Plan: | Professor Telderslaan |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0503.BP0020-2001 |
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van landelijke Vogel- en Habitatrichtlijngebieden of de provinciale Ecologische Hoofdstructuur (EHS), en valt niet onder de Natuurbeschermingswet 1998. Het plangebied maakt wel onderdeel uit van zowel de secundaire als de watergebonden ecologische structuur Delft zoals door de gemeenteraad vastgesteld in het Ecologieplan Delft. Het ambitieniveau voor de secundaire verbinding binnen het plangebied is natuur als 'belevingsgoed'. De beleving van de natuur door individuen en groepen staat hier centraal. Het doel is een hoge diversiteit in een natuurlijke omgeving met droge en natte natuur
Het Delftse ecologiebeleid is gebaseerd op tal van regelingen en richtlijnen op Europees, landelijk en provinciaal niveau, zoals;
De uitwerking van dit beleid voor ecologie in Delft is vastgesteld in het 'Ecologieplan Delft 2004-2015, Een groen netwerk, de groene aders van Delft' en de Bomenverordening (2008).
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet (01-04-2002) geeft de landelijke invulling aan de Europese Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn voor soortbescherming. In 2005 trad een Algemene maatregel van Bestuur (AMvB besluit 501 Flora- en faunawet) in werking die alle beschermde soorten indeelt in drie beschermingscategorieën (tabellen). Bij beschermde soorten gaat de wet uit van het uitgangspunt "nee, tenzij"(LNV, 2005). De wet heeft niet tot doel individuen van soorten te beschermen, maar is gericht op het niet in gevaar brengen van het voortbestaan van de soort in ons land. Uitgangspunt is een toetsing of een voorgenomen activiteit geen negatief effect heeft op beschermde soorten. In de praktijk blijkt dat namelijk in veel gevallen van toepassing te zijn.
Tabel 1. In Nederland algemeen voorkomende soorten waarbij voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd. Voor andere activiteiten dient ontheffing te worden aangevraagd, waarbij de lichte toets van toepassing is: het voortbestaan van de soort mag niet in gevaar worden gebracht.
Tabel 2. In Nederland zeldzame of bedreigde soorten. Voor deze soorten dient bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik ontheffing te worden aangevraagd of gewerkt te worden volgens een door het ministerie van EL&I goedgekeurde gedragscode. De aanvraag van een ontheffing wordt beoordeeld aan de hand van de lichte toets.
Tabel 3. Soorten genoemd in de Habitatrichtlijn bijlage IV en enkele bedreigde soorten. Op deze soorten is een zware bescherming van toepassing. Voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting dient een ontheffing te worden aangevraagd en kan niet worden gewerkt volgens een gedragscode. Bij de beoordeling van een ontheffingsaanvraag geldt de uitgebreide, drieledige toets; het voortbestaan van de soort mag niet in gevaar worden gebracht, er is geen alternatief voor de activiteit en de activiteit past in een bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde belang.
Vogels zijn niet opgenomen in de tabellen. Voor vogels kan ook voor ruimtelijke ingrepen een vrijstelling worden verleend wanneer er een goedgekeurde gedragscode is. Ze worden wat dat betreft gelijk gesteld aan Tabel 2 soorten. Bij ontbreken van een goedgekeurde gedragscode, worden vogels uitgebreid getoetst, gelijk aan de Tabel 3 soorten. Broedende vogels mogen overigens in ieder geval niet worden verstoord. Daarnaast zijn vaste rust- en verblijfplaatsen (kolonies, rustplaatsen) het hele jaar door beschermd.
Verder geldt voor alle werkzaamheden de zorgplicht van de Flora- en faunawet. Deze zorgplicht stelt dat voldoende zorg in acht dient te worden genomen voor alle flora en fauna. Deze fatsoeneis geldt voor iedereen en voor alle planten en dieren, beschermd of niet. Bij beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.
Ecologieplan Delft 2004-2015
In 2004 is het Ecologieplan Delft 2004-2015, Een groen netwerk, de groene aders van Delft vastgesteld. Het Ecologieplan vormt het instrument om een goede ecologische structuur te realiseren met een kwaliteit die terugkeer van planten en dieren, die in de loop van de tijd uit Delft zijn verdwenen, mogelijk maakt. Hiervoor realiseert Delft een netwerk van primaire en secundaire verbindingen tussen kerngebieden in en buitengebieden van de stad plus fijnmazige verspreiding van soorten binnen wijken. Uitgangspunt is dat primaire ecologische verbindingszones minimaal 20 meter en secundaire ecologische verbindingszones minimaal 10 meter breed zijn. Indien door een ontwikkeling een ecologische zone in omvang en/of kwaliteit achteruit gaat of eventueel verdwijnt, dient dit gecompenseerd te worden door de realisatie van gelijkwaardig groen, of eventueel een financiële bijdrage in de Ecologiereserve.
Afbeelding 9 Uitsnede ecologische structuren
Bomenverordening Delft 2008
De gemeente streeft naar een aantrekkelijke woon- en werkomgeving met voldoende kwalitatief openbaar groen, waaronder houtopstanden. De Bomenverordening Delft heeft als doel de houtopstand van Delft te beschermen. Delft wil het bomenbestand op een zodanig peil houden dat geen afbreuk wordt gedaan aan de groene belevingswaarde en de leefbaarheid. Daarbij is extra aandacht en bescherming voor bomen met natuur- en milieuwaarden, landschappelijke waarde, waarde voor stadsschoon, cultuur en monumentale waarde, en waarde voor recreatie en leefbaarheid.
Er zijn een aantal onderzoeken uitgevoerd naar vleermuizen, gierzwaluwen en mussen, die betrekking hebben op deze locatie:
Er is een natuurtoets uitgevoerd 'Natuurtoets ontwikkelingen aan de Prof. Telderslaan en Hendrik Casimirstraat in Delft' (Tauw kenmerk R002-4747465VJW-mya-V02-NL, 26 januari 2012). In juni 2011 is tijdens nader onderzoek een foeragerende vleermuis waargenomen in de directe omgeving van de Professor Telderslaan.
Uit de onderzoeken is geconcludeerd dat:
De onderzoeken naar mussen en gierzwaluwen zijn recent genoeg als onderbouwing van dit bestemmingsplan. Het onderzoek naar vleermuizen is formeel niet meer actueel, maar tijdens nader onderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden dat de situatie is gewijzigd.
De bestaande ecologische structuren worden gehandhaafd. Door het bouwplan verdwijnt een deel openbaar groen. In de ontwikkeling worden tuinen gerealiseerd wat resulteert in een versnippering van het groen en kans op verharding. De oppervlakte aan groen dient in eenzelfde hoeveelheid terug te komen. Dit kan voor een deel gerealiseerd worden door de aanleg van groene daken, nestvoorzieningen of andere groene initiatieven. De voorstellen voor de inrichting van het (openbaar) groen en compensatiemaatregelen in het gebied worden door de ontwikkelaar in de omgevingsvergunning ter goedkeuring aan de gemeente Delft voorgelegd. Parkeren mag niet ten kosten gaan van (openbaar) groen.
De Bomenverordening stelt dat daar waar mogelijk inpassing van de bestaande bomen moet plaatsvinden. Indien dit niet mogelijk is dienen (na goedkeuring door de gemeente) daarvoor geschikte bomen te worden herplaatst. Blijkt inpassing of herplaatsing niet mogelijk dan kan eventueel een (deel)omgevingsvergunning voor de activiteit vellen of doen vellen van houtopstand verleend worden. Hierbij geldt een (financiële) herplantplicht.
In de directe omgeving van het plangebied komen vleermuizen, gierzwaluwen en mussen voor. Het gemeentelijk ecologiebeleid stelt dan voorzieningen in of aan gebouwen voor: inbouw nestvoorzieningen voor gierzwaluwen en vleermuizen en toepassen van vogelvides direct onder de laatste dakpannen. Conform de anterieure overeenkomst realiseert de ontwikkelaar een duurzaam ontwerp met groene daken en ecologische voorzieningen, waaronder nestvoorzieningen.
De aanbevelingen uit de natuurtoets (Tauw) zijn van kracht, met name over de zorgplicht, het strippen van het gebouw en voorkoming van verstoring van broedvogels.
Het plangebied is binnen het projectgebied project-MER bestemmingsplannen Delft Zuidoost. In de project-MER scoorden alle alternatieven negatief op soortbescherming, vooral wat betreft vleermuizen, vogels en muurplanten. Tevens is negatief effect op de ecologische hoofdstructuur Delft niet uit te sluiten. Er dienen maatregelen te worden getroffen om de negatieve effecten te voorkomen of compenseren. Naar aanleiding van de project-MER is de kansenkaart Groen-Blauw Delft Zuidoost opgesteld. Aangezien de projecten buiten dit bestemmingsplan vallen maakt dit bestemmingsplan de geformuleerde en de nog uit te werken projecten niet mogelijk. Conform de anterieure overeenkomst spant de gemeente zich echter wel in om het water aan de zuidzijde van de Professor Telderslaan voor het bouwplan te voorzien van natuurvriendelijke oevers. Uitgangspunt is dat de bewoners uit het plangebied profijt hebben van de waterberging die mede tot stand komt door de bijdrage van de ontwikkelaar.
De regels en plankaart van dit bestemmingsplan voldoen aan de Flora- en faunawet, het Ecologieplan Delft en de lokale Bomenverordening. Het onderzoek naar de stand van mussen en gierzwaluwen is recent genoeg als onderbouwing van dit bestemmingsplan. Het onderzoek naar vleermuizen is formeel niet meer actueel, maar er zijn geen aanwijzingen dat de situatie is gewijzigd.
Er zijn afspraken voor compenserende maatregelen en de zorgplicht vastgelegd in de anterieure overeenkomst.
De Professor Telderslaan met aangrenzende gronden aan de zuidzijde (niet in het bestemmingsplangebied) vormen een ecologische verbindingszone. Hierin is de realisatie van natuurvriendelijke oevers mogelijk.