direct naar inhoud van 7.1 Water
Plan: Binnenstad 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0014-2001

7.1 Water

7.1.1 Bestaande situatie

Het plangebied betreft de binnenstad van Delft. Het plangebied bestaat grotendeels uit bebouwing, bestrating en grachten.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit klei. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt gemiddeld circa NAP +0,6 m. De grondwaterstand is in delen van de binnenstad hoog. Hiertoe is een drainagesysteem aangelegd bij onder andere Rietveld, Vlamingstraat en 't Raam om bij hoge grondwaterstanden sneller water af te kunnen voeren naar de grachten.

Waterkwantiteit

Nagenoeg alle grachten in het plangebied zijn primaire watergangen (zie figuur 7.1). Ook de primaire watergang Delftsche Schie ligt voor de helft in het plangebied. Alle watergangen in het plangebied zijn boezemwatergangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0014-2001_0022.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0014-2001_0023.png"

Figuur 7.1: Uitsnede leggerkaart Hoogheemraadschap van Delfland

Watersysteemkwaliteit en ecologie

De Delftsche Schie en de grachten langs de Oude Delft en Geerweg zijn onderdeel van het KRW-waterlichaam Oost Boezem. De watergangen zijn verbonden met de Schie en de kwaliteit wordt grotendeels beïnvloed door de waterkwaliteit van het boezemwater. De waterkwaliteit is matig.

Veiligheid en waterkeringen

Om het plangebied heen liggen boezemkades: de Phoenixstraat/Westvest en Oostplantsoen/Oosterstraat. Het plangebied ligt aan de noordwestkant binnen de beschermingszone van de regionale waterkering. De werkelijke waterveiligheid van de binnenstad van Delft wordt echter niet zozeer verzorgd door de omliggende boezemkades, maar door de verschillende afsluitwerken. Om overlast bij hevige regenval te voorkomen is het noodzakelijk dat de oostelijke binnenstad kan worden afgesloten van de Boezem. Daarvoor is een afsluitconstructie binnenstad aangelegd. Deze bestaat uit zes kantelstuwconstructies, een aanpassing van twee bestaande constructies (bij de Rietveld- en Vlaminggracht) en een gemaal geïntegreerd in de Duyvelgatsbrug. Het af te sluiten gedeelte, de afsluitlocaties en type afsluiting zijn weergegeven in onderstaand figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0014-2001_0024.jpg"

Figuur 7.2: Afsluitwerken binnenstad

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is grotendeels aangesloten op een gemengd rioolsysteem. Een klein deel van het plangebied kent een gescheiden rioolsysteem. Daarnaast is in lage delen van het plangebied een drainagesysteem aangelegd om overtollig regen- en grondwater versneld af te voeren.

7.1.2 Beleid en onderzoek

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren wet- en regelgeving en beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Water is het afgelopen decennium een steeds belangrijker item geworden in ruimtelijke plannen. Dit is terug te vinden in regelingen op Europees, landelijk en provinciaal niveau. Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft haar beleid vastgelegd in het Waterbeheersplan '2010-2015'. Het beleid is formeel vastgelegd in de Keur en de legger. Het verbeteren van de waterkwaliteit en het vergroten van de bergingscapaciteit zijn belangrijke pijlers binnen dit beleid. In het kader van het project ABC-Delfland is de waterbergingseis voor stedelijk gebied vastgesteld op 325 m³/ha. De binnenstad valt onder het boezemgebied, de wateropgave voor dit gebied is op orde.

De gemeente Delft en het Hoogheemraadschap van Delfland hebben samen het Waterplan Delft, een blauw netwerk (2000) opgesteld. Na herijking is de uitvoeringsperiode verlengd tot 2015. Het plan richt zich op het realiseren van gezonde en veerkrachtige watersystemen. Daarmee worden systemen bedoeld waarvan de waterkwaliteit en de ecologische kwaliteit past bij de (natuurlijke) situatie ter plaatse en dat verstoringen in het systeem relatief makkelijk kunnen worden opgevangen.

In het Gemeentelijke Rioleringsplan 2012-2015 (GRP) is een uitwerking gegeven van de afvalwater, hemelwater- en grondwaterzorgplicht. In het GRP is het ambitieniveau 'midden' uitgewerkt. Daarmee wordt voldaan aan de wettelijke verplichting, wordt voorkomen dat riolen instorten en worden maatregelen getroffen om problemen met hoge grondwaterstanden te voorkomen. Voor overlastgevoelige locaties worden waar mogelijk maatregelen getroffen voor directe vermindering van de wateroverlast.

Sinds april 2012 is het nieuwe Bouwbesluit van kracht. De perceeleigenaar heeft de eerste verantwoordelijkheid voor de opvang van hemelwater en mag zelf bepalen welke voorziening hij gebruikt en welke berging in infiltratiecapaciteit. De gemeente geeft aan of de perceeleigenaar het hemelwater op het openbaar hemelwaterstelsel of openbaar vuilwaterriool mag lozen of niet. Alleen als de perceeleigenaar het niet op het eigen terrein kan verwerken heeft de gemeente een ontvangstplicht. De gemeente mag het hemelwater wel accepteren.

7.1.3 Gewenste ontwikkeling

In het waterplan Delft zijn ambitieniveaus voor de waterkwaliteit geformuleerd. Voor het boezemwater wordt als doelstelling water als cultuurgoed aangehouden. Bij dit ambitieniveau ligt het accent op het zichtbaar maken van de cultuurhistorische en stedelijke identiteit. Wat de waterkwaliteit betreft: de wateren zijn matig eutroof en zien er aantrekkelijk uit. Het water is visrijk, stinkt niet en is op enkele plaatsen opgesierd met waterplanten, oeverplanten en muurplanten op de kademuren. Economische functies worden bevorderd, maar de effecten op de waterkwaliteit worden zoveel mogelijk beperkt. Het risico op verontreiniging moet beperkt zijn, lozingen vanuit nooduitlaten worden wel toegestaan. Recreatie wordt toegestaan en bevorderd waar de waterkwaliteit dat toelaat.

Wateroverlast als gevolg van regenval wordt al beperkt door afsluitconstructies en door de aanleg drainagesystemen in gebieden met grondwateroverlast. Met het oog op de gewenste vermindering van de grondwateronttrekking in de toekomst (voorheen van DSM inmiddels overgenomen door de GR grondwaterontrekking Delft Noord) zijn maatregelen nodig om de grondwateroverlast te beperken en voorkomen, dit wordt meegenomen in het GRP.

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet vergunningplichtig) of het aanleggen van paden. Door gewijzigde wetgeving, zie paragraaf 6.2, is een aantal bouwwerken vergunningvrij.

Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand.

Om de waterhuishoudkundige situatie niet verder te verslechteren is het niet toegestaan de binnentuinen en het bebouwingsvrije deel van de overige kavels verder te verharden. Deze tuinen hebben vaak een behoorlijk oppervlak waardoor het verharden van de tuinen werkelijk effect heeft op de waterhuishoudkundige situatie. Uitzonderingen hierop zijn bijvoorbeeld werkzaamheden die in het kader van de Wet bodembescherming noodzakelijk zijn. Ook het deel dat vergunningvrij gebouwd mag worden is daar wettelijk van uitgesloten.

Vanwege de plaatselijk hoge grondwaterstand kunnen ontwikkelingen effect hebben op de grondwaterstand in de directie omgeving. Om overlast te voorkomen is voor de bouw van kelders opgenomen dat deze niet zijn toegestaan behalve als door middel van onderzoek is aangetoond dat de ontwikkeling (eventueel door het nemen van maatregelen) geen grondwateroverlast veroorzaakt.

Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.

7.1.4 Conclusie

Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Het watersysteem in het plangebied voldoet aan de wet- en regelgeving ten aanzien van water.