direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen
Plan: Ridderbuurt 69
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0499.BPL0904HBD-OH01

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' het bestaande aantal vrijstaande woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' twee nieuw te realiseren woningen;
  • c. beroep aan huis;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven, parkeervoorzieningen en water.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is bij woningen ter plaatse van de aanduidingen:
    • 1. 'vrijstaand' aan 1 zijde minimaal 3 m en aan de andere zijde minimaal 1 m;
    • 2. 'twee-aaneen' aan één zijde minimaal 3 m;
  • c. goothoogte maximaal de op de plankaart aangegeven goothoogte;
  • d. bouwhoogte maximaal de op de plankaart aangegeven bouwhoogte;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a, c en d mogen uitbreidingen van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak plaatsvinden, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte aan de voorzijde 1 m lager moet zijn dan de op de plankaart aangegeven goothoogte;
    • 2. de bouwhoogte aan de voorzijde 1 m lager moet zijn dan de op de plankaart aangegeven bouwhoogte;
    • 3. voor de achterzijde is de goot- en bouwhoogte gelijk aan de op de plankaart aangegeven goot- en bouwhoogte;
    • 4. de uitbreiding van het hoofdgebouw ten minste 1 m achter de voorgevel moet zijn gelegen;
    • 5. de uitbreiding van het hoofdgebouw niet breder mag zijn dan 4 m.

4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande, dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. voor zover de aan- of uitbouw wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;

met dien verstande dat voor uitbouwen in de vorm van erkers tevens de volgende bepalingen gelden:

    • 1. de horizontale diepte bedraagt maximaal 1,5 m;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden bedraagt minimaal 2,5 m;
  • b. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw maximaal:
    1. 50 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m2; mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
  • c. goothoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • d. bouwhoogte maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.

4.2.3 Bouwwerken

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:

  • a. bij erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
  • b. bij erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m;
  • c. bij overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m.