Plan: | Henry Fordstraat 11 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0501.HenryFordstraat11-0130 |
De eigenaren van het pand aan de Henry Fordstraat 11 in Zwartewaal hebben in samenwerking met Ziggurat een plan ontwikkeld, om het bedrijfsgebouw om te vormen tot woningen. Het plan bestaat uit 2 lagen met appartementen in het bestaande pand. Samen met de bestaande bedrijfswoning die wordt omgezet naar een reguliere woning, gaat het in totaal om 10 appartementen.
Deze woningbouwontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan 'Zwartewaal'. Daarin is het perceel bestemd als 'Bedrijf'. Om medewerking te kunnen verlenen aan de ontwikkeling, wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld, waarin de ontwikkeling wordt toegelicht, onderbouwd en juridisch-planologisch wordt mogelijk gemaakt.
Het plangebied betreft het bedrijfspand aan de Henry Fordstraat 11 in Zwartewaal. Dit ligt aan de zuidkant van Zwartewaal. De Henry Fordstraat vormt de entree van het dorp vanaf de rotonde op de N218 (Groene Kruisweg) en loopt door richting de haven van Zwartewaal en gaat daar over in de Dorpsstraat en de Havenkade.
Figuur 1.1. Plangebied in omgeving
Het plangebied zelf betreft zoals gezegd het ter plaatse aanwezige bedrijfspand. Twee aangrenzende eenheden, eveneens bestemd als Bedrijf zijn niet binnen het plangebied meegenomen. Hier blijft de bedrijfsbestemming van kracht. Het plangebied omvat zodoende alleen dat deel van de bebouwing waarin de woningen voorzien zijn
Figuur 1.2 Plangebied
Het vigerende bestemmingsplan is het plan 'Zwartewaal', vastgesteld op 12 maart 2013. Een uitsnede van de verbeelding is opgenomen in figuur 1.3. Hieruit blijkt zoals hiervoor omschreven dat het perceel is voorzien van de bedrijfsbestemming. Hiermee zijn in beginsel bedrijven van categorie 1 en 2 toegestaan. Met specifieke aanduidingen zijn daarnaast een bedrijfswoning (bw) en autohandel (sb-ah) toegestaan. Het perceel kent vrijwel vierkant bouwvlak, dat overigens (met name aan de voorzijde) niet volledig is benut.
Ten aanzien van archeologie en cultuurhistorie gelden op dit perceel twee regelingen. De voorste helft van het perceel (ongeveer) kent een archeologische dubbelbestemming, die bij ingrepen groter dan 100m2 en dieper dan 30cm om archeologisch onderzoek vraagt. Het gehele perceel kent daarnaast de cultuurhistorische dubbelbestemming die slopen, verbouwen en uitbreiden van bebouwing uitsluitend mogelijk maakt voor zover daarmee de cultuurhistorische waarde van de bouwwerken niet onevenredig wordt geschaad.
Tot slot ligt over het plangebied (overigens over het hele bestemmingsplan Zwartewaal) de aanduiding geluidzone - industrie die wijst op de ligging binnen de geluidzones van Europoort-Maasvlakte en van Botlek-Pernis. De ligging binnen deze zones levert nadere voorwaarden op voor het realiseren van nieuwe geluidgevoelige objecten.
Figuur 1.3 Uitsnede vigerend plan 'Zwartewaal'
De verbeelding en regels vormen de kaders ten aanzien van het toegestane gebruik van de gronden en bouwwerken en van de bouwwerken die ter plaatse mogen worden gebouwd. In de voorliggende toelichting wordt in hoofdstuk 6 de inhoud van de regels en verbeelding uitgelegd.
De overige hoofdstukken van de toelichting, beschrijven de ontwikkeling (hoofdstuk 2), vormen de onderbouwing vanuit het beleidsperspectief van de overheden (hoofdstuk 3), op het gebied van archeologie en cultuurhistorie (hoofdstuk 4) en de relevante omgevingsaspecten (hoofdstuk 5), en geven tot slot inzicht in de uitvoerbaarheid van het plan (hoofdstuk 7).
Zoals in hoofdstuk 1 omschreven, vormt de Henry Fordstraat de entree van het dorp vanaf de N218 (Groene Kruisweg). Het bestemmingsplan 'Zwartewaal' omvat de volgende karakterisering van de Henry Fordstraat.
Ligging en gebruik
De Henry Fordstraat ligt ten zuiden van de haven van Zwartewaal en sluit aan op de Dorpsstraat ter hoogte van het Kadeplein. De Henry Fordstraat heeft een gemengde functie als ‘aanloopstraat’ van het havengebied. Aan de straat komt zowel woonbebouwing als bedrijvigheid voor.
Stedenbouwkundige en bebouwingskarakteristiek
In de Henry Fordstraat is een onderscheid te maken tussen de bebouwing aan de oostkant en de bebouwing aan de westkant. Aan de westkant staan voornamelijk eengezinswoningen in een lint, al dan niet omgebouwd tot winkelpand, zoals deze ook aan het begin van de Dorpsstraat en rondom het Kadeplein voorkomen. Deze bebouwing bestaat over het algemeen uit één of anderhalve bouwlaag met kap. De kaprichting varieert. Aan de oostkant van de Henry Fordstraat liggen wat grotere bebouwingseenheden. Deze bebouwing stamt uit een andere tijdsperiode dan de bebouwing aan de westzijde. Vroeger wilde men, vanwege het gevaar van overstroming, alleen aan de ‘veilige’ kant van het water bouwen. Heden ten dage is er door de vele inpolderingen en de waterhuishoudkundige ingrepen geen gevaar meer voor het water aan de oostzijde van de Henry Fordstraat. Daarom is de bebouwing aan deze zijde van een later tijdstip. De hier aangetroffen bebouwing bestaat voor het grootste deel uit wat grotere elementen dan het eengezinshuis. In deze gebouwen zitten voornamelijk de niet-woonfuncties zoals een garagebedrijven en andere bedrijvigheid. De bebouwing ligt lager dan het maaiveld, waardoor sommige panden zijn voorzien van een verdieping onder het straatpeil.
De Henry Fordstraat is de belangrijkste entree van de kern. Toch doet deze weg niet echt als een entree aan vanwege de bebouwing aan de oostzijde. Deze bebouwing past niet in het oude lint en past qua beeldkwaliteit ook niet echt in het oude dijklint.
Figuur 2.1 Indruk Henry Fordstraat westzijde
Het plangebied betreft één van de bedrijfslocaties aan de oostzijde van de Henry Fordstraat uit bovenstaande omschrijving. Zowel door de omvang van de bouwmassa als de stijl en uitstraling daarvan (zie fig. 2.2), onderscheidt de locatie zich van de oorspronkelijke bebouwing aan de westzijde (zie fig. 2.1). Omdat dit onderscheid in bebouwing zich door een groot deel van de straat voortzet, heeft dit ook effect op de onderlinge samenhang en de uitstraling van de straat als geheel. De conclusie uit bovenstaande karakterisering dat de straat zich niet als entree van het dorp profileert, is mede daarop gebaseerd.
Figuur 2.2 Aanzicht plangebied vanaf straatzijde (bron: Google Maps)
Figuur 2.3 Situatietekening bestaande situatie
Vanaf de straatzijde gezien valt de bebouwing binnen het plangebied te onderscheiden in een showroom (uiterst links), de opslag- en werkplaats (middendeel) en de bedrijfswoning (uiterst rechts). Het voorterrein is geheel verhard en wordt gebruik voor uitstalling en parkeren. Het gebouw is ook via de achterzijde toegankelijk, zoals blijkt uit figuur 2.3.
Figuur 2.4 Zijaanzicht, achterterrein en Holle Mare
Het maaiveld ligt hier lager (als voormalige buitenzijde van de dijk), waardoor het pand aan deze zijde een souterrain kent (afgezet tegen het maaiveld aan de straatzijde). Ook kent het achtererf lagere bebouwing, die vanaf de straatzijde in het geheel niet zichtbaar is. Het bedrijfsgebouw beschikt aan deze zijde over enkele garagedeuren om voertuigen en andere materieel in- en uit te kunnen rijden. Het perceel wordt aan de achterzijde begrenst door het water van de Holle Mare.
De ontwikkeling betreft een inpandige verbouwing van het bedrijfspand tot 9 appartementen. Samen met de bestaande bedrijfswoning die wordt omgezet naar een reguliere woning, zal het complex in totaal 10 woningen c.q. appartementen omvatten. Daarnaast wordt ook de buitenruimte opnieuw ingericht om bij het woongebruik aan te sluiten.
Figuur 2.5 toont de nieuwe inrichting, met tuinen en parkeerruimte aan de straatzijde en een vrij gemaakt achtererf. Om het achtererf vrij te maken wordt de lagere bedrijfsbebouwing (uit figuur 2.4) gesloopt.
Figuur 2.5 Situatietekening nieuw
Door aan zowel de voor- als achterzijde buitenruimte te creëren ontstaat de mogelijkheid om boven- en benedenwoningen te realiseren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het bestaande hoogteverschil in het maaiveld en de bestaande bebouwing.
De woningen op straatniveau (zie fig. 2.6) hebben hun entree aan de voorzijde. Op dat niveau worden 5 eenheden naast elkaar ingericht. Op de begane grondlaag zijn de woonkamer, keuken, badkamer en één slaapkamer gesitueerd. Inpandig beschikken de woningen over een trap naar een tweede bouwlaag, onder de kap, die een kleinere oppervlakte kent en ruimte biedt aan nog één of twee slaapkamers. Aangezien het maaiveld aan de achterzijde lager ligt, beschikken deze woningen niet over een achtertuin. Wel zijn ze voorzien van een (frans) balkon.
Overigens vormt de rechterwoning een uitzondering op deze indeling. Hier speelt mee dat boven de woning de oorspronkelijke bedrijfswoning is gesitueerd, die in het plan als (reguliere) woning behouden blijft. Bij de nieuwe woning (op de begane grond) kan daarom geen tweede laag met slaapkamer worden gerealiseerd. Deze woning bestaat daarom uit één laag, waarop (in vergelijking met de andere woningen op deze laag) al wordt voorzien in een tweede slaapkamer.
Figuur 2.6 Indeling woningen straatniveau (excl. 2e laag met extra slaapkamer)
In het souterrain worden 4 appartementen gerealiseerd (zie fig 2.7), waarvan de entree aan de achterzijde is gesitueerd. Aan de zijkant van pand, waar zich nu nog de garagedeuren bevinden, komen bijbehorende bergingen, een garagebox en 3 buitenparkeerplaatsen. Het achtererf, dat ontdaan wordt van bebouwing, krijgt de uitstraling van een terras c.q. achtererf. De woningen zelf bestaan uit één bouwlaag en beschikken over een woonkamer, open keuken, badkamer, wasruimte/technische ruimte en één slaapkamer.
Figuur 2.7 Indeling woningen souterrain
De buitenzijde van het pand wordt voor het overgrote deel voorzien van nieuwe aankleding. Zo wordt het dak voorzien van donkere dakpannen en wordt aan de voorzijde metselwerk toegepast. Als geluidmaatregel wordt aan de voorzijde van de woningen voorzien in een afscherming. Om die reden zijn bijgebouwen bij wijze van uitzondering ook in de voortuin toegestaan, zodat ze mogelijk als onderdeel kunnen fungeren van de afscherming. Hier wordt in hoofdstuk 5 bij de onderzoeken nader op ingegaan.
Figuur 2.8 Voor- en achteraanzicht woningen
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) & Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.
Doelen
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Nationale belangen
Voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar onderstaande nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het Barro, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. De volgende belangen zijn relevant voor het plangebied:
Gezien de ligging van het plangebied in de geluidzone van Europoort-Maasvlakte en Botlek-Pernis is met name de milieukwaliteit hier een relevant onderwerp. Daar wordt in hoofdstuk 5 nader op ingegaan. Voor het overige heeft de SVIR een te hoog abstractieniveau voor dit bestemmingsplan.
Besluit ruimtelijke ordening - Ladder van duurzame verstedelijking
De Ladder van duurzame verstedelijking maakt onderdeel uit van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en is als volgt geformuleerd:
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
Op basis van jurisprudentie over de Ladder is voor woningbouw inmiddels een drempelwaarde ontstaan wanneer een woningbouwontwikkeling als stedelijke ontwikkeling aangemerkt moet worden. Daarvan is sprake als het plan meer dan 12 woningen mogelijk maakt. In dit geval gaat het om een plan van 9 nieuwe woningen, de bestaande bedrijfswoning (die onderdeel blijkt uitmaken van het geheel) niet meegerekend. Het plan wordt om die reden ten aanzien van de Ladder niet als stedelijke ontwikkeling aangemerkt.
Omgevingsvisie Zuid-Holland (2019)
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de fysieke leefomgeving in Zuid-Holland. De Omgevingsvisie is per 1 april 2019 in werking getreden. Hierin is de voormalige Visie ruimte en mobiliteit beleidsneutraal overgenomen.
De provincie heeft zes richtinggevende ambities geformuleerd in de fysieke leefomgeving. Door in te zetten op de zes ambities wordt bijgedragen aan het sterker maken van Zuid-Holland.
Deze ambities zijn:
Deze ambities zijn vertaald in beleidskeuzes voor de fysieke leefomgeving.
Toetsing
Voor de beoogde ontwikkeling is de opgave 'Zorgen voor een zorgvuldig ruimtegebruik en een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied' relevant. Deze opgave betreft de zorg voor een goede ruimtelijke ontwikkeling, binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. Onderdeel van deze opgave is het bevorderen van een optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte.
De beleidskeuze hierbij is verstedelijking en wonen:
De provincie voorziet op regionaal niveau, samen met gemeenten, marktpartijen en woningbouwcorporaties, in voldoende en passende woningen voor de verschillende doelgroepen, waaronder de doelgroepen van het huurbeleid. Hierbij gaat de voorkeur uit naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied en georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer. De provincie is terughoudend met het toevoegen van nieuwe woningbouwlocaties buiten bestaand stads- en dorpsgebied. In paragraaf 3.1 is al ingegaan op het uitvoeren van onderzoek naar de behoefte. Ook valt de locatie binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. Hiermee is de ontwikkeling in lijn met het provinciaal beleid.
Omgevingsverordening Zuid-Holland 2019 (2019)
De omgevingsvisie Zuid-Holland is vertaald in de Omgevingsverordening Zuid-Holland. Voor de beoogde ontwikkeling zijn artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit en 6.10 Stedelijke ontwikkelingen relevant.
Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen
Toetsing
In dit geval is met hergebruik van een vrijgekomen binnenstedelijke locatie sprake van inpassen. In het provinciale gebiedsprofiel voor Voorne-Putten zijn de kenmerkende kwaliteiten op kaart vastgelegd, te weten de aanwezigheid van het water van de Holle Mare, de (voormalige) dijkfunctie van de Henry Fordstraat en de functie als lint van diezelfde straat die daarmee tevens als verbinding (binnen het dorp en van het dorp naar buiten) dienst doet.
Het plan draagt op haar manier bij aan deze combinatie van kenmerken en kwaliteiten. Het omvormen van het bedrijfspand tot meerdere woningen met een bijbehorende inrichting en uitstraling, zorgt er voor dat de afwijking in massa en functie ten opzicht van de westzijde van de Henry Fordstraat wordt verminderd. Hier wordt verder aan bijgedragen door het toepassen van verfijnder materiaalgebruik.
Bovendien wordt gebruik gemaakt van het bestaande hoogteverschil, waardoor zowel de historische functie als dijk en de relatie met het water in het ontwerp te herkennen zijn.
Op het aantonen van de behoefte is in paragraaf 3.1 reeds ingegaan.
Visie Leefbaarheid Zwartewaal
De Visie Leefbaarheid Zwartewaal 2030 is een integrale visie waarin strategische hoofdkeuzen van gemeentelijk beleid voor de middellange termijn staan . De visie is tot stand gekomen via dorpsgesprekken , interviews en een tweetal raadsdebatten.
Zwartewaal is een voormalig vissersdorp. Met het verzanden en uiteindelijk afdammen van de monding van de maas, verdween echter ook de vloot. Tegenwoordig liggen in de haven voornamelijk plezierjachten en de Brielse Maas is vooral in gebruik bij watersporters. Zwartewaal is vandaag de dag trots op de rust en het visserijverleden dat het dorp nog steeds uitademt.
In de visie op 2030 komen een aantal relevante onderwerpen aan de orde. Een van de thema's is de leefbaarheid te vergroten door enerzijds bewoners (langer) aan Zwartewaal te binden door meer diversiteit in woningen te bieden en anderzijds de recreatieve mogelijkheden in het dorp en de omgeving beter te benutten.
Op het gebied van woningen kent het dorp een overaanbod van grotere en daarmee ook duurdere rijwoningen. Met name voor ouderen en voor jongeren is er behoefte aan kleinere en betaalbare woningen, voor ouderen daarbij liefst ook gelijkvloers.
De leefbaarheid kan verder worden vergroot door het historisch centrum op te waarderen, te beginnen rondom de kop van de haven en van daaruit ook de kaders aan te pakken. Hiermee kan de historische relatie met het water benadrukt worden en een verbinding worden gelegd met de recreatieve mogelijkheden op het water en met recreatieve routes in de verdere omgeving. Daarbij speelt ook de toekomstige ontwikkeling van de Plas van Heenvliet een rol
Een belangrijke keuze om daarbij ook de entree van het dorp meer aantrekkelijk te maken, is een integrale aanpak van de Henry Fordstraat. Daarbij gaat het deels om verkeersmaatregelen, maar ook om functionele maatregelen. Op het gebied van verkeer vraagt het beperken van de snelheid om aandacht net als aanpak van de parkeerproblematiek. In functionele zin wordt ernaar gestreefd de bedrijfsbebouwing langs de entree uit te plaatsen en de vrijkomende locaties te benutten voor woningbouw.
Figuur 3.1 Visiekaart Visie Leefbaarheid Zwartewaal 2030
Het plan draagt aan deze visie bij door een bestaande bedrijfslocatie aan de Henry Fordstraat te transformeren in woningen. Dit vormt wel een bijdrage aan de kwaliteit van de straat als dorpsentree, als een bijdrage aan nieuwe, kleinere woningen binnen Zwartewaal die (mede) geschikt zijn voor jongeren en ouderen.
Het plan sluit aan bij de uitgangspunten van het ruimtelijk beleid op Rijksniveau en provinciaal en gemeentelijk niveau.
Regelgeving en beleid
Monumentenwet, 1988
De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Beleidsplan "Koers bepaald"
De gemeente Brielle heeft haar eigen archeologiebeleid ontwikkeld. De gemeente Brielle heeft duidelijke uitgangspunten voor de omgang met haar bodemarchief vastgesteld. Bij de beleidsnota hoort ook een archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Er zijn categorieën opgenomen voor de verwachtingswaarde. Per verwachtingswaarde gelden uitgangspunten voor nader onderzoek.
Figuur 4.1 Uitsnede archeologische beleidskaart
Uit figuur 4.1 valt af te lezen dat voor het dijklint een eigen verwachtingswaarde kent (donkergeel). Hiervoor geldt het regime dat onderzoek verplicht is bij werkzaamheden groter dan 100m2 'en dieper dan 30cm onder maaiveld. Deze zonering ligt over de voorste helft van het perceel.
De achterste helft van het perceel kent een lage verwachting, waarvoor geen nadere onderzoeksplicht geldt.
In dit plan wordt een archeologische dubbelbestemming opgenomen om de bovenomschreven verwachtingswaarde te beschermen. Dat betekent dat op het voorste deel van het perceel de verplichting tot onderzoek in de planregels is vastgelegd voor ingrepen die de genoemde drempelwaarden (100m2 / 30 cm) te boven.
Overigens heeft dit geen impact op het bouwplan voor de 10 nieuwe woningen. Dat plan gaat immers uit van het bestaande pand. Weliswaar wordt hier een deel van gesloopt, maar er vinden geen werkzaamheden plaats die de genoemde maatvoering overstijgen. Voor het bouwplan is daarom geen archeologisch onderzoek nodig.
In het vigerende bestemmingsplan is het gehele perceel voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie. Deze dubbelbestemming en de begrenzing daarvan is gebaseerd op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Zuid-Holland (zie fig. 4.2).
Figuur 4.2 Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart provincie Zuid-Holland
In de Cultuurhistorische Atlas van de provincie Zuid-Holland is de dorpskern van Zwartewaal aangeduid als nederzetting waarvan de structuur nog volledig intact is en de bebouwing nog redelijk gaaf. Daarnaast is het lint Noordeinde – Havenkade – Kadeplein - Bernissedijk aangeduid als een historische lijn van hoge waarde. Het werfplein is aangeduid als historische lijn van redelijk hoge waarde. Uitgangspunt voor deze structuur is het handhaven en zo mogelijk het versterken ervan.
De dubbelbestemming in het bestemmingsplan Zwartewaal sluit daarop aan door slopen, verbouwen en uitbreiden van bebouwing binnen dit gebied uitsluitend mogelijk te maken indien daarmee de cultuurhistorische waarde niet onevenredig wordt geschaad.
Voor dit bestemmingsplan geldt dat het gebouw in kwestie op zich zelf geen cultuurhistorische waarde heeft. Sterker nog, de visie van de gemeente is erop gericht bedrijven langs de Henry Fordstraat uit te plaatsen. Vervolgens wordt er op de vrijkomende locaties gestreefd naar woningbouw, om juist op die manier beter aan te sluiten bij en de behoefte en bij de ruimtelijk-functionele structuur van het lint.
Hoewel het bouwplan uitgaat van de bestaande bebouwing, zorgen de nieuwe functie en de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit wel voor een bijdrage aan de kwaliteit van het lint als geheel. Het plan levert zodoende geen aantasting op van de cultuurhistorische waarde van het gebied.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de sectorale onderdelen die van belang zijn voor het bestemmingsplan.
Beleid en normstelling
Wet geluidhinder
Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen – vroeger ook wel 'A-inrichtingen' of 'grote lawaaimakers' genoemd – worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidbelasting als gevolg van het industrieterrein niet hoger zijn dan 50 dB(A).
Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er in de geluidszone van het industrieterrein geluidgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A).
Regionaal Afsprakenkader Geluid & Ruimtelijke Ontwikkeling
Voor de industrieterreinen Maasvlakte-Europoort en Botlek-Pernis is door de betrokken gemeenten, de Provincie Zuid-Holland, de DCMR, het Havenbedrijf Rotterdam en Deltalinqs een convenant afgesloten. In dit convenant, het Regionaal Afsprakenkader Geluid & Ruimtelijke Ontwikkeling (RAK), dat is ondertekend op 8 juli 2015, zijn afspraken gemaakt over onder andere de wijze waarop wordt omgegaan met woningbouw binnen de geluidzones van de industrieterreinen. De locatie aan de Henry Fordstraat 11 ligt binnen het werkingsgebied van het RAK.
Het RAK bevat een methode voor het bepalen van de optredende geluidbelasting op basis van vastgestelde geluidcontouren. Daarnaast bevat het RAK procesafspraken. Het vaststellen van een hogere waarde die lager is dan de waarde die op bovenstaande wijze is bepaald, is volgens het RAK mogelijk als uit onderzoek blijkt dat aan die lagere waarde door afscherming kan worden voldaan, afdoende borging voor die afscherming is getroffen en de gemeente hierover overleg heeft gepleegd met de DCMR. De Henry Fordstraat 11 is in het RAK niet opgenomen als woningbouwlocatie. Om deze reden heeft afstemming met de RAK-partners plaatsgevonden, waarbij een uitruil is voorgesteld met een andere woningbouwontwikkeling binnen de gemeente. Op 6 december 2018 is hier door het RAK mee ingestemd. Het Regionaal Afsprakenkader staat de uitvoering van dit plan om die reden niet in de weg.
Onderzoek
De planlocatie is gelegen binnen de geluidzone van het industrieterrein Botlek Pernis. Om deze reden moet aandacht worden besteed aan het aspect industrielawaai.
Het RAK biedt een bepalingsmethode voor het akoestisch onderzoek op basis van vastgestelde geluidcontouren. De DCMR Milieudienst Rijnmond heeft contouren verstrekt van de geluidbelasting ten gevolge van Botlek Pernis, met stappen van 1 dB. De oostzijde van het pand is gelegen tussen de 57 en 58 dB(A)-contour en de westzijde van het pand tussen de 56 en 57 dB(A)-contour. Op grond van de beoordelingssystematiek uit het RAK dient voor de nieuwe woningen te worden uitgegaan van een geluidbelasting van 58 dB(A). In het akoestisch onderzoek is tevens per woning de exacte geluidbelasting bepaald (op basis van modelberekeningen). Zie hiervoor het onderzoek in bijlage 1.
Uit het onderzoek blijkt dat bij alle woningen de voorkeurswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde wordt overschreden. Ter plaatse van de woningen in het souterrain bedraagt de maximaal optredende geluidbelasting ten gevolge van het industrieterrein Botlek-Pernis 52 - 53 dB(A). Dat betekent dat de maximale ontheffingswaarde uit de Wgh niet wordt overschreden. Ter plaatse van de bovengelegen woningen bedraagt de maximaal optredende geluidbelasting 56 - 58 dB(A). Deze waarden zijn hoger dan de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder. Dit betekent dat via de reguliere weg geen hogere waarden kunnen worden vastgesteld en een zogenaamd stap 3-besluit (op grond van de Interimwet stad-en-milieubenadering) noodzakelijk is om af te wijken van de wettelijke grenswaarde. De procedure voor het Stap 3-besluit is gekoppeld aan de procedure voor het bestemmingsplan. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de vergaande inhoudelijke eisen die worden gesteld aan de motivering van een dergelijk besluit.
Gelijktijdig met het publiceren van het voorontwerpbestemmingsplan is een melding gedaan bij gedeputeerde staten van Zuid-Holland, van het voornemen om gebruik te maken van de mogelijkheid uit de Interimwet stad-en-milieubenadering om af te wijken van de grenswaarden van de wet geluidhinder. Deze melding is opgenomen in bijlage 2. Het ontwerp-besluit Stap 3 is gekoppeld aan het in procedure brengen van het ontwerpbestemmingsplan. De onderbouwing van het Stap 3-besluit is opgenomen in bijlage 7. In verband met het afwijken van de wettelijke grenswaarde worden compenserende maatregelen getroffen. Aan de gevelwering, het installatiegeluid en de geluidwering tussen ruimtes worden striktere eisen gesteld dan de minimale eisen zoals vastgelegd in het Bouwbesluit. Met deze maatregelen zal ondanks de relatief hoge geluidbelastingen op de gevels sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor een nadere onderbouwing wordt verwezen naar bijlage 7. De aanvullende eisen zijn vastgelegd in de planregels. Ook is in de planregels vastgelegd dat aan zijde van de Henry Fordstraat een geluidafschemerende voorziening wordt gerealieerd om de geluidbelasting in de tuinen te reduceren. Dit betreft geen compenserende maatregel in het kader van het Stap 3-besluit, maar is noodzakelijk vanwege de voorwaarden uit het gemeentelijke geluidbeleid. Op deze wijze beschikken vrijwel alle woningen over een geluidluwe buitenruimte.
Conclusie
De geluidbelasting ten gevolge van het industrieterrein Botlek-Pernis is hoger dan de maximale ontheffingswaarde uit de Wgh. Om de beoogde woningbouwontwikkeling mogelijk te maken zal een zogenaamd Stap 3-besluit op grond van de Interimwet stad-en-milieubenadering worden genomen. In dat kader worden compenserende maatregelen getroffen om te zorgen dat ter plaatse van de beoogde woningen sprake is van een aanvradbare akoestische situatie.
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van 10 woningen (waarvan 1 bestaande woning). Dit aantal woningen valt ver onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. De ontwikkeling draagt dan ook “niet in betekenende mate” bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Henry Fordstraat ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen (in 2020) bedragen ter hoogte van het plangebied 19 µg/m³ voor NO2, 19 µg/m³ voor PM10 en 11 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 7 dagen.
Figuur 5.1 Concentraties NO2 en PM10 in 2020 (bron: NSL monitoringstool)
Omdat direct langs deze weg (en ook de overige wegen in de omgeving) aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van de beoogde woningen het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Conclusie
Het bestemmingsplan voldoet aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer. Tevens is ter plaatse van de toekomstige woningen sprake van aanvaardbare concentraties luchtverontreinigende stoffen. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Bij een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.
Onderzoek en conclusie
Het gebied langs de Henry Fordstraat kan worden beschouwd als een gemengd gebied met een combinatie van woningen, detailhandel en kleinschalige bedrijvigheid.
Het perceel Henry Fordstraat 11 heeft in het bestemmingsplan Zwartewaal een bedrijfsbestemming. Met de woonbestemming wordt de bestemming gewijzigd. Direct ten noorden van de beoogde woningen blijft de bedrijfsbestemming gehandhaafd. Het vigerende bestemmingsplan staat bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 2 toe. Daarnaast is specifiek een aanduiding ' detailhandel' en een aanduiding ' specifieke vorm van bedrijf - autohandel' opgenomen. Dit zijn functies die in principe in een gemengd gebied op korte afstand van woningen toelaatbaar zijn zonder dat sprake is van onaanvaardbare hindersituaties. Dat blijkt ook uit de bestaande situatie waar reeds (burger)woningen direct grenzend aan de bedrijfsbestemming zijn gesitueerd. De beoogde transformatie naar wonen zal niet leiden tot knelpunten.
De overige bedrijfsmatige activiteiten in de directe omgeving zijn ook kleinschalig, waarbij reeds bestaande woningen op korte afstand zijn gelegen. De woningbouwontwikkeling zal niet leiden tot beperking van de bedrijfsvoering van deze bedrijven. Omgekeerd zal ter plaatse van de beoogde woningen sprake zijn van een aanvaardbaar woon- een leefklimaat.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicorelevante inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicorelevante inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. Het Bevi definieert een zogenaamde oriëntatiewaarde, waarmee het groepsrisico moet worden vergeleken.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Beleidsvisie externe veiligheid
Brielle grenst aan het Rotterdamse havenindustriegebied, waar relatief veel risicovolle bedrijven zijn gevestigd en waar sprake is van transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Ook in de gemeente zelf zijn bedrijven gevestigd die relevant zijn en vindt er transport van gevaarlijke stoffen plaats. Dit heeft tot gevolg dat een deel van de gemeente Brielle in het invloedsgebied ligt van één of meer risicobronnen. Dit betekent dat bij veel ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente aandacht besteed moet worden aan het onderwerp externe veiligheid.
In de wet- en regelgeving wordt ruimte gelaten voor een afweging van enerzijds de risico's en anderzijds de overige maatschappelijke belangen. In deze belangenafweging zit beleidsvrijheid voor de gemeente. Om deze afweging te kunnen maken legt de gemeente Brielle in de beleidsvisie externe veiligheid voor het aspect externe veiligheid met afspraken de grenzen van het speelveld vast voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen.
Onderzoek en conclusie
Risicovolle inrichtingen
Uit de Visie externe veiligheid Brielle en uit de provinciale risicokaart blijkt dat in het plangebied en in de directe omgeving geen risicorelevante inrichtingen aanwezig zijn waarvan het invloedsgebied over het plangebied valt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Binnen de gemeente Brielle is een route voor gevaarlijke stoffen vastgesteld. Het gaat om de N57,een deel van de N218, Seggeweg, Seggelant-zuid en deel Seggelant-west. De vastgestelde route loopt niet langs het plangebied.
Op circa 2.5 km ten noorden en oosten is de spoorlijn Botlek – Europoort gelegen waarover vervoer van zeer toxische vloeistoffen plaatsvindt. Het effectgebied van het spoor is meer dan 4.000 meter en reikt dan ook volledig over het plangebied. In vrijwel alle gevallen wordt het groepsrisico echter bepaald door het vervoer van de stofcategorie brandbaar gas. Voor de uitkomst van de groepsrisicoberekening is het dan voldoende nauwkeurig om de bevolkingsdichtheid te inventariseren tot 400 meter van de as van de spoorbaan. Toevoegen van bevolking buiten de 400 meter levert geen wezenlijke verandering meer in het resultaat (Rijkswaterstaat, Handleiding Risicoanalyse Transport, d.d. 17 juni 2014). Gelet op de afstand tussen het spoor en het plangebied en de omvang van de beoogde ontwikkeling heeft de beoogde ontwikkeling geen zichtbaar effect op de hoogte van het groepsrisico. De aanwezigheid van de spoorlijn vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Op 23 mei 2017 is het Theemswegtracé vastgesteld. Dit betekent dat het spoorlijntraject Botlek – Europoort (Callandtracé) gewijzigd gaat worden. Het nieuwe traject is genaamd het Theemswegtracé. Het Theemswegtracé maakt deel uit van de Betuweroute en vormt een oplossing voor de problematiek rond de Calandbrug. De aanleg van het nieuwe traject is begonnen in 2018 en het traject komt een stuk dichterbij Zwartewaal te liggen. De minimale afstand tot het plangebied bedraagt circa 1 km. Zoals hiervoor beschreven levert toevoegen van bevolking buiten de 400 meter geen wezenlijke verandering meer op in het resultaat (Rijkswaterstaat, Handleiding Risicoanalyse Transport, d.d. 17 juni 2014) van een groepsrisicoberekening. Gelet op de afstand tussen het nieuwe spoortraject en het plangebied en de omvang van de beoogde ontwikkeling heeft de beoogde ontwikkeling geen zichtbaar effect op de hoogte van het groepsrisico. De aanwezigheid van de spoorlijn vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Over het Hartelkanaal vindt echter vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het Hartelkanaal is een belangrijke binnenvaarweg. Uit het basisnet blijkt dat de PR 10-6 risicocontour niet buiten de vaarweg is gelegen. Vanwege het vervoer van toxische gassen over deze vaarweg bedraagt het maximale invloedsgebied voor het groepsrisico 1.070 m. De afstand van de beoogde ontwikkeling tot de watergang is circa 600 meter. Hiermee ligt het plangebied in het invloedsgebied van een ongeval met giftige stoffen (categorie GT3). Het groepsrisico bij een vaarweg dient berekend te worden als de bevolkingsdichtheid groter is dan 1.500 pers/ha dubbelzijdig of 2.250 pers/ha enkelzijdig. Hiervan is in dit geval geen sprake. De bevolkingsdichtheid in Zwartewaal is 224 inwoners / km2 (bron oozo.nl). Deze ontwikkeling heeft slechts een beperkte toename in personendichtheid tot gevolg. Dit zal mede gelet op de afstand niet van invloed zijn op de hoogte van het groepsrisico.
Verantwoording groepsrisico
Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied van het spoortraject Botlek – Europoort en het Hartelkanaal dient het groepsrisico te worden verantwoord. Aangezien de beoogde ontwikkeling niet van invloed is op de hoogte van het groepsrisico kan worden volstaan met een beperkte verantwoording. Hierbij dient aandacht besteed te worden aan de beheersbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid. Deze verantwoording is hieronder opgenomen. In het kader van het wettelijk vooroverleg is advies gevraagd worden aan de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Het advies is opgenomen in bijlage 6.
Scenario
Het worst case scenario voor vervoer van gevaarlijke stoffen over het Hartelkanaal en het spoortraject Botlek – Europoort is het toxisch scenario. Door het bezwijken van een scheepscompartiment of spoorketelwagen met toxische stoffen, komt de inhoud ervan vrij. Mensen die worden blootgesteld aan de toxische stof kunnen hieraan overlijden of gewond raken.
Zelfredzaamheid
Met betrekking tot de zelfredzaamheid zijn er maatregelen die genomen kunnen worden om de zelfredzaamheid te vergroten. De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in staat zijn om zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Voor het beschouwde scenario als gevolg van het falen van een tankcompartiment van een binnenvaartschip of spoorketelwagen met toxische stoffen, geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar voor omwonenden. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Het gaat hierbij om het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructies met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid. Het is zaak zorg te dragen voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand" (conform advies VRR).
Conclusie
Het plangebied ligt in het invloedsgebied van het spoortraject Botlek - Europoort en het Hartelkanaal. Het groepsrisico zal door de ontwikkeling echter niet of nauwelijks worden beïnvloed. De conclusie is dat het aspect externe veiligheid de ontwikkeling niet in de weg staat.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit plan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europees:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:
Huidige situatie
Het plangebied is gelegen aan de Henry Fordstraat 11 te Zwartewaal en bestaat in de huidige situatie uit een bedrijfspand met bedrijfswoning. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de Henry Fordstraat. De oostzijde van het plangebied wordt begrensd door een watergang. Het plangebied bestaat geheel uit verhard terrein.
Bodem en grondwater
Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Vanwege de ligging binnen de bebouwde kom van Zwartewaal is het plangebied niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. In de omgeving van Zwartewaal bestaat de bodem voornamelijk uit lichte klei met homogeen profiel en zavel met homogeen profiel. Met betrekking tot grondwater is rondom Zwartewaal op korte afstand afwisselend sprake van grondwatertrap V en grondwatertrap VI. Voor grondwatertrap V betekent dit dat de hoogste gemiddelde grondwaterstand (GHG) ondieper dan 40 centimeter onder maaiveld ligt. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) lipt dieper dan 120 centimeter onder maaiveld. Voor grondwatertrap VI betekent dit dat de GHG schommelt tussen de 40 centimeter en 80 centimeter onder maaiveld. De GLG ligt dieper dan 120 centimeter onder maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt circa 1,25 meter –NAP.
Waterkwantiteit
Het plangebied valt onder het peilbesluit 'Kleine Voorne West' en is gelegen in peilgebied V02.006. Binnen dit peilgebied hanteert het waterschap een vast waterpeil van 2,35 meter – NAP. Volgens de 'Legger wateren en kunstwerken' van Waterschap Hollandse Delta zijn binnen het plangebied geen watergangen gelegen. Echter, het plangebied grenst met de westzijde aan een watergang behorende tot het type 'hoofdwatergang' (figuur 5.2). Deze watergang (code: H06042) kent volgens de legger een beschermingszone van 5 meter, waarbinnen beperkingen voor bouwen en aanleggen gelden om onderhoud aan de watergang mogelijk te houden.
Figuur 5.2 Uitsnede Legger wateren en kunstwerken met plangebied. | Bron: Waterschap Hollandse Delta.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet in de kern- of beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel.
Toekomstige situatie
De beoogde ontwikkeling betreft de transformatie van de bestaande bebouwing tot 9 woonstudio's en 1 appartement. De bestaande verharding aan de voorzijde van het pand wordt voor een deel omgevormd tot tuin voor de woningen en voor een deel ingericht als parkeerplaatsen. De loods aan de achterzijde van het bestaande pand wordt ten behoeve van de realisatie van parkeerplaatsen gesloopt.
Waterkwantiteit
De beoogde ontwikkeling leidt niet tot een toename van het verhard oppervlak. Compenserende maatregelen zijn zodoende niet noodzakelijk.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. voor het onderhoud gelden bepalingen uit de Keur. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Binnen het plangebied wordt de loods aan de achterzijde van het bestaande pand gesloopt. Hiervoor in de plaats komen een drietal parkeerplaatsen en buitenruimtes. De te slopen loods is gelegen binnen de beschermingszone van de aangrenzende hoofdwatergang H06042. Volgens de Keur van Waterschap Hollandse Delta is het verboden om zonder watervergunning binnen de beschermingszone van een watergang sloopwerkzaamheden uit te voeren. Voor de beoogde ontwikkeling dient zodoende op basis van de Keur een watervergunning te worden aangevraagd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Wel dient ten behoeve van de sloop- en bouwwerkzaamheden binnen de beschermingszone van de naastgelegen hoofdwatergang een watervergunning te worden aangevraagd.
Beleid en Normstelling
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek en conclusie
Vanwege de beoogde functiewijziging is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 4. Uit het onderzoek blijkt dat er op diverse locaties binnen het plangebied sprake is van lichte verontreinigingen van de bodem en het grondwater. De aangetoonde verhoogde gehaltes zijn echter dermate licht verhoogd dat geen nader onderzoek of maatregelen noodzakelijk zijn. De bodem is geschikt voor de beoogde (woon)functie. Tijdens het onderzoek is geen asbest aangetroffen.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Beleid en normstelling
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland
In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in of in directe nabijheid van natuurgebieden. Ten zuiden van het plangebied, op circa 250 meter afstand, ligt natuurgebied dat onderdeel uit maakt van het Natuurnetwerk. Natura 2000-gebied ligt op grote afstand, circa 9 kilometer. Gezien de afstand en de aard van de ontwikkeling zal geen sprake zijn van negatieve effecten op natuurgebieden. Om deze conclusie te onderbouwen is een globale stikstofberekening uitgevoerd (bijlage 5). Daarin zijn zowel de emissies door de inzet van materieel tijdens de realisatiefase meegenomen als de verkeersbewegingen tijdens de gebruiksfase (na oplevering van de woningen). Voor de emissies tijdens de realisatiefase is uitgegaan van een emissie van 3 kg NOx per woning. Deze emissie wordt door het RIVM gehanteerd als gemiddelde / kental voor de realisatie van een woning (RIVM, Methode inschatting depositie woningbouwprojecten, d.d. 12 november 2019). Aangezien in dit geval sprake is van een inpandige transformatie en niet tot nauwelijks inzet van zwaar materieel, zal de daadwerkelijke emissie aanzienlijk lager liggen dan 3 kg NOx per woning. Uit de resultaten van de berekening in de bijlage blijkt dat geen sprake is van een berekende stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden.
Figuur 5.3. Ligging NNN gebied
Soortenbescherming
Om mogelijke effecten op beschermde soorten in beeld te brengen, is door ecologisch onderzoeksbureau Mertens een quick scan uitgevoerd binnen het plangebied. De rapportage hiervan is opgenomen als Bijlage 3.
Uit de conclusie van het rapport blijkt dat het voorkomen van en negatieve effecten op verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels wordt uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na de realisatie van het plan kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten.
Gelet op deze bevindingen worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten.
Conclusie
Gelet op de bevindingen ten aanzien van gebiedsbescherming en soortenbescherming, staat het aspect ecologie de uitvoering van het plan niet in de weg.
Ontsluitingsstructuur
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied ligt aan de Henry Fordstraat, die wordt ontsloten op de Groene Kruisweg (N218). Via de N218 is een groter netwerk te bereiken, waaronder Brielle en de N57.
De wegen in de omgeving van het plangebied zijn conform Duurzaam Veilig gecategoriseerd. De Henry Fordstraat heeft de functie van erftoegangsweg (30 km/u). De N218 is een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom met een maximum snelheid van 80 km/u. De ontsluiting van het plangebied voor het gemotoriseerd verkeer is goed.
Langzaam verkeer
Binnen de bebouwde kom van Zwartewaal deelt de fietser, conform de richtlijnen uit Duurzaam Veilig, de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer. De N218 beschikt aan de zuidelijke zijde over een vrijliggend tweerichtingen fietspad. De omliggende wegen van het plangebied zijn voorzien van trottoirs voor voetgangers. Geconcludeerd wordt dat de ontsluiting van het plangebied voor het langzaam verkeer goed is.
Openbaar vervoer
De dichtstbijzijnde openbaarvervoerhalte ligt buiten de bebouwde kom, aan de N218. De loopafstand van de halte bedraagt circa 3 minuten vanaf het plangebied. Vanaf de halte rijdt één dienstregeling tussen Brielle/Rockanje en Spijkenisse (metro) centrum. De loopafstand naar de halte vanaf het plangebied wordt zeer acceptabel geacht.
Parkeren
Het voornemen bestaat uit 10 studio's / appartementen. Op grond van publicatie 317 van het CROW wordt uitgegaan van een parkeerbehoefte van 1,4 parkeerplaats per appartement, wat voor 10 appartementen leidt tot een parkeerbehoefte van 14 parkeerplaatsen. In het inrichtingsplan zijn 15 parkeerplaatsen opgenomen:
Hiermee wordt in voldoende parkeergelegenheid voorzien.
Figuur 5.4 Situering parkeerplaatsen
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
De verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling is berekend op basis van de kencijfers uit publicatie 317 van het CROW. Op basis van een ligging in een weinig stedelijke omgeving in de rest van de bebouwde kom, is de verkeersgeneratie per woningen 6 mvt/etmaal (weekdag). Het aantal woningen binnen het plangebied neemt toe met 9 (1 bestaande woning). Daarmee is sprake van een verkeersgeneratie van circa 50 - 60 mvt/etmaal, zonder rekening te houden met het verkeer dat verdwijnt door het wijzigen van de bestaande bedrijfsbestemming.
De toename ten gevolge van de nieuwe woningen bedraagt op piekmomenten (10% in de spits) 5 - 6 mvt. Deze beperkte toename zal op gaan in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer. Daarnaast leidt een intensiteit van 5.000-6.000 mvt/etmaal op een erftoegangsweg binnen de bebouwde niet tot knelpunten (CROW, Handboek Verkeersveiligheid). De verkeersintensiteit op de Henry Fordstraat bedraagt op het zuidelijk wegvak (richting de N218) in 2030 circa 4.000 mvt/etmaal. Dit aantal zal, ook na planontwikkeling, zodoende niet tot knelpunten in de verkeersafwikkeling leiden.
Conclusie
De ontsluiting van het plangebied is voor alle modaliteiten goed. In het plangebied worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd. De verkeerstoename ten gevolge van de ontwikkeling levert geen problemen op in de verkeersafwikkeling. Het aspect verkeer staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Toetsingskader
Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wgh geluidzones waarbinnen de geluidshinder vanwege een weg aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. De nieuwe woningen zijn geluidgevoelige functies en niet gelegen binnen de geluidzones van gezoneerde wegen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie zijn de nieuwe woningen tevens getoetst op wegverkeerslawaai van de aanliggende 30 km/u wegen.
Getoetst is op wegverkeerslawaai van de N218 (gezoneerd), de Henry Fordstraat (30 km/h) en de Hollemarestraat (30 km/h). Tevens is de cumulatieve geluidbelasting in beeld gebracht. Het akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 1 .
Resultaten en conclusie
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van het verkeer op de N218 niet boven de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh is gelegen. Hogere waarden zijn niet aan de orde.
De cumulatieve geluidbelasting (ook rekening houdend met het verkeer op de Henry Fordstraat en Hollemarestraat) bedraagt op de meest belaste gevels 59 - 61 dB (exclusief aftrek). Dit betekent dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden uit het gemeentelijke geluidbeleid. Dit is ook relevant met het oog op het (voor industrielawaai) vereiste Stap 3-besluit. In het rapport in bijlage 7 is nader ingegaan op de akoestische situatie en de maatregelen die worden getroffen. In de akoestische afwegingen is ook de geluidbelasting door het verkeer op de niet gezoneerde Henry Fordstraat (30 km/h) en de Hollemarestraat (30 km/h) betrokken. Met de maatregelen, die zijn vastgelegd in de planregels, zal ter plaatse van de beoogde woningen sprake zijn van een aanvaardbare akoestische situatie.
Beleid en normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Onderzoek en conclusie
Een woningbouwontwikkeling binnen stedelijk gebied dient in veel gevallen te worden beoordeeld als een ' stedelijk ontwikkelingsproject' zoals bedoeld in de D-lijst bij het Besluit milieueffectrapportage. Bij de transformatie van een bestaand pand ligt dat genuanceerder. Op grond van jurisprudentie spelen daarbij verschillende factoren een rol, waaronder een eventuele toename van bebouwd oppervlak of het bouwvolume en de aard van de functiewijziging (ook in relatie tot de omgeving). In dit geval neemt het bouwvolume niet toe (neemt af) en is sprake van een woonfunctie die aansluit bij de omliggende functies (gemengd gebied). Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling is geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage. Een m.e.r.-beoordeling is om deze reden niet aan de orde.
De regels bestaan uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 1 zijn de inleidende bepalingen opgenomen, hoofdstuk 2 omvat de bestemmingsbepalingen. Verder zijn in hoofdstuk 3 de algemene regels opgenomen en tot slot staan in hoofdstuk 4 de slot- en overgangsregels. Per hoofdstuk wordt hieronder nader ingegaan op de regels.
De in de regels gebruikte begrippen worden hierin omschreven ter voorkoming van misverstanden of verschil in interpretatie.
Dit betreft een omschrijving van de wijze waarop het meten dient plaats te vinden.
De bestemmingsregels zijn opgebouwd volgens de landelijke systematiek SVBP. Deze schrijft per bestemming een vaste volgorde voor van bepalingen, voor zover deze bepalingen bij een bestemming aan de orde zijn. Dit betreft in ieder geval:
en in voorkomende gevallen:
Hieronder zijn de verschillende bestemmingen uit dit plan verder toegelicht.
Het artikel Wonen maakt de toekomstige woonfunctie mogelijk en legt ook de bouwmogelijkheden vast. De bouwmogelijkheden worden in grote mate bepaald door het bouwvlak, de aanduiding 'gestapeld' en de goot- en nokhoogte die allen op de verbeelding zijn vastgelegd. Daarnaast is in de regels bepaald dat ten hoogste 10 woningen (1 bestaande + 9 nieuwe appartementen) zijn toegestaan.
Bij de functie wonen kan, naast het wonen zelf, onder voorwaarden ook een beroep aan huis worden uitgeoefend. Ook zijn er mogelijkheden voor een bedrijf aan huis, al is daar via een afwijkingsprocedure een vergunning voor nodig.
Een specifieke regeling bij het artikel Wonen is opgenomen voor de te treffen geluidmaatregelen. Uit onderzoek is gebleken dat aan het hoofdgebouw en aan de erfinrichting maatregelen nodig zijn ten aanzien van geluid. Om die reden zijn erfafscheidingen aan de voorzijde in dit geval hoger toegestaan (tot 2 m) dan normaal het geval is en zijn ook bijgebouwen aan de voorzijde van de woning toegestaan. Deze kunnen mogelijk een onderdeel vormen van de afscherming die aan de voorzijde als verplichting geldt. In lid 3.2.2 zijn specifieke regels opgenomen waar die afscherming aan moet voldoen en over aangescherpte eisen uit het Bouwbesluit die voor het hoofdgebouw van toepassing worden verklaard.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
Deze archeologische dubbelbestemming is opgenomen in aansluiting op het gemeentelijk archeologie beleid. Dit houdt in dat bij bouw- of grondwerkzaamheden groter dan 100m2 én dieper dan 30 cm eerst archeologisch onderzoek nodig is.
Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie
Deze dubbelbestemming is opgenomen in overeenstemming met het bestemmingsplan 'Zwartewaal'. Deze dubbelbestemming beschermt de historische structuur van Zwartewaal en stelt voorwaarden aan slopen, verbouwen en uitbreiden van bebouwing binnen dit gebied.
Hoofdstuk 3 voorziet in diverse algemene regels die ongeacht de ter plaatse geldende bestemming van toepassing zijn en die bovendien voor het hele plangebied geldt.
In dit artikel staan de overgangsregels voor bestaande bouwwerken en bestaande gebruiksactiviteiten die afwijken van het bestemmingsplan.
Dit artikel geeft de titel van de regels van het bestemmingsplan aan.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen.
De kosten voor de uitvoering van het bouwplan liggen volledig bij de ontwikkelende partij. Tevens is er een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer gesloten. Hierdoor is een exploitatieplan niet noodzakelijk. Geconcludeerd wordt dat er voldoende middelen zijn om de ontwikkeling tot uitvoering te brengen. Het plan is daarmee financieel uitvoerbaar.
Van 30 augustus 2019 tot en met 10 oktober 2019 heeft het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van de inspraakprocedure ter inzage gelegen. Onderdeel van de inspraakprocedure was dat er op 2 oktober 2019 tevens een informatiebijeenkomst over het plan heeft plaatsgevonden op de projectlocatie. Tijdens de inspraakperiode zijn geen reacties ingediend.
Parallel aan de inspraakprocedure is het voorontwerpbestemmingplan, in het kader van het wettelijk vooroverleg, voorgelegd aan diverse overleginstanties met het verzoek om een overlegreactie indien zij dat vanuit hun belang nodig achtten.
Op het voorontwerpbestemmingsplan zijn 3 overlegreacties ontvangen. Deze zijn hieronder samengevat weergegeven en van een gemeentelijke beantwoording voorzien. Daaruit blijkt eveneens of de betreffende overlegreacties tot aanpassing van het plan heeft geleid.
DCMR
Samenvatting overlegreactie
De DCMR kijkt in haar overlegreactie terug op haar eerdere advies van 28 mei 2019 over dit plan en gaat na in hoeverre de aandachtspunten uit dat advies inmiddels zijn verwerkt in het plan.
Beantwoording gemeente Brielle
Conclusie
Naar aanleiding van deze overlegreactie is het ontwerpbestemmingsplan aangepast op de punten a, c, e en f.
Havenbedrijf Rotterdam
Samenvatting overlegreactie
Het Havenbedrijf gaat in haar overlegreactie in op de volgende punten:
Beantwoording gemeente Brielle
Conclusie
Naar aanleiding van deze overlegreactie is het ontwerpbestemmingsplan aangepast op de punten a en b.
Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond
Samenvatting overlegreactie
De VRR brengt advies uit over de mogelijkheden om maatregelen ten behoeve van de verbetering van de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te borgen. Voor dit plan geeft zij het volgende advies:
Beantwoording gemeente Brielle
Conclusie
Naar aanleiding van deze overlegreactie is het ontwerpbestemmingsplan aangepast op punt a.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 26 juli 2020 tot en met 6 augustus 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ontvangen.