direct naar inhoud van 6.2 Groen en ecologie
Plan: Noordwest 1 (Hof van Delft)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0023-2001

6.2 Groen en ecologie

6.2.1 Bestaande situatie

Binnen en rondom het plangebied bevinden zich verschillende onderdelen van de stedelijke ecologische structuur van Delft. Deze onderdelen vormen samen een robuust netwerk in Delft en staan in verbinding met het groen in de regio. Uitgangspunt is dat de bestaande groen- en waterstructuren in stand worden gehouden en waar mogelijk de structuur wordt versterkt.

De Ruys de Beerenbrouckstraat en het Westplantsoen met aangrenzende gronden maken deel uit van de stedelijke ecologische verbindingen op stadsniveau. Deze structuren zijn redelijk ontwikkeld. De Ruys de Beerenbrouckstraat, het Westplantsoen en de Buitenwatersloot worden tevens gekenmerkt door een boomstructuur. Het Agnetapark is opgenomen als ecologisch kerngebied (stepping stone) en tevens aangewezen als cultuurhistorisch waardevol groen.

In het plangebied bevindt zich een groot aantal monumentale bomen. Deze zijn opgenomen op de verbeelding.

Het gebied kenmerkt zich door een hoge bouwdichtheid. De bebouwing in het gebied bestaat voornamelijk uit bakstenen (voor- en naoorlogse) woningen en appartementencomplexen. Deze bebouwing is in principe geschikt voor gebouwminnende soorten als vleermuizen, mussen en gierzwaluwen (hogere gebouwen) en planten voor de stenen stad en ruige stad (muurplanten, straatplanten en ruigtekruiden).

In het overgrote deel van het plangebied is groen aanwezig in de vorm van plantsoenen, bermen, watergangen, particuliere tuinen, grasvelden en (solitaire) bomen. Dit groen op wijkniveau is van groot belang voor de verspreiding en als leefgebied van soorten binnen het plangebied. Enkele delen van de watergangen zijn voorzien van natuurvriendelijke oevers. Deze omgeving is in principe geschikt voor stads- en tuinvogels. Vlinders en bijen, kleine zoogdieren, verwilderde tuin- ruigte- en bosrandplanten en amfibieën.

Een belangrijk groengebied vormt het Agnetapark in het noorden van het plangebied. Dit is een groen ingericht woongebied in traditionele landschapsstijl uit eind 19e eeuw en een park uit de jaren '20 en fungeert als verblijfplaats voor broedvogels van stad en tuin, vleermuizen en kleine zoogdieren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0023-2001_0014.jpg"

Figuur 6.3: Uitsnede stedelijke ecologische hoofdstructuur: groen: kerngebied en bomenstructuur

6.2.2 Beleid en onderzoek

Het ecologiebeleid is terug te vinden in tal van wetten, regelingen en richtlijnen op Europees, landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau, zoals;

  • Natura 2000-gebieden;
  • Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • Natuurbeschermingswet 1998;
  • Flora- en faunawet;
  • SVIR (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 2012);
  • Nota 'natuur voor mensen, mensen voor natuur';
  • Nota Groen Delft 2012-2020;
  • Bomenverordening 2013.

Het plangebied maakt geen deel uit van landelijke Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, Natura2000- gebieden of de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS), en valt niet onder de Natuurbeschermingswet 1998.

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet (2002) geeft de landelijke invulling aan de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Deze wet richt zich op de bescherming van wilde inheemse plant- en diersoorten. In de wet is onder andere bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en dat beschermde planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Daarnaast is het niet toegestaan om de directe leefomgeving van soorten, waaronder nesten en holen te beschadigen, te vernielen of te verstoren, tenzij ontheffing wordt verleend door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (artikel 8 tot en met 12). Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor alle in het wild levende planten en dieren (algemene zorgplicht, artikel 2). In principe zijn alle van nature in de Europese Unie voorkomende zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen beschermd. Tevens is een aantal vaatplanten, insecten, weekdieren en overige in- en uitheemse diersoorten die in Nederland voorkomen beschermd.

In 2005 trad een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB besluit 501 Flora- en faunawet) in werking die alle beschermde soorten indeelt in drie beschermingscategorieën (tabellen 1, 2 en 3) en vogels. Bij beschermde soorten gaat de wet uit van het uitgangspunt “nee, tenzij“ (LNV, 2005). De wet heeft niet tot doel individuen van soorten te beschermen, maar is gericht op het niet in gevaar brengen van het voortbestaan van de soort in ons land. Uitgangspunt is een toetsing of een voorgenomen activiteit geen negatief effect heeft op beschermde soorten. In de praktijk blijkt dat namelijk in veel gevallen van toepassing te zijn.

Verder geldt voor alle werkzaamheden de zorgplicht van de Flora- en faunawet. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Deze fatsoeneis geldt voor iedereen en voor alle planten en dieren, beschermd of niet. Bij beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.

Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan wordt gewerkt aan een integraal wetsvoorstel voor een nieuwe Wet natuur, waarin ook de Flora- en faunawet, de natuurbeschermingswet en de Boswet zijn verankerd.

Groennota Delft 2012-2020

Het doel van de 'Groennota 2012-2020' is om een groene, attractieve en duurzaam woon- en leefmilieu te creëren waarin bewoners, ondernemers en bezoekers zich prettig voelen, elkaar kunnen ontmoeten en zichzelf kunnen ontplooien, waarin flora en fauna kansen krijgen om tot volle wasdom te komen, waarin groen en water een positieve bijdrage leveren aan klimaatadaptatie en omgevingskwaliteit en waarin alle waarden van groen in de besluitvorming worden meegenomen.

Het groene raamwerk bestaat uit vlakken, lijnen en punten. Hierin worden de waarden van groen benaderd vanuit vijf perspectieven, die worden ingezet als instrument om alle waarden van groen in projecten, plannen en beheer tot hun recht te laten komen. De vijf perspectieven zijn:

  • 1. Groen Delft in ruimtelijk perspectief gericht op de karakterisering van de stad en cultuurhistorische waarden;
  • 2. Groen Delft in sociaal perspectief, gericht op recreatie, cultuur, educatie, esthetiek, participatie, maatschappelijk draagvlak en educatie.
  • 3. Groen Delft ecologisch perspectief, gericht op bomen, biodiversiteit, gebieden en verbindingen, duurzaamheid, maatschappelijk draagvlak en educatie;
  • 4. Groen Delft in fysisch perspectief, gericht op luchtkwaliteit, waterhuishouding, windkanalen, geluidswering, klimaatadaptatie en energie; en
  • 5. Groen Delft in economisch perspectief, gericht op ecosysteemdiensten, gezondheid, veiligheid, gunstig vestigingsklimaat en baten van groen.

Naast het groene netwerk op stadsniveau is ook het fijnmazig ecologisch en groen netwerk op wijkniveau van groot belang.

De trend is dat groenareaal in de stad afneemt door inbreiding van niet-groene functies, verkoop van openbaar groen en het kappen van bomen. De groencompensatieregeling brengt de effecten van ruimtelijke ingrepen en omvang van herstelmaatregelen in beeld en houdt de hoeveelheid groen in balans. Bij ruimtelijke ontwikkelingen vindt een afweging plaats of er daadwerkelijk een groot belang is dat de ingreep rechtvaardigt, er geen alternatieven zijn zowel in de ruimte als in de tijd, en het plan zodanig kan worden ingepast dat de waarde en functie van de structuur niet of zo min mogelijk wordt aangetast. De afweging van de alternatieven vindt plaats in het licht van de ontwikkelingen op groter schaalniveau.

Wordt alsnog besloten een ruimtelijke ontwikkeling in de groen- en/of ecologische structuur te laten plaatsvinden, dan worden mitigerende en/of compenserende maatregelen getroffen, ter verzachting of vervanging van de verloren gegane natuurwaarden. De compensatie kan bestaan uit zowel investerings- als beheerkosten van de (nieuwe) gebieden of uit een kwaliteitsimpuls van bestaande structuren. Afspraken met derden hierover worden vastgelegd in anterieure overeenkomsten op basis van de Wro en de RSVD (Ruimtelijke Structuurvisie Delft). Uitgangspunt is dat de ontwikkelaar de kosten voor zijn rekening neemt.

Bomenverordening Delft 2013

De gemeente streeft naar een aantrekkelijke woon- en werkomgeving met voldoende kwalitatief openbaar groen, waaronder houtopstanden. De Bomenverordening Delft 2013 heeft als doel de houtopstand van Delft te beschermen. Delft wil het bomenbestand op een zodanig peil houden dat geen afbreuk wordt gedaan aan de groene belevingswaarde en de leefbaarheid. Daarbij is extra aandacht en bescherming voor bomen met natuur- en milieuwaarden, landschappelijke waarde, waarde voor stadsschoon, cultuur en monumentale waarde, en waarde voor recreatie en leefbaarheid.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dienen bomen en houtopstand zover als mogelijk ingepast te worden. Als uiteindelijk blijkt dat inpassen of verplanten niet mogelijk is, kan eventueel worden gekapt. Daarbij geldt een herplantplicht, indien ook herplanten niet mogelijk is geldt een financiële herplantplicht. Voor verplanten of kappen dient een kapvergunning te worden aangevraagd met uitzondering van niet kapvergunningspichtige bomen. De monumentale bomen in het plangebied zijn weergegeven op figuur 6.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0023-2001_0015.jpg"

Figuur 6.4: Monumentale bomen

Het ecologisch kerngebied Agnetapark is ook aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol groen. Dit wordt verder beschreven in het hoofdstuk cultuurhistorie.

Ecologisch onderzoek

In het plangebied is een aantal onderzoeken uitgevoerd gericht op de ecologische waarden in het gebied:

  • Samenvattend rapport vleermuizen onderzoek gemeente Delft 2006 t/m 2008 door K. Mostert, Stichting Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland;
  • Vleermuizenonderzoek 2012 door K. Mostert (concept);
  • Gierzwaluwen in de regio Delft in 2008, 2009, 2010 en 2011 door B. Vastenhouw, K. Mostert en E. Vasbinder;
  • Gierzwaluwen in Delfland 1990-2010, KNNV afdeling Delfland;
  • Huismussen in de regio Delft 2010, K. Mostert en B. Vastenhouw;
  • Muurvarens in Delft 2009, KNNV afdeling Delfland;
  • Jaarlijkse rapportages Vogelwacht Delft e.o.;
  • Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF).

Conclusie onderzoeken

In het bestemmingsplangebied komen soorten voor als beschermd door de Flora- en faunawet. Dit betreft zowel tabel 1, 2 en 3 soorten en vogels. Flora als muurvarens en bloemplanten, broedvogels waaronder mussen en gierzwaluwen, amfibieën, vissen en zoogdieren, waaronder vleermuizen, etc.

Uit de onderzoeken blijkt onder andere dat gierzwaluwen en de gewone en ruige dwergvleermuis voorkomen. Van de gierzwaluw en de huismus zijn vaste verblijfplaatsen bekend en van de gewone dwergvleermuis zijn zomerverblijfplaatsen in het gebied aanwezig.

Werkzaamheden voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting (als bouwen, slopen, kappen of aanleggen van (water)wegen) en werkzaamheden voor beheer en onderhoud moeten altijd getoetst worden aan de Flora- en faunawet.

Indien uit natuuronderzoek blijkt dat er te beschermen soorten aanwezig zijn, moet gewerkt worden volgens een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode of een verklaring van geen bedenkingen worden aangevraagd. Indien verstoring van strikt beschermde soorten niet te voorkomen is, is een ontheffing noodzakelijk. De zorgplicht blijft bij deze soorten echter wel van kracht.

6.2.3 Gewenste ontwikkeling

Het plan is grotendeels consoliderend van aard. Voor de Ruys de Beerenbrouckstraat en het Westplantsoen zijn geen herinrichtingsplannen voorzien die gelijk gebruikt kunnen worden om de ecologische structuren te versterken.

Het buurthuis in de Olofsbuurt verandert van bestemming Maatschappelijke doeleinden naar de bestemming Gemengd. Het uitgangspunt is dat het hoofdgebouw behouden blijft. De functiewijziging staat de instandhouding van beschermde soorten niet in de weg. Indien er bouw- of sloopactiviteiten aan het gebouw plaats gaan vinden moet vooraf getoetst worden of deze niet in strijd zijn met de Flora- en faunawet. Om parkeren op eigen terrein mogelijk te maken is van een reeds verharde strook van het park de bestemming gewijzigd van groen naar verkeer. De aanwezige speeltuin is gewijzigd van de bestemming maatschappelijk naar de bestemming groen. De bestemming groen neemt niet af en de werkelijke hoeveelheid groen wijzigt niet. Compensatie is daarom niet vereist. Wel is wenselijk het parkeerterrein groen in te richten.

Vanuit het ruimtelijk en ecologisch perspectief wordt in dit plangebied ingezet op het versterken van de ecologische kwaliteit op wijk- en buurtniveau. Onder andere door het stimuleren van natuurvoorzieningen, voorzieningen voor vogels en andere fauna en gevelbegroeiing.

Vanuit fysisch perspectief zal bij toekomstige ontwikkelingen rekening moeten worden gehouden met maatregelen om hittestress en wateroverlast te voorkomen.

Daarnaast moeten toekomstige herstructurering en ontwikkelingen binnen het plangebied getoetst worden aan de Groennota en aan de Flora- en faunawet (natuurtoets). Zo nodig moet een ontheffing worden aangevraagd en compenserende en/ of mitigerende maatregelen in de (bouw)plannen worden verwerkt. Het bestemmingsplan maakt de realisatie van deze eventuele maatregelen mogelijk.

6.2.4 Conclusie

Het bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard, waarin enkele nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien. De instandhouding en versterking van het ecologisch netwerk en de overige waarden van groen (ruimtelijk, fysisch en sociaal) blijft in het bestemmingsplan mogelijk. Het plan voldoet aan de Flora- en faunawet.