Oostelijke Rondweg Boskoop, module 4

4.9 Archeologie

In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het initiatief aangepast kan worden.

Door Archeomedia is het plangebied onderzocht1 op de mogelijkheid van archeologische sporen. Het plangebied heeft voor het overgrote deel een lage trefkans op archeologische sporen. voor een beperkt deel, ter hoogte van de Randenburgerweg is een stuk gelegen met een archeologisch hoge trefkans. Het gaat hier om het deel gelegen net buiten onderhavig bestemmingsplangebied gelegen in het Reeuwijkse deel van Module 4.

 

Uitsnede archeologische waardenkaart (nabij Randenburgerweg).

 

In beginsel was het, vanwege de ligging van een getij-inversierug aan de Randenburgseweg te Reeuwijk, noodzakelijk om op deze locatie een bureau- en een karterend booronderzoek uit te voeren. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat de bodem tot een diepte van ca. 1,0/1,2 m -mv zeer waarschijnlijk verstoord is door de ligging van kabels, leidingen en riolering. Gelet op het feit dat de voorgenomen ontgravingen naar alle waarschijnlijkheid beperkt blijven tot de reeds verstoorde grond én vanwege de onveilige omstandigheden, is in samenspraak met het bevoegd gezag besloten het archeologische onderzoek te beperken tot een bureauonderzoek. De resultaten van het bureauonderzoek geven geen aanleiding tot aanpassingen in de voorgenomen bouwplannen op de onderzoekslocatie

 

Conclusie

Het tracé van module 4 is middels een bureauonderzoek onderzocht op de mogelijkheid van archeologische sporen. Op basis van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat zeer waarschijnlijk geen sporen aangetroffen zullen worden en nader onderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.

• 1. Archeologisch bureauonderzoek, Archeomedia, Rapport A10-070-I, september 2010