direct naar inhoud van 4.1 Milieu
Plan: Badhuisweg 16-24
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0499.BPL12040WBD-OH01

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

De bodemkwaliteit is in het kader van een bestemmingsplan van belang indien er sprake is van functieveranderingen of een ander gebruik. De bodem moet geschikt zijn voor de functie. Een eventuele verontreiniging dient milieutechnisch opgeruimd te kunnen worden en dit dient financieel haalbaar te zijn. Omdat in onderhavig geval sprake is van een functieverandering is er een bodemonderzoek uitgevoerd.

Conclusie

Er is een verkennend bodemonderzoek verricht in het kader van de geplande verkoop en herontwikkeling van de locatie (als bijlage opgenomen). Het gehalte aan lood in de aangetroffen matige verontreiniging blijkt onder het achtergrondgehalte van de bodemkwaliteitskaart te liggen. Op basis daarvan is geen vervolgonderzoek noodzakelijk naar de aangetroffen matige loodverontreiniging. De locatie is geschikt voor het geplande gebruik, wonen met tuin.

Op basis van het beoordeelde onderzoek zijn er geen bodemhygiënische redenen, die een beletsel of beperking vormen ten aanzien van de beoogde bouwplannen op de locatie. Onderhavig wijzigingsplan is op het gebied van bodem uitvoerbaar.

4.1.2 Lucht

De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet milieubeheer goedgekeurd (Stb. 2007, 414) en vervolgens is de wijziging op 15 november 2007 in werking getreden. Met name hoofdstuk 5 titel 2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekende mate' (NIBM) bij aan de luchtkwaliteit. Wat het begrip 'in betekende mate' precies inhoudt, staat in een Algemene Maatregel van Besluit (AMvB). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Een kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling niet in betekenende mate bijdragen. Een belangrijk onderdeel van het instrumentarium is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), die 1 augustus 2009 in werking is getreden. Binnen het NSL werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.

Conclusie

Dit plan is een NIBM-project waardoor lucht verder niet van invloed is op dit wijzigingsplan.

4.1.3 Geluid

De mate waarin het geluid, bijvoorbeeld veroorzaakt door het wegverkeer, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh en Bgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige bestemmingen, worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving ten gevolge van wegverkeer, spoorweg en industrie. De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige bestemmingen:

  • 1. woningen;
  • 2. onderwijsgebouwen (behoudens voorzieningen zoals een gymnastieklokaal);
  • 3. ziekenhuizen en verpleeghuizen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen zoals verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken medische kleuterdagverblijven etc..

Het beschermen van bijvoorbeeld het woonmilieu gebeurd aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.

Conclusie

In het kader van onderhavig initiatief is gekeken naar de geluidsbelasting. Het akoestisch onderzoek is als bijlage bij dit wijzigingsplan toegevoegd. De geluidbelasting als gevolg van het wegverkeer op de Alphenseweg op de 5 te realiseren woningen aan de Badhuisweg te Boskoop bedraagt 54 dB. Dit is boven de voorkeurswaarde van 48 dB. Middels het afgeven van een hogere waarde (op basis van de wet Geluidhinder) kan hiervoor medewerking worden verleend. Deze hogere waarde is bij vaststelling van het bestemmingsplan Boskoop Dorp 2009 reeds verleend. Dit wijzigingsplan is derhalve uitvoerbaar op het geluidsgebied.

4.1.4 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om te kijken naar de omliggende functies in relatie tot de nieuwe functie: past de nieuwe functie in de omgeving? Dit is zowel van belang vanuit de nieuwe functie als gedacht vanuit de omgeving. Door middel van een zonering in het kader van de Wet ruimtelijke ordening en de aan te houden afstanden vanuit de Wet milieubeheer wordt dit geregeld. De vragen daarbij zijn:

  • 1. Is er niet (te veel) overlast voor de omgeving vanuit de nieuwe functie en is er niet (te veel) overlast van de omgeving op de nieuwe functie?
  • 2. Kan de nieuwe functie wel goed functioneren in die omgeving en kan de omgeving nog wel goed functioneren met deze nieuwe functie?

Conclusie

Direct achter de beschouwde planlocatie zijn kwekerijen gelegen. Het betreft hier de bedrijven Kersbergen (Badhuisweg 42) en G.H. Kersbergen en zn. (‘Achter Badhuisweg 14’ ook wel aangeduid als Badhuisweg 14b).

Hoewel de opstallen van deze bedrijven verder dan 30 meter van het plangebied liggen, bevinden zich achter deze locatie percelen waar bomen/planten worden gekweekt. Op deze percelen is machinale grondbewerking en transport mogelijk. Op grond van kennis van het gebied is het niet de verwachting dat deze activiteiten zodanig zijn dat dit planrealisatie in de weg zal staan. Daarnaast bevinden zich er aan de Badhuisweg een aantal woningen (Badhuisweg 14 en 26) die op vergelijkbare afstand van deze bedrijven liggen. De verwachting is dat de nieuwe woningen niet beperkend zullen zijn voor de activiteiten op deze bedrijfspercelen. Voor wat betreft de spuitzones is de verwachting dat de emissies hiervan niet zodanig zullen zijn dat woningbouw niet mogelijk zou zijn. Dit heeft ook verband met de reeds aanwezige woningen Badhuisweg 14 en 26.

In het onderzoek wat als bijlage is in te zien zijn voorts enkele omliggende bedrijven bekeken; zie de bijlage. De conclusie is dat deze vanuit oogpunt milieuzonering niet relevant zijn voor dit plan. De uitvoerbaarheid op het gebied van milieuzonering is op dit gebied aangetoond.

4.1.5 Externe veiligheid

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is in oktober 2004 in werking getreden. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. In augustus 2004 is voor het vervoer van gevaarlijke stoffen de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) gepubliceerd. In de circulaire RNVGS is het rijksbeleid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving, verduidelijkt en geoperationaliseerd. In de circulaire is zoveel mogelijk aangesloten bij het BEVI.Bepaalde maatschappelijke activiteiten, brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen, kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het besluit). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, kinderopvang en kinderdagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.Er wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Bij groepsrisico is het niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp.

Conclusie

In het kader van de uitvoerbaarheid van bestemmingsplan "Boskoop-Dorp" is onderzoek gedaan naar de externe veiligheid in relatie tot de ontwikkelingslocaties. Er zijn daarin voor wat betreft het transport van gevaarlijke stoffen over water of spoor en door buisleidingen geen belemmeringen voor de ruimtelijke plannen. Tevens is geen EV-relevante bedrijvigheid in de omgeving van het plangebied aanwezig.

Het plangebied ligt in het invloedsgebied GR van de N207. Uit een indicatieve berekening is gebleken dat de toename van het groepsrisico tengevolge van alle ontwikkelingslocaties in het bestemmingsplan "Boskoop-Dorp" binnen het invloedsgebied minimaal is. Er wordt dan ook geen verantwoording voor groepsrisico noodzakelijk geacht.

Onderhavig wijzigingsplan is voor wat betreft externe veiligheid uitvoerbaar.