, met uitzondering van het bepaalde in lid 6.2, sub a;
  • c. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.
6.2 Uitzonderingen gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 6.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de doeleinden omschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  • b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 ter zake reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend - bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  • a. afwijkingen van maten met ten hoogste 10% waarbij geldt dat de hoogtematen met maximaal 1 m mogen worden verhoogd;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. overschrijding van de bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak en/of bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • e. overschrijding van aangegeven grenzen van bestemmingen en/of bouwvlakken, door luifels, erkers, balkons (aan de zuidkant van de bebouwing), bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 m;
  • f. het bouwen en gebruiken van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, mits de inhoud niet meer bedraagt dan 60 m3;
  • g. het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen, waarbij geldt dat de hoogtematen van de bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 6 m mag bedragen;
  • h. overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van sirenemasten, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 40 m.
7.2 Voorwaarden afwijken

Van de in lid 7.1 genoemde afwijkingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • c. de verkeersafwikkeling ter plaatse.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

8.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

8.2 Bevoegdheid vaststelling exploitatieplan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij het wijzigen van een bestemming, zoals bedoeld in lid 8.1, een exploitatieplan vast te stellen, dan wel te besluiten om in afwijking hiervan bij een besluit tot vaststelling van een wijziging geen exploitatieplan vast te stellen.

8.3 Wijzigingsbevoegdheid parkeren

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om artikel 5.1 te wijzigen indien de in dat artikel genoemde Nota Parkeernormen 2013 wordt gewijzigd of vervangen door een ander beleidsdocument. Burgemeester en wethouders zijn in dat geval bevoegd om de verwijzing naar de Nota Parkeernormen 2013 in artikel 5.1 te vervangen door een verwijzing naar de nieuwe of gewijzigde beleidsdocument en om Bijlage 2 Nota Parkeernormen 2013 te vervangen door de nieuwe of gewijzigde beleidsdocument.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 9.1 onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 9.1 onder a, met maximaal 10%.
  • c. Lid 9.1 onder a, is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 9.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Lid 9.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Albert Heijn Locatie Martinus Nijhofflaan.