direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Woongebied Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0489.BPWGO2010-VI01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals akkerbouw, tuinbouw (volle grond en glas), fruitteelt en veehouderij;
  • b. productiegebonden detailhandel;
  • c. extensieve recreatieve voorzieningen;
  • d. bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen;
  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. beroep aan huis.
3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak, met uitzondering van kassen;
  • b. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 respectievelijk 10 meter;
  • b. het gezamenlijk oppervlak aan bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 750 m².

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bij een agrarisch bedrijf mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bouwvlak mag voor 100 % worden bebouwd;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag, inclusief aan de bedrijfswoning gebouwde bijbehorende bouwwerken, ten hoogste 650 m3 bedragen;
  • d. de maximale goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • e. de dakhelling bedraagt maximaal 60 graden dan wel de ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan bestaande grotere dakhelling, met dien verstande dat bestaande dakhellingen niet mogen worden gewijzigd;
  • f. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 meter bedraagt;
    • 2. de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot het snijpunt gevel-dakvlak ten minste 0,5 en ten hoogste 1 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 meter bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de voor- of naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
  • g. uitbreiding van bestaande hoofdgebouwen mag uitsluitend plaatsvinden in de vorm van bijbehorende bouwwerken;
  • h. overschrijding van de bestemmingsvlakken is uitsluitend toegestaan voor dakoverstekken en luifels tot een maximum van 1 meter;
  • i. dakoverstekken van dakkapellen en dakopbouwen mogen maximaal 0,2 meter bedragen.

3.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend achter de (verlengde) voorgevel worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand tot het hart van de openbare weg ten minste 6 m dient te bepalen;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 meter indien deze grenst aan het openbaar toegankelijk gebied, tenzij anders is aangegeven;
  • d. de breedte van aan de bedrijfswoning gebouwde bijbehorende bouwwerken mag, voor zover buiten het bouwvlak gelegen, ten hoogste 3 meter bedragen;
  • e. de diepte van aan de bedrijfswoning gebouwde bijbehorende bouwwerken mag, voor zover buiten het bouwvlak gelegen, ten hoogste 3 meter bedragen;
  • f. de goothoogte van niet aan de bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 4 meter;
  • g. de nokhoogte van niet aan de bedrijfswoning gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 meter;
  • h. het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 50% van het bebouwbaar erf, waarvan buiten het bouwvlak maximum 100 m² is toegestaan;
  • i. overschrijding van de bestemmingsgrens is uitsluitend toegestaan voor dakoverstekken en luifels tot een maximum van 1 meter;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder b tot en met h geldt dat indien de afmetingen van bestaande bijbehorende bouwwerken groter zijn dan de hiervoor genoemde afmetingen, de afmetingen van bestaande bijbehorende bouwwerken de maximale afmetingen zijn.

3.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van ander bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 8 meter voor lichtmasten;
    • 2. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. 3 meter voor reclamezuilen;
    • 4. 6 meter voor overige andere bouwwerken.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde aangaande:

3.3.1 Afwijken ten behoeve van aantal bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 teneinde een tweede bedrijfswoning mogelijk te maken, indien dit noodzakelijk is voor een volwaardig agrarisch bedrijf.

3.3.2 Afwijken ten behoeve van sleufsilo's, silo's en mestopslagen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.5 voor het bouwen van sleufsilo's, silo's en mestopslagplaatsen buiten het bouwvlak ten behoeve van het agrarische bedrijf te plaatse, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van sleufsilo's, silo's en mestopslagplaatsen buiten het bouwvlak per bedrijf maximaal 1% van het bestemmingsvlak bedraagt;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • d. de bouwhoogte maximaal bedraagt:
    • 1. sleufsilo's en mestopslagplaatsen 2 meter;
    • 2. silo's 6 meter.

3.3.3 Afwijken ten behoeve van masten voor cameratoezicht

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.5 voor het realiseren van een mast voor cameratoezicht ten behoeve van de openbare orde en veiligheid, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de bestemming 'Agrarisch' zijn de volgende specifieke gebruiksregels van toepassing:

  • a. tijdelijke of permanente bewoning van de niet aan de bedrijfswoning gebouwde bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan;
  • b. bij bedrijfswoningen is woningsplitsing en -samenvoeging niet toegestaan;
  • c. kamperen en andere vormen van recreatie zijn niet toegestaan;
  • d. productiegebonden detailhandel mag alleen worden toegepast mits:
    • 1. hoofdactiviteit het maken van maatwerkproducten voor zowel bedrijven als particulieren ter plekke of op locatie is;
    • 2. tot maximaal 20 % van het bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 125 m2;
    • 3. de ruimtelijke uitstraling niet die van een winkel is;
    • 4. productie ter plaatse heeft plaatsgevonden;
    • 5. alleen de ter plaatse gefabriceerde, gekweekte, toegepaste of geassembleerde producten worden verkocht;
    • 6. de hoofdactiviteit rechtstreeks op de locatie mogelijk blijft.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van een ander gebruik dan ter plaatse is toegestaan, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad waarbij het milieueffect van het beoogde bedrijf nadrukkelijk wordt meegewogen en waarbij Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten mede betrokken wordt;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.6.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zoals bedoeld in lid 3.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • f. het scheuren van grasland.

3.6.2 Uitzondering op aanlegverbod

Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:

  • a. andere werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. andere werken die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak.