Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: De Nieuwe Wetering
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0491.BP1031NW001-VG01

4.4 Externe Veiligheid

De mogelijke risico’s van het optreden van een milieucalamiteit moeten bij het vaststellen van ruimtelijke plannen (Wro-procedures) inzichtelijk gemaakt worden. Het gaat dan om gevaar dat de directe omgeving loopt wanneer er iets mis gaat bij productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. In de onderstaande subparagrafen zijn per onderdeel de effecten weergegeven. Bij het in beeld brengen van deze Externe Veiligheidsrisico’s worden twee normstellingen gehanteerd: het plaatsgebonden risico(PR) en het groepsrisico(GR).
4.4.1 Besluit externe veiligheid inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) inwerking getreden. Het BEVI legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het BEVI is opgesteld om de risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven te beperken.
In dit bestemmingsplan is tevens de mogelijkheid opgenomen om BEVI inrichtingen toe te staan binnen de Bedrijfsbestemming 2. Voor de toepasbaarheid van deze inrichtingen is een onderzoek [1] uitgevoerd door Westerdiep Advies. Westerdiep Advies concludeert dat binnen de bepalingen van de Wet Milieubeheer BEVI inrichtingen inpasbaar zijn. De zogenaamd ´interne´ bestemmingsvlakken aangeduid als BT-2 lenen zich hiervoor het best. Bij het toestaan van een BEVI inrichting zal in het kader van de milieuvergunning -procedure onderzocht moeten worden of het specifieke bedrijf haalbaar is op de beoogde locatie.


[1] Westerdiep Advies, mogelijkheden ‘BEVI’-bedrijven op bedrijventerrein de Wetering, Projectnummer: 29.05, 3 juni 2009
4.4.2 Buisleidingen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen wordt nieuw beleid ontwikkeld, dat zich in een vergevorderd stadium bevindt. Het huidige ruimtelijke beleid is beschreven in het Structuurschema buisleidingen (1985) en in twee circulaires (voor hoge druk aardgasleidingen in 1984 en voor brandbare vloeistoffen in 1991).
Er wordt een nota Buisleidingen ontwikkeld ter vervanging van het Structuurschema buisleidingen en een AMvB ter vervanging van de circulaires.
In het plangebied zijn twee buisleidingen aanwezig. Het betreffen grote waterleidingen. Deze leidingen hebben geen veiligheidscontour die reiken tot in het bestemmingsplangebied. Er ontstaan vanuit Externe Veiligheid buisleidingen dan ook geen beperkingen voor de functies in het plangebied.
4.4.3 Transport
Voor de routering van gevaarlijke stoffen is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van belang. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd (en daarbuiten dus niet). Redenen voor routering zijn bijvoorbeeld kwetsbare situaties zoals dichte bebouwing, de aanwezigheid van een ziekenhuis of de ligging van een waterwingebied. Voorwaarde is wel dat een door een gemeente aangewezen weg aansluit op het provinciale of rijkswegennet waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen is toegestaan.
 
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor heeft het Rijk normen vastgesteld in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Deze normen hebben nog geen wettelijke status. In een gezamenlijke circulaire met dezelfde titel van de ministeries VROM, V&W en BZK wordt de nota verder uitgewerkt.
 
Transport over water
Op korte afstand van het plangebied is geen relevante vaarweg gelegen. Aldus zijn er vanwege vaarwegen geen belemmeringen.
 
Transport over het spoor
Er is geen spoorlijn in de buurt van het plangebied, derhalve zijn er geen belemmeringen.
 
Transport over de weg
Aan de noordzijde van het plangebied ligt de provinciale weg N210. Over deze weg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Voor de N210 geldt geen aan te houden PR contour. Het invloedsgebied van het GR van deze weg is 200 meter. Een deel van het plangebied is binnen het invloedsgebied gelegen. De milieudienst Midden-Holland heeft middels tellingen bepaald of er daadwerkelijk sprake is van een groepsrisicocontour. De milieudienst concludeert dat er onvoldoende voertuigen met gevaarlijke stoffen over de N210 rijden, er is daarom geen sprake van een groepsrisicocontour voor transport van gevaarlijke stoffen.
 
Conclusie
Ten aanzien van Externe Veiligheid speelt een aantal diverse aspecten. Mogelijke risico´s vanuit inrichtingen, transport en of buisleidingen moeten inzichtelijk gemaakt worden. Er zijn geen BEVI inrichtingen in de omgeving aanwezig die van invloed zijn op het plangebied. Er zijn langs de N210 twee transportleidingen met een externe veiligheidscontour, deze vallen binnen het plangebied. Tenslotte is de N210 een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Voor deze route geldt een invloedsfeer van 200 meter welke tot in het plangebied reikt. Op basis van tellingen concludeert de milieudienst Midden-Holland echter dat er geen groepsrisicocontour aanwezig is omdat het aantal gevaarlijke transporten te beperkt is.
Voor het plangebied is onderzocht door Westerdiep advies of BEVI inrichtingen inpasbaar zijn. Het onderzoek concludeert dat op het terrein BEVI inrichtingen in principe inpasbaar zijn. Deze inrichtingen zijn op basis van het advies binnen bedrijfsbestemming BT-2 toegestaan. Bij de feitelijke milieuvergunning dient afgewogen te worden of het specifieke bedrijf op de beoogde locatie inpasbaar is. In de regels is opgenomen dat bij de inpassing van een BEVI inrichting de daarbij behorende EV contour niet over de bestemming Gemengd mag komen te liggen. Hiermee wordt voorkomen dat de gebruiksmogelijkheden binnen de bestemming Gemengd ingeperkt wordt.