direct naar inhoud van Artikel 23 Wonen
Plan: Woongebied Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0489.BPWGO2010-VI01

Artikel 23 Wonen

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in de vorm van grondgebonden woningen;
  • b. uitsluitend garages en bergplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  • c. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. vuurwerkopslag en periodieke verkoop ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vuurwerkopslag';

met daaraan ondergeschikt:

  • e. beroep aan huis;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. erven;
  • j. erftoegangswegen;
  • k. gezamenlijke tuin ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemeenschappelijke tuin'.
23.2 Bouwregels

Op de in lid 23.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

23.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor 100 % bebouwd worden, met dien verstande dat het bebouwbaar oppervlak ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwd oppervlak (m²)' niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
  • c. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6 respectievelijk 9 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)', 'maximale bouwhoogte (m)' of 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' anders is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan ter plaatse is aangegeven;
  • e. de dakhelling bedraagt maximaal 60 graden dan wel de ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan bestaande grotere dakhelling, met dien verstande dat bestaande dakhellingen niet mogen worden gewijzigd;
  • f. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 meter bedraagt;
    • 2. de afstand van de onderzijde van de dakkapellen tot het snijpunt gevel-dakvlak ten minste 0,5 en ten hoogste 1 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 meter bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de voor- of naar openbaar toegankelijke gebied gekeerde zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
  • g. uitbreiding van bestaande hoofdgebouwen mag uitsluitend plaatsvinden in de vorm van bijbehorende bouwwerken;
  • h. overschrijding van de bestemmingsvlakken is uitsluitend toegestaan voor dakoverstekken en luifels tot een maximum van 1 meter;
  • i. dakoverstekken van dakkapellen en dakopbouwen mogen maximaal 0,2 meter bedragen;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder c geldt dat de goot- en/of bouwhoogte voor woningen met een asymmetrische kap niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en of bouwhoogte.

23.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd binnen het bestemmingsvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' een onderdoorgang dient te worden gebouwd met een doorrijhoogte van ten minste 2,6 m;
  • b. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevel van het hoofdgebouw, of het verlengde daarvan, bedraagt ten minste 2 meter bij hoekwoningen en 1 meter bij tussenwoningen tenzij anders op de verbeelding is aangegeven met de aanduiding 'bijgebouw';
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 meter indien deze grenst aan het openbaar toegankelijk gebied tenzij anders op de verbeelding is aangegeven met de aanduiding 'bijgebouw';
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken die tegen het hoofdgebouw worden aangebouwd bedraagt ten hoogste 4 meter, maar is niet hoger dan het hoofdgebouw en niet meer dan 0,30 meter boven de vloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter;
  • e. de nokhoogte van bijbehorende bouwwerken die tegen het hoofdgebouw worden aangebouwd mag niet hoger zijn dan de nokhoogte van het hoofdgebouw;
  • f. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken die niet tegen het hoofdgebouw worden aangebouwd bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • g. bijgebouwen die tegen het hoofdgebouw worden aangebouwd zijn voorzien van een plat dak of de dakhelling is gelijk aan de hellingshoek van het hoofdgebouw;
  • h. de nokhoogte van bijgebouwen die niet tegen het hoofdgebouw worden aangebouwd bedraagt ten hoogste 4,5 meter;
  • i. het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 50% van het bebouwbaar erf, met een maximum van 60 m². Bij een bebouwbaar erf, met een oppervlak groter dan 120 m² mag het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken maximaal 60 m² vermeerderd met 10% van het bebouwbaar erf, bedragen, tot een maximum van 150 m²;
  • j. overschrijding van de bestemmingsvlakken is uitsluitend toegestaan voor dakoverstekken en luifels tot een maximum van 1 meter;
  • k. in afwijking van het bepaalde a. tot en met j. geldt dat indien de afmetingen van bestaande bijbehorende bouwwerken groter zijn dan de hiervoor genoemde afmetingen de afmetingen van bestaande bijbehorende bouwwerken de maximale afmetingen zijn;
  • l. in afwijking van het bepaalde onder b. en c. zijn bestaande bijbehorende bouwwerken, die op een kortere afstand van (het verlengde van) de voorgevel en/of op een kortere afstand van de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd, toegestaan.

23.2.3 Bijbehorende bouwwerken - beschermd dorpsgezicht

In afwijking van het bepaalde onder 23.2.2 geldt voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken de volgende regels ter plaatse van de aanduiding 'beschermd dorpsgezicht':

  • a. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd binnen het bestemmingsvlak;
  • b. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevel van het hoofdgebouw, of het verlengde daarvan, bedraagt ten minste 2 meter bij hoekwoningen en 1 meter bij tussenwoningen tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 meter indien deze grenst aan het openbaar toegankelijk gebied tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken die tegen het hoofdgebouw worden aangebouwd bedraagt ten hoogste 4 meter, maar is niet hoger dan het hoofdgebouw en niet meer dan 0,30 meter boven de vloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de nokhoogte van bijbehorende bouwwerken die tegen het hoofdgebouw worden aangebouwd mag niet hoger zijn dan de nokhoogte van het hoofdgebouw;
  • f. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken die niet tegen het hoofdgebouw worden aangebouwd bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • g. bijgebouwen die tegen het hoofdgebouw worden aangebouwd zijn voorzien van een plat dak of de dakhelling is gelijk aan de hellingshoek van het hoofdgebouw;
  • h. de nokhoogte van bijgebouwen die niet tegen het hoofdgebouw worden aangebouwd bedraagt ten hoogste 4,5 meter;
  • i. het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 50% van het bebouwbaar erf, met een maximum van 60 m². Bij een bebouwbaar erf, met een oppervlak groter dan 120 m² mag het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken maximaal 60 m² vermeerderd met 10% van het bebouwbaar erf, bedragen, tot een maximum van 150 m²;
  • j. overschrijding van de bestemmingsvlakken is uitsluitend toegestaan voor dakoverstekken en luifels tot een maximum van 1 meter;
  • k. in afwijking van het bepaalde a. tot en met j. geldt dat indien de afmetingen van bestaande bijbehorende bouwwerken groter zijn dan de hiervoor genoemde afmetingen de afmetingen van bestaande bijbehorende bouwwerken de maximale afmetingen zijn.

23.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. 2 meter voor tuinmeubilair;
    • 3. 2,5 meter voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde.
23.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is toegestaan om een deel van de wooneenheid of bijbehorend bouwwerk bij een wooneenheid als afhankelijke woonruimte (inwoning) te gebruiken, met dien verstande dat:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
    • 2. op het perceel al een wooneenheid aanwezig is;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
    • 4. per wooneenheid maximaal één situatie van inwoning ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
    • 5. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de wooneenheid, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de wooneenheid dient te hebben; het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het wooneenheid voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
    • 6. maximaal 75 m2 van het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.
  • b. een beroep aan huis is toegestaan mits:
    • 1. de vloeroppervlakte van de activiteiten ten hoogste 30% van het betrokken hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 40 m²;
    • 2. geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaat;
    • 3. het beroep door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • c. het aantal parkeervoorzieningen is in overeenstemming is met de gemeentelijke parkeernota;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn geen bedrijfsmatige activiteiten toegestaan.
23.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vuurwerkopslag' bij bedrijfsbeëindiging van de daar aanwezige vuurwerkopslag en periodieke verkoop. Hierbij komt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vuurwerkopslag' te vervallen en blijft het overige bepaalde in lid 23.1 onverkort van toepassing.

23.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.1 teneinde:

  • a. een bedrijf aan huis toe te staan, waarbij geldt dat:
    • 1. de vloeroppervlakte ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van het betrokken hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 40 m2;
    • 2. geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaat;
    • 3. de bedrijfsactiviteiten door de bewoner worden uitgeoefend.
  • b. handel in en verkoop van goederen en diensten via internet toe te staan, waarbij geldt dat:
    • 1. de vloeroppervlakte ten hoogste 20% van de vloeroppervlakte van het betrokken hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 25 m2;
    • 2. geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaat;
    • 3. het uiterlijk van de woning niet mag worden gewijzigd, anders dan een bord met een omvang van maximaal 0,5 m²;
    • 4. de bedrijfsactiviteiten door de bewoner worden uitgeoefend.