Plan: | Hoofdweg 80, Capelle XS |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0502.PBP17Hoofdweg80-4001 |
Op het bedrijvenpark Capelle XS, gelegen aan de Hoofdweg 80, zal de vierde fase worden gebouwd. Deze bestaat uit het realiseren van het gebouw Hubertus, gelegen ten zuiden van de overige aanwezige bebouwing. De realisatie van dit gebouw valt echter voor 50% buiten het bouwvlak zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan 'Hoofdweg'. Om deze reden is het onderhavige bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied betreft een deel van het bedrijfsterrein van Hoofdweg 80, gelegen op het bedrijventerrein in de noordoosthoek van Capelle aan den IJssel. Op de huidige locatie zijn reeds drie bouwfases gerealiseerd die bestaan uit enkele bedrijfsverzamelgebouwen. Rondom de bebouwing zijn de parkeerplaatsen gerealiseerd. Momenteel zijn er circa 30 verschillende bedrijven op het park aanwezig.
Op de locatie is een deel (nog) onbebouwd. Dit deel van de locatie bestaat uit verharding van betonplaten en is onder ander in gebruik door opleggers van vrachtwagens.
Op de voorgaande afbeelding is de situering van het bedrijfsverzamelgebouw 'Hubertus' ten opzichte van de huidige situatie weergegeven. Ter verduidelijking van de situatie is op onderstaande afbeelding het plangebied binnen het huidige bestemmingsplan weergegeven. Op deze afbeelding is duidelijk te zien dat 50% van het plan buiten het huidige bouwvlak valt. Derhalve wordt voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Hoofdweg'. Het 'Hubertus' gebouw is op de afbeelding rood omlijnd.
2.2 Voorgenomen planontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit het realiseren van de vierde fase, namelijk het bedrijfsverzamelgebouw 'Hubertus' met een oppervlakte van 2.085 m2. Dit gebouw bestaat uit een begaande grondlaag en een verdieping dat plaats zal bieden aan 17 bedrijfsunits met een gezamenlijke bvo van 3.570 m2. Rondom het gebouw worden parkeerplaatsen aangelegd (zie paragraaf 4.5 Verkeer en parkeren).
De duurzame bouwstijl en hoogwaardige uitstraling van het 'Hubertus' gebouw zijn in lijn met de drie eerder gerealiseerde fases. De bouwhoogte van de voorgenomen bebouwing bedraagt 7,4 m.
Op bovenstaande afbeelding zijn de vier aanzichten van de bebouwing afgebeeld. Onderstaande afbeelding geeft verdere details van de noord-oost gevel weer. Op deze afbeelding is ook de bouwhoogte van 7,4 m af te lezen.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan 'Hoofdweg', zoals vastgesteld op 25 juni 2013. Het plangebied valt binnen de bestemming Bedrijventerrein, hier zijn gebouwen alleen binnen het bouwvlak toegestaan. Aangezien de locatie van het nieuwe gebouw deels buiten het bestaande bouwvlak valt, past de bouw hiervan niet binnen het bestaande bestemmingsplan. Het bebouwingspercentage van 80% wordt niet overschreden.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Hoofdweg'. Het 'Hubertus' gebouw is op de afbeelding rood omlijnd.
De wijziging van het bestemmingsplan 'Hoofdweg' ten behoeve van het onderhavige bouwplan is toelaatbaar omdat het de 4e fase is van de inrichting van het 'Pukta terrein'. Daarnaast is de aanpassing beperkt, enkel het bouwvlak wordt vergroot. Daarnaast blijft ook het bebouwingspercentage van 80% gehandhaafd, feitelijk wordt maar 61% van het nieuwe plangebied bebouwd. Tot slot heeft het bedrijfsverzamelgebouw een hoogwaardige uitstraling.
Gezien de kleinschaligheid van de ontwikkeling zal in dit hoofdstuk alleen relevant provinciaal en gemeentelijk beleid worden behandeld. Het beleid van hogere overheden sluit namelijk niet aan op de schaalgrootte en het belang van deze ontwikkeling.
De Visie ruimte en mobiliteit (VRM) is een structuurvisie op provinciaal niveau en bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM) bestaat uit meerdere onderdelen: de visie, het Programma ruimte, het Programma mobiliteit, de Verordening ruimte en de Agenda ruimte.
Het beleid voor mobiliteit en bebouwde ruimte kan worden samengevat in de volgende strategische doelen. Eén van die doelen betreft het 'Beter aansluiten van het aanbod van woningen, bedrijventerreinen, kantoren en winkelruimte bij de maatschappelijke vraag'.
Ten aanzien van het plangebied geldt het 'beter benutten van de bebouwde ruimte'. Onder 'bebouwde ruimte' wordt het stelsel verstaan van de stedelijke agglomeratie, het systeem van kernen en linten en het logistiek-industrieel systeem. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. Verder blijven ook buiten de bebouwde ruimte nieuwe woon- en werklocaties mogelijk en wenselijk.
De regionale programmering van het planaanbod van woningen, bedrijventerreinen, kantoren en winkelcentra sluit niet overal aan op de veranderde vraag. De provincie zet zich ervoor in om die match te verbeteren. Zo kan een gezonde markt ontstaan en kunnen tegelijk de mogelijkheden van de bebouwde ruimte optimaal worden benut.
Voorliggend initiatief betreft een ontwikkeling op een bestaand bedrijventerrein en voorziet zodoende in het beter benutten van de bebouwde ruimte. Het uitvoeren van de laatste fase op het terrein is een logische invulling van de ruimte.
Met deze structuurvisie zet de gemeente de lijnen uit voor de toekomstige inrichting van de gemeente in 2030. De structuurvisie is de leidraad en het toetsingskader voor toekomstige plannen en is voorzien van een (wettelijk verplicht) uitvoeringsprogramma.
In het hoofdstuk Economie is het plangebied aangeduid als onderdeel van het Bedrijventerrein. Het bedrijventerrein Hoofdweg is van significante betekenis voor de gemeentelijke economie en werkgelegenheid. In de uitvoeringsagenda is als regionale opgave de revitalisering van het Hoofdweggebied opgenomen. Hiermee wordt de uitstraling van het gebied vergroot. Het bouwplan 'Hubertus' levert hier een bijdrage aan.
In oktober 2014 is het beeldkwaliteitsplan voor de Hoofdweg vastgesteld. Het beeldkwaliteitsplan kan worden omschreven als “een samenhangend pakket van intenties, aanbevelingen en/of richtlijnen voor het veiligstellen, creëren en/of verbeteren van de beeldkwaliteit in een bepaald gebied”.
Het beeldkwaliteitsplan is een zelfstandig ambitiedocument en maakt in het verlengde van de welstandsnota 2013 (vastgesteld 11 november 2013) onderdeel uit van het welstandsbeleid bij vergunningaanvragen voor de activiteit bouwen.
Het plangebied valt binnen de zone 03B 'werkplaats'. In de werkplaats staat de productie voorop. De inrichting en panden worden aangepast naar gelang het bedrijfs- of productieproces dit verlangt. De beeldkwaliteitseisen zijn hier op afgestemd: Eenvoudige bedrijfsvolumes met een basishoogte, een afgestemde rooilijn en een sobere inrichting van het voorterrein.
Het gebouw voor de vierde fase zal qua vormgeving aansluiten op de eerder gerealiseerde fases. Daarnaast wordt voldaan aan de voorwaarden uit het beeldkwaliteitsplan.
De Gemeente Capelle aan den IJssel wil de vraag naar parkeergelegenheid goed blijven faciliteren, maar wel op een zodanige wijze dat de bereikbaarheid van de stad in zijn geheel als de verschillende delen daarvan (het centrum, de woonwijken, de bedrijventerreinen e.d.) kan worden gewaarborgd en de kwaliteit van de openbare ruimte behouden blijft. De gemaakte beleidsmatige afwegingen en keuzes hebben geresulteerd in het Parkeerbeleid 2015. In dit beleidsplan wordt onder meer benoemd dat de veroorzaker van de parkeervraag behorende bij een nieuw- of verbouwproject verantwoordelijk wordt gesteld voor het realiseren van de daartoe benodigde parkeerplaatsen. Daar zijn echter nieuwe, goede en heldere kaders voor nodig. Initiatiefnemers en bouwers moeten op voorhand weten waar ze op het gebied van parkeren aan moeten voldoen. Dit schept duidelijkheid naar alle partijen. Ook omwonenden en overige belanghebbenden hebben recht op deze duidelijkheid over waar ze aan toe zijn en wat ze kunnen verwachten bij deze nieuw- of verbouwplannen ten aanzien van parkeren.
Aanvullend op het Parkeerbeleid 2015 is de Nota Parkeernormen 2015 opgesteld. Dit beleid levert de kaders teneinde de uitkomsten voor het parkeervraagstuk aan de voorkant van het planproces te genereren en zo nodig te vertalen naar verplichtingen.
In deze nota zijn verschillende parkeernormen opgenomen, afhankelijk van het soort en type functie, en hoe om te gaan met bezoekers van die functies, parkeerplaatsen op eigen terrein (opritten e.d.) en loopafstanden.
Voor nieuwe ontwikkelingen op deze locatie moet aandacht worden besteed aan parkeermogelijkheden. Voorliggende ontwikkeling voorziet in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen. Een verantwoording is opgenomen in paragraaf 4.5.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient onderzocht te worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden gerealiseerd als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het gebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat de ruimtelijke ontwikkeling, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
In maart 2017 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 1. De aanleiding voor het laten uitvoeren van een bodemonderzoek is de geplande nieuwbouw op deze locatie. Als gevolg hiervan dient de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater vastgelegd te worden. Daarnaast dient door middel van onderhavig onderzoek beoordeeld te worden of aanvullende procedures noodzakelijk zijn in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb).
Algemene bevindingen veldwerkzaamheden
De bodem op de locatie bestaat tot een diepte van ca. 0,3 m-mv uit matig fijn siltig zand. Tot een diepte van ca. 0,8 m-mv wordt een puinlaag aangetroffen. Vervolgens bestaat de bodem tot de verkende diepte van 2,9 m-mv uit overwegend mineraalarme veen. In de uitkomende grond zijn naast de repac, beton en puinlaag geen waarnemingen gedaan die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verontreinigende stoffen in de bodem.
Grond
In grondmengmonster MM1 (bovengrond) is analytisch een licht verhoogd gehalte met diverse metalen, som PCB, minerale olie en een matig verhoogd gehalte met PAK aangetoond. In het grondmengmonster MM3 (ondergrond) is analytisch een licht verhoogd gehalte met diverse zware metalen en PAK aangetroffen. De concentraties overschrijden de achtergrondwaarden, doch overschrijden de interventiewaarden niet.
In het grondmengmonsters MM2 (bovengrond) zijn analytisch geen van de onderzochte parameters in verhoogde mate aangetoond. Allen liggen onder de achtergrondwaarden.
Grondwater
In het grondwater uit peilbuis B1 is analytisch een licht verhoogd gehalte aan barium, zink en naftaleen aangetoond. Deze overschrijden de streefwaarden doch niet de interventiewaarden.
Asbest in grond/puin
In het kader van dit onderzoek is geen specifiek onderzoek (conform NEN 5707 en NEN 5897) verricht naar het voorkomen van asbest in de grond, puin en op het maaiveld. Wel heeft een indicatieve inspectie van het terrein plaatsgevonden. In de vrijkomende grond, het puin en op het maaiveld zijn geen asbestverdachte (plaat)materialen aangetroffen. Het voorliggende onderzoek doet echter geen bindende uitspraak over de aan- of afwezigheid van asbest in de bodem binnen de onderzoekslocatie.
Nader bodemonderzoek
Op basis van samenvatting en conclusies uit het onderzoek is er vanuit milieuhygiënisch oogpunt formeel een nader bodemonderzoek aan de orde. De parameter PAK is te relateren aan het ophogen van de locatie en is tijdens eerder uitgevoerde bodemonderzoeken ook al matig/sterk verhoogd aangetroffen. Derhalve wordt een nader onderzoek niet zinvol geacht. In een eerder stadium is voor een deel van de locatie al een BUS melding verricht. Hier is als saneringsvariant ‘isoleren’ gekozen. Op dit deel van de locatie wordt ook verharding aangebracht en bebouwing gerealiseerd.
Conclusie
Op basis van de bevindingen uit onderhavig bodemonderzoek zijn er, naar het oordeel van het onderzoeksbureau, vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen c.q. beperkingen voor de geplande nieuwbouw op deze locatie.
Sanering zal worden uitgevoerd doormiddel van afdekking via verharding, overtollige grond zal worden afgevoerd naar een erkende verwerker.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).
In maart 2017 is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 2. Op basis van dit vooronderzoek is vastgesteld dat het onderzoeksgebied een lage verwachting heeft op de aanwezigheid van archeologische resten. Dit is gebaseerd op de altijd natte omstandigheden, waaronder de ondergrond van het plangebied is gevormd in combinatie met het ontbreken van archeologisch relevante bodemlagen en de mate van verstoring van de top van het bodemprofiel. Hiermee is de aanwezigheid van een intacte vindplaats in het plangebied niet waarschijnlijk.
Het onderzoeksbureau adviseert om op basis van de resultaten in het kader van de werkzaamheden geen aanvullende maatregelen te treffen (in de vorm van vervolgonderzoek of planaanpassing). De gemeente heeft dit advies als beleidsbeslissing overgenomen (selectiebesluit). Op het moment dat tijdens graafwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische zaken worden aangetroffen, geldt een wettelijke plicht deze vondsten te melden bij de bevoegde overheid (gemeente Capelle aan den IJssel, op grond van de Erfgoedwet 2016, artikel 5.10).
De watertoets
Via www.dewatertoets.nl is een watertoets uitgevoerd voor onderhavig plan, binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder: HHSK), zie Bijlage 3. Op basis van de verstrekte gegevens concludereert het HHSK dat er een waterstaatkundig belang is. De waterstaatkundige belangen worden door het uitvoeren van dit plan echter niet of slechts beperkt beïnvloed. Het hoogheemraadschap geeft daarom een positief wateradvies.
Beleid hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Het beleid van het HHSK is vastgelegd in het Waterbeheerplan HHSK 2016-2021, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, algemene regels bij de Keur, peilbesluiten, leggers en andere documenten (zie: www.hhsk.nl/diensten/publicaties). In deze documenten heeft het HHSK de hoofdlijnen van het beleid voor de taken van het waterschap met betrekking tot de waterveiligheid, het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer, het beheer van afvalwaterketen en emissies, en het wegenbeheer in de Krimpenerwaard vastgelegd. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert het HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.
De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:
In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur, tenzij voor de activiteit algemene regels van toepassing zijn.
Beleid Waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen 2012
De Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap heeft op 27 juni 2012 het Beleid Waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen 2012 vastgesteld. Dit beleid heeft tot doel om ongewenste effecten van verhardingstoename op het watersysteem te voorkomen. Een belangrijk ongewenst effect van verhardingstoenamen is de versnelde afvoer van neerslag. Voor verschillende ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorwaarden beschreven om de te verwachten effecten op het watersysteem te compenseren.
Toetsingscriteria
Er wordt onderscheid gemaakt in drie typen plannen: kleine, middelgrote en grote ruimtelijke ontwikkelingen. Onderstaand is per type toegelicht hoe HHSK omgaat met de typen ruimtelijke ontwikkelingen:
1. Kleine plannen: Plannen met een verhardingstoename tot 500 m²;
2. Middelgrote plannen: Plannen met een verhardingstoename groter dan 500 m² en kleiner dan 10 hectare bruto planoppervlak;
3. Grote plannen: Een plan groter dan 10 hectare bruto planoppervlak.
Kleine plannen
Voor kleine ruimtelijke ontwikkelingen met een verhardingstoename is geen compensatie noodzakelijk. Kleine plannen hebben een gering effect op de waterhuishouding. Daarnaast bestaat er een zekere onzekerheid in berekening door de invoergegevens, berekeningsmethode en gevolgen van de klimaatsverandering. Door rekening te houden met de onzekerheid en om onevenredige belasting van de organisatie door dergelijke plannen te voorkomen, wordt compensatie voor een geringe verhardingstoename kwijtgescholden. Deze kwijtschelding, namelijk de aftrek van 500 m² verhardings-toename, geldt in verband met gelijkheid voor alle ruimtelijke ontwikkelingen binnen het beheergebied van het HHSK.
Voorliggende ontwikkeling voorziet niet in toevoeging van verharding. In de huidige situatie is op het plangebied een verharde parkeerplaats, welke in de nieuwe ontwikkeling wordt vervangen door een gebouw. Omdat het verhardingsoppervlak niet toeneemt zijn compensatiemaatregelen niet nodig.
Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologische bureauinventarisatie van de natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is.
Om een goed beeld te krijgen van het plangebied en de omgeving zijn hiervan recente foto's aangeleverd. De foto's zijn vervolgens beoordeeld door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs bv.
Plangebied
Het plangebied betreft een deel van het bedrijfsterrein van Hoofdweg 80 gelegen op het bedrijventerrein in de noordoosthoek van Capelle aan de IJssel. Op dit deel van het bedrijfsterrein is men voornemens op termijn enkele bedrijfsunits te plaatsen. De betreffende locatie bestaat uit verharding van betonplaten en is onder ander in gebruik door opleggers van vrachtwagens. In de huidige situatie is ter plaatse van het plangebied geen bebouwing, groen (bomen, struiken en dergelijke) en permanent oppervlaktewater aanwezig.
Impressie plangebied
Soortenbescherming
Onderdeel van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:
Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.
Inventarisatie
Op basis van de beoordeling van de verkregen foto's blijkt dat het plangebied een zeer beperkte natuurwaarde kent. Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) via Quickscanhulp.nl (© NDFF - quickscanhulp.nl 10-01-2017 08:43:28) blijkt dat in de omgeving van het plangebied (0-1 kilometer) de laatste vijf jaar meerdere beschermde soorten zijn waargenomen. Het gaat vooral om planten, vissen, zoogdieren en vogels.
De in de omgeving van het plangebied waargenomen beschermde soorten zullen gezien de terreingesteldheid (betonverharding), en daarmee het ontbreken van geschikt biotoop voor de betreffende soorten, zeker niet in het plangebied voorkomen. Dit geldt eveneens voor verblijfplaatsen en essentieel foerageergebied voor overige beschermde soorten.
Een aantal beschermde soorten zijn wel in nabijgelegen groenstructuren of watergangen te verwachten. Daarbij kan gedacht worden aan broedvogels (bijvoorbeeld wilde eend, Turkse tortel en merel) en enkele vrijgestelde beschermde zoogdiersoorten als bosmuis en aardmuis.
Toetsing
Indien de werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, kunnen nesten van broedvogels in het omliggende gebied (groenstructuren en watergangen) worden verstoord. Gezien de reeds aanwezige verstoring door menselijke aanwezigheid, zal hiervan naar verwachting overigens geen sprake zijn. Hoewel nesten van broedvogels niet op voorhand worden verwacht in het plangebied, is het relevant te melden dat het verboden is nesten van vogels (indien nog in functie) te vernietigen of te verstoren tijdens het broedseizoen. De Wet natuurbescherming kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.
Gebiedsbescherming
Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wet natuurbescherming en de provinciale structuurvisie en verordening.
Wet Natuurbescherming
In de Wet natuurbescherming is de bescherming van Natura 2000-gebieden, geregeld. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wet natuurbescherming een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (in het verleden Ecologische Hoofdstructuur genoemd) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het Natuurnetwerk Nederland is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het Natuurnetwerk Nederland in de provincie Zuid-Holland is uitgewerkt in de 'Verordening Ruimte 2014' onderdeel van de provinciale structuurvisie 'Visie Ruimte en Mobiliteit (Provincie Zuid-Holland 2016 ).
Natuur buiten het Natuurnetwerk Nederland
Behalve op de bescherming van Natuurnetwerk Nederland-gebieden wordt in de structuurvisie van de provincie Zuid-Holland (2016) ook ingezet op het in standhouden van belangrijke weidevogelgebieden in Zuid-Holland.
Inventarisatie
Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Wet natuurbescherming en de gronden zijn niet aangewezen als Natuurnetwerk Nederland of natuur buiten het Natuurnetwerk Nederland. Het meest nabijgelegen gebied uit de Wet natuurbescherming betreft het Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk, dat is gelegen op een afstand van circa 8,5 kilometer ten zuidoosten van het plangebied. Het meest nabij gelegen beschermde gebied in het kader van het Natuurnetwerk Nederland ligt op een afstand van circa drie kilometer ten oosten van het plangebied. Het dichtsbij gelegen weidevogelgebied ligt op een afstand van circa 2,2 kilometer ten oosten van het plangebied. Het plangebied heeft geen (belangrijke) ecologische relaties met de beschermde gebieden.
Toetsing
Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden en de aard van het plan kunnen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden in het kader van de Wet natuurbescherming en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid op voorhand worden uitgesloten.
Conclusie
Op basis van de uitgevoerde ecologische bureauinventarisatie is gezien de terreinomstandigheden en de aard van het plan een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan.
Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat een aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk is. Met inachtneming van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Wet natuurbescherming voor soorten of een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming voor gebieden op voorhand niet nodig voor de beoogde activiteiten. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening.
Op voorhand kan in redelijkheid worden gesteld dat natuurwet en -regelgeving de uitvoerbaarheid van het ruimtelijke plan niet in de weg staat.
Verkeer
Het plangebied zal, evenals de overige aanwezige bebouwing, worden ontsloten via de parallelweg van de Hoofdweg. Op de kavel zelf is voldoede ruimte voor een interne ontsluiting van het gebouw.
Met voorliggend initiatief zal in totaal 3.570 m2 bvo worden ontwikkeld. In de CROW publicatie 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (nr 317) zijn specifiek voor bedrijfsverzamelgebouwen kengetallen opgenomen. Uitgaande van een sterk stedelijk gebied binnen de zone rest bebouwde kom zal uitgegaan worden van 200 - 260 mvt/etmaal.
Parkeren
De gemeente heeft een eigen parkeerbeleid (Parkeernormen 2015). Voor bedrijfsverzamelgebouwen wordt in de schil/ rest van de bebouwde kom 1,75 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo aangehouden. Dit komt neer op een parkeerbehoefte van 63 parkeerplaatsen.
Rondom het Hubertus gebouw worden circa 74 nieuwe parkeerplaatsen aangelegd. Het definitieve aantal is afhankelijk van de technische inpasbaarheid/uitvoerbaarheid. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de gemeentelijke parkeernorm.
Ten behoeve van fietsparkeerplaatsen wordt in het parkeerbeleid (Parkeernormen 2015) voor dergelijke bedrijfsunits uitgegaan van gemiddeld 0,2 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Dit komt neer op 8 fietsenparkeerplaatsen.
In de Wet milieubeheer is luchtkwaliteit opgenomen in titel 5.2 luchtkwaliteitseisen. In de wet is, door middel van criteria, een onderscheid gemaakt tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het niet in betekenende mate leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij 3% van de grenswaarde ( = 1,2 µg/m3) voor stikstofdioxide en fijn stof.
Bij onderhavig initiatief wordt minder dan 100.000 m2 bvo kantoor/bedrijvigheid gerealiseerd. Volgens bijlage 3B van de regeling draagt het onderhavige plan hierdoor "niet in betekenende mate" bij. Er hoeft daarom niet getoetst te worden aan de grenswaarden.
InfoMil heeft een NIBM-tool (versie juli 2016) ontwikkeld, waarmee bepaald kan worden of een project NIBM bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Deze afstemming beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Onderzoek
In de VNG-publicatie wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende omgevingstypen. Voor het plangebied en omgeving is sprake van een gebied met functiemenging. De VNG-publicatie gebruikt dit omgevingstype om gebieden te typeren waar sprake is van meerdere functies die zorgen voor een bepaalde levendigheid, maar ook voor een bepaalde milieubelasting. In een dergelijk gemengd gebied wordt de vestiging van milieubelastende activiteiten op een kortere afstand dan in woongebieden, mogelijk geacht.
Voor onderhavig initiatief zal de bestemming niet wijzigen. Bij het berekenen van de zoneringen, wordt altijd gemeten vanaf de bestemmingsgrens en niet vanaf het bouwvlak. Zodoende heeft de aanpassing van het bouwvlak geen gevolgen voor het aspect bedrijven en milieuzonering.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is toch gekeken naar de benodigde richtafstand naar omliggende functies. Voor het plangebied is bedrijvigheid t/m categorie 2 toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van minimaal 10 m in het geval van een gemengd gebied. Rondom het plangebied is minimaal 10 meter afstand ten opzichte van de omliggende functies. Enige uitzondering hierop vormt het naastgelegen bedrijf ten westen van het plangebied, maar deze vallen beide binnen dezelfde bestemming dus dit levert geen belemmering op voor het onderhavig initiatief.
Direct ten zuiden van het plangebied is een begraafplaats gelegen. Ondanks dat wordt voldaan aan de richtafstanden voor begraafplaatsen, is het goed om te vermelden dat de werkzaamheden veelal in het bedrijfsverzamelgebouw zullen plaatsvinden. Als er incidenteel buiten werkzaamheden plaatsvinden, zal rekening worden gehouden met de geluidsbelasting in relatie tot de begraafplaats en uitvaartdiensten.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
De externe veiligheid wordt bepaald door de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in en rond het plangebied. Veiligheidsafstanden tussen activiteiten met gevaarlijke stoffen en beperkt kwetsbare objecten, zoals woningen, moeten ervoor zorgen dat bij een eventuele calamiteit het aantal slachtoffers beperkt blijft.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid te worden gekeken naar:
Onderzoek
Op meer dan 40 meter afstand van het Hubertus gebouw ligt een hogedruk aardgastransportleiding (W518-KR). Deze heeft een diameter van 30 inch en een druk van 66,2 bar.
Ter plaatse heeft de leiding geen PR 10-6 contour (plaatsgebonden contour), maar er is wel een belemmeringstrook van 5 meter aan weerszijde van de leiding gelegen. Hierbinnen mogen geen bestemmingen worden gerealiseerd die het oprichten van bouwwerken toestaan en moet een vergunningenstelsel gelden voor werken en werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de buisleiding.
De inventarisatieafstand voor het groepsrisico is 380 meter.
Voor het bestemmingsplan 'Hoofdweg' is in 2012 door DCMR een notitie externe veiligheid opgesteld waarin onder andere deze leiding is meegenomen. Hierin is tevens de ontwikkeling van Capelle XS inclusief het Hubertus-gebouw meegenomen. In deze notitie wordt aangegeven dat in de huidige situatie een groepsrisicofactor is berekend van 0,22 (hierbij is rekening gehouden met een toename van 150 personen als gevolg van de ontwikkeling van ‘Capelle XS’). Het groepsrisico neemt door de ontwikkeling van Capelle XS toe, maar er is geen overschrijding van de oriëntatiewaarde.
Ten aanzien van onderhavig initiatief is contact gezocht met de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond, zie Bijlage 4. Deze hebben per email aangegeven dat er geen belemmeringen zijn als het gebouw voldoet aan de vereisten uit het Bouwbesluit. Ook heeft de veiligheidsregio aangegeven dat er geen relevante toename van het groepsrisico is te verwachten, het groepsrisico is reeds relatief laag (0,22 maal de oriënterende waarde). Het is niet te verwachten dat met de uitbreiding van Capelle XS het groepsrisico ineens sterk zal doen stijgen.
In het kader van het wettelijk vooroverleg zoals bedoeld onder artikel 3.1.1. Bro wordt geadviseerd zorg te dragen voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne 'Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand'.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de gronden weergegeven. Naast bestemmingen worden er ook aanduidingen en dubbelbestemmingen op de verbeelding weergegeven. Deze bestemmingen, aanduidingen en dubbelbestemmingen zijn nader uitgewerkt in de regels. De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting betreft de verantwoording van de regels en de verbeelding.
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
Bij het bestemmen van de gronden is aansluiting gezocht bij het vigerende bestemmingsplan 'Hoofdweg'.
Bestemming Bedrijventerrein
Op het plangebied geldt overeenkomstig het geldende bestemmingsplan de bestemming Bedrijventerrein met de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 2' en 'detailhandel volumnieus'. Daarnaast zijn kantoren behorende bij een bedrijf en ondergeschikte horeca in de vorm van een bedrijfsrestauratie en kantine toegestaan.
Bebouwing mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Overeenkomstig het geldende bestemmingsplan is een maximum bouwhoogte van 12 meter opgenomen en een maximum bebouwingspercentage van 80%.
Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Er dient voldoende parkeeraccommodatie te zijn, conform de parkeernormen welke zijn opgenomen in de ‘Nota Parkeernormen 2015’. Deze nota is opgenomen als bijlage bij de regels.
Waarde - Archeologie
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
Ter bescherming van de archeologische waarden dient bij (bouw)werkzaamheden die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die een terreinoppervlak van meer dan 200 m² beslaan, archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
In het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening hebben de volgende partijen een reactie ingediend:
De uitkomsten van deze reacties zijn verwerkt in het bestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft in de periode van 25 mei 2017 tot en met 5 juli 2017 voor een ieder ter inzage gelegen. Binnen deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Het plan is een particulier initiatief dat zal worden uitgevoerd en beheerd voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Voor de gemeente zijn aan het plan geen financiële consequenties verbonden. Het plan is uitvoerbaar.
In de regio is er behoefte aan bedrijfsverzamelgebouwen. Alle units uit de eerste drie fases zijn reeds verkocht en verhuurd. In het 'Hubertus' gebouw worden 17 units gerealiseerd. Van deze 17 units zijn reeds 11 units verkocht. De overige 6 units worden verhuurd.
Ten behoeve van het op te stellen bestemmingsplan heeft de gemeente op 16 mei 2017 met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten. Door middel van deze overeenkomst is geregeld dat de kosten die verband houden met de planontwikkeling voor rekening zijn van de initiatiefnemer. Een exploitatieplan is daarom niet nodig.