Inhoudsopgave
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan
het Bestemmingsplan Pastoor Suidgeeststraat 16 te Venhuizen met identificatienummer NL.IMRO.0498.BPPSuidgeeststr16-vg01 van de gemeente Drechterland;
1.2 het bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan-huis-verbonden beroep
het door tenminste één lid van het betreffende huishouden uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aan- of uitbouw
een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 achtergevelrooilijn
de achterste, niet naar openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst;
1.8 archeologisch waardevol terrein
een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bed and breakfast
een kleinschalige toeristische overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot een toeristisch kortdurend verblijf (zonder kookfaciliteiten) met het serveren van ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben. Onder een bed and breakfast wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.11 bestaand
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig is of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning (ná 1 oktober 2010);
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bijgebouw
een bij een woonhuis behorend gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan dat woonhuis en dat zich daarvan in ruimtelijke zin onderscheidt, waaronder een aan- of uitbouw en een overkapping;
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.21 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.22 druiplijn
de lijn die van onderen het dak begrenst;
1.23 erf- en terreinafscheiding
bouwwerk op of in de directe nabijheid van een erfgrens bedoeld om een erf, tuin of terrein af te scheiden;
1.24 erker
een uitbouw aan een woning, die zich bevindt aan de voor- of zijgevel of beide, van een woning en welke ondergeschikt is aan de hoofdbouwmassa;
1.25 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.26 evenement
elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van bioscoopvoorstellingen, markten als bedoeld in artikel 150, eerste lid, onder h van de Gemeentewet en artikel 5.2.4. van de APV, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties en activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.4.2. en 2.3.3.1. van de APV. Onder evenement wordt tevens verstaan een herdenkingsplechtigheid, een braderie, een optocht niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.1.2.2. APV op de weg, een feest, een muziekvoorstelling of een wedstrijd op of aan de weg;
1.27 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 hoofdgebouw
een of meer gebouwen, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;
1.29 hoofdverblijf
de plaats waar men feitelijk woont en die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene;
1.30 huishouden
een zelfstandig(e) dan wel samenwonende personen of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, een woonkamer, sanitaire voorzieningen en de entree, en waarbij tevens tussen deze personen een zekere onderlinge verbondenheid bestaat (gezin of samenlevingsverband);
1.31 huisvesting tijdelijke werknemers
het huisvesten van tijdelijke werknemers, die hier op grond van een EU paspoort of een tewerkstellingsvergunning legaal tijdelijk werkzaam zijn en hun hoofdverblijf elders hebben;
1.32 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.33 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 1, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel en geen prostitutie zijnde, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.34 kleinschalige duurzame energiewinning
energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;
1.35 landschappelijke waarden
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied (bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal de Structuurvisie landschap, steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
1.36 mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.37 natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Flora- en faunawet;
1.38 normaal onderhoud
het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.39 overkapping
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.40 paardrijdbak
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony’s en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.41 peil
|
indien op het land wordt gebouwd: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
indien op of in het water wordt gebouwd: |
|
|
1.42 permanente bewoning
het (al dan niet tijdelijk) hebben van hoofdverblijf in een gebouw;
1.43 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.44 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen enige vergoeding;
1.45 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.46 stacaravan
een zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen met wielas, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, die gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken;
1.47 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) ruimte ten behoeve van de detailhandel of horeca;
1.48 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.49 webwinkel
een vorm van detailhandel waarbij het showen van producten en de transactie, volledig online geschiedt. Het ter plaatse afhandelen van gekochte goederen is wel toegestaan, met uitzondering van webwinkels in woningen waar geen afhaalpunt is toegestaan;
1.50 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen groep personen;
1.51 woonhuis
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.52 zorgfunctie
een zorgfunctie als neventak bij een agrarisch bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de agrarische bedrijfsactiviteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten.
|
de dakhelling |
|
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; |
|
|
|
de goothoogte van een bouwwerk |
|
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte gevelelementen; |
|
|
|
de inhoud van een bouwwerk |
|
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken, erkers en dakkapellen; |
|
|
|
de bouwhoogte van een bouwwerk |
|
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van technische installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; |
|
|
|
de oppervlakte van een bouwwerk |
|
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; |
|
|
|
de afstand tot de (bouw)perceelgrens |
|
tussen de grens van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is; |
|
|
|
de doorvaarthoogte |
|
tussen het bouwwerk en het hoogste toegestane waterpeil, waar deze afstand het kleinst is |
|
|
|
de doorvaartbreedte |
|
tussen het bouwwerk en enig ander onderdeel daarvan, dan wel het talud of enig ander werk, en tussen het maximaal respectievelijk minimaal toegestane waterpeil, waar deze afstand het kleinst is; |
|
|
|
lessenaarsdak |
|
de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald door de hoogte van de goot aan de lage zijde van het dak, de bouwhoogte wordt bepaald door de hoge zijde van het dak. |
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen; |
|
aangebouwde bijgebouwen uitsluitend in de vorm van erkers of serres; |
|
delen van gebouwen in de vorm van luifels of balkons, |
met daaraan ondergeschikt:
|
woonstraten en paden; |
|
parkeervoorzieningen; |
|
waterlopen en waterpartijen, |
met de daarbij behorende:
|
bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
3.2 Bouwregels
3.2.1 Erkers en serres
Voor het bouwen van aangebouwde bijgebouwen in de vorm van erkers en/of serres gelden de volgende regels:
|
de diepte van een erker en/of een serre mag niet meer bedragen dan 1,50 m vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis, met dien verstande dat de diepte van de voortuin c.q. de zijtuin in ieder geval niet minder mag bedragen dan respectievelijk 3,00 m en 2,00 m, na het realiseren van de erker en/of serre; |
|
de breedte van de erker en/of serre mag niet meer bedragen dan 70% van de gevel van het woonhuis bedragen waaraan de erker of serre wordt aangebouwd; |
|
de goothoogte van een erker of een serre mag niet meer bedragen dan 3,00 m; |
|
de bouwhoogte van een erker of een serre mag niet meer bedragen dan 3,25 m. |
3.2.2 Luifels en balkons
Voor het bouwen van luifels en balkons geldt de volgende regel:
|
de diepte van een luifel en/of een balkon mag niet meer bedragen dan 1,50 m gemeten vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis. |
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
|
er mogen geen overkappingen worden gebouwd; |
|
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden; |
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m; |
|
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m. |
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van niet meer dan 2,00 m² binnen de bestemming 'Wonen - 2', waarbij een reclamebord van 0,50 m bij 1,00 m is toegestaan; |
|
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden. |
Artikel 4 Wonen - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten genoemd in bijlage 1; |
|
bijgebouwen, |
met daaraan ondergeschikt:
|
kleinschalige duurzame energiewinning; |
|
wegen en paden; |
|
water, |
met de daarbij behorende:
|
tuinen, erven en terreinen; |
|
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde paardrijdbakken, zwembaden en tennisbanen. |
4.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de woonfunctie zijn toegevoegd.
4.2.1 Woonhuizen, bijgebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
|
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd; |
|
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|
een hoofdgebouw mag uitsluitend vrijstaand worden gebouwd; |
|
een hoofdgebouw zal met ten minste één gevel in een naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd; |
|
de bijgebouwen mogen uitsluitend achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd; |
|
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw; |
|
de diepte van een luifel en/of een balkon mag niet meer bedragen dan 1,50 m vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis; |
|
een gebouw of een overkapping mag uitsluitend worden gebouwd indien de maatvoering voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld: |
|
goothoogte in m |
Dakhelling in o |
Bouwhoogte in m |
|
maximaal |
min |
max |
maximaal |
hoofdgebouwen |
6,50 |
30 |
70 |
10,00 |
bijgebouwen |
3,50 |
- |
70 |
7,00 |
overkappingen |
- |
- |
- |
3,50 |
4.2.2 Bijgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
|
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan 100 m²; |
|
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de gronden behorende bij het hoofdgebouw gelegen buiten het bouwvlak; |
|
de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 m; |
|
de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 4,00 m; |
|
de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,50 m; |
|
in afwijking van het bepaalde in sub c en d is op een bijgebouw een dakopbouw toegestaan, waarvan: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot openbare verharding, niet zijnde achter- of tussenpaden bij woonhuizen, mag niet minder bedragen dan 1,00 m. |
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
|
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd; |
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 2,00 m; |
|
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen. |
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken bouwhoogte bijgebouwen buiten het bouwvlak
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.2 sub d in die zin dat de bouwhoogte van bijgebouwen wordt vergroot tot niet meer dan 6,00 m, mits:
|
het bijgebouw vrijstaand is en op niet minder dan 1,00 m van het bouwvlak staat; |
|
geen afbreuk kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. |
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van gebouwen en overkappingen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan de in lid 4.1 sub a genoemde bedrijvigheid; |
|
het gebruik van gebouwen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep of het bedrijf meer bedraagt dan 40 m²; |
|
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een hoofdgebouw voor bewoning; |
|
het gebruik van woonhuizen voor meer dan één woning; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel dan wel kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van niet meer dan 2,00 m², waarbij een reclamebord van 0,50 m bij 1,00 m is toegestaan; |
|
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken. |
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Huisvesting tijdelijke werknemers
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 sub d in die zin dat in een woonhuis ruimte wordt geboden voor de huisvesting van tijdelijke werknemers anders dan in gezinsverband, onder voorwaarden dat:
|
er niet meer tijdelijke werknemers mogen worden gehuisvest dan het aantal slaapkamers in de woning tot in totaal 4 werknemers, die gezamenlijk één huishouden vormen. De slaapkamer moet bereikbaar zijn via een vaste trap. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan het bevoegd gezag besluiten dat minder personen mogen worden gehuisvest; |
|
de eigenaar/huurder/uitzendbureau verantwoordelijk is voor het toezicht op de gehuisveste tijdelijke werknemers en het onderhoud van de tuin; |
|
er sprake blijft van een goede gebruiksdifferentiatie in de wijk (geen concentratie van deze vorm van wonen); |
|
het aanbod van goedkope koopwoningen in een wijk voor de starters niet onevenredig wordt aangetast; |
|
de toegang van een woonhuis tot op 40,00 m over een daarvoor geschikte route te naderen dient te zijn voor een brandweervoertuig; |
|
er een nachtregister aanwezig is met de gegevens van de personen die in de woning verblijven. |
4.5.2 Inwoning zorgbehoevenden/zorgverleners
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 sub d in die zin dat een woonhuis wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:
|
de bewoning uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van zorg; |
|
de hulpbehoevendheid wordt aangetoond middels een doktersverklaring of een zorgindicatie. Deze indicatie of verklaring is niet nodig in geval van een familierelatie in de rechte lijn; |
|
er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn; |
|
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven; |
|
na beëindiging van de zorg moet het woonhuis opnieuw ten behoeve van één huishouden in gebruik worden genomen. |
4.5.3 Bed and breakfast
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor bed and breakfast, mits:
|
de bed and breakfast gerealiseerd wordt binnen de bestaande bedrijfswoning (hoofgebouw en bijgebouwen); |
|
maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning (zonder bijgebouwen) ten behoeve van de bed and breakfast wordt gebruik, met een maximale oppervlakte van 110 m²; |
|
het aantal kamers per bed and breakfast maximaal 7 is; |
|
er minimaal 1 parkeerplaats per kamer is, tenzij in de directe omgeving aantoonbaar voldoende openbare parkeervoorzieningen aanwezig zijn; |
|
de bed and breakfast wordt gerund door de eigenaar/eigenaren c.q. hoofdbewoner(s) van de betreffende woning; |
|
op het perceel maximaal 1 reclameaanduiding in de vorm van een bord met opschrift voor de bed and breakfast wordt aangebracht aan de gevel. Borden met verlichting of bewegende borden zijn niet toegestaan; |
|
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een goede woonsituatie, het straatbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van de bestemming of ten behoeve van andere bestemmingen
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, een archeologisch rapport dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland te overleggen indien de bouwwerkzaamheden plaatsvinden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' en de oppervlakte van het project meer dan 500 m² betreft en de bodemroering dieper dan 0,4 m onder het maaiveld plaatsvinden.
5.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwen ten behoeve van andere bestemmingen ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
|
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; |
|
het doen van opgravingen; |
|
begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige. |
5.2.3 Uitzonderingen voor het bouwen van een bouwwerk
Het bepaalde in lid 5.2.1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op:
|
vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut. Dit dient wel van tevoren worden voorgelegd ter toetsing aan het bevoegd gezag; |
|
regulier onderhoud en beheer van een terrein. |
5.3 Nadere eisen
het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
5.4 Afwijken van de bouwregels
|
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels. |
|
|
|
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van: |
|
|
|
|
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
5.5.1 Omgevingsvergunningplicht
Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
|
aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen; |
|
bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld; |
|
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; |
|
het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk; |
|
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; |
|
het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies; |
|
diepploegen; |
|
het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen; |
|
het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand. |
5.5.2 Uitzondering
De in lid 5.5.1 genoemde vergunning is niet nodig voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
|
een oppervlakte van minder dan 500 m² betreffen en waarvan de bodemroering minder diep is dan 0,4 m; |
|
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan; |
|
in het kader van het normale beheer en onderhoud (incl. sleufloos draineren); |
|
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning; |
|
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 5.4 bedoeld, is verleend; |
|
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. |
5.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden
Een omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
|
de aanvrager een rapport, dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland, heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat: |
|
|
|
|
|
|
|
de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van de bevoegde overheid in voldoende mate is vastgesteld; |
|
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op: |
|
|
|
|
|
|
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze te wijzigen in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' of 'Waarde - Archeologie 4', zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Bestaande afmetingen
Wanneer een bestaand gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde:
|
een grotere goothoogte; |
|
een grotere bouwhoogte; |
|
een grotere oppervlakte; |
|
een grotere dakhelling; |
|
een kleinere dakhelling, |
heeft dan in de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan mag:
|
de goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en/of dakhelling ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en of dakhelling bedragen; |
|
de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling bedragen; |
|
de bestaande diepte ten minste de bestaande diepte bedragen. |
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden; |
|
de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden; |
|
het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; |
|
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen; |
|
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen die langer duren dan twee dagen. |
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
9.3 Bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied', mits:
|
deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, en dergelijke van wegen en paden; |
|
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied', zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels, van overeenkomstige toepassing zijn. |
Artikel 10 Overige regels
10.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.
10.2 Aanvullende werking welstandscriteria
De op de verbeelding en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in de Woningwet bedoelde welstandscriteria, zoals opgenomen in de gemeentelijke Welstandsnota.
10.3 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
|
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; |
|
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; |
|
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; |
|
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; |
|
de ruimte tussen bouwwerken. |
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
|
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: |
|
|
|
|
|
|
|
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. |
|
|
|
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
11.2 Overgangsrecht gebruik
|
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik. |
|
|
|
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. |
|
|
|
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. |
|
|
|
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het Bestemmingsplan Pastoor Suidgeeststraat 16 te Venhuizen van de gemeente Drechterland.
