Plan: | Buitengebied Alphen Zuid - eerste uitbreiding (percelen BP Natuurcompensatie ten zuiden van de N11) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0484.B171bgalphenzd1uit-VA01 |
Als gevolg van de aanleg van de overslagterminal is de provinciale weg N207 omgelegd. Hiermee is een ruimtelijke claim gelegd op de ecologische verbindingszone langs de N11. Deze ca. 8,2ha. moet worden gecompenseerd. Daarbij was oorspronkelijk de insteek om deze natuurcompensatie te realiseren in een gebied ten zuiden van de N11 en ten oosten van de N207, zie afbeelding 1.2 en 1.3.
In februari 2014 heeft de provincie Zuid-Holland de gemeente verzocht medewerking te verlenen om het laatste deel van de natuurcompensatie Steekterpoort (ca. 3,5ha) op een locatie in het Zaanse Rietveld te realiseren en niet zoals aangegeven in het bestemmingsplan 'Natuurcompensatie Steekterpoort'. Dit vanwege de stagnerende onteigeningsprocedure voor de benodigde percelen in de polder Steekt. De locatie in het Zaanse Rietveld is de driehoek Weteringpad - N11- Compierekade, zie afbeelding 1.1. Deze locatie was te koop en natuur past in het bestemmingsplan in dat gebied. In reactie hierop heeft het college in april 2014 aangegeven medewerking te verlenen aan het verzoek. De nieuwe locatie sluit logisch aan op andere gebieden met natuur en onteigening van gronden in de polder Steekt is dan niet meer nodig.
Verder is richting de provincie aangegeven dat als zij de natuurcompensatie op de locatie in het Zaanse Rietveld realiseert, het bestemmingsplan "Natuurcompensatie Steekterpoort" voor rekening van de provincie moet worden gewijzigd. Dit echter pas nadat de compensatie in het Zaanse Rietveld gereed is. Verder moet de provincie zich verplichten om indien de compensatie op de nieuwe locatie om wat voor reden niet lukt, de compensatie alsnog op de in het bestemmingsplan "Natuurcompensatie Steekterpoort" aangegeven locatie in de polder Steekt te realiseren. Inmiddels geldt dat de natuurcompensatie op de andere locatie in het Zaanse Rietveld is gerealiseerd.
Afbeelding 1.1 Locatie natuurcompensatie Zaanse Rietveld (gearceerde gedeelte linksboven) (bron: dienst landelijk gebied)
Nu de compensatie reeds elders is gerealiseerd, hebben de grondeigenaren de gemeente verzocht om conform de afspraak met de provincie de bestemming terug te draaien naar de bestemming agrarisch. Dit vanwege het feit dat de bestemming Natuur belemmerend kan werken bij onder andere het verkrijgen van subsidies voor ecologisch sloten en bij verkoop van grond.
Het plangebied is gelegen ten zuiden van de overslagterminal/N11 en ten westen van de N207.
Afbeelding 1.2 Locatie plangebied
Ter plaatse van de planlocatie geldt het bestemmingsplan Natuurcompensatie Steekterpoort, vastgesteld op 25 juni 2009.
Afbeelding 1.3 Geldend bestemmingsplan
In hoofdstuk 2 wordt het beleidkader uiteengezet. Hierin wordt het voor dit bestemmingsplan relevant rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid beschreven. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van de planontwikkeling. Het vierde hoofdstuk omvat de milieuaspecten en hoofdstuk 5 de watertoets. In hoofdstuk 6 wordt de keuze voor de planmethodiek nader toegelicht. Het zevende hoofdstuk is gewijd aan de uitvoerbaarheid. Hier wordt ingegaan op de maatschappelijke en financiele uitvoerbaarheid.
In dit hoofdstuk wordt het relevante europees-, rijks-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen.
Voor het plangebied is geen opgave vanuit nationaal belang van toepassing.
De Visie ruimte en mobiliteit beschrijft het strategische beleid van de provincie Zuid-Holland. Het operationele beleid is opgenomen in programma’s. De ruimtelijke regelgeving is uitgewerkt in de Verordening ruimte. De groene ruimte in Zuid-Holland is veelzijdig. De grote agrarische cultuurlandschappen behoren ertoe, net als de wateren in de flanken van de provincie en de natuurgebieden. Ook de kleinere landschappen en groengebieden in de nabijheid van de steden dragen bij aan de veelzijdigheid van de groene ruimte, evenals de groen- en waterstructuren in de stad zelf die als ‘haarvaten’ van de onbebouwde ruimte het stedelijk gebied dooraderen.
De provincie zet in op een betere, gebiedsgerichte verweving van de verschillende ‘klassieke’ functies in de groene ruimte (landbouw, natuur, recreatie, water, cultuurhistorie) en een betere relatie tussen stad en land. De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, waardeert de provincie de kwaliteit van gebieden in categorieën en onderscheidt ze ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving. Hierbij zijn een tweetal beschermingscategorieën te onderscheiden, waar ook onder voorwaarden van ruimtelijkkwaliteit ontwikkelingen mogelijk zijn, maar waar vanwege de kwetsbaarheid of bijzonderheid extra voorwaarden van toepassing zijn. Paragraag 2.2.2 gaat hierop verder in.
Beschermingscategorieen ruimtelijke kwaliteit
Uitgangspunt beleid ruimtelijke kwaliteit: 'ja, mits'
Gebiedsgericht sturen op ruimtelijke kwaliteit betekent voor de provincie richting en ruimte geven aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. Het kwaliteitsbeleid gaat uit van 'ja, mits': ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en geldt in principe voor het grondgebied van de gehele provincie, dat wil zeggen zowel de groene ruimte als de bebouwde ruimte. De provincie hanteert hier het handelingskader ruimtelijke kwaliteit: een benadering die enerzijds onderscheidt maakt in drie soorten ruimtelijke ontwikkelingen (nieuwe bebouwing of nieuw gebruik van grond of bebouwing) naar gelang hun impact op de omgeving en anderzijds de realisatie van bepaalde soorten ruimtelijke ontwikkelingen uitsluit in gebieden met een bepaalde beschermingscategorie.
Drie soorten ruimtelijke ontwikkelingen
Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang. Daarbij hanteert de provincie met het oog op de wisselwerking tussen gebiedskwaliteiten en ontwikkelingen twee uitgangspunten:
In dit licht wordt onderscheid gemaakt in drie soorten ontwikkeling: inpassing, aanpassing en transformatie. Wat betreft onderhavig bestemmingsplan geldt dat sprake is van een inpassing. Het gaat om een gebiedseigen ontwikkeling die aansluit bij de bestaande identiteit en structuur van het landschap.
Beschermingscategorieën
Gebieden met topkwaliteit (beschermingscategorie 1)
Een relatief beperkt aantal gebieden is zo bijzonder, waardevol of kwetsbaar, dat de instandhouding en mogelijk verdere ontwikkeling van de waarden die ze vertegenwoordigen, voorrang heeft boven alle andere ontwikkelingen. Deze gebieden dragen in hoge mate bij aan de identiteit, beleving en biodiversiteit van Zuid-Holland, vormen een tegenhanger van het stedelijk gebied en versterken aldus het onderscheidend karakter van de provincie. Ze leveren bovendien een substantiële bijdrage aan het toeristisch profiel en het leef- en vestigingsklimaat in de provincie. Het gaat onder andere om gebieden met hoge en specifieke natuurwaarden in Zuid-Holland, gebundeld in het NNN en Natura 2000, die met elkaar een substantiële bijdrage leveren aan de Europese biodiversiteit. Provincie en rijk hebben hier een gedeelde verantwoordelijkheid voor instandhouding en versterking van deze waarden.
Natuurnetwerk Nederland en strategische reservering natuur
Binnen de provinciale Verordening Ruimte maakt het plangebied deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Dit bestaat uit de bestaande bos- en natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden, bestaande en nieuwe landgoederen, ecologische verbindingen, de grote wateren en de Noordzee. De realisatie van het NNN is aangemerkt als een nationaal en provinciaal belang met als doel de bescherming, instandhouding en verdere ontwikkeling van de biodiversiteit.
Voor de gebieden die op Kaart 8 Natuurnetwerk Nederland van de verordening zijn verbeeld als 'bestaande en nieuwe natuur', 'waternatuurgebied' of 'ecologische verbinding' geldt dat er geen nieuwe ontwikkelingen mogen worden toegelaten die de uiteindelijke realisatie van het NNN onmogelijk maken. Bij nog niet gerealiseerde nieuwe natuur is een bestemming met wijzigingsbevoegdheid naar natuur in veel gevallen gewenst. Bij realisatie van nieuwe natuur door middel van agrarisch natuurbeheer ligt dat minder voor de hand. Voor zover er nog sprake is van bestaande bebouwing, erven, tuinen of wegen, kunnen deze bestemd worden overeenkomstig het huidige gebruik.
Afbeelding ... Verordening Ruimte 2014 Kaart 8 NatuurNetwerk Nederland
Bescherming NNN
Het ruimtelijk beleid voor het NNN is gericht op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied. De bescherming van deze waarden vindt plaats door toepassing van een specifiek afwegingskader: het zogenaamde 'nee, tenzij'-regime. Dat betekent dat nieuwe plannen en projecten niet zijn toegestaan als deze een significant negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied, tenzij daarmee een groot openbaar belang gediend is en er geen reële alternatieven voorhanden zijn. Hiervan is geen sprake aangezien het gaat om percelen grond die een agrarische bestemming hadden, agrarisch worden gebruikt en weer een agrarisch bestemming krijgen waarbij geldt dat geen bebouwing is toegestaan. Daarnaast geldt dat de natuurcompensatie op verzoek van de provincie reeds op een andere locatie is gerealiseerd.
In deze structuurvisie uit 2013 is aangegeven dat de toenmalige gemeente Alphen aan den Rijn acht polders kent, waaronder polder Steekt. Het grootste deel van de polders wordt als landbouwgrond gebruikt. Daarbij is aangegeven dat in de structuurvisie Buitengebied, die in 2008 is vasgesteld, de kenmerken van de polders zijn beschreven en per polder ambities zijn bepaald.
De agrarische functie van het buitengebied staat aan de basis voor de kenmerkende openheid van het slagenlandschap rondom Alphen aan den Rijn. Bij de gemeente wordt daarom ook zeer kritisch gekeken naar initiatieven die het agrarisch gebruik negatief kunnen beinvloeden. De openheid van het buitengebied wordt door vergezichten benadrukt. De gemeente ondersteunt particuliere initiatieven die de openheid van het landschap en vergezichten bevorderen, zoals zichten naar polder Steekt.
In februari 2008 heeft de raad de 'Structuurvisie buitengebied Alphen aan den Rijn, deel 1; beleidsnota' vastgesteld en in december 2008 is deel 2: Uitvoeringsprogramma door de raad vastgesteld. De Structuurvisie gaat in op de toekomstige gewenste ontwikkelingen voor het buitengebied van Alphen aan den Rijn en gaat uit van sturen op kwaliteit en sturen op doelen. Ontwikkelingen die passen binnen de economische, sociale en ruimtelijke doelen zijn gewenst. Nieuwe ontwikkelingen worden getoetst aan deze doelstellingen.
Voor wat betreft Polder Steekt (ten zuiden van de N11) is aangegeven dat dit een belangrijk agrarisch gebied is met voornamelijk melkveehouderijen. De inrichting van de polder sluit goed aan bij de bedrijfsvoering. Landschappelijke waarden zijn met name de openheid en de scherpe begrenzing tussen grasland en sierteelt in Boskoop. Behoud van de openheid is een belangrijk aspect bij toekomstige ontwikkelingen in dit gebied. Nieuwe bebouwing is hier dan ook niet toegestaan.
Met inachtneming van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat de bestemmingsplanwijziging niet in strijd is met rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.
De planontwikkeling betreft in feite alleen een planologische aanpassing. In de bestaande situatie zijn de gronden die de bestemming agrarisch krijgen al agrarisch in gebruik. Dit is altijd zo geweest, ook na vaststelling van het bestemmingsplan Natuurcompensatie Steekterpoort. De functie agrarisch sluit ook aan bij de aangrenzende percelen die ook agrarisch in gebruik zijn.
In dit hoofdstuk worden de relevante milieu-aspecten aan de orde gesteld. Hierbij dienen in ieder geval de volgende onderdelen aan de orde te komen:
Het bestemmingsplan maakt niet de oprichting van een woning of bedrijf mogelijk. Naar de milieuaspecten M.E.R., Bedrijven en Milieuzonering, Lucht, Bodem, Geluid, Externe Veiligheid, Ecologie hoeft dan ook geen nader onderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek is uitgevoerd in de twee zones tussen weg en spoorweg. Vervolgonderzoek is daar niet meer nodig. Voor het overige gedeelt van het plangebied is geen onderzoek uitgevoerd. Voor dit gedeelte wordt een dubbelbestemming Waarde-Archeologie opgenomen. Dit sluit aan bij het naastgelegen plangebied Buitengebied Alphen Zuid. Bij werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Huidige landgebruik kan voortgezet worden maar diepploegen en andere graafwerkzaamheden zijn niet toegestaan.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven welke de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding.
Bij dit bestemmingsplan is uitgegaan van de systematiek van het aangrenzende bestemmingsplan Buitengebied Alphen Zuid.
Bij het bestemmingsplan Buitengebied Alphen Zuid hoort een kwaliteitsgids. De kwaliteitsgids geeft in woord, in kaarten en in (referentie)beelden een aantal richtlijnen voor de invulling van het Buitengebied. Doel hiervan is de in de Structuurvisie Buitengebied en het bestemmingsplan Buitengebied Alphen Zuid nagestreefde kwaliteit te verwezenlijken. Door de vrij flexibele invullingsmogelijkheid biedt het bestemmingsplan hiervoor zelf onvoldoende garanties. De verbeelding en de regels geven (met opzet) slechts beperkte aanwijzingen voor de situering en vormgeving van bebouwing en buitenruimte (privé en openbaar).
Vrijwel alle bestemmingsplannen hebben een verbeelding die bij de regels hoort. Ook dit bestemmingsplan heeft een verbeelding. Daarnaast bevat dit bestemmingsplan echter ook een inventarisatiekaart.
De verzamelbestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen, gaan uit van het huidige gebruik. Omdat het huidige gebruik niet op de verbeelding is opgenomen, is een inventarisatiekaart aan het bestemmingsplan toegevoegd. Op deze inventarisatiekaart is de huidige bebouwing in beeld gebracht evenals de huidige functies.
De regels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken met een of meer artikelen:
Hoofdstuk 1: 'Inleidende regels' bevat de begripsbepalingen (artikel 1) en een bepaling over de wijze van meten (artikel 2). De begripsbepalingen zijn in alfabetische volgorde opgesomd en dienen als referentiekader voor de overige regels.
Hoofdstuk 2: 'Bestemmingsregels' bevat de bestemmingen. Elk artikel heeft een vaste opbouw. Eerst wordt een bestemmingsomschrijving gegeven, vervolgens de bouwregels, gebruiksregels, eventuele nadere eisen en eventuele mogelijkheden voor afwijking van de bouwregels danwel gebruiksregels. In een aantal artikelen is als laatste een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden als eis opgelegd.
Hoofdstuk 3: 'Algemene regels' bevat regels die algemeen gelden en die vanwege de algemeenheid gegroepeerd zijn.
Hoofdstuk 4: 'Overgangs- en slotregels' omvat de overgangsbepalingen van het bestemmingsplan. Deze zijn opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening 2008 met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan.
Met het bestemmingsplan wordt de bestemming Natuur gewijzigd naar Agrarisch. Dit betekent dat geen sprake is van het mogelijk maken van een bouwplan als bedoeld in artikel 6:12 van de Wet ruimtelijke ordening jo. artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betekent dat de raad geen exploitatieplan hoeft vast te stellen. Verder zijn met het plan geen andere kosten gemoeid, dan de kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan. Deze komen conform de eerder gemaakte afspraak voor rekening van de provincie.
Voor het bestemmingsplan is de wettelijke procedure uit de Wet ruimtelijke ordening gevoerd. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan voor zes weken ter inzage heeft gelegen. Hierop zijn geen zienswijzen ingediend. Daarnaast is de publicatie van de terinzagelegging naar diverse (bestuurlijke) instanties gestuurd.