Plan: | Geuzenpark Atletiek |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0501.GeuzenparkAtletiek-0130 |
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
In december 2009 is de aangepaste Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Daarmee zijn de voormalige toetsings- en bebouwingsafstand vervangen door een afstand voor het plaatsgebonden risico en een afstand voor het invloedsgebied van het groepsrisico.
Onderzoek
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen die beperkingen opleggen aan het grondgebruik ter plaatse van het beoogde sportcomplex.
Over de N218 en N57 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De minimale afstand tussen vervoersas en plangebied bedraagt voor de N218 200 m en voor de N57 370 m. Deze afstanden zijn dermate groot dat binnen het plangebied geen sprake is van relevante risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over de weg.
Ten zuiden van het plangebied ligt parallel aan de Vlaardingerhilseweg een tweetal gasleidingen met een diameter van 6,6 inch en een druk van 40 bar. Uit onderzoek van de Gasunie blijkt dat het GR voor beide leidingen ruimschoots onder de oriënterende waarde ligt en dat de PR 10-6-contour niet buiten de leidingen zijn gelegen. In bijlage 2 is dit onderzoek opgenomen. Op korte afstand van de leidingen worden geen bebouwing of sportvoorzieningen mogelijk gemaakt. De toename aan personendichtheden in het gebied die met het voorliggende bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt zijn dermate beperkt dat deze niet zullen leiden tot een overschrijding van de oriënterende waarde voor het GR.
Vanwege de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van de gasleidingen is een verantwoording van het GR noodzakelijk. Het plan is voor advies voorgelegd aan de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR). Dit advies is opgenomen in bijlage 3. De VRR gaat in op de zelfredzaamheid van de aanwezigen binnen het plangebied en de beheersbaarheid van een eventuele calamiteit.
De aanwezigen op het sportpark zijn over het algemeen zelfredzaam. Aangezien binnen de Buitenschoolse opvang vooral kinderen van 8 jaar en ouder aanwezig zullen zijn, wordt de zelfredzaamheid als voldoende beoordeeld. De VRR adviseert om:
Het plangebied dient te voldoen aan de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening zoals vastgelegd in de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (ter goedkeuring voorleggen aan de regionale brandweer). De gemeente zal in overleg met de betrokken hulpdiensten invulling geven aan de maatregelen uit het advies van de VRR.
De VRR gaat tevens in op het resteffect. De beschouwde risicobronnen kunnen tot incidenten leiden die vallen in maatrampklasse 1 (schaal loopt op van 1 t/m 5, waarbij t/m 3 beheersbaar wordt geacht door de hulpverleningsdiensten). Met de vaststelling van het bestemmingsplan accepteert het bevoegd gezag de risico's voor de bevolking en
bevestigt de noodzaak de maatregelen uit te voeren, zoals beschreven in de verantwoording.
Conclusie
Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan.