direct naar inhoud van Artikel 21 Verkeer - Verblijfsgebied
Plan: Woongebied Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0489.BPWGO2010-VI01

Artikel 21 Verkeer - Verblijfsgebied

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersvoorzieningen gericht op verblijf, zoals woonerven, wijkontsluitingswegen (30 km/u) en pleinen;
  • b. een stationstoegang ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - stationstoegang';
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. voet- en fietspaden;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen;
  • f. groen- en speelvoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. kunstwerken.
21.2 Bouwregels

Op de in lid 21.2 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden.

21.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat uitsluitend nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, waarbij:

  • a. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

21.2.2 Andere bouwwerken
  • a. Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 8 meter voor lichtmasten;
    • 2. 6 meter voor geluidwerende voorzieningen;
    • 3. 5 meter voor voorwerpen van beeldende kunst;
    • 4. 3 meter voor reclamezuilen;
    • 5. 4 meter voor overige andere bouwwerken.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen niet toegestaan' geen andere bouwwerken worden gebouwd.
21.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.2 voor het realiseren van een mast voor cameratoezicht ten behoeve van de openbare orde en veiligheid, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.