Plan: | Scheepmakerij 11-12 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0503.BP0011-2002 |
Het plangebied ligt nabij een geulafzetting die behoort tot de Gantel Laag van het Laagpakket van Walcheren. Dergelijke afzettingen vormden in de Romeinse tijd in de omgeving van Delft een ideale plek om een nederzetting te stichten. Er zijn bovendien aanwijzingen uit de directe omgeving dat er intensief op de oevers van deze geulsedimenten werd gewoond. Met name de geul die door de binnenstad van Delft loopt en ook op in de directe omgeving van het plangebied is waargenomen, blijkt in de Romeinse tijd nog voor een deel te hebben opengelegen. Hierdoor ontstond er een waterfront dat klaarblijkelijk extra aantrekkingskracht op de bewoners uitoefende, getuige de vele vondsten en sporen uit die tijd langs dit water. In de gebieden met dekafzettingen naast deze geulen zijn restanten te vinden van landindeling en grondgebruik, zoals verkavelingsgreppels en kuilenclusters. Dergelijke resten geven inzicht in het grondgebruik en voedselproductie in de Romeinse tijd.
Op grond van het historisch onderzoek dat naar de locatie van de Scheepmakerij is uitgevoerd, is duidelijk geworden dat er in de zestiende eeuw op deze plek sprake is van scheepswerven. Nadien vinden er allerhande industriële activiteiten plaats. Het plangebied lag immers vlak buiten de stadspoorten van Delft en langs een bevaarbaar kanaal, de Delftsche Schie. Het ligt in de lijn van de verwachting dat er nog resten van de scheepshellingen en werven in het plangebied aangetroffen kunnen worden.
Voor het gehele plangebied geldt dat de archeologische sporen vrijwel alle aan- of nabij het oppervlak liggen of verwacht kunnen worden.
Op grond van deze informatie is het terrein van de Scheepmakerij op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland aangemerkt als terrein met hoge archeologische waarde (zie afbeelding 2). Bij de actualisering van de monumentenkaart in 2044-2006 is deze status herbevestigd.
afbeelding 2 Archeologisch Monumentenkaart Zuid-Holland
In 1998 is door het Nederlandse parlement het Verdrag van Valetta goedgekeurd. In 2007 heeft dit zijn beslag gekregen in de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Hierin stelt het rijk zich op het standpunt dat op gemeentelijk niveau in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Het uitgangspunt van zowel het nationaal als gemeentelijk beleid is om waardevol archeologisch erfgoed zoveel mogelijk te beschermen en in situ te behouden. Ook in de nieuwe wet op de Archeologische Monumentenzorg die sinds 1 september 2007 van kracht is, is vastgelegd dat zorgvuldig met archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan voor archeologische waarden ter plaatse, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd. Eén van de uitgangspunten van de nieuwe wet is het veroorzakersprincipe. Dit houdt in dat de initiatiefnemer of omgevingsvergunningaanvrager zelf verantwoordelijk is voor de bekostiging van het archeologisch onderzoek.
De bescherming van het archeologisch erfgoed dient in het bestemmingsplan te worden geregeld, net als andere in het bestemmingsplan op te nemen en te beschermen belangen. Voor het bestemmingsplan geldt als norm de eis van een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat het belang van het archeologisch erfgoed mee dient te tellen bij de beoordeling en afweging van alle bij die goede ruimtelijke ordening spelende belangen. Dit wordt geregeld via een omgevingsvergunningstelsel dat betrekking heeft op grondroerende werkzaamheden voor zover deze worden uitgevoerd in gebieden die op de verbeelding staan aangegeven met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' (WR-A).
In de regels staat opgenomen welke werken of werkzaamheden schadelijk kunnen zijn voor (verwachte) archeologische waarden en daarom vergunningplichtig zijn. Hierin staan ook voorwaarden opgenomen ter bescherming van archeologische waarden. Zo'n voorwaarde kan zijn dat een rapport moet zijn overlegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld. Het verlenen van een omgevingsvergunning is afhankelijk van de uitkomsten van dit archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.
Voor onderhavig bestemmingsplan geldt dat het grotendeels betrekking heeft op een terrein dat op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland staat aangegeven als een terrein met hoge archeologische waarde. Daarom zal er voorafgaand aan bodemroerende activiteiten dieper dan 40 cm onder maaiveld een archeologisch onderzoek moeten plaatsvinden. Pas nadat het terrein volledig is vrijgegeven van archeologische waarden mogen er graaf- en (ondergrondse) sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd.
Voor het plangebied geldt een hoge archeologische verwachting. Daarom dient voor aanvang van bodemverstorende werkzaamheden inventariserend archeologisch onderzoek middels proefsleuven worden te verricht. Onder bodemverstorende werkzaamheden worden sloop- en graafwerkzaamheden verstaan die dieper gaan dan 40 cm onder maaiveld.
Om de zorgvuldigheid van de omgang met archeologische waarden te waarborgen, wordt in het bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' gelegd op het gehele plangebied.