direct naar inhoud van Artikel 3 Maatschappelijk
Plan: Brede School Zuurland
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0501.BredeschoolZuurl-0140

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onderwijsvoorzieningen;
  • b. sportvoorzieningen;
  • c. theater;
  • d. jeugd- en verenigingsgebouwen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van medische doeleinden;
  • f. voorzieningen ten behoeve van religieuze doeleinden;
  • g. voorzieningen ten behoeve van sociale dienstverlening;
  • h. jeugd en kinderopvang;
  • i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - snuffelmarkt' een snuffelmarkt;
  • j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' maximaal 13 appartementen vanaf de eerste bouwlaag;
  • k. horeca, ondergeschikt aan en ten dienste van deze doeleinden;
  • l. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals tuinen en erven, parkeer- en nutsvoorzieningen;
  • m. kunstwerken;
  • n. beeldende kunstwerken.
3.2 Bouwregels

Op de als Maatschappelijk bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in artikel 3.1 genoemde doeleinden met in achtneming van de onderstaande bepalingen en hetgeen gesteld in artikel 9.1:

  • a. de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij in de verbeelding ter plaatste van het bouwvlak een aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is opgenomen. In dat geval geldt voor het bouwvlak, dat eventueel begrensd is door een hoogtescheidingslijn, het weergegeven bebouwingspercentage;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • d. in afwijking van het in sub a bepaalde mag buiten het bouwvlak per bouwperceel één bijgebouw worden gebouwd;
  • e. voor de gebouwen geldt de bouwhoogte zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • f. de bouwhoogte en oppervlakte van het bijgebouw als bedoeld in lid 3.2 sub d bedraagt maximaal 3 meter respectievelijk 12 m2;
  • g. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maxima:
    • 1. bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 2. bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten: 9 meter;
    • 3. bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:
  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid.
3.3.2 Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening, ten aanzien van de situering van gebouwen, indien dit gewenst of noodzakelijk is in verband met:
  • a. de oriëntatie van vluchtroutes;
  • b. belangen ten aanzien van de (brand)veiligheid;
  • c. zelfredzaamheid van aanwezige personen.