direct naar inhoud van Regels
Plan: Venhuizen Centrum-West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0498.BPVenhCentrumWest-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Venhuizen Centrum-West met identificatienummer NL.IMRO.0498.BPVenhCentrumWest-vg01 van de gemeente Drechterland;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroep

een beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;

1.6 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.7 archeologisch deskundige

de regio-archeoloog of een ander door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.8 archeologisch onderzoek

onderzoek in het kader van de archeologische monumentenzorg verricht door een gecertificeerde dienst, bedrijf of instelling en werkend volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 beschoeiing

constructie die een oever of waterkant beschermt tegen afkalven, golfkrachten en andere invloeden die de stabiliteit van de waterkant of oever in gevaar brengen;

1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.14 bestaand

bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 erf

onbebouwd gedeelte van een bouwperceel;

1.23 erker

een erker is een ruimte, in plattegrond trapeziumvormig, rechthoekig of halfrond, als uitbreiding van een ruimte of ander vertrek in een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en in open verbinding staat met het bedoelde vertrek;

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 geluidgevoelig object

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.26 geschakelde woningen

woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijbehorende bouwwerken met elkaar verbonden zijn;

1.27 hogere grenswaarde

de bij het bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.28 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.29 huishouden:
  • a. eenpersoonshuishouden: het huishouden van een persoon die als enige een woning bewoont of wil gaan bewonen;
  • b. meerpersoonshuishouden: het huishouden van twee of meer personen die gezamenlijk een woning bewonen of willen gaan bewonen, waarbij sprake is van duurzame onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daar niet onder verstaan.
1.30 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

de in de regels behorende Bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door haar beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.31 kunstwerken

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;

1.32 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het telecommunicatieverkeer en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse afvalcontainers, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, en zendmasten;

1.33 oever

waar het water aan het land grenst;

1.34 oorspronkelijk hoofdgebouw

het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd;

1.35 openbare weg

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.36 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.37 peil
  • voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg of langzaam verkeersroute: de hoogte van die weg, respectievelijk langzaam verkeersroute, ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

tenzij in de regels anders is bepaald;

1.38 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een andere tegen vergoeding;

1.39 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

  • a. onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
    • 1. een seksinrichting, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
    • 2. een seksbioscoop of sekstheater;
    • 3. een seksautomatenhal;
    • 4. een seksclub of parenclub;
    • 5. al dan niet in combinatie met elkaar;
  • b. onder een seksinrichting wordt niet verstaan:
    • 1. een escortbedrijf;
    • 2. een sekswinkel;
1.40 speelvoorziening

een in de openbare ruimte - buiten - gelegen gelegenheid om te kunnen spelen;

1.41 steiger

constructie langs een oever die tot aanlegplaats dient voor vaartuigen;

1.42 twee-onder-een-kapwoning

één van twee woningen die aan één zijde via een gemeenschappelijke tussen- of scheidingsmuur aan elkaar zijn gebouwd, waarvan de andere zijde vrij staat, en waarvan het dak wordt gedeeld;

1.43 voorgevel

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;

1.44 voorkeursgrenswaarde

de bij het bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.45 water

al het open water: meren, rivieren, sloten, kanalen;

1.46 water-as

een centrale watergang met als oriëntatierichting noord-zuid. De watergang vormt een verbinding tussen het water aan de noordzijde en het water aan de zuidzijde van het plangebied;

1.47 waterkant

de grenslijn tussen water en oever bij het laagste peil;

1.48 woning

een complex van ruimten, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.49 woning in gestapelde vorm

een woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan beneden en al dan niet tevens naast elkaar zijn gesitueerd en waarvan in ieder geval een gedeelte van de tot het gebouw behorende woningen niet direct toegankelijk is vanaf een weg of langzaam verkeersroute;

1.50 woning in niet gestapelde vorm

een woning, welke een zelfstandig gebouw vormt en direct toegankelijk is vanaf het aangrenzende maaiveld;

1.51 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.52 woonhuis

een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden;

1.53 woonzorgvoorziening

een voorziening met (on)zelfstandige woonruimten met daarbij behorende zorgvoorzieningen, afgestemd op een specifieke doelgroep die gelet op hun fysieke of psychische gesteldheid zonder deze 24 uurs zorg niet zelfstandig kunnen wonen. Algemene ruimten ten behoeve van de onzelfstandige bewoning, zorg en/of bedrijfsvoering worden hieronder begrepen, met uitzondering van een bedrijfswoning.

1.54 zorgwoning

een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn;

2.2 de bouwdiepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel van het oorspronkelijk hoofdgebouw;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik, met uitzondering van houtteelt en bosbouw;
  • b. cultuurgrond;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • f. wegen en paden;
  • g. sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

3.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de agrarische functie zijn toegevoegd.

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden;
  • b. er mogen geen silo's, mestplaten en mestbassins worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid;
  • c. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten, met uitzondering van:
    • 1. tijdelijke opslag (oogstperiode) van akkerbouwproducten en/of tuinbouwproducten, met dien verstande dat de hoogte van de tijdelijke opslag niet meer dan 5 meter mag bedragen;
    • 2. opslag van voorraadbakken gedurende 12 weken voorafgaand aan de oogstperiode;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een niet-grondgebonden agrarisch bedrijfsvoering;
  • e. het opslaan van agrarische producten;
  • f. het gebruik van de gronden voor de permanente teelt van bloembollen, met uitzondering van de bestaande permanente bloembollenteelt;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • i. het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de bestaande paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden;
  • j. het gebruik van gronden ten behoeve van het spuiten van gewasbeschermingsmiddelen ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat dit verbod niet geldt voor van laagrisico stoffen (biologische teelt).

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het verharden van agrarische perceel- en/of kavelontsluitingswegen met een grotere breedte dan 4 meter;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik;
  • d. het ophogen, afgraven en/of egaliseren van gronden;
  • e. het graven en/of dempen, verdiepen en/of verbreden met een minimale breedte van 1 meter van sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen.
3.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 3.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of het normaal agrarisch gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn of aanwezig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
3.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. kades en oevers;
  • d. waterbouwkundige voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - zoekgebied ontsluiting' wegen en paden, conform het bepaalde in artikel 10.2,

met daaraan ondergeschikt:

  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen en andere kunstwerken ten behoeve van het kruisen van water.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de bouw van overkappingen niet is toegestaan.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en kunstwerken mag ten hoogste 10 meter bedragen met dien verstande dat de onderdoorgang van een doorvaarbare brug of duiker tenminste 1,1 meter gemeten van het gemiddelde waterpeil bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de waarborging van een vrije doorvaartbreedte.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen in gestapelde of niet-gestapelde vorm, al dan niet met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten genoemd in Bijlage 1;
  • b. een woonzorgvoorziening met zorgwoningen;
  • c. bijbehorende bouwwerken bij woningen;
  • d. tuinen en erven;
  • e. wegen, straten en paden;
  • f. fiets- en voetpaden;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - zoekgebied water-as' een water-as, conform het bepaalde in artikel 10.1;
  • h. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • i. waterlopen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. speelvoorzieningen
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen en andere kunstwerken ten behoeve van het kruisen van water.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. er zijn gemiddeld 30 woningen per hectare toegestaan;
  • b. de afstand van bouwwerken tot de achterste perceelsgrens, indien deze grenst aan water, bedraagt tenminste 1 meter, met uitzondering van walbeschoeiingen met een hoogte van ten hoogste 0,3 meter gemeten vanaf de waterlijn;
  • c. de afstand van de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de voorste perceelsgrens bedraagt minimaal 1 en maximaal 7 meter, met dien verstande dat voor de percelen die gelegen zijn aan en ontsloten worden op de Westerkerkweg de afstand vanaf de voorste perceelgrens tot aan het hoofdgebouw minimaal 4,5 meter dient te bedragen;
  • d. bij de toetsing van bouwplannen dient het Beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 in acht te worden genomen;
  • e. de omgevingsvergunning voor het bouwen langs de Westerkerkweg binnen een zone van 50 meter vanaf locaties waar planologisch sprake is van de mogelijkheid van het spuiten van gewasbeschermingsmiddelen ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten, wordt uitsluitend verleend als:
    • 1. is aangetoond dat hierdoor geen risico's voor de woonactiviteit ter plaatse ontstaat; dan wel
    • 2. sprake is van het spuiten met laagrisico stoffen (biologische teelt).
5.2.2 Woningen in niet gestapelde vorm

Voor het bouwen van hoofdgebouwen in de vorm van woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwdiepte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal:
    • 1. 12,5 meter voor (twee)aaneengebouwde woningen;
    • 2. 15 meter voor vrijstaande woningen;
  • b. de oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal:
    • 1. 100 m² per woning voor aaneengebouwde woningen;
    • 2. 120 m² per woning voor twee-aaneengebouwde woningen;
    • 3. 150 m² per woning voor vrijstaande woningen;
  • c. de goothoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 11 meter bedragen;
  • e. vóór de voorgevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 1 meter bij een vrijstaande woning en bij één zijde van een twee-aaneengebouwde woning;
  • g. kelders zijn alleen toegestaan onder het hoofdgebouw.
5.2.3 Woningen in gestapelde vorm en woonzorgvoorzieningen

Voor het bouwen van een woongebouw en woonzorgvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een woongebouw en woonzorgvoorzieningen mag ten hoogste 15 meter bedragen;
  • b. woongebouwen en woonzorgvoorzieningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' toegestaan.
5.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij woningen in niet gestapelde vorm

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag ten hoogste 60 m² bedragen met dien verstande dat het achtererfgebied voor ten hoogste 50% mag worden bebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen tenminste 1 meter achter de voorgevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan te worden gebouwd, met uitzondering van inpandige bijbehorende bouwwerken;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3,5 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 7 meter bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde in lid 5.2.2, sub f mag voor de voorgevel van het oorspronkelijk hoofdgebouw een erker worden gebouwd met een bouwdiepte van ten hoogste 1,5 meter, mits:
    • 1. naar de zijde van de openbare weg een onbebouwd erf resteert met een diepte van tenminste 1,5 meter;
    • 2. de breedte maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt voor zover de erker wordt gebouwd tegen die gevel;
    • 3. de goothoogte maximaal 3,5 meter bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
5.2.5 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van nutsgebouwen mag niet meer dan 30 m² bedragen
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter.
5.2.6 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 10 meter voor vlaggenmasten, lichtmasten en kunstwerken met dien verstande dat de onderdoorgang van doorvaarbare bruggen of duikers tenminste 1,1 meter gemeten van het gemiddelde waterpeil bedraagt;
    • 2. maximaal 7 meter voor een ballenvanger;
    • 3. maximaal 5 meter voor speelvoorzieningen;
    • 4. maximaal 1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van een woning;
    • 5. maximaal 2 meter voor overige erfafscheidingen;
    • 6. maximaal 3,5 meter voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde .
  • b. met uitzondering van erfafscheidingen zijn, voor zover het overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bij een woning betreft, deze enkel toegestaan in achtererfgebied.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de bereikbaarheid van hulpdiensten;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Gebruik van de woning

Ten aanzien van de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geldt dat een hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten genoemd in Bijlage 1, mits:

  • a. de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke vloeroppervlakte op de begane grond van de aanwezige bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m²;
  • b. uitsluitend reclame-uitingen zijn toegestaan in overeenstemming met het gemeentelijk reclamebeleid;
  • c. het niet gaat om vormen van horeca en/of detailhandel, anders dan ondergeschikte en/of productiegebonden detailhandel;
  • d. het beroep wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
  • e. het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
  • f. de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
  • g. op de bij de betreffende woning of bedrijf behorende gronden geen buitenopslag van goederen plaatsvindt.
5.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een woning en/of een vrijstaand bijbehorend bouwwerk gebruiken voor de huisvesting personen die geen huishouden vormen;
  • b. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • d. het opslaan van goederen anders dan in gebouwen.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Inwoning zorgbehoevenden/zorgverleners

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4.2, sub a in die zin dat een woonhuis wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:

  • a. de bewoning uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van zorg;
  • b. de hulpbehoevendheid wordt aangetoond middels een doktersverklaring of een zorgindicatie. Deze indicatie of verklaring is niet nodig in geval van een familierelatie in de rechte lijn;
  • c. er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. na beëindiging van de zorg moet het woonhuis opnieuw ten behoeve van één huishouden in gebruik worden genomen.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van de bestemming of ten behoeve van andere bestemmingen

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, een archeologisch rapport dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland te overleggen indien de bouwwerkzaamheden plaatsvinden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' en de oppervlakte van het project meer dan 100 m² betreft en de bodemroering dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld plaatsvinden.

6.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwen ten behoeve van andere bestemmingen ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen;
  • c. begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
6.2.3 Uitzonderingen voor het bouwen van een bouwwerk

Het bepaalde in lid 6.2.1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op:

  • a. vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut. Dit dient wel van tevoren worden voorgelegd ter toetsing aan het bevoegd gezag;
  • b. regulier onderhoud en beheer van een terrein.

6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

6.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
  • b. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
    • 1. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van Archeologie West-Friesland, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
    • 2. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
6.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • b. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. diepploegen;
  • h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.
6.5.2 Uitzondering

De in lid 6.5.1 genoemde vergunning is niet nodig voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. een oppervlakte van minder dan 100 m² betreffen;
  • b. een oppervlakte van meer dan 100 m² betreffen maar waarvan de bodemroering minder diep is dan 0,4 meter;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • d. in het kader van het normale beheer en onderhoud (incl. sleufloos draineren);
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
  • f. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 6.4 bedoeld, is verleend;
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Een omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:

  • a. de aanvrager een rapport, dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland, heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
    • 1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of
    • 2. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of
    • 3. kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van de bevoegde overheid in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch bedrijf.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van de bestemming of ten behoeve van andere bestemmingen

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, een archeologisch rapport dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland te overleggen indien de bouwwerkzaamheden plaatsvinden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' en de oppervlakte van het project meer dan 500 m² betreft en de bodemroering dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld plaatsvinden.

7.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwen ten behoeve van andere bestemmingen ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen;
  • c. begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
7.2.3 Uitzonderingen voor het bouwen van een bouwwerk

Het bepaalde in lid 7.2.1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op:

  • a. vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut. Dit dient wel van tevoren worden voorgelegd ter toetsing aan het bevoegd gezag;
  • b. regulier onderhoud en beheer van een terrein.

7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

7.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
  • b. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
    • 1. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van Archeologie West-Friesland, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
    • 2. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
7.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • b. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. diepploegen;
  • h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.
7.5.2 Uitzondering

De in lid 7.5.1 genoemde vergunning is niet nodig voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. een oppervlakte van minder dan 500 m² betreffen;
  • b. een oppervlakte van meer dan 500 m² betreffen maar waarvan de bodemroering minder diep is dan 0,4 meter;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • d. in het kader van het normale beheer en onderhoud (incl. sleufloos draineren);
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
  • f. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 7.4 bedoeld, is verleend;
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
7.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Een omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:

  • a. de aanvrager een rapport, dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland, heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
    • 1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of:
    • 2. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of
    • 3. kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van de bevoegde overheid in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch bedrijf.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Tot strijdig gebruik met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar of vliegtuigen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en/of (straat-)prostitutie;
  • c. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Overige zone - zoekgebied water-as

Uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied water-as' dient een water-as van minimaal 6 meter breed te worden gerealiseerd en op minimaal 1 meter afstand van bebouwing en met dien verstande dat een geringere breedte nabij de aansluiting op de Hemmerbuurt is toegestaan.

10.2 Overige zone - zoekgebied ontsluiting

Uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied ontsluiting' dient een ontsluiting worden gerealiseerd met dien verstande dat per aanduidingsvlak maximaal 1 ontsluiting mag worden gerealiseerd.

10.3 Veiligheidszone - lpg
10.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting.

10.3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geldt voor het bouwen van bouwwerken dat anders dan in de basisbestemming is bepaald, op de in lid 10.3.1 bedoelde gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd.

10.3.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding veiligheidszone - lpg' wordt als strijdig gebruik in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object (met uitzondering van het bestaande gebruik, voor zover het gebruik betreft dat niet reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan).

10.3.4 Afwijken van de bouwregels

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.3.2 in die zin dat kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd en de omgevingsvergunning voor het exploiteren van lpg is ingetrokken.

10.3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.3.3 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd en de omgevingsvergunning voor het exploiteren van lpg is ingetrokken.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Parkeren
  • a. Indien bij het gebruik van gronden als bedoeld in 'Wonen' sprake is van een parkeerbehoefte, dan moet in voldoende mate zijn voorzien in parkeergelegenheid voor auto's en fietsen.
  • b. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan de parkeernorm zoals hieronder weergegeven gebaseerd op het gemiddelde van de CROW-categorie 'matig stedelijk gebied en rest bebouwde kom':

Type   Gemiddelde parkeernorm* CROW 'matig stedelijk en rest bebouwde kom'  
Appartementen (huur, midden/goedkoop (incl. sociale huur))   1,1  
Rug-aan-rug woningen (huur, sociale huur), rijwoningen huur   1,3  
Rijwoningen (koop, tussen en hoek)   1,7  
Twee-aaneengebouwd   1,9  
Vrijstaand   2,0  
*De gemiddelde parkeernorm is exclusief 0,3 parkeerplaats per woning voor bezoek  

  • c. Bij de berekening van het benodigd aantal openbare parkeerplaatsen voor het als bedoeld in lid 11.1, sub b is het toegestaan uit te gaan van onderstaande aanwezigheidspercentages:
    • 1. 90% voor bewoners;
    • 2. 80% voor bezoekers;
  • d. Aanvullend op lid 11.1, sub b geldt het volgende voor de toe te rekenen parkeeraantallen op eigen terrein:

Parkeerruimte   Te rekenen aantal   Afmeting en voorwaarden  
Enkele oprit zonder garage   1   Oprit minimaal 5 meter diep en 2,5 meter breed  
Lange oprit zonder garage of carport   1   Oprit minimaal 10 meter diep en 2,5 meter breed  
Dubbele oprit zonder garage of carport   2   Auto's moeten onafhankelijk van elkaar van het terrein af kunnen  
Garage zonder oprit (bij woning)   0   Garage minimaal 5 meter diep en 2,5 meter breed  
Garagebox (niet bij woning)   0   Garage minimaal 5 meter diep en 2,5 meter breed  
Garage met enkele oprit   1   Oprit minimaal 5 meter diep en 2,5 meter breed  
Garage met lange oprit   1   Oprit minimaal 10 meter diep en 2,5 meter breed  
Garage met dubbele oprit   2   Oprit minimaal 5 meter breed  

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld sub a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan

12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Venhuizen Centrum-West.