direct naar inhoud van Regels
Plan: Hoofdweg 80, Capelle XS
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0502.PBP17Hoofdweg80-4001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Hoofdweg 80, Capelle XS van de gemeente Capelle aan den IJssel.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0502.PBP17Hoofdweg80-4001 met bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak:

een vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.

1.6 ambulante handel:

de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van waren aan consumenten buiten vestigingen. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten, standplaatsen buiten de markten en het venten.

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.8 antenne:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatie-dataverkeer, met inbegrip van de bijbehorende zijsprieten, schotelantennes, panelen en technische installatie(s).

1.9 automatenhal/speelhal:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt om het publiek gelegenheid te geven om spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen.

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde.

1.11 bedrijf:

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.12 bestaand:
  • met betrekking tot bebouwing:

legale bebouwing die op tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;

  • met betrekking tot gebruik:

het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 bruto vloeroppervlakte (bvo):

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of terrein die wordt gebruikt voor detailhandelsvestigingen, kantoren e.d. met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige ruimten.

1.22 coffeeshop:

gelegenheid waar softdrugs worden verkocht en gebruikt.

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen.

1.24 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de aard en omvang van de goederen een groot oppervlak per detailhandelsvestiging nodig heeft voor uitstalling. Het gaat dan om: detailhandel in:

  • auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's, surfplanken en tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen;
  • tuincentra;
  • bouwmarkten;
  • grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1000 m² en detailhandel in: keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi's.
1.25 dienstverlening:

het op het publiek gericht aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren.

1.26 doeleinden van openbaar nut:

kleinschalige nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelkastjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen, wachthuisjes en straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen).

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 groenvoorziening:

ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, bermen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.29 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.30 internethandel:

detailhandel zonder showroom in niet-dagelijkse artikelen, waarvan de handel via internet en andere media loopt en waarvan de levering van producten uitsluitend plaatsvindt via post- of andere besteldiensten.

1.31 kantine:

verblijfslokaal ten behoeve van onder andere recreatieve voorzieningen, maatschappelijke doeleinden en bedrijfsdoeleinden waar men, als ondergeschikte activiteit aan de bestemming, consumpties kan kopen en nuttigen.

1.32 kantoor:

een gebouw of een gedeelte ervan, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder inbegrepen congres- en vergaderaccommodaties.

1.33 kunstwerk:

bouwwerken ten behoeve van verkeersdoeleinden, zoals viaducten, alsmede bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding, zoals dammen, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, niet zijnde steigers;

1.34 netto winkelverkoopvloeroppervlak:

oppervlak in een winkel bedoeld voor uitstalling en verkoop van detailhandelsartikelen. Dit is de ruimte die voor het publiek zichtbaar en toegankelijk is (inclusief etalage, vitrine, kassaruimte, paskamers, e.d.).

1.35 nevenassortiment:

nevenproducten passend bij het hoofdassortiment.

1.36 ondergeschikte horeca:

een niet zelfstandige horecafunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de bestemming.

1.37 peil:
  • 1. voor woningen: de bovenkant van de afgewerkte begane grond vloer, minimaal op 0,00 meter en maximaal 0,40 meter boven het streefpeil van het hart van de weg;
  • 2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.38 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie, niet zijnde van voedings- en genotmiddelen.

1.39 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, (besloten) ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, raamprostitutie en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden van seksartikelen, waaronder mede begrepen uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf is hieronder begrepen.

1.40 straatmeubilair:

verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, voorzieningen voor het stallen van fietsen, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, graffitimuur, alsmede telefooncellen, abri’s en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.41 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.42 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

  • b. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

  • c. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

  • d. het bebouwingspercentage:

een in het plan gegeven percentage van het bouwvlak, gerekend per bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  • tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
  • andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven behorende tot categorie 1 en 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  • b. detailhandel in volumineuze goederen alsmede voor de verkoop van een nevenassortiment, mits het nevenassortimentsdeel niet meer bedraagt dan 20% van het netto winkelverkoopvloeroppervlak én een maximale oppervlakte heeft van 500 m², uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
  • c. standplaatsen voor ambulante handel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
  • d. internethandel alsmede een daarbij behorend afhaalloket, mits dit afhaalloket niet meer bedraagt dan 15% van het bruto vloeroppervlak én een maximale oppervlakte heeft van 50 m²;

met daarbij behorende:

  • e. kantoren behorende bij een bedrijf met een maximum bruto vloeroppervlakte van 50% van de totale bruto vloeroppervlakte;
  • f. ondergeschikte horeca-activiteiten in de vorm van een bedrijfsrestauratie/ kantine met een maximum bruto vloeroppervlakte van 10% van de totale bruto vloeroppervlakte én een maximale oppervlakte van 250 m².
  • g. productiegebonden detailhandel met een maximum bruto vloeroppervlakte van 15% van de totale bruto vloeroppervlakte én een maximale oppervlakte van 50 m².
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen: zoals groenvoorzieningen, (fiets)parkeervoorzieningen, straatmeubilair, water, (ontsluitings)wegen, doeleinden van openbaar nut, laad- en losvoorzieningen, inzamelvoorzieningen voor afvalstoffen en andere vergelijkbare voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. het bouwperceel mag voor 100% bebouwd worden, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' een ander maximaal bebouwingspercentage is aangegeven;
  • d. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van tenminste 3 meter.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten, reclamemasten en reclameborden mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d en toestaan dat een kortere afstandsmaat wordt gebruikt, mits de brandveiligheid dit toelaat.

3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Bij het oprichten of uitbreiden van gebouwen of het veranderen van het gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Er dient voorzien te zijn in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen welke zijn opgenomen in Bijlage 2;
  • b. Bij het oprichten of uitbreiden van gebouwen of het veranderen van het gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is voor het parkeren van fietsen. Er dient voorzien te zijn in voldoende plaatsen voor het parkeren van fietsen conform de fietsparkeernormen welke zijn vastgesteld door het CROW;
  • c. Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. risicovolle inrichtingen;
    • 2. zelfstandige kantoorvestigingen;
    • 3. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
    • 4. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 5. opslag van goederen voor de voorgevel of het verlengde daarvan;
    • 6. opslag en stort van goederen op onbebouwde gronden binnen 3 meter vanaf de grens met de bestemming Water.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.1, sub a ten behoeve van:
    • 1. het toe laten van bedrijven uit ten hoogste één categorie hoger dan de ter plaatse maximaal toegestane milieucategorie, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toegestane categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
    • 2. het toelaten van bedrijven die niet in Bijlage 1 - Staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse maximaal toegestane categorie van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

met dien verstande dat de omgevingsvergunning slechts verleend mag worden, indien voldoende parkeergelegenheid aanwezig is conform de parkeernormen welke zijn opgenomen in Bijlage 2 - Nota Parkeernormen 2015, voldoende plaatsen voor het parkeren van fietsen aanwezig zijn conform de fietsparkeernormen welke zijn vastgesteld door het CROW en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.

  • b. lid 3.4 sub a ten behoeve van het realiseren van parkeervoorzieningen anders dan op eigen terrein, met dien verstande dat de omgevingsvergunning slechts verleend mag worden, indien voldoende parkeergelegenheid aanwezig is conform de parkeernormen welke zijn opgenomen in Bijlage 2 - Nota Parkeernormen 2015 en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.
  • c. lid 3.4 sub c.2 ten behoeve van het vestigen van zelfstandige kantoorvestigingen, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 345 m2;
    • 2. voldaan wordt aan de wettelijke vereisten inzake externe veiligheid;
    • 3. het bevoegd gezag advies aanvraagt bij de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond;
    • 4. de omgevingsvergunning slechts verleend mag worden, indien voldoende parkeergelegenheid aanwezig is conform de parkeernormen welke zijn opgenomen in Bijlage 2 - Nota Parkeernormen 2015, voldoende plaatsen voor het parkeren van fietsen aanwezig zijn conform de fietsparkeernormen welke zijn vastgesteld door het CROW en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

4.2 Bouwregels
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan het bevoegd gezag te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van dat bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in lid 4.3.
  • c. Het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de hierna genoemde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m² beslaan. Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:
    • 1. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
    • 2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
    • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 4. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
    • 5. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
    • 6. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
  • b. Het omgevingsvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.
  • c. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
  • d. Alvorens de omgevingsvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen.
  • e. Aan een omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Algemene gebruiksregels
  • a. Onder verboden gebruik zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. standplaats voor onderkomens;
    • 2. het opslaan van materialen en voorwerpen;
    • 3. het al dan niet ter verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte motorrijtuigen of aanhangers, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn;
    • 4. het gebruiken als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen;
    • 5. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting;
    • 6. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als automatenhal/speelhal;
    • 7. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als coffeeshop;
    • 8. het gebruik of laten gebruiken van antennedragers, welke primair zijn opgericht voor het dragen van antennes voor reclamedoeleinden;
  • b. het bepaalde in sub a is niet van toepassing voor zover het betreft het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen.

6.2 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1 sub a.5, voor de vestiging van ten hoogste één seksinrichting, met inachtneming van het volgende:

  • a. elders in de gemeente Capelle aan den IJssel is op dat moment geen enkele seksinrichting gehuisvest;
  • b. de activiteiten vinden uitsluitend plaats binnen de bestaande of nieuw te realiseren bebouwing;
  • c. er dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn conform de parkeernormen welke zijn opgenomen in Bijlage 2 - Nota Parkeernormen 2015, er dienen voldoende plaatsen voor het parkeren van fietsen aanwezig te zijn conform de fietsparkeernormen welke zijn vastgesteld door het CROW en een adequate afwikkeling van het verkeer dient verzekerd te zijn;
  • d. de bedrijfsvloeroppervlakte van de seksinrichting is niet groter dan 100 m²;
  • e. vestiging is niet toegestaan binnen een straal van 250 meter vanaf de ingang van een kinderdagverblijf;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. landschappelijke en milieutechnische aspecten;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

  • a. Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van:
    • 1. deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
    • 2. de voorgeschreven minimum en maximum maten inzake hoogte, afstanden, oppervlakten en bebouwingspercentages met niet meer dan 10%, voor zover daarvoor in de regels geen bijzondere afwijkingsregels zijn opgenomen;
    • 3. het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van doeleinden van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, reduceerstations en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen hogere goothoogte dan 4 m en geen groter oppervlak dan 50 m² hebben.
  • b. Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de parkeersituatie en de verkeersveiligheid niet in gevaar komt, kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in Bijlage 2 - Nota Parkeernormen 2015, en toestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Hoofdweg 80, Capelle XS.'

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Capelle aan den IJssel gehouden op 25 september 2017.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.PBP17Hoofdweg80-4001_0011.png"