Plan: | Herziening Zuidrand, woonwagenstandplaats Ziedewijdsekade |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0489.ZuidrandHZ-VI01 |
Aan de Ziedewijdsekade (nrs. 78, 80, 82, 84, 86, 88 90, 92), op de hoek met de 3e Barendrechtseweg, ligt woonwagenstandplaats Ziedewijdsekade. Op deze standplaats staan 8 wagens. Het voornemen is om 6 nieuwe woonwagenstandplaatsen te realiseren aan de noordkant van de locatie. Deze extra woonwagens zijn nodig voor de huisvesting van de hier al wonende familieleden.
Uitbreiding van woningen buiten de bestaande bebouwde kom is veelal niet mogelijk maar in dit geval wel. Het College voor de rechten van de mens stelt dat onder andere gemeenten verplicht zijn om de cultuur van woonwagenbewoners niet alleen te beschermen, maar ook te faciliteren. Dit vanuit wetgeving op het gebied van gelijke behandeling en de mensenrechtennormen. Voor de gemeente Barendrecht is hier ook een specifieke uitspraak over vanuit het College van de rechten van de mens.
Binnen de eerder genoemde cultuur van woonwagenbewoners neemt het leven in familieverband een zeer belangrijk plek in. Met de uitbreiding van 6 standplaatsen op de Ziedewijdsekade is er weer voldoende woon- en leefruimte voor de hier al wonende familieleden.
Bij de uitbreiding zijn nadrukkelijk een aantal speerpunten benoemd. Dit zijn: landschappelijke inpassing, goede en veilige infrastructuur en ontsluiting en een solide en rechtmatige financiële verantwoording. Vanuit deze kaders is in overleg met de gemeente Barendrecht door de bewoners van de woonwagenstandplaats een plan uitgewerkt. Vanuit deze basis staat de gemeente positief tegenover het initiatief.
Uitbreiding van het aantal woonwagenstandplaatsen is niet mogelijk binnen de nu geldende agrarische bestemming. Het voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om de uitbreiding planologisch mogelijk te maken.
Het plangebied ligt aan de noordkant van de woonwagenstandplaats Ziedewijdsekade nrs. 78-92 (kadastraal bekend 8397 sectie D, gemeente Barendrecht).
Het plangebied grenst aan noordkant, oostkant en noordwestkant aan agrarisch gebied en de bijbehorende agrarische bedrijven. Aan de westkant is een bestaande nutsvoorziening gesitueerd. Aan de noordwestzijde en aan de oostzijde staan bestaande woningen.
De Ziedewijdsekade takt aan de zuidkant aan op de Achterzeedijk.
De kern Barendrecht ligt ten noorden van het plangebied. De Oude Maas ligt ten zuiden van het plangebied.
Afbeelding begrenzing plangebied
Afbeelding ligging plangebied t.o.v. de Oude Maas en Barendrecht
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan ''Zuidrand'' vastgesteld op 17 februari 2015. Het plangebied is bestemd met 'Agrarisch' en 'Waarde - Archeologie 3'.
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor onder meer de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals akkerbouw, tuinbouw (volle grond en glas), fruitteelt en veehouderij en productiegebonden detailhandel. De functie wonen is niet toegestaan. Derhalve is het niet mogelijk om het planvoornemen te realiseren binnen het vigerende bestemmingsplan.
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport van een archeologisch onderzoek te overleggen. Het aspect archeologie in relatie tot het planvoornemen wordt toegelicht in Hoofdstuk 4.
Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt ook het parapluplan 'standplaatsen en evenementen' (vastgesteld 27 mei 2014). Dit plan bepaalt waar, welke evenementen mogen plaatsvinden en standplaatsen zijn toegestaan. Op grond van de APV dient voor elk evenement of standplaats nog wel vergunning te worden aangevraagd. Standplaatsen moeten hier gezien worden als plekken voor een markt of evenement en nadrukkelijk niet als standplaatsen in de zin van plekken voor woonwagens. Het parapluplan standplaatsen en evenementen zorgt voor vergroting van rechtszekerheid (voor omwonenden en ondernemers/organisatoren) door het aanwijzen van enkele locaties als standplaats en/of evenemententerrein. Dit plan ziet toe op het toestaan van standplaatsen (voor verkoop, geen (sta)caravanstandplaatsen) en het aanwijzen van evenemententerreinen. De regels uit dit plan zijn niet van toepassing omdat er geen standplaatsen voor verkoop mogelijk worden gemaakt. Daarom zijn de regels niet overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
In hoofdstuk 2 wordt de bestaande en toekomstige situatie beschreven. De relevante beleidsstukken worden in hoofdstuk 3 behandeld. Daarna worden in hoofdstuk 4 de omgevingsaspecten toegelicht. In hoofdstuk 5 wordt de juridische vertaling beschreven. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Aan de Ziedewijdsekade is een bestaande woonwagenstandplaats gesitueerd waarop 8 woonwagens staan. De standplaats wordt ontsloten vanaf de Ziedewijdsekade. Het plangebied grenst aan de zuidzijde aan de bestaande standplaats. In de huidige situatie is het plangebied in gebruik als weideland, er is geen bebouwing aanwezig. Aan de noord- en oostzijde liggen agrarische gronden.
Aan de noord- en oostzijde van het plangebied liggen bestaande watergangen.
Afbeelding luchtfoto bestaande situatie
Afbeelding aanzicht plangebied vanaf de 3e Barendrechtseweg
Afbeelding vogelview plangebied
De initiatiefnemers, bewoners van de woonwagenstandplaats (hierna standplaats), zijn voornemens de bestaande woonwagenstandplaats uit te breiden met 6 woonwagenstandplaatsen van elk circa 20m bij 10m. De uitbreiding wordt gerealiseerd aan de noordkant van de bestaande standplaats en direct hierop aansluitend.
De uitbreiding is nodig omdat de bestaande standplaats niet voldoende ruimte biedt om extra woonwagens te plaatsen voor familieleden.
In een advies aan het ministerie van BZK van het College voor de Rechten van de Mens (april 2018) inzake de mensenrechten van woonwagenbewoners, wordt aangegeven dat al naar gelang de behoefte, gemeenten en corporaties moeten zorgen voor voldoende standplaatsen die het leven in familieverband mogelijk maken. De gemeente staat positief tegenover het initiatief om de standplaats te vergroten zodat familieleden in een eigen wagen op de standplaats kunnen (blijven) wonen.
Naast de 6 standplaatsen worden in het plangebied ook een groenstrook (noord- en west randen), parkeren, toegangswegen, een speelterrein, een watergang en schuurtjes bij de standplaatsen aangelegd.
Afbeelding bouwplan planvoornemen
Verkeer en parkeren
Het plangebied wordt ontsloten via 2 toegangswegen vanaf de bestaande standplaats, welk ontsloten is vanaf de Ziedewijdsekade. In het plangebied wordt een centrale ruimte aangelegd. Hierop worden 4 standplaatsen gesitueerd. De andere 2 standplaatsen zijn hier tegenover gesitueerd.
In het plangebied worden in totaal 19 parkeerplaatsen aangelegd. In Hoofdstuk 4, paragraaf verkeer en parkeren, wordt toegelicht dat hiermee wordt voldaan aan de parkeernormen van de gemeente Barendrecht.
Groen en water
Het plangebied ligt een open agrarisch landschap. Ten behoeve van het landschappelijk inpassen van de nieuwe bebouwing wordt er aan de noord- en westkant een groenstrook aangelegd. Aan de oostzijde wordt een (groene) speelweide aangelegd.
De bestaande watergang aan de oostzijde van het plangebied wordt verbreed in westelijke richting. In totaal wordt er een (nieuw) wateroppervlak van 203m2 gerealiseerd.
Gezien de kleinschaligheid van het planvoornemen (uitbreiding van een bestaande woonwagenstandplaats met 6 plaatsen) wordt gesteld dat er geen rijksbelangen spelen, het rijksbeleid wordt daarom niet verder toegelicht. De landelijke juridische kaders voor woonwagenstandplaatsen zijn toegelicht in paragraaf 1.1.
De ladder voor duurzame verstedelijking, zoals vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening, wordt wel toegelicht.
Visie Ruimte en Mobiliteit (geconsolideerd per 29-06-2018)
Uit de kaart van de Visie Ruimte en Mobiliteit valt te maken dat het plangebied ligt in een gebied met beschermingscategorie 2, gebieden met een specifieke waarde, groene buffer en recreatiegebied. Het plangebied ligt niet in een ander door de provincie aangewezen gebied.
Recreatieterreinen liggen veelal op de overgang van de stedelijke dynamiek naar het luwe buiten. Een wezenlijk kenmerk van de recreatiegebieden is het openbaar parkkarakter.
De groene buffer is een niet verstedelijkt landschap van relatief beperkte omvang tussen of grenzend aan de steden. De bufferende werking hiervan is van grote waarde. De kwaliteit “niet-verstedelijkt gebied" of luwte blijft behouden of wordt waar mogelijk versterkt. Er vinden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen plaats in de bufferzone.
Verordening ruimte 2014 (geconsolideerd per 29-06-2018)
In de Verordening ruimte zijn de provinciale regels opgenomen, onder meer beschermingscategorie 2.
Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit
Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling (nieuwe bebouwing of nieuw gebruik van bebouwing of grond), onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
De aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit (een combinatie van) duurzame sanering van leegstaande bebouwing, kassen en/of boom- en sierteelt, wegnemen van verharding, toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen en andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert.
Lid 2
Een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 2 kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma Ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling of een zwaarwegend algemeen belang en voorts wordt voldaan aan de onder 2.2.1 lid 1 onder c gestelde voorwaarden.
Onderbouwing
Het planvoornemen kan worden aangemerkt als een nieuwe (kleinschalige) ruimtelijke ontwikkeling welk past binnen de bestaande gebiedsidentiteit maar een wijziging op structuurniveau betreft. Er worden enkele woonwagenstandplaatsen toegevoegd in het agrarisch gebied, aansluitend op de bestaande woonwagenstandplaats. Omdat het geen ontwikkeling betreft zoals genoemd onder artikel 2.2.1. lid 1 onder c wordt gesteld dat er sprake is van strijdigheid met de regels voor beschermingscategorie 2.
Het planvoornemen voorziet niet in de ontwikkeling van een recreatiegebied. Maar wel draagt de ontwikkeling bij het verbeteren van de kwaliteit ter plaatse door de realisatie van een groene rand aan de west- en noordkant van het plangebied en het vergroten van het wateroppervlak aan de oostzijde.
Hiermee wordt rekening gehouden met een richtpunt behorend bij het recreatiegebied (verbeteren kwaliteit).
Voor de groene buffer zijn de volgende richtpunten opgenomen
Het planvoornemen betreft een kleinschalige ontwikkeling welk bijdraagt aan de recreatieve belevingswaarde en de contrastkwaliteit met het stedelijk gebied. De locatie wordt landschappelijk 'ingepakt' door de aanleg van een groene strook en door de uitbreiding van een waterpartij aan de oostrand van het plangebied. Hierdoor wordt het nu nog aanwezige zicht op de bestaande woonwagenstandplaats weggenomen waardoor de realisatie van het planvoornemen bijdraagt aan de recreatieve belevingswaarde. Het plan draagt niet bij een recreatieve gebruikswaarde omdat een woonwagenstandplaats geen recreatieve functie heeft.
Door het toevoegen van beperkte nieuwbouw aansluitend op bestaande bebouwing, in samenhang met groen- en water elementen, wordt de ruimtelijke ontwikkeling van de uitbreiding zorgvuldig ingepast in de omgeving.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is met ingang van 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen (artikel 3.2). Deze ladder is in juli 2017 geactualiseerd. De kernbepaling van de nieuwe Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, is als volgt komen te luiden:
De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
In de Verordening ruimte is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 2.1.1 voor duurzame verstedelijking. In dit artikel is opgenomen dat als een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, deze moet voldoen aan de volgende eisen:
Onderbouwing
Bestaand stads- en dorpsgebied
Het plangebied ligt buiten het door de provincie aangewezen bestaand stads- en dorpsgebied.
Daarom is er eerst gekeken naar alternatieve locaties. Met het ontwikkelen van een tweede, in bestaand stads- en dorpsgebied gelegen woonwagencentrum voor zes standplaatsen, voldoet het plan niet aan het door het college voor de rechten van de mens (zie paragraaf 1.1 en 2.2) genoemde leven in familieverband als onderdeel van de woonwagencultuur. Locatieonderzoek voor een gehele verplaatsing naar bestaand stads en dorpsgebied leidde niet tot een geschikte locatie en niet tot een haalbaar plan. Uitbreiding van de woonwagenstandplaats op de bestaande locatie bleef daarmee als enige realistische optie over.
Stedelijke ontwikkeling
De ladder is van toepassing bij stedelijke ontwikkelingen. Op basis van jurisprudentie blijkt dat ontwikkeling van één of enkele woningen niet gezien wordt als een stedelijke ontwikkeling (Uitspraak Raad van State, ABRvS 18 december 2013, 201302867/1/R4). Het planvoornemen heeft betrekking op de realisatie van maximaal 6 woonwagenstandplaatsen. Er daarom geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en een onderbouwing van de ladder voor duurzame verstedelijking is niet nodig. Zoals bovenstaand toegelicht is het plangebied de enige realistische optie om de uitbreiding te realiseren.
Het rijks- en provinciaal beleid staat een realisatie van het planvoornemen niet in de weg.
In januari 2018 is de strategische visie ''Samen Bouwen aan Barendrecht Van Goed naar ...'' vastgesteld. De visie wordt als toetsingskader gebruikt voor te maken keuzes op verschillende beleidsterreinen. In deze visie is geen specifiek beleid opgenomen over de locatie.
Op 2 juli 2012 is de gemeentelijke structuurvisie van Barendrecht vastgesteld. In de visie is onder meer als opgave opgenomen om het kwalitatieve woningaanbod zo goed mogelijk te laten aansluiten op de marktvraag door het benutten van kennis ten aanzien van leefstijlen.
Het planvoornemen voorziet in een specifieke woningvraag (vergroting aanbod woonwagens op de locatie) van de bewoners van de woonwagenstandplaats. Door het mogelijk maken van de uitbreiding wordt voorzien in deze vraag en daarmee aangesloten op 1 van de opgaven uit de gemeentelijke structuurvisie.
In juni 2016 is de woonvisie Barendrecht 2016-2025 vastgesteld. In de woonvisie is het volgende opgenomen over de woonwagenstandplaats:
Aan de Achterzeedijk, tegen het Zuidelijk Randpark, is een woonwagenlocatie gesitueerd met in totaal 8 standplaatsen. Sinds de intrekking van de Woonwagenwet in 1999 is de gemeente niet meer verplicht om woonwagenbewoners anders te benaderen dan andere woningzoekenden. Het huidige gemeentelijke en regionale woonbeleid gaat daarom uit van een volkomen gelijk speelveld voor alle woningzoekenden in de regio. Op basis van het huidige bestemmingsplan is een uitbreiding van het aantal standplaatsen niet toegestaan.
In paragraaf 2.2 is toegelicht dat in een advies van het College voor de Rechten van de Mens het mensenrechtelijk kader (april 2018) wordt aangegeven dat al naar gelang de behoefte, gemeenten en corporaties moeten zorgen voor voldoende standplaatsen die het leven in familieverband mogelijk maken. Middels voorliggend bestemmingsplan wordt een uitbreiding van de huidige locatie mogelijk gemaakt waarmee wordt voorzien in de behoefte van de bewoners.
De gemeente Barendrecht heeft op 29 december 2017 de Verordening staangeld woonwagens 2018 vastgesteld waarin het beleid van de gemeente aangaande heffing en invordering van staangeld is opgenomen. In deze Verordening is geen beleid opgenomen dat relevant is voor het planvoornemen.
Het gemeentelijk beleid staat een realisatie van het planvoornemen niet in de weg.
In opdracht van AGEL adviseurs heeft bureau Ekoza in juli 2018 een quickscan flora en fauna uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. Het rapport is als Bijlage 1 bijgevoegd.
Onderzoek
De quickscan betreft een beoordeling van de huidige en potentiële aanwezigheid van beschermde soorten planten en dieren op de onderzoekslocatie en de te verwachten effecten van de voorgenomen ingreep op beschermde soorten en gebieden. De quickscan heeft plaats gevonden op grond van bronnenonderzoek en een terreinbezoek. Tijdens het terreinbezoek is een inschatting gemaakt welke soorten voor kunnen komen en welke soorten op voorhand uit te sluiten zijn.
Conclusie
Natura 2000
Het plangebied ligt op 560 meter afstand van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Oude Maas.
Aangezien het slechts gaat om het plaatsen van woonwagens, zijn de werkzaamheden te beperkt van aard en worden op grote afstand uitgevoerd van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied. Het Natura 2000-gebied ligt buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden. Er zijn geen negatieve effecten op beschermde gebieden te verwachten. Ter onderbouwing van deze conclusie is voor het planvoornemen de stikstofdepositie bepaald, zie hiervoor subparagraaf 4.1.2.
Afbeelding ligging van het plangebied ten opzichte van het Natura 2000-gebied Oude Maas
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied bevindt zich op ca. 600 meter van het Natuurnetwerk Nederland. Op de locatie worden meerdere woonwagens gerealiseerd. De provincie heeft geen doelstellingen voor gebieden die buiten het Natuurnetwerk Nederland liggen. Deze werkzaamheden tasten de kernkwaliteiten niet aan en passen binnen het beleid van het Natuurnetwerk Nederland, provincie Zuid Holland. Het afwegingskader EHS hoeft niet te worden doorlopen.
Afbeelding ligging van het plangebied ten opzichte van het Natuurnetwerk Nederland
Soortbescherming
Grondgebonden zoogdieren
De voorgenomen werkzaamheden zullen geen negatief effect opleveren voor grondgebonden zoogdieren. Er dient wel rekening gehouden te worden met de zorgplicht voor soorten waarvoor een vrijstelling geldt, zoals algemene muizensoorten, konijn en haas. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.
Vleermuizen
Op de locatie zijn geen gebouwen of bomen aanwezig, waardoor verblijfplaatsen van vleermuizen kunnen worden uitgesloten. Essentieel foerageergebied is niet aanwezig binnen het plangebied. Een negatief effect op een essentiële vliegroute van vleermuizen is uitgesloten. Een ontheffing in het kader Wet natuurbescherming is niet nodig.
Vogels
Bebouwing of hoge bomen zijn binnen het plangebied niet aanwezig, waardoor jaarrond beschermde nesten van vogels niet aanwezig kunnen zijn. Aangezien er geen werkzaamheden aan de bomen en struiken gaan plaatsvinden, wordt een negatief effect op deze soorten niet verwacht. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.
Reptielen, amfibieën en vissen
Geschikt habitat om te rusten, zich voort te planten of te overwinteren is voor beschermde reptielen, amfibieën en vissen in het plangebied niet aanwezig. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.
Flora
In het plangebied zijn geen beschermde planten waargenomen of te verwachten. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.
Ongewervelden
In het plangebied worden geen beschermde ongewervelden verwacht. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.
Houtopstanden
Er zijn geen bomen aanwezig binnen het plangebied. Houtopstanden zijn daarom niet van toepassing.
Conclusie, het aspect flora en fauna staat een vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
AGEL adviseurs heeft voor het planvoornemen de stikstofdepositie bepaald, zie voor de memo (oktober 2018) Bijlage 2.
Onderzoek
Voor de beoordeling of de ontwikkelingsmogelijkheden van een bestemmingsplan significant bijdragen aan de toename van de stikstofdepositie, kan wel worden aangesloten bij de onderbouwing van de drempelwaarde van de PAS-regelgeving. In deze regelgeving wordt gemotiveerd dat een depositie tot 0,05 mol/ha/jaar als niet significant kan worden beschouwd. De stikstofemissie van de ontwikkeling wordt bepaald door de verkeersaantrekkende werking van gemotoriseerd verkeer enerzijds en gasemissie van kooktoestellen en CV van de nieuwe woonwagens anderzijds.
Op ongeveer 600 meter ten zuiden van de locatie is het Natura 2000-gebied ‘Oude Maas’ aanwezig.
Conclusie
De berekeningsresultaten van de maximale toename van de stikstofdepositie ten gevolge van de uitbreiding van de bestaande woonwagenstandplaats met 6 woonwagens op de locatie Achterzeedijk/Ziedewijdsekade is als volgt: er zijn geen natuurgebieden met rekenresultaten die hoger dan de drempelwaarde zijn.
Voor de beoordeling van dit resultaat kan worden aangesloten bij de onderbouwing van de drempelwaarde van de PAS-regelgeving. Hierin wordt gemotiveerd dat een depositie tot 0,05 mol/ha/jaar als niet significant kan worden beschouwd. De berekende depositietoename kan dan ook als niet significant worden beschouwd. Dit houdt in dat het plan is uitgezonderd van de melding of vergunningplicht Wnb.
Gelet op het voorgaande zijn er vanuit het aspect stikstofdepositie geen belemmeringen te verwachten.
Door AGEL adviseurs is in juni 2018 het aspect externe veiligheid beoordeeld. Het rapport is als Bijlage 3 bijgesloten.
Onderzoek
Uit de risicokaart blijkt dat in de omgeving van de voorgenomen uitbreiding van de woonwagenstandplaats verschillende risicobronnen aanwezig zijn.
In de omgeving van de woonwagenstandplaats aan de Achterzeedijk/Ziedewijdsekade in Barendrecht zijn verschillende transportroutes gevaarlijke stoffen aanwezig, zie onderstaande afbeelding. Het gaat om de volgende transportroutes:
Afbeelding ligging transportroutes t.o.v. plangebied
Het plangebied ligt niet binnen het verantwoordingsgebied van 200 meter van de aanwezige transportroutes. Daardoor is het inzichtelijk maken van de hoogte en toename van het GR niet aan de orde. Het invloedsgebied van verschillende stofcategorieën vanwege het transport over de Oude Maas en de spoorlijn Barendrecht-Dordrecht liggen wel over de locatie. Dit is niet het geval voor de Rijksweg A29. Volgens artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transport is wel een verantwoording benodigd dat ingaat op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid, zie hiervoor ook Bijlage 3.
V0or de locatie is voor de Oude Maas zowel het brandbare als het toxische scenario relevant. Gelet op de grote afstand tussen de locatie en de spoorlijn Barendrecht-Dordrecht is alleen het toxisch scenario maatgevend. De nieuwe woonwagens zijn geen functies die specifiek bedoeld zijn voor minder zelfredzame personen, zoals kinderen of ouderen. Dit betekent dat personen zich, bij een eventuele dreigende situatie, over het algemeen op eigen kracht goed in veiligheid kunnen brengen. De aanwezige personen zijn zelfredzaam en kunnen eenvoudig ontvluchten. Het verdient aanbeveling om (nood)uitgangen van de risicobronnen af te realiseren (noordzijde). Deze ligt aan de noordoostzijde waar er vanuit het speelveld via een eenvoudig hek naar de noordelijk gelegen weide gevlucht kan worden.
Conclusie
In de omgeving van het plangebied zijn verschillende transportroutes gevaarlijke stoffen aanwezig, te weten de Oude Maas en de spoorlijn Barendrecht-Dordrecht. Maar het plangebied bevindt zich niet binnen het verantwoordingsgebied van 200 meter van deze routes, maar wel in het invloedsgebied van verschillende stofgroepen.
Omdat de locatie niet binnen een verantwoordingsgebied ligt is het uitvoeren van een berekening naar de hoogte en toename van het GR niet aan de orde. Evenwel is ingegaan op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid bij een eventueel incident met gevaarlijke stoffen op de beide transportroutes, zie hiervoor Bijlage 3.
Geadviseerd wordt om vroegtijdig de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond in de bestemmingsplanprocedure te betrekken en om advies te vragen. Het bestemmingsplan wordt in het kader van vooroverleg toegestuurd aan de veiligheidsregio.
Door AGEL adviseurs is in mei 2017 het akoestisch klimaat ter plaatse van het plangebied onderzocht. De memo is als Bijlage 4 bijgesloten. De locatie ligt binnen de gezoneerde wegen Achterzeedijk, Ziedewijdsekade en de 3e Barendrechtseweg.
In de omgeving van het plangebied zijn de volgende milieubelastende activiteiten aanwezig:
Conclusie
Op basis van de uitgevoerde verkenning kan gesteld worden dat voldaan wordt aan de geluidnormen van het Besluit geluidhinder en dat geen hogere waarde vastgesteld hoeft te worden. Uit de rekenresultaten wegverkeerslawaai van de cumulatieve geluidbelasting blijkt dat na aftrek van 5 dB het plangebied ligt buiten de 48 dB contour. Zonder aftrek ligt het plangebied binnen de geluidscontouren 48 tot 53 dB. Deze geluidsbelasting kan op basis van de milieukwaliteitsmaat Lden gekwalificeerd worden als redelijk.
Daarnaast kan op basis van een beoordeling van de richtafstanden voor geluid en gelet op de omgevingskenmerken en het feitelijk gebruik van de milieubelastende activiteiten gesteld worden dat een aanvaardbaar akoestisch klimaat kan worden gegarandeerd ter plaatse van het plangebied en er zijn geen onnodige beperkingen aan de gebruiksmogelijkheden van de nabij gelegen milieubelastende activiteiten.
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken. De richtafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarbinnen de milieugevoelige bestemming is gelegen. De VNG publicatie gaat uit van het omgevingstype rustige woonwijk/rustig buitengebied of van een gemengd gebied.
Beoordeling
In de omgeving van het plangebied zijn meerdere bedrijven / inrichtingen gesitueerd met een bepaalde milieucategorie. Voor de beoordeling of er wordt voldaan aan de richtafstand, is er uitgegaan van het omgevingstype ''rustige woonwijk". De toewijzing van deze categorisering is gebaseerd op de typering ''rustige woonwijk" die genoemd staat als geldend voor het huidige bestemmingsplan. In de directe omgeving van het plangebied komt naast de functie wonen ook nog een agrarische functie, bedrijfsfunctie en een maatschappelijke functie voor.
Voor de bepaling van de werkelijke afstand is gemeten van de woonbestemming van de nieuwe standplaatsen tot aan de bestemmingsvlakken van de betreffende functies en/of bedrijven. Ten westen van het plangebied ligt een locatie welk bestemd is met 'Natuur'. Ten zuiden en ten oosten van het plangebied zijn gronden gesitueerd met een recreatieve functie. Omdat op deze gronden geen milieubelastende activiteiten zijn toegestaan zijn deze dan ook buiten de beoordeling gelaten.
Bedrijf/activiteiten | Omschrijving | Adres | SBI-2008 | Milieu cat. | Minimale gewenste afstand | Huidige afstand tot bestemmingsvlak |
Bedrijf | bedrijfsactiviteiten van categorie 1 en 2 en opslag | 3e Barendrechtseweg 563 / 565 | n.v.t | Max. 2 | 30m | 35m |
Agrarische gronden | volwaardig agrarisch bedrijf zoals akkerbouw, tuinbouw (volle grond en glas), fruitteelt en veehouderij; | Ziedewijdsekade 72 | 011, 012, 013, 016 | 2 | 30m | 21m |
Agrarische gronden | volwaardig agrarisch bedrijf zoals akkerbouw, tuinbouw (volle grond en glas), fruitteelt en veehouderij; | Perceel nr. 3369 noordkant plangebied | 011, 012, 013, 016 | 2 | 30m | 5m |
Agrarische gronden | volwaardig agrarisch bedrijf zoals akkerbouw, tuinbouw (volle grond en glas), fruitteelt en veehouderij; | Loodsen op het perceel 3e Barendrechtseweg 559 | 011, 012, 013, 016 | 2 | 30 meter | 24 m |
Agrarische gronden | volwaardig agrarisch bedrijf zoals akkerbouw, tuinbouw (volle grond en glas), fruitteelt en veehouderij; | Perceel nr. 3369 westkant plangebied | 011, 012, 013, 016 | 2 | 30m | 1,5m |
Begraafplaats | begraafplaatsen | 3e Barendrechtseweg 462 | 96031 | 1 | 10m | 86m |
Tabel activiteiten / bedrijven in directe omgeving van het plangebied
Wonen ten opzichte van de omliggende agrarische bedrijven
Als het geheel nader wordt bekeken dan is de bestaande woonwagenstandplaatsen bestemd zijn met 'Wonen'. Dit betekent dat op basis van het Activiteitenbesluit het op dit moment naastgelegen agrarische bedrijf nu al aan de voorzijde niet kan uitbreiden omdat het belemmerd wordt door de huidige woonbestemming van de woonwagens. Daarnaast staat er in paragraaf 4.3 Akoestiek is daarnaast toegelicht dat er een aanvaardbaar akoestisch klimaat kan worden gegarandeerd ter plaatse het plangebied en er geen onnodige beperkingen aan de gebruiksmogelijkheden van de nabij gelegen milieubelastende activiteiten zijn.
Het voorgaande geeft aanleiding om de inrichting en het functioneren van het nieuwe plangebied en de omgeving nader te bezien. Zo kan bekeken worden of er alsnog sprake is van een aanvaardbare situatie.
Om een goed woon- en leefklimaat te garanderen moeten de nieuwe woonactiviteiten op voldoende afstand van het bestaande agrarische bedrijf komen te liggen. De richtafstand van 30 meter geldt hierbij als uitgangspunt.
De geluid belastende activiteiten van de ten oosten gelegen inrichtingen (agrarisch bedrijf/ kassen) vinden plaats voorin het bedrijf. Ter hoogte van de uitbreiding van het woonwagencentrum, vinden de teeltactiviteiten plaats. De teeltactiviteiten geven minder geluidsbelasting dan de bedrijfsactiviteiten.
Door de bedrijfsindeling is het aannemelijk dat de inrichtingsplanologische ruimte niet beperkt wordt en er tegelijkertijd sprake is ervan een akoestisch aanvaardbaar leefmilieu. De kleine mate van overschrijding van de richtafstand is daarmee aanvaardbaar en geeft geen hinder voor zowel de woonwagens als het bedrijf. Daarnaast geldt dat het agrarische bedrijf in de bestaande situatie al wordt beperkt door de aanwezige woonwagens. Daarmee geeft een uitbreiding van het woonwagencentrum geen verdere beperkingen voor het agrarische bedrijf.
In tweede loodsen op het perceel 3e Barendrechtseweg 559 worden agrarische hulpmiddelen opgeslagen die als gevaarlijke inrichting aangemerkt kunnen worden. Ter plaatse van dit perceel wordt niet voldaan aan de richtafstand. Om te zorgen dat de bedrijfsactiviteiten niet worden belemmerd en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woonwagens is de indeling van het plangebied gewijzigd. De woonwagens zijn op 30 meter afstand van de loodsen gesitueerd. De sloot aan de noordkant wordt verbreed en tussen de agrarische gronden en de woonwagens komt een groenstrook. Eveneens is de afstand tussen de agrarische gronden aan de oostzijde en de woonwagens vergroot naar 30 meter. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand.
Afbeelding 30 meter contour tussen loodsen 3e Barendrechtseweg 559 en agrarische gronden oostkant en het plangebied
Wonen ten opzichte van de nabijgelegen bedrijfsbestemming
Ten zuidwesten van het plangebied ligt een perceel met een bedrijfsbestemming. Hier is alleen een gemaal aanwezig. De richtafstand van 30 meter tot aan de woonbestemming wordt niet gehaald. Echter omdat het voorste deel van de woonbestemming van het plangebied waar de 30 meter zone overheen valt alleen bestaat uit een inrit naar de achterliggende woonwagens, is de overschrijding geen belemmering voor het woon- en leefklimaat dan wel de bedrijfsvoering. Het plaatsen van een extra woonwagen op deze inrit maakt niet alleen de ontsluiting van de andere woonwagens onmogelijk, dit is ook uitgesloten omdat het aantal woonwagens in het bestemmingsplan is gemaximeerd op zes. Dit aantal van zes wordt met het huidige plan al bereikt.
Conclusie
Ter plaatse van de gronden met een agrarische bestemming aan de noordkant en westkant van het plangebied wordt nagenoeg voldaan aan de richtafstand. Andere bedrijven en/of inrichtingen met een bepaalde milieucategorie liggen op voldoende afstand.
Voor de agrarische en bedrijfsbestemming vindt er wel overschrijding van de richtafstand van 30 meter plaats maar het plan laat zien dat deze beide bestemmingen niet belemmerd worden in hun bedrijfsvoering. Eenzelfde conclusie geldt voor de naastgelegen bedrijfsbestemming. Daarnaast is de afstand tussen de agrarische gronden aan de oostkant en het bedrijf aan de 3e Barendrechtseweg 559 vergroot naar 30 meter doordat de woonwagens anders zijn gesitueerd in het plangebied.
Het plan van de uitbreiding met 6 standplaatsen voldoet daarmee aan de eisen die gelden vanuit het onderdeel bedrijven milieuzonering.
Ter plaatse van het plangebied geldt een archeologische dubbelbestemming. Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) heeft inzake het wel of niet uitvoeren van archeologisch onderzoek advies uitgebracht, zie hiervoor Bijlage 5.
Het plangebied maakt deel uit van een archeologisch kansrijk gebied. Op de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Barendrecht (AWK 2009) wordt aan de locatie een hoge archeologische verwachting toegekend.
Het plangebied ligt in een zone waar resten van een laatmiddeleeuwse dijk (met bewoningssporen) van vóór de 14e-eeuwse overstromingen in het gebied in de ondergrond wordt verwacht. Conform het bestemmingsplan Zuidrand geldt voor de locatie een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor bouw- en graafwerkzaamheden (inclusief heien) die dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld en die tevens een oppervlakte beslaan van meer dan 100 vierkante meter.
De werkzaamheden bestaan uit de aanleg van woonwagenstandplaatsen op maaiveld en het verbreden van een watergang. De enige grondroerende werkzaamheden betreffen het aanleggen van nutsvoorzieningen en het graven van de watergang. Deze overschrijden de marges van toegestane verstoringsdiepte van het bestemmingsplan. De diepte van de ontgraving onder maaiveld zal circa 1 meter bedragen.
Ter plekke worden de resten van de oude dijk rond de Riederwaard verwacht. De Riederwaard was een rondom bedijkt gebied dat ten onder ging tijdens grootschalige overstromingen in de 14e eeuw. De bewoning die aan deze dijk was gesitueerd verdronk volledig tijdens deze fatale overstromingen.
In de omgeving van het plangebied zijn resten van de dijk en van de bewoning op en aan deze dijk onderzocht. Uit het onderzoek valt af te leiden, dat het overstromingsdek hier dikker dan 1 meter is. Dit houdt in dat eventuele sporen van de oude dijk en van bewoning aan deze dijk niet binnen de ontgraving ten behoeve van de nutsvoorzieningen het water worden verwacht. In verband hiermee acht het BOOR een onderzoek op de planlocatie niet noodzakelijk. Derhalve is dit onderzoek ook niet uitgevoerd.
Indien ten behoeve van de aanleg van een watergang graafwerkzaamheden dieper 0,8 meter plaats vinden en een oppervlakte van meer dan 100m2 dan is een archeologisch onderzoek alsnog nodig. Dit levert geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan. Mogelijk aanwezige archeologische waarden zijn beschermd door dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie - 3''.
Om de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem te bepalen is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door AGEL adviseurs. Het rapport is als Bijlage 6 bijgevoegd.
Vooronderzoek en hypothese(n)
In de directe omgeving hebben in het verleden activiteiten plaatsgevonden die van invloed kunnen zijn op de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. De onderzoekslocatie is daarom aangemerkt als een verdachte locatie.
Conclusie
Op basis van de resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek wordt geconcludeerd:
Het aspect bodem levert geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan.
Het onderzoek naar luchtkwaliteit wordt uitgevoerd op grond van hoofdstuk 5, titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' van de Wet milieubeheer (Wm). De titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' is beter bekend als de Wet luchtkwaliteit. Een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren. Daarnaast zijn daarin alle ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren.
Voor wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2), fijnstof (PM10) en zeer fijnstof (PM2,5) de belangrijkste stoffen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde norm voor NO2 en PM10 jaargemiddelde grenswaarde is voor beide stoffen 40 ug/m3. Voor PM2,5 de bedraagt de jaargemiddelde grenswaarde 25 ug/m3. Daarnaast mag de PM10 24 uurgemiddelde grenswaarde van 50 ug/m3 maximaal 35 keer per jaar worden overschreden.
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdrage (luchtkwaliteitseisen)' (Regeling NIBM) zijn voor verschillende functiecategorieën cijfermatige kwantificaties opgenomen, waarbij een ontwikkeling als een NIBM-project kan worden beschouwd. Deze categorieën betreffen landbouwinrichtingen, spoorwegemplacementen, kantoorlocaties, woningbouwlocaties en een combinatielocatie van woningbouw en kantoren.
Onderzoek
In de Regeling NIBM is aangegeven dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In het plangebied worden maximaal 6 woonwagenstandplaatsen planologisch mogelijk gemaakt. Daardoor is deze ontwikkeling aan te merken als een project dat NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, waardoor toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit niet nodig is.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in de omgeving van het plangebied inzichtelijk gemaakt op basis van de gegevens in de NSL-monitoringstool. Deze concentraties zijn afkomstig uit de NSL-monitoringstool. In deze tool zijn langs de Ziedewijdsekade geen toetspunten opgenomen. Langs de Achterzeedijk is dit wel het geval, waarop de Ziedewijdsekade aansluit. Ook langs de 3e Barendrechtseweg zijn rekenpunten opgenomen.
Hieruit volgt dat in de omgeving van het plangebied de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 respectievelijk maximaal 23,1 ug/m3 , 18 ug/m3 en 10,9 ug/m3 bedraagt. De jaargemiddelde grenswaarden voor NO2, PM10 (beide 40 ug/m3) en PM2,5 (25 ug/m3) worden niet overschreden. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 6,3, waardoor het maximum van 35 dagen eveneens niet wordt overschreden.
De algemene trend is dat in de toekomst de emissies en de achtergrondconcentraties van deze stoffen zullen dalen. Overschrijdingen van de grenswaarden zijn dan ook niet te verwachten.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling is aan te merken als een project dat NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Toetsing aan de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit is zodoende niet benodigd. Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen oplevert voor de voorgenomen ontwikkelingen in dit bestemmingsplan (artikel 5.16, lid 1 aanhef en onder c Wm).
Daarnaast is in het kader van een goede ruimtelijke ordening ter plaatse van het plangebied de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 bepaald. Deze waarden zijn veel lager dan de gestelde grenswaarden uit bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit.
Vanwege de algemene trend dat de emissies en achtergrondconcentraties zullen dalen worden er ook in de toekomst geen overschrijdingen verwacht.
Voor het planvoornemen is de verkeersgeneratie bepaald op basis van de kencijfers van de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie.
De parkeerbehoefte is op grond van de Nota Parkeernormen Gemeente Barendrecht bepaald.
Verkeer
Voor de bepaling van de verkeersgeneratie is uitgegaan van de kencijfers voor het woningtype koop vrijstaand.
Voor dit woningtype in het buitengebied van Barendrecht (stedelijkheidsgraad sterk stedelijk) geldt een minimale verkeersgeneratie van 7,8 verkeersbewegingen en een maximale verkeersgeneratie van 8,6 verkeersbewegingen. Voor de berekening van de verkeersgeneratie wordt uitgegaan van een worstcase benadering. Dit betekent de verkeersgeneratie ten gevolge van de realisatie van het planvoornemen maximaal 8,6*6= 51,6 verkeersbewegingen bedraagt.
Het plangebied is ontsloten via de bestaande woonwagenstandplaats welke aan de zuidkant aantakt op de Ziedewijdsekade. De Ziedewijdsekade wordt ontsloten vanaf de Achterzeedijk. Gezien het gebruik van de Achterzeedijk als hoofdontsluitingsroute in het buitengebied en de 3e Barendrechtseweg als route naar de kern Barendrecht wordt gesteld dat de toename van 51,6 verkeersbewegingen niet leidt tot een toename van de verkeersdruk op de Achterzeedijk .
Parkeren
Op grond van de Nota Parkeernormen geldt voor een vrijstaande koopwoning (1 woonwagen) een norm van 2,6 parkeerplaatsen per woning in het buitengebied. Dit betekent dat er minimaal 15,6 parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden.
In het plangebied worden 19 parkeerplekken gerealiseerd waarmee ruim wordt voldaan aan de parkeernorm.
Conclusie
Het aspect verkeer- en parkeren levert geen belemmeringen op.
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater.
Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m2 of meer in stedelijk gebied of 1.500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:
Beoordeling
Waterkwantiteit
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Het hemelwater zal direct ter plaatsen in de ondergrond infiltreren.
Ter plaatse van de nieuwe standplaatsen wordt riolering aangelegd welk wordt aangesloten op het bestaande stelsel van de woonwagenstandplaats.
Waterbeheer
In de Keur is geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen.
Langs de oostzijde van het plangebied ligt een bestaande (overige) watergang welk in onderhoud is door de aanliggende eigenaren. De watergang takt aan de zuidkant aan op een watergang welke functioneert als regionale waterkering. Het plangebied ligt niet binnen de beschermingszone van een waterkering.
De bestaande watergang aan de oostkant van het plangebied heeft een beschermingszone van 1 meter. In de nieuwe situatie wordt deze watergang uitgebreid in westelijke richting. De nieuwe bebouwing ligt buiten de beschermingszone van de (uitgebreide) watergang.
Voor het graven van de uitbreiding van de watergang is op grond van de Keur een watervergunning nodig. Dit maakt geen deel uit van voorliggend bestemmingsplan.
De watergang ten noorden van het plangebied heeft ook een beschermingszone van 1 meter, het plangebied ligt buiten deze zone.
Afbeelding uitsnede Legger Wateren en kunstwerken (bron: Waterschap Hollandse Delta)
Toename verhard oppervlak
Door de realisatie van de 6 woonwagenstandplaatsen neemt de verharding toe. Naast de standplaatsen zelf wordt er nog verharding aangelegd in de vorm van rijbanen en erfverharding.
In de onderstaande tabel zijn de oppervlaktes van de verharding en de nieuwe watergang weergegeven. Ook is in de tabel aangegeven of het aantal m2 toe- of afneemt door de ontwikkeling van het planvoornemen. In Bijlage 7 zijn de kaarten waarin de bestaande en nieuwe verharding is gevisualiseerd opgenomen.
De toename van het verhard oppervlak bedraagt meer dan 1500m2, derhalve is watercompensatie benodigd. In totaal moet 199m2 verhard oppervlak gecompenseerd worden (10% van 1989). Aan de oostkant van het plangebied wordt de bestaande watergang uitgebreid (+203m2), totaal watervlak nieuwe situatie bedraagt 250m2. Door deze uitbreiding wordt de toename verhard oppervlak voldoende gecompenseerd.
Soort | Aantal m2 bestaand | Aantal m2 nieuw | Toe-/ afname aantal m2 | Compensatie 10% | ||
Groen | 3625 | 1432 | -2192 | |||
Verharding | 0 | 1989 | 1989 | 199 | ||
Water | 24 | 277 | 203 | 203 | ||
Saldo | 3649 | 3649 | +4 |
Tabel berekening toename verhard oppervlak en compensatie
Conclusie
Ten gevolge van het planvoornemen neemt de verharding toe in het plangebied, welk wordt gecompenseerd door de verbreding van een bestaande watergang.
Het plangebied ligt buiten de beschermingszones van watergangen dan wel van regionale waterkeringen.
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem
Per 7 juli 2017 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. Hierin is een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Een m.e.r.-procedure is noodzakelijk als een besluit wordt genomen over een activiteit waarbij belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. De vraag of door voorgenomen activiteiten belangrijke nadelige milieugevolgen veroorzaakt kunnen worden staat dan ook centraal bij het beoordelen of een m.e.r. moet worden uitgevoerd. De Europese Unie heeft in de richtlijn m.e.r. aangegeven bij welke activiteiten er zeer waarschijnlijk sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen. In de gewijzigde Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet:
Beoordeling
Het plan betreft de realisatie van maximaal 6 woonwagenstandplaatsen.
In het geval van nieuwe woningen moet worden aangetoond of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.. In het Besluit m.e.r. is niet gedefinieerd wat onder een stedelijk ontwikkelingsproject wordt verstaan. In het kader van de toepassing van artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (de kruimelgevallen) heeft zich jurisprudentie gevormd over het begrip stedelijk ontwikkelingsproject. Artikel 4 van bijlage II van het Bor is niet van toepassing op projecten waar het Besluit m.e.r. op van toepassing is. Uit de jurisprudentie blijkt dat het afhangt van de concrete omstandigheden of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit-m.e.r., waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen. Het antwoord op de vraag of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan, is niet doorslaggevend voor het zijn van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit-m.e.r..
De drempelwaarde uit onderdeel D voor woningen ligt op 2.000 woningen of meer. Het bestemmingsplan maakt de realisatie van maximaal 6 woonwagenstandplaatsen planologisch mogelijk. Er is daarom geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r..
Conclusie
Een vormvrije m.e.r. beoordeling is niet van toepassing.
In dit bestemmingsplan wordt gestreefd naar de juridische vastlegging van de uitbreiding van de woonwagenstandplaats. Voor dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en presentatie van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan betreft een ontwikkelingsgericht plan waarbij de realisatie van (de uitbreiding van) de woonwagenstandplaats planologisch mogelijk wordt gemaakt.
In dit hoofdstuk wordt een aantal begrippen verklaard dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel 'Wijze van meten' opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen.
In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
Bestemming 'Groen'
De bestemming 'Groen' is opgenomen om de landschappelijke inpassing mogelijk te maken en in stand te houden.
Binnen deze bestemming is geen bebouwing toegestaan.
De aanduiding 'water' is opgenomen om de aanleg en het in stand houden van oppervlaktewater mogelijk te maken en zo hiermee te voldoen aan de verplichte watercompensatie. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn ook bestemd voor water en de daarbij behorende voorzieningen, zoals duikers, bermen, oevers, groen enzovoorts.
Met de aanduiding 'speelvoorziening' wordt de locatie van een speelvoorziening voor gebruik van (de kinderen van) de bewoners van de woonwagenstandplaats vastgelegd.
Bestemming 'Wonen - Woonwagenstandplaats'
De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen in woonwagens. Naast wonen is ook beroep aan huis toegestaan. Daarnaast kan het college onder voorwaarden bedrijf aan huis en handel via internet (niet zijnde detailhandelsfunctie) toestaan.
Binnen deze bestemming zijn de volgende bouwwerken toegestaan: woonwagens, bijgebouwen en andere bouwwerken.
Met betrekking tot het gebruik van de woonwagens zijn specifieke regels gesteld voor beroep aan huis en parkeren. Slechts onder bepaalde voorwaarden is een beroep aan huis toegestaan. Voordat de woonwagens in gebruik kunnen worden genomen, dient het aantal parkeerplaatsen in overeenstemming te zijn met de gemeentelijke parkeernota.
Naast de bovengenoemde bestemmingen is één dubbelbestemming opgenomen in het plan. Het gaat om de volgende bestemming:
Bestemming 'Waarde - Archeologie - 3'
Deze dubbelbestemming is opgenomen om de eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen in het plangebied.
In dit hoofdstuk worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.
In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.
In dit artikel zijn algemene regels voor een overschrijding van bouwgrenzen en de aangelegen bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwdelen van gebouwen vastgelegd,
In deze regel is een algemeen verbod opgenomen voor gebruik in strijd met de bestemmingen.
Algemene afwijkingsregels
Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen. In het artikel is een aantal algemene afwijkingen opgenomen, dat middels een omgevingsvergunning kan worden verleend. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan bij een omgevingsvergunning mogelijk te maken. Het gaat bijvoorbeeld om een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte.
In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het betreft een regeling die het mogelijk maakt om geringe wijzigingen in de bestemmingsgrenzen door te voeren. In de regeling zijn de kaders waarbinnen de bevoegdheid kan worden uitgevoerd aangegeven.
In Overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.
In Slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.
In het voortraject heeft overleg plaats gevonden met omwonenden aangaande het planvoornemen, deze hadden geen bezwaar tegen de plannen. Het voorontwerpbestemmingsplan wordt niet ter inzage gelegd, maar wordt wel naar de betrokken overlegpartners toegezonden.
Het ontwerpbestemmingsplan is op 18 december 2018 zes weken ter inzage gelegd, gedurende deze periode was het voor iedereen mogelijk om een zienswijze in te dienen. Er zijn twee zienswijzen ingediend. Één zienswijze heeft geleid tot een aanpassing in het bestemmingsplan; de situering van de woonwagens is gewijzigd om de afstand tot een agrarisch bedrijf aan de de 3e Barendrechtseweg 559 en de agrarische gronden aan de oostkant van het plangebied te vergroten naar 30 meter waarmee wordt voldaan aan de richtafstand. Om te borgen dat de woonwagens niet dichter bij de bedrijven geplaatst kunnen worden zijn bouwvlakken ingetekend op 30 meter afstand van de bedrijven. De woonwagens moeten binnen deze bouwvlakken geplaatst worden waarmee de afstand van 30 meter ook juridisch is geborgd.
Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening is de gemeente verplicht om bij onder meer bij de ruimtelijke ontwikkeling van één of meer woningen kosten te verhalen op particuliere grondexploitanten. Dit kostenverhaal is verzekerd door een middel van een anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer.