direct naar inhoud van Regels IGVO
Plan: IGVO
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP00082-2001

Regels IGVO

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan IGVO van de gemeente Delft;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0503.BP00082-2001 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw op de begane grond dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.7 balkon

open buitenruimte met balustrade uitkragend aan de verdieping van het aangrenzend hoofdgebouw;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.12 bijbehorende voorzieningen

voorzieningen die ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming zoals parkeren, groen, water en ontsluitingswegen;

1.13 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ten dienste staat van de in het bijbehorende hoofdgebouw toegelaten functies;

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag

een tussen twee opeenvolgende vloeren gelegen, voor verblijf geschikt, deel van een gebouw met uitsluiting van een kap;

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 burgemeester en wethouders

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

1.22 culturele voorzieningen

het uitoefenen van activiteiten op cultureel en kunstzinnig vlak, waaronder ateliers, galeries, dansscholen, muziekscholen, musea en theaters etcetera;

1.23 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk, gebied of element toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid of herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt;

1.24 dakopbouw

een geheel of gedeeltelijk toegevoegde bouwlaag op een gebouw boven goothoogte;

1.25 dakterras

een buitenruimte, gelegen op een hoofdgebouw of op een aan- of uitbouw of op een bijgebouw voorzien van een afscheiding;

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met rechtstreeks contact met het publiek, zoals kapsalons en reisbureaus;

1.28 erker

een uitbouw aan de voorgevel van een hoofdgebouw;

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 hoofdgebouw

een gebouw, op een bouwperceel dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.31 Hoogheemraadschap

het Hoogheemraadschap van Delfland;

1.32 horeca

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van drank- en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waaronder in ieder geval worden verstaan café's, restaurants, lunchrooms, snackbars en hiermee gelijk te stellen inrichtingen of bedrijven met uitsluiting van hotels en discotheken;

1.33 hoofdrijbaan

een rijbaan die in belangrijke mate is bestemd voor doorgaand (auto)verkeer;

1.34 hoogtescheidingslijn

een op de verbeelding binnen een bouwvlak aangegeven lijn waarmee de scheiding tussen twee binnen dat bouwvlak aangegeven hoogteaanduidingen wordt weergegeven;

1.35 kantoor

een bedrijf dat niet of slechts in ondergeschikte mate op het publiek gericht is en dat zich richt op administratieve, adviserende of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;

1.36 kap

een gesloten, voornamelijk hellende bovenbeëindiging van een gebouw bestaande uit tenminste twee niet-horizontale vlakken;

1.37 kunstwerken

voortbrengsels van de beeldende kunsten en bouwwerken waarvoor andere materialen dan aarde en zand gebruikt zijn, zoals sluizen, viaducten, bruggen en aanlandingen van bruggen etcetera;

1.38 maatschappelijke voorzieningen

het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/kinderopvang, onderwijs, religie, bibliotheken, openbare dienstverlening en verenigingsleven met uitsluiting van uitvaart/begraafplaatsen, gevangeniswezen en defensie/militaire zaken;

1.39 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.40 onderzoeksvoorzieningen

onderzoek dat gericht is op het ontwikkelen, onderzoeken, vervaardigen, testen, evalueren en anderszins bewerken van hoogwaardige producten, methoden, technologieën en productiewijzen;

1.41 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.42 parkeervoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het parkeren, zoals parkeerplaatsen en de daarbij behorende in- en uitritten;

1.43 peil
  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.44 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

1.45 slootbodem

bodem watergang, zoals opgenomen in de legger van het Hoogheemraadschap Delfland;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden:

afstanden worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de hoogte van een voorziening voor betreding van een dakterras

de hoogte van een voorziening voor betreding van een dakterras wordt gemeten vanaf de bovenkant van de bebouwing waarop de voorziening is geplaatst.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. langzaam verkeersroutes;
  • d. ontsluitingen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. kunstwerken;
  • h. voorzieningen ten behoeve van warmte koude opwekking (bodemlussen);
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' tevens een monumentale boom;

Een en ander overeenkomstig het bepaalde in deze bestemming.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  • b. voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels van artikel 8.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.3.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van halfverharde paden en wegen;
  • d. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • e. het aanbrengen van drainage;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

3.3.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, en/of
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, en/of
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onderwijsvoorzieningen;
  • b. onderzoeksvoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. kunstwerken;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van warmte koude opwekking (bodemlussen);
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' tevens monumentale bomen;
  • i. bijbehorende voorzieningen voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening, waaronder in ieder geval begrepen een schoolplein, fietsenstallingen, parkeervoorzieningen;

Een en ander overeenkomstig het bepaalde in deze bestemming.

4.2 Nadere detaillering bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in Maatschappelijk:

4.2.1 Voorwaardelijke verplichting klimaatadaptieve waterberging

De gronden ter plaatse van het bestemmingsvlak 'Maatschappelijk' mogen uitsluitend overeenkomstig het bepaalde in de bestemmingsomschrijving worden gebruikt, mits:

  • a. ten tijde van ingebruikname van onderwijsvoorzieningen ter plaatse een waterberging van 147 m3 is gerealiseerd, instand wordt gehouden en te allen tijde effectief beschikbaar wordt gehouden.

4.2.2 Voorwaardelijke verplichting natuurinclusieve bouw

De gronden ter plaatse van het bestemmingsvlak 'Maatschappelijk' mogen uitsluitend overeenkomstig het bepaalde in de bestemmingsomschrijving worden gebruikt, mits:

  • a. uiterlijk 1 jaar na ingebruikname van onderwijsvoorzieningen ter plaatse maatregelen in het kader van een natuurinclusieve bouw zijn gerealiseerd en instand worden gehouden. Een en ander overeenkomstig het bepaalde in de bijlagen 2, 3 en 4 bij deze regels.

4.2.3 Voorwaardelijke verplichting ontheffing Wnb soorten

De gronden ter plaatse van het bestemmingsvlak 'Maatschappelijk' mogen uitsluitend overeenkomstig het bepaalde in de bestemmingsomschrijving worden gebruikt, mits de voorwaarden uit Bijlage 1 Ontheffing soorten Wet Natuurbescherming, voor zover deze van toepassing zijn binnen het bestemmingsplan worden nageleefd.

4.3 Bouwregels

4.3.1 Bouwwerken, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken binnen het bouwvlak gelden de regels van artikel 8 en de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

 

4.3.2 Bouwwerken, buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de regels van artikel 8 en de volgende bepalingen:

  • a. fietsenstallingen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • b. voor het overige zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan.

 

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van halfverharde paden en wegen;
  • d. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • e. het aanbrengen van drainage;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
4.4.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in lid 4.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, en/of
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, en/of
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om binnen de bestemming ' Maatschappelijk' de in het plan opgenomen bouwvlakken te wijzigen, mits deze wijziging geen onevenredige nadelige gevolgen voor de omgeving heeft in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en is aangetoond dat voor de realisatie van de onder 4.1 genoemde functies geen milieutechnische belemmeringen zijn van de milieuaspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en verkeerslawaai.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hoofdrijbanen;
  • b. verblijfs- en verkeersvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen, groenstructuren;
  • e. water;
  • f. kunstwerken;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. voorzieningen voor het stallen van fietsen;
  • i. voorzieningen ten behoeve van warmte koude opwekking (bodemlussen);
  • j. bijbehorende voorzieningen;

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels van artikel 8.

Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van actuele en het benutten van potentiële cultuurhistorische waarden.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in afwijking van het bepaalde in de regels voor de andere daar voorkomende bestemming(en) voor het bouwen van bouwwerken de volgende bepalingen:

  • a. op alle locaties is vergroting en/of verandering van de bestaande bebouwing niet toegestaan, indien de vergroting en/of verandering zichtbaar is vanaf de openbare weg;
  • b. voor alle panden is de bestaande goothoogte de maximaal toelaatbare goothoogte;
  • c. voor alle panden en objecten is de bestaande bouwhoogte de maximaal toelaatbare bouwhoogte.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Voorwaarden omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 teneinde de bestaande bebouwing te vergroten en/of te veranderen, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de Commissie voor welstand en monumenten, en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van het pand of object gelet op:

  • a. bouwmassa naar hoofdafmeting en onderlinge verhoudingen;
  • b. dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoverstekken, goot- en daklijsten en schoorstenen;
  • c. gevelindelingen naar ramen, deuren en erkers.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bouwen

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en het bepaalde in hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze regels met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald;
  • b. de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag - tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', in hoofdstuk 2 of in de overige regels anders is bepaald - maximaal bedragen:

    Maximale bouwhoogte  
  Van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied   2 m  
  Van erf- en terreinafscheidingen elders   1,5 m  
  Van voorzieningen voor de betreding van een dakterras   1,5 m  
  Van lichtmasten   9 m  
  Van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m  

8.2 Algemene parkeerregels
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang en de gebruiksfunctie van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren van auto's op het eigen terrein en deze parkeerruimte in stand wordt gehouden.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang en de gebruiksfunctie van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren van fietsen op het eigen terrein en deze parkeerruimte in stand wordt gehouden.

8.3 Uitzondering

Het bepaalde in lid 8.2 sub b geldt niet voor een gebouw voor een woonfunctie, niet-zijnde een woonfunctie voor studenten of een woonfunctie voor zorg.

8.4 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 :

  • a. indien het voldoen aan het bepaalde in lid 8.2 door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; en/of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien en deze in stand wordt gehouden.

8.5 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 8.4 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • b. de woon- en leefsituatie.

8.6 Beleidsregels Nota Parkeernormen 2018

Het bevoegd gezag past het bepaalde in de leden 8.2, 8.4 en 8.5 toe met inachtneming van de beleidsregels uit de Nota parkeernormen 2018. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt bij de toetsing uitgegaan van de nieuwe of gewijzigde beleidsregels, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt - tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald - in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken als:

  • a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  • b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, met uitzondering van het bepaalde in lid 9.2, sub a;
  • c. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.

9.2 Uitzonderingen gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt - tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald - niet verstaan:

  • a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 9.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  • b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend - bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% waarbij geldt dat de hoogtematen met maximaal 1 m mogen worden verhoogd;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. overschrijding van de bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak en/of bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • e. overschrijding van aangegeven grenzen van bestemmingen en/of bouwvlakken, door luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 m;
  • f. het bouwen en gebruiken van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, mits de inhoud niet meer bedraagt dan 60 m3;
  • g. het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen, waarbij geldt dat de hoogtematen van de bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 7 m mag bedragen;
  • h. overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van sirenemasten, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 40 m.

10.2 Voorwaarden afwijken

Van de in lid 10.1 genoemde afwijkingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • c. en de verkeersafwikkeling ter plaatse.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

11.2 Bevoegdheid vaststelling exploitatieplan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij het wijzigen van een bestemming, zoals bedoeld in lid 11.1, een exploitatieplan vast te stellen, danwel te besluiten om in afwijking hiervan bij een besluit tot vaststelling van een wijziging geen exploitatieplan vast te stellen.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen

Voorzover dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan IGVO.