Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het wijzigingsplan Burgemeester Smitweg 109, Hazerswoude-Dorp van de Gemeente Alphen aan den Rijn .
1.2 wijzigingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0484.WcbHDburgsmitwg109-VA01.
1.3 aanduiding
een
geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid,
waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het
gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een
dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt
uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie
behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie
in overeenstemming is.
1.7 ambachtelijk bedrijf
een
bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen,
bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het
verkopen en leveren van goederen, die verband houden met het ambacht
als niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming.
1.8 archeologisch onderzoek
diverse vormen
van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied,
uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse
Archeologie;
1.9 archeologische waarde
de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige archeologische resten;
1.10 bed & breakfast
voorzieningen
gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het
serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristische recreatieve
activiteit aan maximaal 8 personen; onder bed & breakfast
voorzieningen wordt niet verstaan een overnachting noodzakelijk in
verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden
werkzaamheden en of arbeid.
1.11 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 Besluit externe veiligheid inrichtingen
Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals gepubliceerd in Stb. 2004, 250.
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in lid 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.16 bijgebouw
een vrijstaand, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig te onderscheiden gebouw.
1.17 bouwen
het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.21 bouwvlak
een
geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk
elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden,
hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
1.24 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.25 hoofdgebouw
een
gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of
functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.26 huishouden
persoon of groep
personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge
verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;
bedrijfsmatige kamerverhuur of kamerverhuur op een zodanige schaal dat
zij als bedrijfsmatig moet worden beschouwd, wordt daaronder niet
begrepen;
1.27 kantoor
voorzieningen
gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel,
architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen
gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate
rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.28 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het
in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van
activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van
het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij
de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een
ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.29 mantelzorg
noodzakelijke
zorg voor een zieke of gehandicapte die in duur en in intensiteit een
meer gebruikelijke gang van zaken overstijgt en niet in georganiseerd
verband en niet in het kader van een hulpverlenende beroep wordt
verleend;
1.30 nutsvoorzieningen
voorzieningen
ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes,
gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties,
gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van
(ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.31 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.32 peil
- voor gebouwen
waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst of minder dan 5
m daarvan: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
- de hoogte van
het bestaande terrein ter plaatse van de bouw, zulks gezien in relatie
met de hoogte van de bestaande omliggende terreinen (maaiveld).
1.33 rooilijn
de
denkbeeldige lijn evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de
dichtst bij de weg gelegen gevel van het gebouw (niet zijnde een
bijgebouw), dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg)
de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg
gelegen hoekpunt van gevels van het gebouw (niet zijnde een bijgebouw)
dat het dichtst bij de weg is gelegen.
1.34 seksinrichting
het
bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt
- gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een
vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.35 voorgevel
de
gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of
uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.36 praktijkruimte
een gebouw of een
gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten
op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch,
medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te
stellen gebied.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen
bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot
perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- ingeval van een
vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het
hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- ingeval van een
op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de
voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de
(schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil
tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen,
zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 Goothoogte van een bouwwerkg
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de
onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 vloeroppervlakte
de brutovloeroppervlakte volgens NEN 2580, punt 4.2.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het wonen met bijbehorende erven;
- de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
3.2.1 Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- woningen;
- gebouwen ten dienste van de bestemming;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Vervolgens geldt het volgende:
- gebouwen en
bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van
terreinafscheidingen en bijgebouwen, worden binnen het bouwvlak
gebouwd;
- de minimale afstand van bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen;
- overigens geldt het volgende:
|
max. aantal per bouwvlak |
max.
inhoud |
max. oppervlak |
max. goothoogte |
max.
bouw-hoogte |
woningen |
één, indien aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan |
750 m³ |
|
6 m |
10 m |
aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen |
|
|
50 m² |
3 m |
6 m |
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij woningen |
één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven |
650 m³ |
|
6 m |
10 m |
bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. erf- of terreinafscheidingen)
|
|
|
|
|
3 m |
erf- en terreinafscheidingen
- voorzijde bouwvlak
- zij- en achterzijde bouwvlak
|
|
|
|
|
1 m
2 m
|
carports bij/per woning |
|
|
50 m² |
|
3 m |
* Het te bebouwen oppervlak aan carports van het bij de woning
behorende zij- en/of achtererf mag ten hoogste 50% van de bij de woning
behorende erf bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Ten behoeve van de herbouw van woningen buiten bestaande fundamenten
Burgemeester en
wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in lid 3.2.2 sub c teneinde algehele herbouw van een woning
buiten de bestaande funderingen toe te staan met inachtneming van het
volgende:
- de herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel;
- de nieuwe
situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de
bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven,
voortvloeiende uit de milieuomgeving;
- de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
- door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast.
3.3.2 Ten behoeve van het maximale oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij woningen
Burgemeester en
wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het in
lid 3.2.2 sub c opgenomen maximale oppervlak voor bijgebouwen en
overkappingen bij woningen, namelijk 50 m², met inachtneming van
het volgende:
- het oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij woningen mag tot ten hoogste 75 m² worden vergroot;
- ontheffing wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de gronden rondom de woning ten minste 250 m² bedragen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Het is niet toegestaan om gronden/opstallen te gebruiken voor:
- aan-huis-gebonden
beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, tenzij het
vloeroppervlak ten behoeve van de laatstbedoelde activiteiten niet meer
bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief
aan- en uitbouwen en in een omvang van ten hoogste 50 m², is niet
toegestaan.
Artikel 4 Waarde - Archeologie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de
aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor bescherming en
veiligstelling van archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op deze gronden
mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van
ten hoogste 3 m;
- ten behoeve van
de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met
inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende
(bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- de aanvrager
van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de
archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van
burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken
archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten
niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan
de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van
de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel
het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische
deskundige;
- het bepaalde in
dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan
betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of
bouwwerken:
- vervanging,
vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid
en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 uitvoeren van werken zonder omgevingsvergunning
Het
is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie
zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren
van grondbewerkingen op een grotere diepte of bouwhoogte dan 30 cm,
waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen,
egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen
van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee
verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.3.2 Uitzondering op de omgevingsvergunning
Het verbod van
artikel 4 lid 3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 15.2, onder a en b, in acht is genomen;
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingsvergunning;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
4.3.3 Voorwaarde voor de omgevingsvergunning
Aanlegvergunning wordt verleend, indien:
- de aanvrager van
de aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan
aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden
aanwezig zijn;
- de aanvrager van
de aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de
archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van
burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken
archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld,
door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan
worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden,
gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
4.3.4 Advisering met de omgevingsvergunning
Alvorens de
gevraagde aanlegvergunning te verlenen, vragen burgemeester en
wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het
criterium als bedoeld in
artikel 4 lid 3.3.
Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de
archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
4.3.5 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van
artikel 4 lid 3.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal
in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- voor een
bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is,
dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming
is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-
en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de
bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
6.2 Rooilijn
- de rooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft:
- tot gebouwen
behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en
entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
- andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;
- terreinafscheidingen;
- aan- en
bijgebouwen bij hoofdgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m
achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
6.3 Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen
Onverminderd
hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald, dient ten minste de volgende afstand
in acht genomen te worden tussen kassen en gevoelige objecten:
soort objecten |
aan te houden afstand |
|
|
indien kassen voor 1 mei 1996 zijn opgericht (met inbegrip van eventuele uitbreidingen) |
indien kassen na 30 april 1996 zijn opgericht |
categorie I |
25 m |
50 m |
categorie II |
10 m |
25 m |
6.4 Afstand van woningen tot wegen
- ingeval van
nieuwe woningen ingevolge planwijziging of ontheffing of herbouw van
een woning elders op een bouwvlak, mag de afstand van de woning
(inclusief aan- en uitbouwen) tot de as van de weg - ter beperking van
geluidshinder - in geen geval minder bedragen dan de in de tabel
aangegeven afstand;
wegvak
|
|
|
afstand 58 dB-contour 1)
|
Voorweg |
47 m |
22 m |
10 m |
Middelweg |
38 m |
17 m |
7m |
Burgemeester Smitweg |
26 m |
11 m |
4m |
Loeteweg |
14 m |
6 m |
- m* |
Roemer |
36 m |
16 m |
7 m |
1) Alle waarden met aftrek volgens artikel 110g Wgh.
* Afstand is te klein om te berekenen.
-
nieuwe
woningen ingevolge planwijziging of ontheffing mogen op een kleinere
afstand worden gebouwd dan in artikel a en tabel 1 is aangegeven,
indien:
- uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan;
- de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico vanwege wegen niet wordt overschreden.
- burgemeester en
wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in
artikel a en de tabel teneinde herbouw van woningen toe te staan op een
kleinere afstand, indien:
- uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan;
- de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico vanwege wegen niet wordt overschreden.
6.5 Minimale afstand tot landbouwbedrijven
Onverminderd
hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald, dient ten minste de volgende afstand
in acht genomen te worden tussen landbouwbedrijven en gevoelige
objecten:
|
inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden
|
inrichting waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden
|
minimumafstand tot objecten categorie I en II |
100 m |
50 m |
minimumafstand tot objecten categorie III, IV en V |
50 m |
25 m |
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
7.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid ten behoeve van een geringe afwijking
Burgemeester
en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds een
afwijking kan worden verleend - middels een
omgevingsvergunning afwijking verlenen van de regels voor:
- afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- overschrijding
van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van
belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel
voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand
van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m
bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
een
afwijking wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.2 Afwijkingsbevoegdheid mantelzorg
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken
ten behoeve van het gebruik van het bestaande hoofdgebouw of de
bestaande bijgebouwen als tijdelijke woonruimte bij de woning ten
behoeve van mantelzorg met dien verstande dat:
- het maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
- de maximale
inhoudsmaat van de woning inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen niet meer dan 750 m³ mag bedragen;
- het oppervlak van het bijgebouw dat wordt gebruikt als tijdelijke woonruimte niet meer dan 80 m² mag bedragen;
- de woning bij
gebruik door twee huishoudens een duidelijke uitstraling dient te
hebben van één woning met eventueel bijgebouwen;
- er geen extra inritten of bruggen mogen worden aangelegd;
- de woning maximaal één toegang mag hebben;
- de zorgbehoefte moet zijn aangetoond via een indicatiebesluit of een verklaring van de huisarts;
- bij beëindiging van de mantelzorg het gebruik van het bijgebouw als woonruimte wordt beëindigd.
7.3 Afwijkingsbevoegdheid gastenverblijf
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd middels een omgevingsvergunning af te
wijken ten behoeve van het gebruik van het bestaande hoofdgebouw
of de bestaande bijgebouwen als tijdelijke woonruimte bij de woning ten
behoeve van een gastenverblijf met dien verstande dat:
- het maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
- de maximale
inhoudsmaat van de woning inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen niet meer dan 750 m³ mag bedragen;
- het oppervlak van het bijgebouw dat wordt gebruikt als tijdelijke woonruimte niet meer dan 80 m² mag bedragen;
- er geen extra inritten of bruggen mogen worden aangelegd;
- de woning maximaal één toegang mag hebben;
- de gebruiker een reëel hoofdverblijf elders dient te hebben;
- de woning bij
gebruik door twee huishoudens een duidelijke uitstraling dient te
hebben van één woning met eventueel bijgebouwen.
7.4 Verlening afwijking
Afwijking zoals
bedoeld in de leden 7.1 t/m 7.3 wordt verleend, indien daardoor geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestemming(en) van de
betrokken en de aangrenzende gronden en de waarden.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- een bouwwerk dat
op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig
of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar
aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het
tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen
twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- burgemeester en
wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in dit
lid onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als
bedoeld in het eerste artikel met maximaal 10%;
- het in dit lid a
bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd
zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan,
daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- bouwwerken dat
bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en
hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- het is verboden
het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, zoals bedoeld in dit lid
onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard
en omvang wordt verkleind;
- indien het
gebruik, zoals bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van
het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- het in dit lid
onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in
strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder
begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels
worden aangehaald onder de naam Burgemeester Smitweg 109,
Hazerswoude-Dorp van de Gemeente Alphen aan den Rijn.