Plan: | Koedoodse haven |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0489.BPBGZ20140003-VG01 |
Aanleiding voor het opstellen van voorliggend wijzigingsplan is de gewenste verplaatsing van het bedrijf GKB Groep aan de Koedoodse haven naar een nieuw te ontwikkelen locatie aan de Achterzeedijk (direct naast de A29). Het bedrijf GKB Groep wenst ter plaatse een grondbank te exploiteren. Een deel van de activiteiten die nu plaatsvinden op de locatie aan de Middelweg 1 worden eveneens overgeheveld naar de locatie aan de Achterzeedijk.
De bedrijfsverplaatsing past niet zonder meer binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Zuidrand'. Door middel van een planwijziging is het echter mogelijk om de bedrijfsverplaatsing mogelijk te maken. De huidige locatie aan de Koedoodse haven krijgt, conform de in het bestemmingsplan Zuidrand opgenomen wijzigingsregels, een recreatieve functie die past bij de visie voor dit gebied.
Dit wijzigingsplan regelt de wijziging van twee locaties. Enerzijds de huidige locatie aan de Koedoodse haven die zal worden gewijzigd naar een recreatieve functie en anderzijds de nieuwe bedrijfslocatie aan de Achterzeedijk. De locatie aan de Middelweg 1 blijft bestaan. Een exacte weergave van deze locaties is weergeven in figuur 1.1.
Ter plaatse van het wijzigingsgebied vigeert (voor beide locaties) bestemmingsplan Zuidrand, welke is vastgesteld op 17 september 2013.
Locatie Achterzeedijk
Voor de nieuwe vestigingslocatie aan de Achterzeedijk geldt ter plaatse de bestemming 'Sport' en is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie-3' opgenomen (zie figuur 1.2). Op basis van deze sportbestemming is de realisatie van een grondbank niet mogelijk.
Figuur 1.2 Uitsnede verbeelding locatie Achterzeedijk (wijzigingsgebied rood omcirkeld)
Ter plaatse is echter (middels een gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 5') een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt de gronden te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf', met inachtneming van de volgende regels:
Van bovengenoemde wijzigingsbevoegdheid wordt met voorliggend wijzigingsplan gebruik gemaakt.
Locatie Koedoodse haven
Ter plaatse van de 'verteklocatie' aan de Koedoodsehaven geldt op basis van het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Bedrijf - Laad- en losplaats'. Daarnaast zijn de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' en 'Waarde - Archeologie - 6' opgenomen (zie figuur 1.3).
Figuur1.3 Uitsnede verbeelding locatie Koedoodse haven (wijzigingsgebied rood omcirkeld)
Ter plaatse is (middels een gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 6') een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt de gronden te wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Oeverzone', met in achtneming van de regels die voor deze bestemming gelden en de gemeenteraad voorafgaand aan de wijziging geconsulteerd wordt. In aanvulling hierop geldt dat:
Van bovengenoemde wijzigingsbevoegdheid wordt met voorliggend wijzigingsplan gebruik gemaakt.
Hoofdstuk 2 van dit wijzigingsplan bevat het toepasselijke beleidskader. Hoofdstuk 3 geeft een planbeschrijving. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van het benodigde onderzoek naar onder andere milieuaspecten. Een toelichting op de juridische regeling van het plan is opgenomen in hoofdstuk 5. De economische uitvoerbaarheid is opgenomen in hoofdstuk 6.
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het voor het wijzigingsgebied relevante vigerende ruimtelijke beleidskader. Het vigerend bestemmingsplan houdt geen rekening met de voorgenomen ontwikkeling. De ontwikkeling is in overeenstemming met het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Met de verplaatsing van een gronddepot en de realisatie van recreatie en bijpassende horeca is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.
De ontwikkeling van de Zuidrandzone als recreatie en natuurgebied wordt aangemoedigd. De opgenomen ontwikkelingen sluiten aan op het vigerend beleid het geven invulling aan de gemeentelijke, regionale en provinciale ambities om het recreatieve karakter te versterken en verrommeling tegen te gaan door sanering en concentratie.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012)
De ontwikkelingsmogelijkheden die het wijzigingsplan biedt, passen binnen de beleidskeuzes en de leidende principes uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro.
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening)
Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.
Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (SER ladder). Bij de ladder moet de regionale behoefte aangetoond worden, of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied opgevangen kan worden, en of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten.
Toetsing
Grote Rivieren
De Oude Maas, gelegen in het zuiden van het wijzigingsgebied, is op de kaart Grote Rivieren aangegeven als één van de Grote Rivieren in Nederland. De gronden binnen het wijzigingsgebied behoren zowel tot het rivierbed van de Oude Maas als het stroomvoerend deel van het rivierbed. Het Barro legt een aantal beperkingen op de gebieden die tot het Nationale Belang Grote Rivieren behoren.
Wanneer niet enkel de bestaande situatie in een nieuw op te stellen bestemmingsplan wordt vast gelegd, worden voorwaarden gegeven waaraan toe te laten (bouw)activiteiten in het rivierbed altijd moeten voldoen, ongeacht de aard en de omvang daarvan. Daarnaast moet bij ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden vastgelegd hoe de effecten op de waterstand en de afname van het bergend vermogen worden gecompenseerd. Ook worden er specifieke voorwaarden gegeven voor verschillende activiteiten in stroomvoerend deel van het rivierbed. In de beleidslijn Grote Rivieren staan deze voorwaarden beschreven.
Figuur 2.1 Uitsnede kaart grote rivieren: stroomvoerend deel van het rivierbed
Beleidslijn Grote Rivieren
De Beleidslijn Grote Rivieren, met haar bijbehorende regels, beschermt de doorstroming van water en de bergingscapaciteit in het rivierbed. Voor nieuwe functies die mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan geldt dat voldaan moet worden aan de criteria uit de Beleidslijn Grote Rivieren. Dit geldt ook voor toekomstige ontwikkelingen binnen het wijzigingsgebied.
In de beleidslijn wordt onderscheid gemaakt in een gebied met een 'Stroomvoerend regime' en een gebied met een 'Bergend regime'. De buitendijkse gebieden van het bestemmingsplan behoren tot het Stroomvoerende Regime van de Oude Maas. Binnen dit gebied gelden voorwaarden voor nieuwe functies.
Voor het 'Stroomvoerend regime' geldt dat in principe alleen riviergebonden activiteiten zijn toegestaan. Onder riviergebonden activiteiten verstaat deze Beleidslijn:
Nieuwe niet-riviergebonden activiteiten kunnen alleen worden toegestaan indien deze gekenmerkt worden door:
Voor zowel het Stroomvoerend als het Bergend regime gelden als algemene voorwaarden dat:
Bij de ontwikkelingen wordt rekening gehouden met bovenstaande voorwaarden.
Provinciale Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' en verordening ruimte, inclusief actualisaties (2013)
De provincie heeft een integrale structuurvisie voor de ruimtelijke ordening in Zuid-Holland ontwikkeld. De nieuwe Structuurvisie vervangt de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. In deze Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft de visie tot 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie en een doorkijk naar 2040.
De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten. Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:
Intensief benutten, meervoudig ruimtegebruik, herstructurering en transformatie. De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat voor alle stedelijke ontwikkelingen het principe geldt: eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en pas dan uitbreiden. Intensiveren betekent in de praktijk vaak het combineren van verschillende functies. Dit kan door stapeling of bestaande bebouwing voor meerdere functies geschikt te maken.
Het wijzigingsgebied is op de functiekaart aangeduid als recreatiegebied.
Figuur 2.2 Uitsnede functiekaart
Zuidvleugelgroenstructuur
Zuid-Holland wil stad en land beter met elkaar verbinden door uit te gaan van het concept Zuidvleugelgroenstructuur. Binnen de invloedssfeer van het stedelijk netwerk gaat het om een samenhangend stelsel van landschappen, natuur- en recreatiegebieden, de grote eenheden stedelijk groen en groenblauwe verbindingen. Waardevolle landschappen in deze groenstructuur krijgen de status provinciaal landschap. Deze status is bedoeld om de gebieden te beschermen en te ontwikkelen als recreatief aantrekkelijke en economisch duurzame landschappen met een inzet op verbrede landbouw en verbetering van de recreatieve kwaliteit.
Provinciaal Landschap IJsselmonde
Het wijzigingsgebied valt binnen het provinciale Landschap IJsselmonde. Voorop staat de vergroting van de recreatieve bruikbaarheid en aantrekkelijkheid van het landschap. Een aanzienlijke verbetering van de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de gebieden is een voorwaarde voor een goede relatie met de omringende steden.
Een fijnmazig netwerk van wandel- en fietspaden en vaarroutes moet hieraan bijdragen. Andere gebiedsopgaven zijn het opruimen en tegengaan van verrommeling en het ontwikkelen van nieuwe recreatie- of natuurgebieden, waar nodig in combinatie met waterberging. Dit alles in evenwicht met de landschappelijke identiteit van het gebied.
De volgende gebiedsopgaven staan opgenomen voor IJsselmonde:
Deze opgaven krijgen integraal gestalte, onder andere via het gebiedsproject Deltapoort.
In samenhang met de structuurvisie is de Verordening Ruimte vastgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. De volgende artikelen zijn relevant voor het bestemmingsplan:
Artikel 2 Algemene regels ter zake van bestemmingsplannen
Lid 1 regionale afstemming
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen voorziet in een aantoonbare behoefte en is gebaseerd op een regionale visie op het programma terzake of is tenminste regionaal afgestemd. De toelichting van het bestemmingsplan bevat hierover een verantwoording.
Lid 2 ladder voor duurzame verstedelijking
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen houdt rekening met de navolgende voorkeursvolgorde:
De toelichting van het bestemmingsplan bevat hierover een verantwoording.
Toetsing
Deze ontwikkeling maakt de verplaatsing van een gronddepot mogelijk. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet aan de orde. Er is voor gekozen om activiteiten buiten het bestaand stedelijk gebied te plaatsen omdat deze milieubelastend zijn voor de naastgelegen woningen. Er wordt een locatie benut aansluitend aan bestaand stedelijk gebied.
Daarnaast is in diverse beleidstukken de wens uitgesproken voor recreatieve functies en horeca in het gebied. Dit zijn wel nieuwe voorzieningen, die passen bij de beoogde recreatieve functie van het gebied.
Visie en verordening ruimte en mobiliteit (ontwerp, 2013)
Er is een nieuwe structuurvisie in voorbereiding. De nieuwe locatie is aangeduid als recreatiegebied in de groene ruimte. In de verordening worden nieuwe eisen opgenomen ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit en maatschappelijke tegenprestatie. In dit geval is sprake van verplaatsing en inpassing van gebiedseigen functies (gronddepot en recreatie).
Gebiedsprofiel IJsselmonde, Provincie Zuid Holland
In het gebiedsprofiel IJsselmonde zijn de ruimtelijke kwaliteiten en richtlijnen in beeld gebracht. Voor het buitengebied van Barendrecht zijn vooral de volgende ambities van belang:
Visie RGSP 3, Groenblauw structuurplan regio Rotterdam 2011-2020 (2011)
Dit document is het beleidsplan voor de groenstructuur van de Regio Rotterdam. De hoofdopgave is een samenhangende, robuuste, groenblauwe structuur voor recreatie en natuur te realiseren in de regio Rotterdam.
Het handelingsperspectief ten opzichte van het voorgaand RGSP2 is verschoven, en niet meer zozeer het realiseren van veel extra hectares groen, maar een handelingsperspectief waarbij overheden werken aan het aanleggen van recreatieve verbindingen en het beter beleefbaar maken van het landschap.
Centrale ambities uit dit document zijn o.a.
Gebiedsvisie Deltapoort 2025 (2012)
Met deze visie voor IJsselmonde-Oost willen de gebiedspartijen, ministeries, provincie, de stadsregio's Drechtsteden en Rotterdam, het hoogheemraadschap en de vier betrokken gemeenten, een aanzet geven tot verbetering van de ruimtelijke en recreatieve kwaliteit van de regio om daarmee het economisch functioneren en de leefkwaliteit van het gebied te verbeteren. De gebiedsvisie Deltapoort 2025 concludeert dat op IJsselmonde weliswaar veel natuur- en recreatiegebieden voorhanden zijn, maar dat het aanbod sterk versnipperd is en dat er veel fysieke en mentale barrières zijn. Er wordt enerzijds ingezet op het versterken van de identiteit van de verschillende landschappen en anderzijds op betere onderlinge verbindingen door middel van een fijnmazig recreatief routenetwerk.
In de Gebiedsvisie is per themagebied aangegeven wat mogelijk en denkbaar is, en waar bepaalde ontwikkelingen wel of juist niet gewenst zijn. In de visie worden diverse mogelijke ontwikkelingen gesuggereerd, bewust gekozen voor wat betreft het type programma en tevens bewust op een bepaalde plek gesitueerd. Maar het blijven suggesties; uiteindelijk moet blijken of er daadwerkelijk een markt is voor deze functies, op de gesuggereerde locaties. Wat uiteindelijk tot stand komt is maatwerk; de creativiteit van de ondernemers en de kennis van lokale overheden vormen de basis voor deze gebiedsontwikkeling.
In het Deltapoort-gebied worden vijf themagebieden met een groene hoofdtint onderscheiden. Deze themagebieden vormen tezamen het landschappelijk raamwerk; door thematisering worden de landschappelijke kwaliteiten van het betreffende gebied (en dus het raamwerk) versterkt.
De bestaande locatie aan de Middelweg 1 is aangeduid als werklocatie. De bestaande locatie aan de Koedoodse haven is aangeduid als leisurezone en als poort/knooppunt. De nieuwe locatie is aangemerkt als groene stadsrand.
Figuur 2.3 Uitsnede ruimtelijk streefbeeld
Figuur 2.4 Uitwerking Jan Gerritsepolder
Als suggestie voor het programma is horeca aangegeven op de locatie in het oude haventje. Voor de nieuwe locatie van het gronddepot is geen specifiek programma aangegeven.
Schapsplan IJsselmonde 2012-2020 'IJsselmonde: recreatie mooi dichtbij' (2012)
Met het Schapsplan is een afwegingskader tussen ambities en beschikbare middelen opgesteld voor het duurzaam ontwikkelen en beheren van recreatiegebieden op IJsselmonde. Het eiland IJsselmonde is een dynamisch gebied: half stedelijk en doorsneden door zware, nationale infrastructuur. Het open polderlandschap van kreken, dijken en linten is beeldbepalend, maar ook gefragmenteerd. Het eiland IJsselmonde en vooral de recreatiegebieden van het schap worden intensief bezocht door dagrecreanten. De hoofdopgave tot 2020 is samen te vatten in de kernboodschap: 'concentreren en verbinden'. Van geïsoleerde groeneilandjes tussen infrastructurele barrières naar concentreren in knooppunten en deze verbinden met blauwe en groene recreatieve routes in een landschappelijk decor.
Waarbij het Natuur- en recreatieschap IJsselmonde (NRIJ) streeft naar, en werkt aan een samenhangend en robuust groenblauw casco binnen de eigen financiële kaders. Op strategische plaatsen waar verschillende recreatieve netwerken samenkomen, wordt ingezet op knooppuntontwikkeling. Bij deze knooppunten wordt intensief samengewerkt met (bestaande en nieuwe) ondernemers om deze vraaggericht (door) te ontwikkelen. Het betrekken van marktpartijen bij de ontwikkeling van knooppunten zorgt voor meer vraaggerichte, aantrekkelijke recreatiegebieden en meer inkomsten voor het schap voor duurzaam beheer van het groenblauwe casco en recreatieve routenetwerken.
Conclusie provinciaal en regionaal beleid
Met de voorgenomen ontwikkelingen wordt invulling gegeven aan de ambitie om gebieden op te ruimen, verrommeling tegen te gaan, en het ontwikkelen van nieuwe recreatie of natuurgebieden
Structuurvisie Barendrecht (2012)
De structuurvisie geeft op hoofdlijnen richting aan de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente en vormt een afwegingskader voor nieuwe initiatieven. De uitwerking van het in de structuurvisie beschreven beleid vindt plaats in gebiedsvisies, bestemmingsplannen, beleidnota's en projecten.
De belangrijkste keuze uit deze structuurvisie is het benutten van bestaand stedelijk gebied voor nieuwe rode functies en het toekennen van een groen en recreatief perspectief voor het buitengebied.
De bijzondere functie van Barendrecht als groen en recreatief uitloopgebied van de regio wordt versterkt door investeringen in de recreatieve functie van het “Zuidpark” (Zuidpolder en Zuidrand, samen als onderdeel van Deltapoort) en het Zuidelijk Randpark. Hier is duidelijk sprake van een (onderscheidende) regionale kwaliteit.
Figuur 2.5 Uitsnede structuurvisiekaart
Zuidpark en recreatieve knoop Koedoodzone
De structuurvisie zet in op herinrichting van de Zuidpolder, Polder Ziedewij en Koedoodzone om zo een gevarieerd aanbod aan extensieve recreatie en natuur te kunnen bieden. Zo ontstaat een aaneengesloten groengebied van Rhoon naar Ridderkerk/H.I.Ambacht.
Het ontwikkelen van het gebied tussen de Oude Maas, de A29 en de Gaatkensplas tot recreatieve knoop en entree naar Park Buytenland en de Carnissegrienden is inzet van de structuurvisie.
“Groen in Zicht” Kadernota Recreatie in de Groene Buitenruimte (2011)
In de kadernota zijn o.a. ontwikkelrichtingen gegeven voor de Jan Gerritsepolder en de Zuidrand in het algemeen. De ontwikkelrichting van de Zuidrand in het algemeen is hieronder benoemd, de overige ontwikkelrichting zijn terug te vinden in de Kadernota.
'Met betrekking tot de Zuidrand zetten we in op behoud van het bestaande groengebied. Voor de Zuidrand als geheel kan de verbindende functie van het gebied en het versterken van recreatieve routes worden benoemd als algemene ontwikkelrichting, zonder daarmee richting te geven aan de doorontwikkeling van de individuele recreatiegebieden die zich in de Zuidrand bevinden. Op geschikte locaties wordt particulier initiatief in ruimtelijke zin mogelijk gemaakt, waarbij commerciële functies een verrijking zijn en niet ten koste gaan van de kwaliteit van het aanbod'.
Barendrechts Buitenboek (2013)
Het toevoegen van bebouwing in het buitengebied kan alleen mits deze het recreatieve aanbod verbetert, en het plan bijdraagt aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Om de ruimtelijke strategie te kunnen toepassen is het nodig om inzicht te hebben in de bestaande kwaliteiten van ons buitengebied en de verschillende ruimtelijke opgaven die voor ons liggen helder te hebben. In dit kwaliteitsdocument is uitgewerkt wat de kwaliteiten van het landschap en bebouwing zijn in het buitengebied van Barendrecht en hoe deze kwaliteiten kunnen worden versterkt, zodat de ruimtelijke kwaliteit kan worden verbeterd. Daarnaast is de recreatieve opgave voor het buitengebied verder geanalyseerd en op basis hiervan keuzes gemaakt voor recreatieve ontwikkelingsrichtingen en recreatieve zonering.
Figuur 2.6 Uitsnede Kwaliteiten- en kansenkaart Zuidpolder
Koedoodhaven
De ontwikkeling van de Koedoodhaven is specifiek genoemd als project.
De Koedoodhaven aan de Maasoever, gelegen tussen de Carnisse Grienden en Jan Gerritsepolder, zal voor een deel worden getransformeerd in een recreatiezone. Een van de huidige gebruikers, GKB Groep aan de Koedoodhaven is in overleg met de gemeente voor verplaatsing van de bedrijfsactiviteiten naar een andere locatie binnen de gemeente. De gemeente heeft vooruitlopend hierop in het ontwerp bestemmingsplan Zuidrand een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De huidige bedrijfsbestemming kan worden omgezet naar de bestemming 'Recreatie – Oeverzone' voor die percelen waar de bedrijfsactiviteiten worden beëindigd.
Bestemmingsplan Zuidrand (2013)
De beoogde ontwikkeling is specifiek in het bestemmingsplan zuidrand opgenomen door middel van wijzigingsbevoegdheden.
Figuur 2.7 Uitsnede verbeelding Wro-zone – wijzigingsgebied 5 en 6
Wro-zone – wijzigingsgebied 5: Herhuisvesting GKB en gemeentelijk gronddepot
Ten behoeve van de bedrijfsvoering van GKB en het gemeentelijk gronddepot is gezocht naar een geschikte nieuwe locatie. De locatie tussen de hockeyvelden en de A29 is door de gemeente aangewezen als toekomstige vestigingslocatie. Door deze keuze ontstaat er een spanning tussen de functies sport en recreatie en bedrijvigheid. Ook bestaat de wens om een directe verbinding te realiseren tussen de Gaatkensplas en de Zuidpolder. Dit lijkt mogelijk te worden bij de invoering van de klimaatbuffer in de Zuidpolder. Deze ontwikkeling genereert ook weer mogelijkheden bij de realisatie van de Blauwe verbinding. Door het college zijn daarom de volgende uitgangspunten geformuleerd:
Met in achtname van bovenstaande punten kan een goede inpassing van dit bedrijf in zijn omgeving worden gerealiseerd.
Gewenste functies in het gebied kunnen door de groene omkadering van de bedrijfsactiviteiten in deze situatie ruimtelijk goed naast elkaar bestaan.
Wro-zone – wijzigingsgebied 6: Haven Carnisse grienden
Het gebied rondom de haven bij de Carnisse grienden is bestemd als bedrijventerrein voor 2 verschillende bedrijven, Kraaijeveld's Aannemingsbedrijf en Gebr. Kraaijeveld B.V. (GKB). De uitstraling van dit gebied sluit onvoldoende aan bij de kwaliteit van de Carnisse Grienden enerzijds en de Oude Maasheuvel met het omliggende recreatiegebied anderzijds. De gemeente zou hier graag zien dat de bestemming wijzigt naar de aanliggende bestemmingen Recreatie-Oeverzone. De eerste stap hierin kan gemaakt worden op het moment dat de verplaatsing van GKB (op de oostelijke oever van de haven) naar de locatie tegen de A29 een feit is. De rest van de transformatie wordt op dit moment niet concreet voorzien, maar wel nagestreefd.
Vanwege het bovenstaande heeft de gemeente besloten op dit gebied een wijzigingsbevoegdheid te leggen. Deze bevoegdheid is gekoppeld aan wijzigingsgebied 5.
Conclusie gemeentelijk beleid
De verplaatsing van een gronddepot en de realisatie van recreatie op de oude locatie, binnen een recreatief concentratiegebied past binnen de visie van de gemeente.
Activiteiten GKB
GKB is voornemens een nieuwe bedrijfslocatie in te richten aan de Achterzeedijk te Barendrecht. Ter ondersteuning van werkzaamheden op locatie bij klanten (door diverse werkmaatschappijen van GKB) worden binnen de inrichting diverse (afval)stoffen ingezameld, zoals grond, groen- en snoeiafval, vloeibare baggerspecie, etc. GKB is gespecialiseerd in civieltechnische en cultuurtechnische projecten en groenvoorzieningen. Een efficiënte uitvoering van de werkzaamheden vereist opslag van materialen voorafgaand aan de dienstverlening en opslag van afvalstoffen na afronding van de dienstverlening.
Hiermee is de inrichting vergunningplichtig op basis van de voorziene acceptatie van niet gevaarlijk bouw- en sloopafval afkomstig van werkzaamheden van derden, de opslagcapaciteit van meer dan 10.000 m3 grond- en baggerspecie en het versnipperen van groenafval dat afkomstig is van werkzaamheden door derden.
De activiteiten binnen de inrichting kunnen worden onderverdeeld in de volgende activiteiten:
Grond en grondstoffen
De grond en grondstoffen zijn afkomstig van werkzaamheden van GKB. Daarnaast wordt grond geaccepteerd afkomstig uit gemeentelijke inzamelingsstructuren en van derden. De grond wordt aangevoerd door middel van vrachtwagens, trekkers of personenauto's met aanhanger. De bewerkingsactiviteiten van grond binnen de inrichting bestaan uit opbulken van grond behorende tot dezelfde klasse alsmede het zeven van grond. De bij het zeven van de grond vrijkomende bodemvreemde bestandsdelen zoals steen, hout en plastics worden zoveel mogelijk gescheiden gehouden in afvalcontainers en gescheiden afgevoerd naar een erkend verwerker.
Het verplaatsen van grond vindt plaats met behulp van shovels, trekkers en (mobiele) kranen. De afvoer van grond vindt plaats met behulp van vrachtwagens, trekkers en personenwagens met aanhanger.
Naast de opslag en keuring van grond in de diverse hierboven genoemde kwaliteitsklassen worden tevens substraten (bomenzand, bomengrond, bomengranulaat, daktuingrond, etc.), compost, zand en veen opgeslagen binnen de inrichting allen niet zijnde afvalstoffen.
Baggerspecie
Binnen de inrichting vindt eveneens de opslag van baggerspecie plaats. De bewerkingsactiviteiten van baggerspecie binnen de inrichting bestaan uit opbulken van baggerspecie behorende tot dezelfde kwaliteitsklasse. Het verplaatsen van baggerspecie vindt plaats met behulp van trekkers, shovels en mobiele kranen. De afvoer van baggerspecie vindt plaats met behulp van vrachtwagens, trekkers en personenwagens met aanhanger.
Tuin- en plantsoenafval
Binnen de inrichting vindt opslag en bewerking van tuin- en plantsoenafval plaats. Deze afvalstoffen zijn afkomstig van werken van GKB en van derden. Het betreft voornamelijk afval afkomstig van tuinen, plantsoenen en begraafplaatsen. De afvalstromen worden aangevoerd met behulp van vrachtwagens of personenwagens met aanhanger.
Bij ontvangst van groenafval (biologisch afbreekbaar afval) vindt mechanische verwerking van bomen, stammen, takken, wortels en stronken tot houtsnippers plaats. Daaraan voorafgaand kan eventueel nog handmatige uitsortering van eventuele verontreinigingen zoals metalen, hout, plastic en stenen plaatsvinden.
Bouw- en sloopafval
GKB voorziet in de mogelijkheid om binnen de inrichting diverse categorieën bouw- en sloopafval op te slaan. Dit bouw- en sloopafval is afkomstig van derden. Het bouw- en sloopafval zal per container worden aangevoerd. Van het opgeslagen bouw- en sloopafval zullen bepaalde fracties nuttig kunnen worden toegepast (al of niet in werken van GKB zelf). Om dat mogelijk te maken zullen enkele eenvoudige bewerking worden uitgevoerd zoals sorteren. Indien dit niet mogelijk is, zal het materiaal worden afgevoerd naar een erkend verwerker.
Kolkenslib, veegvuil en afavl van zandvang
GKB zal binnen de inrichting veegvuil, kolkenslib en afval van zandvang opslaan. Het veegvuil is afkomstig van het vegen van openbare straten en terreinen (ofwel veegafval) en zal waar mogelijk worden uitgesorteerd. Het kolkenslib en afval van zandvang is onder andere afkomstig van het legen van straatkolken. Het afval wordt opgebulkt binnen de inrichting en naar een erkend verwerker afgevoerd.
Inrichtingsplan locatie Achterzeedijk
Voor bovenstaande activiteiten moeten de benodigde bouwwerken en gebouwen, zoals het kantoor, keerwanden, damwanden en verharding gerealiseerd moeten worden. De bebouwing zal echter van beperkte omvang zijn. In Bijlage 1 is een weergave gegeven van de toekomstige terreininrichting aan de Achterzeedijk.
Het inrichtingsplan houdt rekening met de uitgangspunten zoals deze zijn geformuleerd in de wijzigingsregels. Ten noorden van het wijzigingsgebied zal een waterpartij worden gerealiseerd die zorgt voor een versterking van de waterstructuur in de zuidpolder. Daarnaast zal aan de noord-, west- en zuidzijde een (groen)talud worden gerealiseerd die het zicht op het bedrijf wegneemt. Door dit talud zullen de activiteiten als het ware in een 'groene kamer' worden opgenomen. Aan de oostzijde van het terrein (zijde Acterzeedijk) bevindt zich de entree van het terrein.
Naast een bedrijfsgebonden kantoortje met een oppervlakte van maximaal 50 m2 zal een flexibele overkapping worden gerealiseerd die de grondopslag overdekt. Deze flexibele overkapping zal een oppervlakte hebben van maximaal 2.600 m2.
In samenhang met de vestiging van het bedrijf zal een fietsverbinding worden aangelegd vanaf de Kilweg naar de hockeyvelden en vanaf de hockeyvelden naar de Achterzeedijk.
Nadat het bedrijf GKB zal zijn verplaatst naar de Achterzeedijk zal de huidige 'vertreklocatie' aan de Koedoodse haven worden getransformeerd naar een gebied met recreatieve voorzieningen. De nieuwe inrichting van de locatie zal in samenspraak met de eigenaar worden opgesteld.
In dit hoofdstuk worden de voor dit wijzigingsplan relevante milieuaspecten beschreven en bevat de uitkomsten van de benodigde onderzoeken met de daarbijbehorende conclusies.
Verkeersstructuur
De nieuwe bedrijfslocatie wordt ontsloten vanaf de Achterzeedijk. De Achterzeedijk sluit aan op de Koedood en via de Zuider Carnisserweg op de Kilweg. De Kilweg, een belangrijke ontsluitingsweg binnen Barendrecht, heeft een direct aansluiting op de A29.
De locatie aan de Koedoodse Haven is eveneens via deze wegen bereikbaar. Parallel aan de Koedood en de Achterzeedijk is een route uit het knooppunten netwerk gelegen. Knooppuntroutes, oftewel fietsroutenetwerken, bestaan uit een groot aantal genummerde knooppunten. Tussen die knooppunten lopen in twee richtingen bewegwijzerde verbindingsroutes. Deze routes zijn voornamelijk gericht op recreatief verkeer en juist nabij deze locatie, met recreatieve voorzieningen, van belang.
Binnen de hele gebiedsontwikkeling worden vanaf het hockeyterrein verbindende fietspaden aangelegd naar de Kilweg en de Achterzeedijk. Dit is nodig als gevolg van de bedrijfsvestiging om de verkeersveiligheid te verbeteren.
Het fietspad naar de Kilweg is een grote verbetering voor fietsers richting Barendrecht Centrum omdat kruisingen met de Carnisserweg niet meer nodig zijn.
Het vrij liggende fietspad langs de Carnisserweg van noord naar zuid loopt nu uit op het parkeerterrein van de Scouting. Dit wordt doorgetrokken tot aan de Achterzeedijk, zodat de verkeersveiligheid daar ook verbeterd.
Verkeersafwikkeling
Het bedrijf GKB zal verplaatst worden van de locatie Koedoodse Haven naar de locatie aan de Achterzeedijk. De verkeersbewegingen in het gebied rond de locaties zullen nagenoeg niet veranderen aangezien de wegen in elkaars verlengde liggen en beide aansluiten op de Zuider Carnisserweg.
De ontwikkeling in het wijzigingsgebied Koedoodse haven is met het uitplaatsen van het aanwezige bedrijf en het mogelijk maken van recreatie voorzieningen dusdanig klein dat dit nauwelijks tot extra verkeer van en naar de locatie zal leiden.
Parkeren
Bij de locaties aan de Achterzeedijk en de Koedoodse haven is voldoende ruimte op eigen terrein om in de parkeerbehoefte van het bedrijf te voorzien.
Conclusie
De locatie Achterzeedijk is goed bereikbaar voor het gemotoriseerd verkeer, gezien de directe ligging nabij de A29. Ook de locatie aan de Koedoodse Haven heeft een goede bereikbaarheid, vooral voor het recreatieve verkeer. De beide plannen hebben nagenoeg geen effect op het aantal verkeersbewegingen in het gebied rond de locaties. Parkeren vindt plaats op eigen terrein. Het aspect verkeer staat de plannen voor beide locaties niet in de weg.
Toetsingskader
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven- bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.
Onderzoek en conclusie
Met dit wijzigingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Tevens worden geen nieuwe wegen / aanpassingen aan wegen mogelijk gemaakt waar binnen bestaande geluidsgevoelige functies zijn gelegen. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai kan hierdoor achterwege blijven.
Normstelling en beleid
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het wijzigingsgebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek locatie Achterzeedijk
Om de bodemkwaliteit van het wijzigingsgebied (locatie Achterzeedijk) te onderzoeken is ter plaatse een tweetal verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd. De volledige rapportages van deze onderzoeken zijn opgenomen in Bijlage 2 en Bijlage 3. Gezamenlijk beslaan deze twee onderzoeken de totale locatie Achterzeedijk.
Op basis van de onderzoeksresultaten uit het eerste onderzoek blijkt dat de bodem tot 1,5 m onder maaiveld uit matig siltig, matig humeuze klei bestaat. Onder de kleilaag bevindt zich tot de grondwaterstand (circa 1,0 m onder maaiveld) een zwak siltige zandlaag. Vanaf circa 1,0 m onder maaiveld tot de maximaal gebode diepte (2,7 m onder maaiveld) is matig siltig zand waargenomen.
Tijdens de veldwerkzaamheden zijn visueel geen bijmengingen met bodemvreemde materialen aangetroffen. Op het maaiveld (ter plaatse van de boringen) en in de opgeboorde grond zijn visueel eveneens geen asbestverdachte materialen aangetroffen. De grond is geschikt voor het beoogde gebruik.
Op basis van de onderzoeksresultaten van het tweede onderzoek blijkt dat in het grondwater enkele lichte verontreinigingen met Barium, naftaleen en dichloorpropaan zijn aangetoond. Het uitvoeren van een nader bodemonderzoek is echter niet noodzakelijk. De bodemkwaliteit is geschikt voor het beogde gebruik.
Onderzoek locatie Koedoodse haven
De locatie aan de Koedoodse haven zal op bodemkwaliteit worden onderzocht nadat de huidige bedrijfsactiviteiten zijn verplaatst en de nadere invulling van het perceel bekend is.
Conclusie
Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit (ter plaatse van de locatie Achterzeedijk) de vaststelling van het wijzigingsplan niet in de weg staat. De bodemkwaliteit aan de locatie Koedoodse haven zal voor de daadwerkelijke functiewijziging worden onderzocht.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Onderzoek locatie Achterzeedijk
In de directe omgeving van het wijzigingsgebied zijn verschillende risicobronnen gelegen. In onderstaande tabel zijn de belangrijkste kenmerken van de risicobronnen weergegeven.
Tabel 4.1 Kenmerken risicobronnen
Bron | PR 10-6 | PAG | Invloedsgebied/effectafstand | GR | Afstand tot plangebied |
Rijksweg A29 | 0 m | 30 m | 200 m | <0,1xoriëntatiewaarde | 0 m |
Gasolie Productleiding RRP 24'' 62 bar (k1) | 25 m | - | 36 m | 0 | 0 m |
Waterstofleiding Air products 7'' 44 bar | 0 m | - | 180 m | naar verwachting <0,1xoriëntatiewaarde | 20 m |
Aardgastransportleiding NAM 4015103 9'' 115 bar | 0 m | - | 145 m | naar verwachting <0,1xoriëntatiewaarde | 100 m |
Natgastransportleidng NAM 415100 12'' 100 bar | 0 m | - | 210 m | naar verwachting <0,1xoriëntatiewaarde | 80 m |
Te zien is dat het wijzigingsgebied is gelegen binnen de PR 10-6 risicocontour van de gasolie productleiding en het PAG van de Rijksweg A29. Binnen deze zones worden geen (beperkt) kwetsbare objecten geplaatst. Zowel de PR als het PAG vormen dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Het wijzigingsgebied is daarnaast gelegen binnen het invloedsgebied/effectafstand van de Rijksweg A29, de Gasolie Productleiding, de Waterstofleiding Air products, de aardgastransportleiding NAM en de natgastransportleiding NAM.
Gezien de personendichtheden in de omgeving van de risicobronnen zal in de huidige situatie geen sprake zijn van een groepsrisico groter dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de verplaatsing van het bedrijf GKB-Groep. Het grootste deel van het bedrijf zal bestaan uit de opslag van grond en afval. Hierdoor zal slechts een beperkt aantal personen binnen het invloedsgebied van de risicobronnen worden toegevoegd. Dit zal in geen geval leiden tot een overschrijding van 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
Door de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) is een kwetsbaarheidszonemodel opgesteld. Het wijzigingsgebied is aan dit model getoetst. Doordat bij het beoogde bedrijf doorgaans geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, is het bedrijf te beschouwen als een beperkt kwetsbaar object. De beoogde locatie wordt volgens het model dan ook getoetst aan het meest waarschijnlijke scenario voor hittestraling/overdruk.
In onderstaande tabel is te zien dat het wijzigingsgebied binnen verschillende letaliteitszones is gelegen. Het grootste deel van het wijzigingsgebied zal echter bestaan uit de opslag van afval en grond. Dit is niet gevoelig voor externe veiligheid. Het beoogde bedrijfsgebonden kantoortje wordt buiten de aandachtsgebieden van de verschillende risicobronnen gesitueerd. Er zijn op basis van het kwetsbaarheidszonemodel dan ook geen maatregelen nodig om de risico's te verkleinen of de zelfredzaamheid te vergroten.
Tabel 4.2 Kwetsbaarheidszonemodel
Beschouwd scenario |
A (100%) |
B (50%/10%) |
C (1%) |
D (aandachts- gebied) |
Afstand tot plangebied (m) | |
Rijksweg A29 | hittescenario (mgs) | 20 m | 25 m | 35 m | 70 m | 0 (uitsluitend noordoostelijke punt) |
Gasolie Productleiding RRP 24'' 62 bar | plasbrand (mgs) | 25 m | 30 m | 40 m | 75 m | 0 m |
Waterstofleiding Air products 7'' 44 bar | lekkage aardgastransortleiding (mgs) | 0 m | 0 m | 0 m | 15 m | 20 m |
Aardgastransport leiding NAM 4015103 9'' 115 bar | lekkage aardgastransortleiding (mgs) | 0 m | 0 m | 15 m | 20 m | 100 m |
Nagtastransport leidng NAM 415100 12'' 100 bar | lekkage aardgastransortleiding (mgs) | 0 m | 15 m | 20 m | 30 m | 80 m |
Onderzoek locatie Koedoodse haven
In de directe omgeving van het wijzigingsgebied aan de Koedoodse haven, waar recreatie mogelijk wordt gemaakt, zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen en vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor of door buisleidingen. Wel vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het water. Volgens het Basisnet Water behoort de Oude Maas tot de zogenoemde 'rode vaarwegen'. Bij rode vaarwegen ligt de PR 10-6 risicocontour op het water en kan groeien tot de oeverlijn. Het PAG ligt tot 40 m landwaarts gemeten vanaf de waterlijn. Het wijzigingsgebied ligt op circa 200 m afstand vanaf de Oude Maas. De ligging aan de Oude Maas vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Afwegingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Onderzoek
In paragraaf 4.5 is ingegaan op de in de omgeving van de wijzigingsgebieden aanwezige risicorelevante leidingen. De leidingen binnen de wijzigingsgebieden worden samen met de zakelijke rechtstrook op de verbeelding opgenomen. Binnen deze strook gelden beperkingen voor bouw en aanleggen.
Er zijn verder geen overige planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij de wijzigingsgebieden hoeft in de wijzigingsplannen geen rekening te worden gehouden.
Conclusie
Er kan worden geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Onderzoek locatie Achterzeedijk
De beoogde inrichting behoort tot de categorie 'bouwbedrijven algemeen met een bedrijfsoppervlak van 2.000 m2 of meer' (SBI 41, 42, 43). Op basis van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009) geldt voor bouwbedrijven een richtafstand van 100 m tot een rustige woonwijk in verband met het aspect geluid (en 50 m in een gemengd gebied). De dichtstbijzijnde woningen zijn gelegen op een afstand van circa 370 m. Er wordt dan ook ruimschoots voldaan aan de richtafstand.
Daarnaast kan er door opslag van bepaalde afvalstoffen geurhinder ontstaan. Het betreft:
Deze afvalstoffen worden waar nodig afgedekt opgeslagen en de opslagduur van sterke geur emitterende afvalstoffen bedraagt doorgaans minder dan zeven dagen. Door beperking van de opslagduur en de afgedekte opslag is de geuremissie nihil.
Onderzoek locatie Koedoodse haven
Binnen het wijzigingsgebied Koedoodse haven worden geen milieuhinderlijke of milieugevoelige functies mogelijk gemaakt, waardoor het aspect bedrijven en milieuhinder niet van invloed op het plan is.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse van de omliggende woningen van het wijzigingsgebied Achterzeedijk en de Koedoodse haven sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 4.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | Grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
NIBM
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek locatie Achterzeedijk
In het kader van de aanmeldingsnotitie mer-beoordeling is onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de beoogde ontwikkeling op de luchtkwaliteit in de omgeving van de Achterzeedijk (berekening door middel van KEMA STACKS 2013.1 en Car II 12.0). Hieruit blijkt dat de bijdrage aan de luchtkwaliteit vanwege de inrichting minder dan 1,2 µg/m3 bedraagt. Het aantal overschrijdingen van de uurgemiddelde grenswaarde, ter plaatse van alle rekenpunten, bedraagt nul. Ten aanzien van fijn stof is de bijdrage aan de luchtkwaliteit (jaargemiddelde concentraties) vanwege de inrichting eveneens minder dan 1,2 µg/m3. Dit houdt in dat de inrichting op de relevante rekenpunten ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dit geldt ook ter plaatse van de locatie van de buitenschoolse opvang op het terrein van de hockeyvereniging. Derhalve hoeft op deze rekenpunten geen verdere toetsing aan de grenswaarden voor fijn stof respectievelijk stikstofdioxide plaats te vinden.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is daarnaast een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het wijzigingsgebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide (in het jaar 2015 waarin aan de grenswaarde van 40 µg/m3 moet worden voldaan) en fijn stof (in het jaar 2012) direct langs de A29 en het Kilpad (als maatgevende doorgaande wegen langs het wijzigingsgebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze wegen aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het wijzigingsgebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele wijzigingsgebied sprake van een aanvaardbaar leefklimaat.
Daarnaast is gekeken naar de stofverspreiding door de werkzaamheden bij GKB. De in- en uitgaande afvalstromen bij GKB vallen in de categorieën S4 (matig stuifgevoelig, bevochtigbaar) en S5 (nauwelijks of niet stuifgevoelig). Er worden verschillende maatregelen getroffen om de stofverspreiding te beperken: de opslaghopen op het terrein van de inrichting zullen met keerwanden worden afgeschermd tegen windinvloeden, het terrein zal regelmatig worden geveegd om opwervelend stof van het terrein tegen te gaan en bij windsnelheden boven de 20 m/s zullen alle overslagactiviteiten worden gestaakt. Mochten al deze maatregelen onvoldoende zijn om zichtbare stofverspreiding te voorkomen, dan zal er aanvullende bevochtiging met behulp van een waternevel plaatsvinden. Er gelden geen eisen met betrekking tot een maximaal toelaatbare hoeveelheid stofneerslag buiten de grens van de inrichting. Er kunnen slechts voor deze bedrijfstak gebruikelijke maatregelen aan het bedrijf opgelegd worden om zichtbare stofverspreiding tegen te gaan. Deze maatregelen worden in de vergunning vastgelegd.
Onderzoek locatie Koedoodse haven
De ontwikkeling in het wijzigingsgebied Koedoodse haven is met het uitplaatsen van het aanwezige bedrijf en het mogelijk maken van extensieve recreatie dusdanig klein dat dit ten opzichte van de huidige situatie nauwelijks voor een verkeersaantrekkende werking zorgt. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Op het plan is daarom het besluit nibm van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is daarnaast ook voor dit wijzigingsgebied een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het wijzigingsgebied gegeven. De jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Koedood zijn ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer gelegen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het wijzigingsgebied het geval zijn.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.
Beleidskader
De gemeente Barendrecht heeft op 23 maart 2009 een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten vastgesteld, waaronder de Archeologische Waardenkaart Barendrecht. Hiermee is een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen gewaarborgd. Dit beleid sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het “Verdrag van Malta” is ontwikkeld en dat sinds 1 september 2007 van kracht is via de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Doel van het archeologisch beleid is (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.
Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden binnen een te ontwikkelen plangebied vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
Bewoningsgeschiedenis
De bewoningsgeschiedenis van Barendrecht gaat – op basis van de tot nu toe bekende archeologische gegevens – terug tot ongeveer 4.000 voor Christus. Het gaat om vindplaatsen uit de Nieuwe Steentijd, uit latere perioden van de prehistorie – de Bronstijd en de IJzertijd – de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. De tastbare resten zijn vaak gedetailleerd en verrassend goed geconserveerd op veel plaatsen in de bodem van Barendrecht aanwezig. Ook aan de jongere geschiedenis van de gemeente draagt informatie verkregen door archeologisch onderzoek bij. Denk bijvoorbeeld aan de bedijkingsgeschiedenis van IJsselmonde.
In de loop van het vierde millennium voor Christus ontstond een vrij gesloten kust met strandwallen. Het landschap erachter verzoette, er ontstonden moerassen waarin veengroei plaatsvond. Bewoning in de regio vond plaats op donken (rivierduinen) en op rivieroevers. In 2001 is een grote vindplaats uit het midden van de Nieuwe Steentijd ontdekt in het westen van Barendrecht, onder de Gaatkensplas en in de wijk Havenkwartier in Carnisselande. Men bivakkeerde toen op de hoogopgeslibde noordelijke oever van een rivier. In de kommen achter de rivieroevers vond in moerassen veengroei plaats. Vindplaatsen op rivieroevers uit deze periode zijn uitzonderlijk in Nederland. Om deze reden is de vindplaats door het Rijk aangewezen als beschermd archeologisch monument.
Ook elders in Carnisselande – in Vrijenburg en in Waterkant – zijn sporen uit de Nieuwe Steentijd aangetroffen op oevers van kreken. In Vrijenburg zijn de vondsten te vergelijken met die uit het westen van de Gaatkensplas, ze zijn alleen iets jonger te dateren, namelijk rond 3.500 voor Christus. De vindplaats in Waterkant is bijzonder. Op vier niveaus zijn daar in oeverafzettingen archeologische vondsten uit het derde en begin tweede millennium voor Christus opgegraven. De oudste sporen dateren nog uit de Nieuwe Steentijd, de jongste vondsten komen uit de Midden-Bronstijd. Vindplaatsen uit de Bronstijd zijn zeldzaam in de regio; West-Nederland bestond in die tijd uit uitgestrekte moerasgebieden waarin zich dikke pakketten veen vormde. De bewoningsmogelijkheden in zo'n landschap waren zeer beperkt.
In de IJzertijd (800-50 voor Christus) zorgden krekenstelsels ervoor dat delen van het natte moerasgebied werden ontwaterd. De droge arealen veen konden door de boeren uit de IJzertijd worden benut. In Barendrecht is tot op heden slechts één vindplaats uit deze periode bekend, in Gaatkensplas Zuid. Het betreft een nederzettingsterrein met – mogelijk – meer dan één bewoningsfase. Naast een grote hoeveelheid aardewerkscherven werden onder meer metaalvondsten en (staand) hout aangetroffen.
In de Romeinse tijd (50 voor Christus- 400 na Christus) was het westelijke deel van IJsselmonde intensief bewoond. 'Romeins' IJsselmonde zal vooral een agrarisch karakter hebben gehad. De inheemse boeren exploiteerden vanuit hun boerderijen de klei- en veengebieden, waar akkerbouw en veeteelt werden bedreven. De gemeente Barendrecht telt enkele vindplaatsen uit de Romeinse tijd, waarvan er een is opgegraven in het Havenkwartier. Het gaat om een dam in een kreek waarin een ruim 8 meter lange eikenhouten duiker was geplaatst. De constructie duidt erop dat men de waterhuishouding wilde beheersen. Ongetwijfeld was dat bedoeld om de agrarische productie te vergroten. In tegenstelling tot de voorgaande perioden produceerden de boeren nu niet meer alleen voor de eigen gemeenschap, maar voor een markt. Het surplus was wellicht voor een deel bestemd voor het leger in de forten aan de (Oude) Rijn dat daar de grens van het Romeinse rijk beschermde.
In de loop van de 3e eeuw na Christus kwam een eind aan de bewoning op IJsselmonde. Grote delen van het land waren weer moeras geworden. Hier en daar werd nog gewoond, maar veel vondsten uit die tijd en de eeuwen daarna kennen we niet.
Rond het jaar 1000 werden de veengebieden op IJsselmonde ontgonnen. Door het graven van sloten werd het veen ontwaterd, waardoor het gebied weer geschikt werd (gemaakt) voor bewoning en landbouw. De oudste middeleeuwse bewoningssporen vinden we in het hart van IJsselmonde op een veenondergrond. Vindplaatsen uit de 11e - 13e eeuw in Barendrecht kennen we uit Bijdorp en uit Vrijenburg. Door het inklinken van de bodem als gevolg van het ontwateren van het veen kwamen de ontgonnen gebieden zo laag te liggen dat ze al spoedig door dijken beschermd moesten worden tegen binnendringend rivierwater. Op den duur ontstond in het centrale deel van IJsselmonde een grote polder, de Riederwaard. De voortgaande klink van het veengebied zorgde er uiteindelijk voor dat de bewoning daar tot een eind kwam en zich naar het zuiden, richting Maas, verplaatste. In de wijken Waterkant en Havenkwartier zijn in de ondergrond de resten van de dijk om de Riederwaard aangetroffen. Over een afstand van meer dan 700 meter zijn op en aan de noordzijde van de dijk bewoningssporen – resten van houten huizen, kuilen, sloten en greppels – uit de 13e en 14e eeuw aangetroffen. Zeer waarschijnlijk gaat het om resten van het middeleeuwse dorp Carnisse. Deze nederzetting is bij de overstroming van de Riederwaard in 1373 verdronken en overdekt geraakt met zand en klei. Het vermoede tracé van de Riederwaard dijk strekt zich uit tot in de bedrijfslocatie Achterzeedijk, waarvan een groot deel hierdoor een hoge archeologische verwachting heeft. Een vindplaats uit deze periode bevindt zich op circa 100 meter ten westen van de bedrijfslocatie, iets ten zuiden van de Kilweg. Het gaat waarschijnlijk om een (deel van een) boerenerf.
Archeologische verwachting
In de diepere ondergrond van het wijzigingsgebied kunnen in theorie vindplaatsen uit de Midden en Nieuwe Steentijd aanwezig zijn. Het gaat dan om bewoning op hoge – en daarmee gunstig – gelegen plaatsen in het toenmalige landschap: op donken en langs geulen. Vindplaatsen uit deze periode zijn doorgaans kleinschaliger dan vindplaatsen uit latere perioden.
Resten uit de IJzertijd en de Romeinse tijd zijn potentieel te vinden langs (verlande) waterlopen in het op natuurlijke wijze ontwaterde veen-/kleigebied.
Sporen uit de Middeleeuwen kunnen samenhangen met de eerste ontginningsfase (vanaf circa 1000 na Chr.) van het gebied. In deze periode betreft het vooral de (dijk-)nederzettingen van de polder Riederwaard. Voor wat betreft de bewoning na de 14e-eeuwse overstromingen zijn in eerste instantie vooral de dijken belangrijke bewoningslinten.
Archeologische dubbelbestemmingen
Ter bescherming van de eventuele archeologische waarden zijn voor het wijzigingsgebied de volgende archeologische dubbelbestemmingen opgenomen (zie figuur 4.1):
Figuur 4.1 Archeologische dubbelbestemmingen
Waarde - Archeologie - 1
Voor de zone met de dijk van de Riederwaard met mogelijk bewoningssporen uit de periode vóór 1373 (Waarde - Archeologie - 1) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 100 m² en die tevens dieper reiken dan 0,8 meter beneden maaiveld.
Waarde Archeologie - 2
Voor het in de Middeleeuwen buitendijkse gebied ten zuiden van de dijk van de Riederwaard (Waarde - Archeologie - 2) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan 0,8 meter beneden maaiveld.
Waarde - Archeologie - 3
Voor de uiterwaarden van de Oude Maas, waarbinnen het gehele plandeel aan de Koedoodse haven is gelegen (Waarde - Archeologie - 3), geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan 0 meter NAP.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan. Hiertoe is een ecologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Dit bureauonderzoek is weergegeven in onderstaande paragrafen.
Aan de hand van dit bureauonderzoek is een nader veldonderzoek uitgevoerd. Dit veldonderzoek is opgenomen in paragraaf 4.10.2.
Beoogde ontwikkelingen
Het wijzigingsplan voorziet in verplaatsing van de bedrijfsfuncties naar de Achterzeedijk en in recreatieve ontwikkelingen in de Koedoodse Haven.
Hiervoor moeten aan de Achterzeedijk de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
Aan de Koedoodse Haven worden vooralsnog geen werkzaamheden uitgevoerd.
Normstelling
Provinciale Verordening
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van gebieden die deel uitmaken van de EHS, alsmede de bescherming van belangrijke weidevogelgebieden, is geregeld via de Provinciale Verordening Ruimte. Wanneer er ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden plaatsvinden die onderdeel zijn van de EHS of in belangrijke weidevogelgebieden, geldt het nee, tenzij-principe. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet compensatie plaatsvinden, wanneer er effecten optreden.
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
De Ffw is voor dit wijzigingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het wijzigingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
In Bijlage 4 is de voortoets opgenomen. Uit deze toets blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling niet leidt tot areaalverlies, versnippering, verandering van waterhuishouding, vermesting/verzuring door stikstofdepositie of verstoring van het Natura 2000-gebied Oude Maas. Significant negatieve effecten worden uitgesloten.
De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het wijzigingsgebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere Ravon en www.waarneming.nl). Ook de gemeentelijke natuurwaardenkaart is bij dit bureauonderzoek betrokken.
Figuur 4.2 Uitsnede Natuurwaardenkaart Barendrecht
Vaatplanten
In en langs de waterpartijen zijn naar verwachting groeiplaatsen van de beschermde zwanenbloem en dotterbloem aanwezig. Het ruige plantsoen in het plangebied biedt groeiplaatsen aan de beschermde grote kaardenbol.
Vogels
Aan de noord-, west en zuidrand van de locatie aan de Koedoodse Haven zijn groenstroken aanwezig. In deze groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. Mogelijk dat de bomen nestgelegenheid bieden aan de buizerd, kraai en grote bonte specht. De waterpartijen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen. In de omgeving is ook de aanwezigheid van de ijsvogel bekend, deze soort kan ook voorkomen aan de zuidkant van het wijzigingsgebied. Het aangrenzende natuurgebied vormt leefgebied voor vele vogels.
Ook aan de oostkant van de Achterzeedijk komen in de groenstrook veel vogels voor. Hier zijn ook nesten van roofvogels aangetroffen. Het wijzigingsgebied maakt deel uit van het jachtgebied van deze vogels.
Zoogdieren
Het wijzigingsgebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, huisspitsmuis, veldmuis, hermelijn, wezel en konijn. De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Ze wonen in de spouwmuur, achter de betimmering, onder daklijsten en dakpannen en/of in spleten en gaten in bomen. De groenstroken en waterpartijen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een vliegroute van vleermuizen. In de oeverlanden langs de Oude Maas is ook het voorkomen van de bever bekend. De bever is mogelijk incidenteel aanwezig in de waterpartijen in het plangebied, maar heeft hier geen geschikt leefgebied. Van de noordse woelmuis zijn geen waarnemingen bekend in de direct omgeving van het wijzigingsgebied. In het wijzigingsgebied ontbreekt het aan geschikt biotoop, vochtige tot natte rietlanden, voor de soort.
Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, bastaardkikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruik zullen maken van het wijzigingsgebied als schuilplaats in struiken, onder stenen en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Gezien de aanwezige biotopen komen hier geen zwaarder beschermde soorten voor.
Vissen
De waterpartijen bieden waarschijnlijk leefgebied aan de matig beschermde kleine modderkruiper. Andere beschermde vissoorten zijn hier niet te verwachten.
Overige soorten
Er zijn, gezien de aanwezige biotopen, geen beschermde reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het wijzigingsgebied voldoet hier niet aan.
In tabel 4.4 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het wijzigingsgebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 4.4: Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het wijzigingsgebied en het beschermingsregime
Nader onderzoek nodig | ||||
Vrijstellings regeling Ffw |
tabel 1 | grote kaardenbol, zwanenbloem en dotterbloem mol, egel, huisspitsmuis, veldmuis, hermelijn, wezel en konijn bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de bastaardkikker |
nee | |
Ontheffings regeling Ffw |
tabel 2 | kleine modderkruiper | Niet indien men werkt volgens de gemeentelijke gedragscode | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | nee | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen | Ja | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | buizerd, gierzwaluw en huismus | Ja |
Het wijzigingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.
Het wijzigingsplan voorziet in verplaatsing van de bedrijfsfunctie naar de Achterzeedijk en in recreatieve ontwikkelingen aan de Koedoodse Haven. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
Conclusie bureauonderzoek
Aan de hand van bovenstaand bureauonderzoek is geconcludeerd dat nader veldonderzoek naar broedvogels met vaste nesten moest worden uitgevoerd.
Aan de hand van de resultaten van het bureauonderzoek is nader veldonderzoek uitgevoerd. De volledige rapportage van het veldonderzoek is opgenomen in Bijlage 5.
Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat effecten op matig en zwaar beschermde soorten kunnen worden uitgesloten en dat de aanwezige flora en fauna de vaststelling van het wijzigingsplan niet in de weg staat.
Waterbeheer en watertoets
Het wijzigingsgebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer van regionale wateren, en Rijkswaterstaat, water- en vaarwegbeheerder van het hoofdwatersysteem waaronder De Oude Maas. Bij het tot stand komen van dit wijzigingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerders over de voorgestane ontwikkelingen.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het wijzigingsgebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Beleidslijn Grote Rivieren
De Beleidslijn Grote Rivieren, met haar bijbehorende regels, beschermt de doorstroming van water en de bergingscapaciteit in het rivierbed. Voor nieuwe functies die mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan geldt dat voldaan moet worden aan de criteria uit de Beleidslijn Grote Rivieren. Dit geldt ook voor toekomstige ontwikkelingen binnen het wijzigingsgebied.
In de beleidslijn wordt onderscheidt gemaakt in een gebied met een 'Stroomvoerend regime' en een gebied met een 'Bergend regime'. De buitendijkse gebieden van het bestemmingsplan behoren tot het Stroomvoerende Regime van de Oude Maas. Binnen dit gebied gelden voorwaarden voor nieuwe functies.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2009) staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken.
Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagd de hydraulische belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor hemelwater een lozingsvergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Als er sprake is van toename aan verhard oppervlak, dan moet in principe 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de toename van verharding plaatsvindt.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Barendrecht heeft samen met waterschap Hollandse Delta een stedelijk waterplan opgesteld. Het doel van dit stedelijk waterplan is het creëren van een robuust en biologisch gezond en aantrekkelijk watersysteem. Zo moet het stedelijk waterplan er voor zorgen dat de belevingswaarde van het water voor de inwoners van Barendrecht wordt verhoogd. In de huidige situatie is de waterkwaliteit in de gemeente niet overal van het gewenste niveau. In het plan staan maatregelen ter verbetering.
Huidige situatie Achterzeedijk
Het projectgebied is gelegen aan de westkant van de A29 tussen de Kilweg en Achterzeedijk. Binnen het projectgebied zijn een aantal kavelsloten aanwezig, welke binnen het peilgebied van gemaal Breeman vallen. De meest oostelijke kavelsloot hiervan is in de Legger aangewezen als hoofdwatergang. De overige kavelsloten hebben de status van “overig water”. Aan de noordzijde langs de Kilweg is ook een hoofdwatergang aanwezig. Deze hoofdwatergang is via een stuw verbonden met het nieuw in te richten natuur- en recreatiegebied aan de oostzijde van de A29. Aan de zuidzijde is langs de Achterzeedijk een dijksloot gelegen. Het projectgebied is niet gelegen in de kern- of beschermingszone van een waterkering. In de Achterzeedijk is een rioolpersleiding aanwezig.
Huidige situatie Koedoodse haven
Het wijzigingsgebied bestaat uit de huidige locatie van GKB-Groep aan de Koedoodse haven en is gelegen binnen het beheersgebied van Rijkswaterstaat.
De bodem in het plangebied bestaat uit zeekleigrond. Ook hier is sprake van grondwatertrap Vb.
Direct aansluitend aan het wijzigingsgebied is een inlaat- en uitwateringsgeul gelegen. De beschermingszone rond deze watergang is 5 m. De inlaat- en uitwateringsgeul staat in directe verbinding met de Oude Maas. De Oude Maas is een KRW-lichaam. De Europese KRW-richtlijn moet ervoor zorgen dat het oppervlakte- en grondwater vanaf 2015 van een goede kwaliteit is en dat ecologische doelen behaald worden.
Ter hoogte van het wijzigingsgebied is een waterkering gelegen. Het wijzigingsgebied ligt buitendijks. Delen van het wijzigingsgebied liggen binnen de kern-/beschermingszone van de waterkering. Binnen deze zone gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast.
Het wijzigingsgebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Naast de huidige ontwikkeling van het plangebied wordt rekening gehouden met een tweetal andere ontwikkelingen welke in de directe omgeving kunnen plaatsvinden. Aan de zuidzijde van het plangebied wordt rekening gehouden met een mogelijke uitbreiding van het sportterrein. Aan de noordzijde zal de “voorplas” als onderdeel van de Gaatkensplas worden uitgebreid en op termijn mogelijk worden gekoppeld met het natuur- en recreatiegebied aan de oostzijde van de A29. Met de aanpassingen van de waterhuishouding van het projectgebied zal met deze ontwikkelingen rekening worden gehouden.
De ontwikkeling van het plangebied zal zorgen voor het dempen van een deel van de kavelsloten en veroorzaakt een toename van het verhard oppervlak. Ter compensatie zal hiervoor de noodzakelijke hoeveelheid oppervlaktewater worden aangelegd. Dit zal voor een deel binnen het projectgebied plaats vinden en in ieder geval binnen het peilgebied. Bij de bepaling van het noodzakelijk oppervlak aan compensatie zal voor een deel gebruik gemaakt worden van het aanwezige surplus aan waterberging welke werd gerealiseerd bij de recente ontwikkeling van de naastgelegen hockeyvelden. Hierover zijn afspraken gemaakt met het Waterschap Hollandse Delta.
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.
Bij de nieuwbouw zal hemelwater afgekoppeld worden van het rioleringssysteem zodat schoon hemelwater niet wordt afgevoerd naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het afstromende hemelwater zal geloosd worden op de kavelsloten rondom het plangebied. Voor de afvoer van het vuilwater uit het projectgebied zal een pompput worden aangebracht die zal worden aangesloten op de rioolwaterpersleiding in de Achterzeedijk.
Het grondwater in de directe omgeving zal, door de aanwezigheid van de kavelsloten rondom de projectlocatie, niet worden beïnvloed. Op de locatie zal door de ontwikkelaar ervoor worden gezorgd dat voorkomen wordt dat er structurele problemen optreden met de hoogte van het grondwater waardoor het perceel niet kan worden gebruikt waarvoor het bestemd is.
Nagegaan zal worden of grondwateroverlast op eigen terrein in de toekomst te verwachten valt en of hier maatregelen voor genomen moeten worden. Wanneer blijkt dat het noodzakelijk en doelmatig is om overtollig grondwater af te voeren, dan zal lozing op de naastgelegen kavelsloten plaats vinden.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Met het Waterschap Hollandse Delta heeft hierover vooroverleg plaats gevonden. In Bijlage 6 is de verslaglegging van dit overleg van 23 mei 2014 opgenomen.
Bij de nadere uitwerking van het plangebied zal voor de aanpassing van de waterhuishouding een watervergunning worden aangevraagd.
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor de verwijdering van afval mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een installatie met een capaciteit van 50 ton per dag of meer. Deze categorie is op voorliggende plan van toepassing. Er geldt dan ook een mer-beoordelingsplicht. Voor voorliggende wijzigingsplan is een aanmeldingsnotitie mer-beoordelingsplicht opgesteld (Adromi BV, rapport V201253, d.d. 11 maart 2014). De belangrijkste conclusies uit de notitie worden hieronder opgenomen.
De nieuw te realiseren grondbank en de nieuwe recreatieve functies aan de Koedoodse haven zijn voorzien van een passende bestemmingsregeling uit het moederplan 'Zuidrand'. Deze bestemmingsregeling geeft flexibiliteit voor de inrichting. Ook geeft het rechtszekerheid voor de bewoners en gebruikers van de aangrenzende gebieden. Door deze wijze van bestemmen zijn de ontwikkelingen ruimtelijk begrensd. Het wijzigingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een plankaart. Artikel 8.1.2 Bro geeft voor wat betreft de vormgeving en opmaak van het wijzigingsplan overgangsrecht. Dit houdt in dat het wijzigingsplan mag worden vormgegeven net als het moederplan (bestemmingsplan 'Zuidrand').
Het wijzigingsplan 'Koedoodse haven' maakt, na inwerkingtreding, onderdeel uit van bestemmingsplan 'Zuidrand'. De regels van het bestemmingsplan 'Zuidrand' zijn dan ook van toepassing op dit wijzigingsplan, naast de regels die zijn opgenomen in dit wijzigingsplan.
Bestemmingen
Locatie Achterzeedijk
Overeenkomstig de toegepaste wijzigingsregels is ter plaatse van de locatie Achterzeedijk de bestemming 'Bedrijf' opgenomen. Ter plaatse is, naast de grondopslag, ten hoogste 1 gebouw met een maximale grondoppervlakte van ten hoogste 50 m2 toegestaan met een maximale goothoogte van 4,5 meter en een maximale bouwhoogte van 6 meter. Daarnaast is voorzien in de mogelijkheid een flexibele overkapping toe te staan met een oppervlakte van ten hoogste 2.600 m2 en een bouwhoogte van maximaal 7 meter. Daarnaast is een keerwand toegestaan tot maximaal 5 meter hoogte met een talud van 1:3.
Locatie Koedoodse haven
De vrijkomende gronden aan de Koedoodse haven worden overeenkomstig de wijzigingsregels voorzien van de bestemming 'Recreatie - Oeverzone'. De bijbehorende gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn opgenomen in de regels.
Voor de overige bestemmingen geldt dat, met uitzondering van de archeologische dubbelbestemmingen (zie paragraaf 4.9), de regels uit het bestemmingplan 'Zuidrand' onverkort van toepassing zijn.
De realisatie van de herhuisvesting van de activiteiten van GKB zijn mogelijk door grondverkoop door de gemeente. Het aan GKB te verkopen perceel zal geheel voor rekening en risico van GKB worden ingericht.
Voor de inrichting van het omliggende openbaar gebied zal GKB een exploitatiebijdrage voldoen. Op deze wijze is het verplichte kostenverhaal verzekerd en zal er, mede omdat er geen fasering en aanvullende locatie-eisen noodzakelijk zijn, geen exploitatieplan in procedure worden gebracht.
Het ontwerpwijzigingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen. Op het ontwerpwijzigingsplan is één zienswijze ingediend. In onderstaande paragraaf is deze zienswijze samengevat en voorzien van een passende beantwoording.
Samenvatting zienswijze
De indiener van de zienswijze kan zich vinden in de omzetting van de bedrijfsbestemming in een recreatieve bestemming. Op basis van het plan is echter ook horeca mogelijk. In het ontwerpplan wordt aangegeven dat geen milieuhinder is te verwachten.
Indiener geeft aan dat in de haven nog een woonboot ligt met een woonbestemming. Indiener geeft aan dat het kruispunt bij de Koedoodse haven problematisch is vanwege de aanwezigheid van een fietspad, een doorgaande weg en drie opritten. Door de komst van horeca zal deze problematiek zich intensiveren.
Bij de Koedoodse haven bevinden zich zeven woningen. De horeca zal ook voor deze bewoners overlast veroorzaken. Indiener geeft een alternatieve locatie aan voor horeca bij het Bouwdok langs de Oude Maas. De Koedoodse Haven is aldus indiener geen geschikte locatie voor horeca.
Beantwoording zienswijze
Indiener bewoont een burgerwoning aan de zuidzijde van de Koedoodse Haven. De direct omliggende gronden zijn bestemd voor 'Bedrijf - Laad- en losplaats' die een laad en losplaats mogelijk maken.
Ter plaatse van het projectgebied voor het wijzigingsplan Koedoodse haven geldt op basis van het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Bedrijf - Laad- en losplaats'. Op basis van dit bestemmingsplan is ter plaatse ook het bestaande bedrijf van GKB gevestigd. Hier vinden diverse bedrijfsactiviteiten plaats die voor de nodige verkeersbewegingen zorgen. Het bedrijf is ingericht voor de op- en overslag van boomstammen, houtsnippers, groenafval, grond en containers. Deze worden per vrachtwagen of tractor aangevoerd.
Ter plaatse van het projectgebied is tevens middels een gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 6' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt de gronden te wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Oeverzone', met in achtneming van de regels die voor deze bestemming gelden en de gemeenteraad voorafgaand aan de wijziging geconsulteerd wordt. In aanvulling hierop geldt dat:
Van bovengenoemde wijzigingsbevoegdheid is bij het opstellen van het wijzigingsplan Koedoodse haven gebruik gemaakt. Aan de genoemde voorwaarden zoals genoemd in de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan. De horeca activiteiten die ter plaatse mogelijk zijn, zijn reeds mogelijk gemaakt en ter plaatse aanvaardbaar geacht bij de vaststelling van het bestemmingsplan Zuidrand op 17 september 2013.
Het betreft o.a. horeca activiteiten uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten. Dit betreft lichte horeca die alleen overdag en 's avonds geopend hoeft te zijn en die daardoor beperkte hinder voor omwonenden kan veroorzaken. Horecabedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking behoren niet tot deze groep (Zie bijlage 2 bij de regels van het bestemmingsplan Zuidrand). Daarnaast is het zo dat GKB op basis van de huidige milieuvergunning in de representatieve bedrijfssituatie gedurende de dagperiode in totaal 110 vrachtverkeersbewegingen mag maken en gedurende de nacht 4 vrachtverkeersbewegingen, los van personenvervoer. Met de voorgenomen ontwikkeling komen deze verkeersbewegingen ter plaatse te vervallen. In de nieuwe situatie zal daarom ook nimmer sprake kunnen zijn van een verslechtering ten opzichte van de huidige situatie. De ontwikkeling in het wijzigingsgebied Koedoodse haven is met het uitplaatsen van het aanwezige bedrijf en het mogelijk maken van extensieve recreatie dusdanig klein dat dit ten opzichte van de huidige situatie niet tot nauwelijks voor een extra verkeersaantrekkende werking zorgt. De verkeersveiligheid is ook gewaarborgd. In het kader van de ontwikkelingen van Buytenland van Rhoon wordt de verkeerssituatie nader onderzocht.
Onderdeel hiervan is het bekijken of de parkeerplaatsen t.b.v. van de horecavoorziening op eigen terrein moet worden ingepast. Extra parkeerplaatsen elders in het gebied realiseren heeft als voordeel dat de kruising met het fietspad ter plaatse van de uitrit (locatie GKB) niet verder intensiveert. Ook eventuele hinder van de huidige bedrijfsactiviteiten ten opzichte van omwonenden zal meer overlast met zich meebrengen als eventuele hinder als gevolg van de extensieve recreatie met lichte horeca die ter plaatse mogelijk wordt gemaakt. Gezien de afstand tussen de te realiseren lichte horeca en de bestaande woningen wordt geen hinder verwacht voor omwonenden (zowel burgerwoningen als bedrijfswoningen). De gekozen locatie is daarom ook reeds vastgelegd in het bestemmingsplan Zuidrand dat op 17 september 2013 is vastgesteld.