direct naar inhoud van Hoofdstuk 7 Milieu en duurzaamheid
Plan: Structuurvisie Brielle
Status: vastgesteld
Plantype: structuurvisie
IMRO-idn: NL.IMRO.0501.structuurvisie0130-0002

Hoofdstuk 7 Milieu en duurzaamheid

Vanuit milieuwetgeving gelden een aantal randvoorwaarden voor de ontwikkelingsmogelijkheden. Naast de randvoorwaarden vanuit de milieuwetgeving zijn in de volgende paragrafen aandachtspunten geformuleerd voor duurzame ontwikkeling. Bij de inventarisatie van milieuaspecten is zoveel mogelijk gebruikgemaakt van de milieubelemmeringenkaarten (zie pagina paragraaf 7.1.3 en 7.1.5). Met deze kaarten is in één oogopslag te zien welke belemmeringen een relevante rol kunnen spelen. Bijlage 5 bevat uitleg over de opgenomen milieuzones. In bijlage 6 is daarnaast een tabel opgenomen met mogelijke knelpunten vanuit milieuwetgeving per ontwikkelingslocatie. In een structuurvisie worden ruimtelijke ontwikkelingen nog niet gedetailleerd vastgelegd of uitgewerkt. Dit hoofdstuk kan daarom worden gezien als een eerste verkenning van de milieusituatie. Op die manier kunnen mogelijke knelpunten voor de verdere ruimtelijke procedures in beeld worden gebracht.

7.1 Randvoorwaarden vanuit milieu

7.1.1 Luchtkwaliteit

Nieuwe ontwikkelingen die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit moeten worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen 2007 (Wlk). In de ruimtelijke ordeningspraktijk zijn vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Kleinschalige ontwikkelingen zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) vrijgesteld van toetsing. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een project een effect heeft van minder dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (0,4 ìg/m³) of wanneer een project in een categorie valt die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden (bijvoorbeeld minder dan 500 woningen aan één ontsluitingsweg).
Wegen met een hoge verkeersintensiteit (zoals de A15) en industriële bronnen liggen op dusdanige afstand van het plangebied, dat de bijdrage daarvan minimaal is. Langs de drukst bereden wegen in de gemeente Brielle (de N57 en de N218) vinden op dit moment geen (grote) overschrijdingen plaats van de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. Bovendien vertonen de concentraties verontreinigende stoffen een over het algemeen, bij een gelijkblijvend verkeersbeeld, een dalende trend als gevolg van technologische verbeteringen (schonere auto's) en overheidsbeleid (onder andere het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, NSL). Knelpunten met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn daarom niet te verwachten.
Naast toetsing van de grenswaarden uit de Wlk moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening tevens een afweging worden gemaakt ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit. Op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen vormen de provinciale wegen N57 en N218 daarbij een mogelijk aandachtspunt. Bij een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit is de ontwikkeling van gevoelige bestemmingen zoals bijvoorbeeld scholen, kinderdagopvang of verpleegtehuizen binnen een afstand van 50 m niet toegestaan.

7.1.2 Bedrijven en milieuhinder

Niet-agrarische bedrijven
Afstemmen van functies met behulp van richtafstanden
Binnen de gemeente liggen de bedrijventerreinen Seggelant, 't Woud in Brielle en een bedrijventerrein aan de Proveniersstraat bij Vierpolders. Daarnaast liggen er verspreid over het plangebied diverse niet-agrarische bedrijven. Nieuwe functies (bedrijven of gevoelige functies) moeten op de bestaande ruimtelijke situatie worden afgestemd. Uitgangspunt daarbij is dat de bedrijfsvoering van de bedrijven niet wordt beperkt en dat ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bij de afstemming van functies kan gebruik worden gemaakt van richtafstanden. Een richtafstand is de afstand tussen een woning en een gemiddeld bedrijf van een bepaalde milieucategorie waarop geen onaanvaardbare hinder wordt veroorzaakt. Bij het werken met richtafstanden kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie "Bedrijven en Milieuzonering". De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk.

Bedrijfscategorieën Seggelant afstemmen op bestaande woonbebouwing
Bij de realisatie van bedrijventerrein Seggelant en de herstructurering van bedrijventerrein 't Woud moeten de bedrijfscategorieën worden afgestemd op de al bestaande woonbebouwing.

Agrarische bedrijven
Ook tussen agrarische bedrijven en gevoelige bestemmingen is het aanhouden van enige afstand wenselijk. Op dit soort bedrijven zijn wettelijke kaders van toepassing28. Als bedrijven vallen onder algemene regelgeving, dan zijn bepaalde afstanden of contouren van toepassing. Deze afstanden zijn leidend en zijn deels anders dan de richtafstanden uit de VNG-publicatie. Bij het realiseren van nieuwe hindergevoelige functies of agrarische bedrijven worden deze afstanden in acht genomen. Indien bedrijven vergunningplichtig zijn, worden ontwikkelingen getoetst aan de regels die in de vergunning zijn neergelegd.

Functiemenging en stedelijke hinder
Wanneer niet aan de richtafstand kan worden voldaan, moet met een specifiek milieuonderzoek worden aangetoond (bijvoorbeeld akoestisch onderzoek) of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Bij een afwijkend omgevingstype (gemengd gebied) kan overigens een kleinere richtafstand worden gehanteerd dan bij een rustige woonwijk.
In sommige gebieden is een menging van functies wenselijk. Verdichting binnen de kern leidt tot een besparing van ruimte in het buitengebied en de beperking van woon-werkverkeer. Menging van woningen en licht hinderlijke functies (kantoren, detailhandel, lichte bedrijven) binnen de kernen Brielle, Zwartewaal en Vierpolders is daardoor acceptabel. Bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 1 en 2 van de VNG-publicatie zijn in principe algemeen toelaatbaar.

7.1.3 Industrielawaai

Op industrielawaai is specifieke wetgeving van toepassing. Het plangebied ligt voor een deel binnen de invloedssfeer van de gezoneerde industrieterreinen Europoort-Maasvlakte en Botlek-Pernis. Buiten de zonegrens (onderstaande figuur) mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende terrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Binnen de zone is de nieuwbouw van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen, scholen en zorginstellingen aanvaardbaar als een gunstig woon- of verblijfsklimaat wordt gegarandeerd. Tot een geluidsbelasting van maximaal 55 dB(A) is het vaststellen van hogere grenswaarden mogelijk. Bij zeehavengebonden industrieterreinen kan in sommige gevallen naar een maximale grenswaarde van 60 dB(A)worden uitgeweken.

Woningbouw op locaties Meeuwenoord en Lijnbaanweg lijkt mogelijk
Veel locaties in Brielle liggen binnen de geluidszone van Europoort-Maasvlakte dan wel Botlek-Pernis. Daardoor is bij elk geluidsgevoelig object dat binnen de geluidszones wordt mogelijk maakt, geluidsonderzoek nodig. Aandachtspunten zijn de locaties Meeuwenoord (Brielle) en Lijnbaanweg (Zwartewaal). Deze locaties liggen volledig binnen de 55 dB(A)-contour, waardoor mogelijk niet kan worden voldaan aan de uiterste grenswaarde voor industrielawaai. Hetzelfde, maar in mindere mate, geldt voor de locaties nabij de haven van Brielle.
Voor de locaties Meeuwenoord en Lijnbaanweg is een apart traject opgestart waarin de haalbaarheid van woningbouw op deze locaties wordt onderzocht. Vooralsnog lijkt de locatie Meeuwenoord haalbaar wanneer gebruik wordt gemaakt van een geoptimaliseerd stedenbouwkundig plan en de toepassing van dove gevels. Voor de Lijnbaanweg is deze aanpak mogelijk niet afdoende en zal, waar nodig, gebruik worden gemaakt van de zeehavennorm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.structuurvisie0130-0002_0023.jpg"

7.1.4 Wegverkeerslawaai

Op grond van de Wet geluidhinder geldt voor een groot aantal wegen binnen het plangebied een geluidszone. Nieuwe woningen binnen deze geluidszone dienen bij voorkeur te voldoen aan de grenswaarde van 48 dB. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient tevens rekening te worden gehouden met de geluidsbelasting van wegen die niet zijn gezoneerd (30 km/h-wegen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.structuurvisie0130-0002_0024.jpg"
Aanvragen van hogere grenswaarden nodig bij Plantage en Watertoren
Eventueel kunnen hogere grenswaarden worden verleend met een maximum van 53 dB in buitenstedelijk gebied en 63 dB in binnenstedelijk gebied. Voor bedrijfswoningen ten behoeve van agrarische functies geldt overigens een hogere grenswaarde van 58 dB. Voor een groot aantal locaties nabij de N218 is het verlenen van hogere grenswaarden waarschijnlijk onvermijdelijk. Dit geldt onder andere voor de locatie Plantage en de Watertoren. Bij het verlenen van hogere grenswaarden is het gemeentelijke beleid (concept) voor hogere grenswaarden van toepassing.

7.1.5 Externe veiligheid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.


Risicovolle inrichtingen
Binnen de gemeente zijn enkele inrichtingen gelegen die op basis van het vigerende externe veiligheidsbeleid belemmeringen voor ontwikkelingen kunnen opleveren. Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen 2004 (Bevi) geldt er een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6. Daarnaast geldt bij een toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR). Deze verantwoording vindt plaats ten opzichte van een oriënterende waarde29.
In de gemeente liggen een aantal risicovolle inrichtingen. Daarvan zijn vooral de lpg-tankstations relevant (zie bijlage 4). Het tankstation Seggelant, op het gelijknamige bedrijventerrein, levert door haar PR 10-6-contour een kleine ruimtelijke beperking op aan de ontwikkeling van het gelijknamige bedrijventerrein. Het gebied binnen de PR 10-6-contour zou kunnen worden ingericht als groenstrook, oppervlaktewater of parkeerplaats. Daarnaast geldt bij ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van het GR een verantwoordingsplicht. Ook voor het tankstation aan de Thoelaverweg geldt een kleine ruimtelijke beperking voor de mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving (studielocatie).
Brielle ligt relatief dicht bij de industriegebieden Maasvlakte, Europoort en Botlek. De PR 10-6-contour reikt in geen geval over de gemeentegrens. Wel kan het invloedsgebied van inrichtingen uit deze gebieden een rol spelen voor planvorming binnen gemeente. De ontwikkeling van de Lijnbaanweg ligt binnen het invloedsgebied van een aantal bedrijven in de Botlek. De oriënterende waarde voor het GR wordt als gevolg van de ontwikkeling echter niet overschreden.

Vervoer gevaarlijke stoffen
Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water of het spoor wordt rekening gehouden met het PR en het GR. Voor het PR geldt een grenswaarde van 10-6per jaar voor nieuwe kwetsbare objecten. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt hetzelfde risico als een richtwaarde. Bij ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van het GR dient het GR te worden verantwoord. Op een afstand van 200 m vanaf het tracé worden in principe geen beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik.
Binnen en buiten de gemeente vindt het vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Alleen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N57 is een (beperkte) PR 10-6-contour berekend. Bij alle ontwikkelingen zal dus aan de norm voor het PR worden voldaan.
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt dat de PR 10-8-contour van de A15/N15 reikt tot de Krabbeweg. De ruimtelijke ontwikkelingen die leiden tot een intensiever gebruik van het gebied (zoals intensiveringsgebieden recreatie) liggen buiten deze PR-contour, welke is gelegen op 280 m ten opzichte van het midden van de A15/N15. Mogelijk dat het invloedsgebied van deze weg op een grotere afstand is gelegen. Alhoewel mogelijk het GR in beperkte mate toeneemt als gevolg van deze ontwikkelingen, is het niet de verwachting dat dit tot knelpunten binnen de gemeente leidt. Ook het vervoer van gevaarlijke stoffen over het Hartelkanaal en de spoortrajecten van en naar de Maasvlakte, Europoort en Botlek, leiden niet tot knelpunten voor de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen.

Omleggen route vervoer gevaarlijke stoffen N218
De PR 10-8-contour geldt als indicator voor de omvang van het invloedsgebied. Binnen de PR 10-8-contour van de N218, het vermoedelijke invloedsgebied van deze weg, liggen relatief veel ontwikkelingen waarbij een verantwoording van het groepsrisico aan de orde is (zie de tabel met aandachtspunten in bijlage 4). Op dit moment wordt gewerkt aan het omleggen van de route gevaarlijke stoffen over de N218. Voor het deel tussen de rotonde bij industrieterrein Seggelant en het lpg-station aan de Schrijversdijk zal in de toekomst alleen nog ontheffing worden verleend voor de bevoorrading van lpg-tankstations. Het overige vervoer van gevaarlijke stoffen zal via de N57 en de N15/A15 worden omgeleid. Daardoor zal het GR in de nabije toekomst afnemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.structuurvisie0130-0002_0025.jpg"
Gemeentelijk beleid
Brielle is momenteel bezig met het opstellen van een gemeentelijke visie externe veiligheid. In deze visie worden eventuele knelpunten ten aanzien van het PR en GR in beeld gebracht. En zullen uitgangspunten worden geformuleerd voor het terugdringen van deze risico's.

7.1.6 Planologisch relevante leidingen

Normstelling en beleid
Door de gemeente loopt een aantal leidingen die planologische beperkingen opleveren (zie belemmeringenkaart veiligheid). Ter bescherming van de leiding wordt rekening gehouden met de zakelijk rechtstrook van de leiding. Deze strook is bestemd voor de bescherming en het beheer van de leiding. Afhankelijk van de diameter van de leiding is deze strook 4 of 5 m breed aan weerszijden van de leiding. Voor leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd, zijn daarnaast afstanden van toepassing waarbinnen bebouwing niet is toegestaan (bebouwingsafstand) of niet wenselijk is (toetsingsafstand). Voor de afstanden die gelden voor de aanwezige leidingen in Brielle wordt verwezen naar bijlage 6.
Momenteel werkt VROM aan een nieuwe AMvB voor buisleidingen. Op basis van het nieuwe beleid moeten ontwikkelingen nabij leidingen worden getoetst aan het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR ligt vermoedelijk in alle gevallen binnen de zakelijk rechtstrook. Voor leidingen met brandbare vloeistoffen uit de K1-, K2- en K3-klasse zijn deze PR-afstanden door RIVM berekend (zie bijlage 6). Het invloedsgebied voor het GR, vooral van aardgastransportleidingen, reikt in de meeste gevallen veel verder dan de huidig vigerende toetsingsafstand.
Het beleid voor de reservering van leidingstroken voor nieuwe buisleidingen voor gevaarlijke stoffen is verankerd in het Structuurschema Buisleidingen (1985). Ook dit beleid wordt herzien. In de loop van 2009 zal een Structuurvisie Buisleidingen conform de Wro worden vastgesteld.

Gas- en olietransportleidingen
De leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd zijn ingetekend op de milieubelemmeringenkaart veiligheid. Op deze kaart is gewerkt met de thans vigerende bebouwings- en toetsingsafstand. De leidingen zijn in bundels gelegen. Voor de exacte leidinggegevens wordt verwezen naar de tabellen in bijlage 6.
Door de woonwijken in het zuiden van de kern Brielle loopt een gasleiding van 6 inch en 40 bar. Bij de realisatie van projecten moet hiermee rekening worden gehouden (dit geldt onder andere voor de realisatie van het Zorggebouw, de onderwijsaccommodaties en de woningbouwprojecten Reede en Oude Goote). Om te kunnen voldoen aan de toetsings- en bebouwingsafstand, respectievelijk 20 m en 4 m, kan slim worden gewerkt met het bestemmen van parkeerplaatsen en groenstroken binnen deze afstand en woningen er buiten. Bebouwing binnen de toetsingsafstand is eventueel toegestaan indien er sprake is van aanzienlijk economisch, technisch of planlogische belang.
Anticiperend op het nieuwe beleid voor buisleidingen is voor ontwikkelingen nabij de reeds genoemde gasleiding (6 inch, 40 bar) in Brielle een verantwoording van het GR aan de orde. Hetzelfde geldt voor ontwikkelingen op enige afstand van de twee 36 inch gasleidingen (binnen leidingbundel 2) die langs het zuiden van Brielle, het noorden van Vierpolders naar Bernisse lopen. De bouwstenen voor de verantwoording van het GR zullen worden gevormd in de gemeentelijke EV-visie.

Hoogspanningsverbindingen
Bij hoogspanningsverbindingen moet naast de zakelijk rechtstrook rekening worden gehouden met het elektromagnetisch veld van leidingen. Binnen de indicatieve zone van leidingen wordt geadviseerd geen nieuwe gevoelige functies te realiseren. Gevoelige functies zijn functies waarin kinderen van 0 tot 15 jaar langdurig kunnen verblijven zoals wonen, scholen en kinderopvangvoorzieningen. De omvang van het werkelijke beperkingsgebied, de specifieke zone, is in vele gevallen kleiner. Ten aanzien van de geplande woningbouw in Vierpolders zijn in dat kader berekeningen uitgevoerd. Het programma voor de locatie aan de Middelweg is hierop aangepast, waardoor in de plannen voldoende rekening is gehouden met de hoogspanningsverbinding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.structuurvisie0130-0002_0026.jpg"

7.1.7 Bodemkwaliteit

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening is bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek naar de bodemgesteldheid in het plangebied noodzakelijk. Dat is zeker het geval wanneer een bedrijfs- of agrarische bestemming wordt gewijzigd naar wonen. Er dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd. Op locaties waar in het verleden mogelijk bodemverontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden, zoals industriegebieden, kan bodemsanering van toepassing zijn. Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat een groot grondoppervlak van de gemeente niet verdacht wordt van bodemverontreinigende activiteiten. In de oude kernen (vesting van Brielle) en lintbebouwing is die kans wel aanwezig.

7.2 Aandachtspunten voor duurzame ontwikkeling

Uitgangspunt: duurzaamheid bij ruimtelijke ontwikkelingen
Op grond van het Milieubeleidsplan (2008-2012) is duurzaamheid het uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Doel is het minimaliseren van milieuvervuiling en het zuinig omgaan met ruimte, grondstoffen en energie op een dusdanige wijze dat toekomstige generaties niet belast worden met de gevolgen van ons handelen. In het Milieubeleidsplan is al aangekondigd dat zoveel mogelijk duurzaamheidsaspecten worden meegenomen bij de grotere woningbouwlocaties.

Inrichting van gebieden
Bij de inrichting van gebieden wordt gewerkt aan de hand van het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw (NPDS). Het NPDS is een gestructureerde bundeling van kennis en ervaring die in Nederland op het terrein van duurzame stedenbouw voorhanden is. Het NDPS werkt als een soort checklist van allerlei maatregelen die men kan nemen op het gebied van duurzaamheid. Door deze checklist vroeg bij een bouwproject te betrekken en deel uit te laten maken van integrale planvorming kan duurzaamheidwinst worden behaald.
De (her)ontwikkeling van bedrijventerrein 't Woud en uitbreiding van bedrijventerrein Seggelant biedt kansen voor duurzame oplossingen zowel op het niveau van een individueel bedrijf als op het niveau van het hele bedrijventerrein. Dit kan voordelen opleveren vanuit zowel bedrijfseconomisch perspectief (kostenbesparing) als duurzaamheidsperspectief. Er kan worden gedacht aan de volgende zaken:

  • intensief ruimtegebruik: stapeling en combinatie van functies, hoogbouw/bouwen in meerdere lagen, ondergronds bouwen, meertijdig gebruik;
  • collectieve bedrijfsvoorzieningen: gezamenlijk gebruik van technische, maatschappelijke, commerciële en bedrijfsvoorzieningen (parkeren, kantine, kinderopvang, bewaking);
  • duurzame energie: uitwisseling van restafvalwarmte tussen bedrijven, eventueel warmtelevering aan nabijgelegen woningen, collectieve energieopwekking (bijvoorbeeld door middel van koude/warmteopslag in de ondergrond of het gebruik van aardwarmte);
  • industriële ecologie: integraal ketenbeheer/het sluiten van kringlopen, hergebruik van rest- of bijproducten, uitwisseling van grondstoffen en afvalstromen.


Energie en klimaat
Op grond van het Bouwbesluit geldt dat bij nieuwbouw minimaal moet worden voldaan aan het Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Voor wonen geldt op dit moment een EPC-norm van 0,8.
Met het hanteren van een hogere EPC dan de wettelijke vereisten, wordt een hogere CO2-reductie gehaald (de gebouwde omgeving heeft een groot aandeel in het energieverbruik binnen de gemeente) en wordt tevens geanticipeerd op de stapsgewijze aanscherping van deze norm.

Uitvoeren energiebesparende maatregelen scholen
In 2008 is een energiescan gestart bij scholen in de gemeente). Met de scan wordt in beeld gebracht welke energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar kunnen worden getroffen. Daarnaast zal bij nieuwbouw van scholen, waar financieel mogelijk, gebruik worden gemaakt van warmte- en koude-opslag in de bodem.

Toepassen van zonne-energie en zongerichte verkaveling
Op het gebied van duurzame energie zijn binnen de gemeente verschillende toepassingen mogelijk. Bij woningbouwprojecten kan bijvoorbeeld worden gedacht aan toepassing van zonne-energie. Met een zongerichte verkaveling (grote ramen aan de zuidkant) en een goede isolatie wordt zonne-energie passief benut en kan de energievraag fors worden gereduceerd. Daarnaast kan zonne-energie actief worden aangewend door het gebruik van zonnecollectoren. Vooral bij grotere (woningbouw)projecten is ook de opslag van warmte en koude (WKO) interessant. Volgens de Provinciale Bodemvisie (2005) bestaat daarvoor in Brielle, vooral in het oostelijk deel van de gemeente een redelijk potentieel.

Toepassing van warmtekrachtkoppeling bij glastuinbouwbedrijven
Bij glastuinbouwbedrijven, die in de gemeente in toenemende mate worden geclusterd, kan worden gedacht aan warmtekrachtkoppeling (WKK). Deze toepassing, waarbij elektriciteit en warmte gelijktijdig worden opgewekt, wordt bij glastuinbouwbedrijven al veelvuldig toegepast. Daarnaast is de toepassing van aardwarmte of het gebruiken van restwarmte vanuit het Europoort- of Botlekgebied een kansrijke optie.

7.3 Inzet voor programma en ruimtelijk beleid

In het voorgaande zijn voor de verschillende milieuaspecten normen en randvoorwaarden gegeven (zie paragraaf 7.1). Veel normen en randvoorwaarden zijn wettelijk geregeld. Naast deze normen en randvoorwaarden streeft Brielle naar het volgende:

  • uitgangspunt is een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente, voorbeelden zijn:
  • intensief ruimtegebruik;
  • collectieve bedrijfsvoorzieningen;
  • duurzame energie;
  • industriële ecologie (het sluiten van kringlopen);
  • uitvoeren energiebesparende maatregelen scholen;
  • toepassen van zonne-energie en zongerichte verkaveling;
  • toepassen van warmtekrachtkoppeling bij glastuinbouwbedrijven;
  • inzetten op omlegging van route vervoer gevaarlijke stoffen over N218;
  • bedrijfscategorieën 't Woud en Seggelant afstemmen op bestaande woonbebouwing;
  • woningbouw op locaties Meeuwenoord en Lijnbaanweg lijkt mogelijk;
  • aanvragen van hogere grenswaarden bij verschillende ontwikkelingslocaties.