direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Partiele herziening van het bestemmingsplan Sierteeltgebied - zonneweide Voorweg 94
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.B157HDzonwvoorwg94-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De heer Lourier, woonachtig aan de Voorweg 94 te Hazerswoude Dorp, had tot voor kort een boomkwekerij op deze locatie. Hij heeft het initiatief genomen om op het betreffende perceel een zonneweide te gaan realiseren. Hij heeft contact gezocht met Raedthuys Pure Energie en de Gemeente Alphen aan den Rijn en tezamen met deze partijen is het project verder ontwikkeld.

Huidige status is:

  • 6.250 panelen met een totaal vermogen van ca. 1,4 MW is beoogd op een kleine 2 ha;.
  • Afgegeven tijdelijke vergunning met een instandhoudingstermijn van uiterlijk 10 jaar. Deze moet nog beperkt aangepast worden, m.n. verlengd qua termijn;
  • Afgegeven SDE+2014, fase 6, exploitatiesubsidie beschikking, aangevraagd en verkregen door Raedthuys Pure Energie;
  • Overeenkomst voor pacht getekend tussen Raedthuys Zon B.V. en dhr. en mevr. Lourier;
  • Overeenkomst voor levering energie tussen Raedthuys Pure Energie en de Gemeente Alphen aan de Rijn.

Bij besluit van 3 november 2014 is aan de heer Lourier een omgevingsvergunning verstrekt voor de aanleg van de zonneweide. Bij besluit van 10 november 2015 is een gewijzigde omgevingsvergunning verstrekt (6.250 panelen in plaats van 5.472 panelen). Wegens strijdigheid met het bestemmingsplan heeft de omgevingsvergunning niet alleen betrekking op de activiteit Bouwen (Artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) maar tevens op de activiteit Handelen in strijd met de regels R.O. (artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). Er is een omgevingsvergunning verleend met een instandhoudingstermijn voor een periode van 10 jaar (tot uiterlijk 3 november 2024).


De aanleg van de zonneweide sluit aan bij de duurzaamheidsambitie van de gemeente. Een en ander is verwoord in de intergemeentelijke structuurvisie Greenport Boskoop e.o. en het actieplan 2014 uitvoeringsprogramma duurzaamheid, energie en klimaat.


Bedoeling is nu om het voornoemde bestemmingsplan dat op 11 november 2010 is vastgesteld te herzien, opdat de zonneweide definitief op het perceel aanwezig mag zijn.

Door middel van deze herziening wordt het planologisch en juridisch kader geboden waarmee de ontwikkeling van de zonneweide mogelijk wordt gemaakt.

1.2 Ligging plangebied

In Figuur 1.1 wordt de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.B157HDzonwvoorwg94-VA01_0001.jpg"

figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan 'Sierteeltgebied' dat op 11 november 2010 is vastgesteld door de gemeenteraad van de (toenmalige) gemeente Rijnwoude. Het project is gesitueerd op de gronden die in dit bestemmingsplan zijn voorzien van de (dubbel) bestemmingen Agrarisch – Sierteelt en Waarde – Archeologie. De gronden met deze bestemming Agrarisch – Sierteelt zijn primair bedoeld voor het uitoefenen van sierteeltbedrijven.

1.4 Planvorm

De herziening voegt aan de vigerende regeling de mogelijkheid tot realiseren van een zonneweide toe. Uit de regels en verbeelding blijkt op welke punten het bestemmingsplan is aangepast. In de herziening zijn dan ook geen complete bestemmingen weergegeven, alleen de wijzigingen zijn beschreven. Voor de volledige regeling wordt verwezen naar het reeds inwerking zijnde bestemmingsplan.

1.5 Planproces

Gezien de beperkte wijzigingen die de herziening voorstaat, zoals zijn beschreven in  Hoofdstuk 2  is geen inspraakprocedure gevolgd in het kader van een voorontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende 6 weken ter visie gelegd en toegestuurd aan de overlegpartners in het kader van het 3.1.1-Bro-overleg. Hierbij is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen.

1.6 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 worden de aanpassingen die de herziening tot doel heeft beschreven. In hoofdstuk 3 wordt een toelichting gegeven op de regeling. Hoofdstuk 4 gaat tenslotte in op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Achtergronden

2.1 Inleiding

Deze herziening heeft als enige doel het mogelijk maken van het zonneweide op de betreffende locatie aan de Voorweg voor een voldoende lange termijn. In  Hoofdstuk 3  is nader ingegaan op de wijzigingen in het vigerende bestemmingsplan en hoe de zonneweide is vastgelegd in deze herziening.

2.2 Planbeschrijving

2.2.1 Huidige situatie

De boomkwekerij is beëindigd. Het terrein is al vast 'leeggemaakt' voor de aanleg van het de zonneweide.

2.2.2 Beoogde situatie

Raedthuys Zon BV is voornemens om op het betreffende kavel een zonneweide van 2 hectare aan te leggen, waarbij zonne-energie wordt omgezet in elektriciteit. De opgewekte energie zal worden geleverd aan het openbare net. De inrichting van het zonneweide betreft het kavel in haar totale lengte. Dit betreft het gebied binnen de watergangen. Er wordt een meter ruimte aangehouden tussen de waterkant en het eerste zonnepaneel. In figuur 1.1 is tevens de ligging van de zonneweide op de locatie weergegeven.

2.2.3 Locatiekeuze

Duurzame energie doelstelling

De uitstoot van broeikasgassen als gevolg van de energiebehoefte kan worden beperkt door energiebesparing en door grootschalige inzet van duurzame energiebronnen. Een dergelijke omschakeling in de Nederlandse elektriciteitsvoorziening betekent een forse inspanning. Nederland heeft voor wat betreft de doelstelling op het gebied van duurzame energie aansluiting gezocht bij de taakstelling die in Europees verband is geformuleerd. Deze EU-taakstelling voor duurzame energie bedraagt voor Nederland 14% van het energiegebruik in 2020.

De Nederlandse regering heeft met het afgesloten Nationaal Energieakkoord de Europese taakstelling voor Nederland verhoogd naar 16% in het jaar 2023. In 2023 moet dus 16% van het totale jaarlijkse energieverbruik afkomstig zijn uit duurzame energiebronnen.

Voor de rijksoverheid is windenergie een van de belangrijkste bronnen van duurzame energie, aangezien Nederland rijk is aan wind en vanwege de klimatologische en geomorfologische kenmerken relatief minder dan andere landen gebruik kan maken van andere bronnen van duurzame energie zoals zonne-energie en waterkracht. Echter is een mix van duurzame energie noodzakelijk om de doelstellingen te behalen. Energieopwekking vanuit biomassa en warmte, evenals zon moet hier ook een bijdrage aan leveren. Functies voor grootschalige energieopwekking vragen ook om relatief veel ruimte die ook deels binnen bestaand stedelijk gebied geplaatst kan worden.

Grootschalig opwekken van zonne-energie

Op de betreffende locatie wordt een zonneweide mogelijk gemaakt. Tot op heden wordt zonne-energie hoofdzakelijk toegepast bij kleinverbruikers binnen het midden- en kleinbedrijf (MKB) en bij particulieren. Het totaal aandeel van zonne-energie bedraagt momenteel ongeveer 0,3% van de totale elektriciteitsproductie in Nederland. Het betreft hoofdzakelijk zonnepanelen op daken waarbij de geproduceerde elektriciteit hoofdzakelijk voor eigen gebruik wordt benut. Het surplus wordt aan het netwerk geleverd.

Het op grootschalig wijze opwekken van zonne-energie, dat wil zeggen het opwekken van zonne-energie door middel van zonnecellen in een opstelling van 1 hectare (ha) of meer, is op dit moment in Nederland nog niet erg gangbaar. Dit is onder andere het gevolg van de technologische staat waarin zonne-energie zich momenteel nog bevindt. Ieder jaar weer worden nieuwe innovaties gedaan op het gebied van zonne-energie waardoor de efficiency van zonnecellen continu verbetert. Ook het subsidieregime speelt daarin een belangrijke rol. Tot voor kort was het daarom in Nederland nog niet goed mogelijk om een bedrijfseconomisch rendabel zonnepark te realiseren met een omvang van meer dan 1 ha. Met de huidige stand van de techniek – en de huidige subsidieregeling in Nederland – is dat sinds kort wel mogelijk geworden.

Het grootschalig opwekken van zonne-energie heeft voordelen ten opzichte van het decentraal en kleinschalig opwekken van zonne-energie zoals dat nu in Nederland nog veel gebeurt:

  • Grootschalig opwekken levert een belangrijk efficiencyvoordeel, zowel qua opwekkingswijze, transport als kosten. Een groot zonnepark levert een grotere jaarproductie aan elektriciteit dan op een groter aantal kleinere parken. Hierdoor kan op een hoger spanningsniveau de elektriciteit worden aangeboden op het landelijke hoogspanningsnetwerk waardoor minder transportverlies optreedt.
  • Lang niet al het dakoppervlak in Nederland is op dit moment geschikt voor het opwekken van zonne-energie. Om momenteel op een economische rendabele wijze zonne-energie op te wekken, moet aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan. Slechts een deel van het bestaande Nederlandse dakoppervlak voldoet aan deze randvoorwaarden. Daarom zijn ook andere locaties nodig om optimaal van zonne-energie in Nederland gebruik te kunnen maken.

Criteria voor een grootschalig zonnepark

Een locatie voor het op grootschalige wijze opwekken van zonne-energie moet aan een groot aantal criteria voldoen. Deze criteria volgen hoofdzakelijk uit de technische en fysische factoren die met het opwekken van zonne-energie samenhangen. Uiteraard dient ook aandacht te worden besteed aan het aspect duurzaam ruimtegebruik.

Zonaanbod

Een locatie moet voldoende zonne-uren per jaar ontvangen om voldoenvens van het KNMI blijkt dat ook de gemeente Alphen aan de Rijn een geschikte locatie is voor het opwekken van zonne-energie, zie figuur 2.1.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.B157HDzonwvoorwg94-VA01_0002.jpg"

figuur 2.1 Zonuren per jaar (bron: KNMI)

Optimale oriëntatie

Voor een maximale energieopbrengst is een goede oriëntatie van het perceel waarop de zonnepanelen worden aangelegd van belang. De meest optimale oriëntatie van een perceel is daarom naar het zuiden georiënteerd om zo optimaal mogelijk zon te kunnen invangen. De gekozen locatie is goed geschikt.

Schaduwvrije omgeving

Voorts is het van belang dat de panelen zoveel mogelijk uit de schaduw van omliggende objecten worden geplaatst. Zonnepanelen zijn serieel geschakeld, hetgeen betekent dat wanneer één rij panelen uit eenzelfde seriegeschakelde rij panelen overschaduwd wordt, de energieopbrengst van de gehele rij panelen verminderd.

Voldoende fysieke vrije ruimte voor grootschalig opwekken

Uiteraard moet een locatie voldoende vrije ruimte bevatten voor het kunnen plaatsen van de panelen. Omdat de panelen in rijen achterelkaar worden geplaatst en de ene rij de andere niet moet kunnen overschaduwen, moet ook voldoende fysieke vrije ruimte tussen de panelen beschikbaar zijn. Daarnaast is voldoende ruimte nodig voor het kunnen aanleggen en onderhouden van het terrein.

De locatie kent een oppervlak van circa 2 hectare. De gronden zijn vrij van obstakels en kennen geen belemmeringen.

Grondpositie en beschikbaarheid

Zoals voor elk ruimtelijk project is het van belang dat vrij over de benodigde gronden kan worden beschikt. Dat houdt in dat de grondeigenaren toestemming gegeven moeten hebben om de zonnepanelen te mogen plaatsen.

De gronden zijn in eigendom van de heer Lourier. De inrichting blijft als geheel mogelijk tot circa 2045 actief, zodat de gronden ook voor de langere termijn beschikbaar blijven.

Netaansluiting

De afstand tot bestaande aansluiting op het landelijke hoogspanningsnetwerk is voor alle energieprojecten cruciaal, dus ook voor een grootschalig zonnepark. Het aanleggen van nieuwe ondergrondse infrastructuur is immers kostbaar. Het meest ideaal is zodoende een locatie die zich in de directe nabijheid van geschikte ondergrondse infrastructuur bevindt. Daarnaast bestaat de mogelijk om te streven naar een grootschalige opstelling om de aansluitkosten relatief te verlagen. Het zonnepark kan aansluiten op de bestaande infrastructuur aan de Voorweg.

Duurzaam ruimtegebruik

Met duurzaam ruimtegebruik wordt bedoeld dat ruimtelijke functies zoveel mogelijk worden gebundeld zodat de impact op het milieu en de ruimtebehoefte van de functies gezamenlijk zoveel mogelijk wordt beperkt. Voor een grootschalig zonnepark gaat het dan om de vraag of naast de zonneweide nog andere vormen van ruimtegebruik mogelijk zijn.

De onderhavige locatie was altijd in gebruik als boomkwekerij. De heer Lourier heeft de verkoop van het perceel als kwekerij geprobeerd, maar dat is helaas niet gelukt. Mogelijke kopers vinden het te klein voor een rendabele exploitatie. Een zonneweide is dan een goede benutting van de kavel.

Conclusie

De locatie voldoet aan alle aspecten die gelden voor een goede locatie voor een zonnepark voor grootschalige energieopwekking. De initiatiefnemer is tevens eigenaar van de gronden, waarmee de uitvoerbaarheid en de beschikbaarheid van de gronden voor een lange periode geborgd zijn.

2.3 Beleidsaspecten

2.3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In deze structuurvisie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028:

  • de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer en energie (inclusief het aanwijzen van gebieden waar grootschalige windparken kunnen komen);
  • de waterveiligheid (zoals de Afsluitdijk), het kustfundament en de milieukwaliteit;
  • de bescherming van het cultureel erfgoed en unieke natuur (zoals de Waddenzee, de Stelling van Amsterdam en de Veluwe).

Besluit ruimtelijke ordening (Barro)

In het Besluit ruimtelijke ordening (Barro) geeft het Rijk in algemene regels aan waaraan bestemmingsplannen (dan wel een omgevingsvergunning als deze) moeten voldoen. In samenhang met het beleid dat is aangegeven in de SVIR, zijn deze regels vooral gericht op het veilig stellen van de nationale belangen waarvoor, gelet op de belangen, beperkingen gelden voor de ruimtelijke besluitvorming op lokaal niveau. In het Barro worden noch aan de locatie noch aan de ontwikkeling van dit project regels gesteld.

De (beoogde) zonneweide raakt geen van de onderwerpen in het ruimtelijke Rijksbeleid. Het Rijksbeleid verzet zich zodoende niet tegen de ontwikkeling van de zonneweide op deze locatie.

Ladder voor Duurzame verstedelijking (Bro)

In artikel 3.1.6, lid 2 Bro is voorgeschreven, per 1 oktober 2012, dat indien een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden volgens de systematiek van de ladder voor duurzame verstedelijking.

Bij de toets aan de ladder komen de volgende onderzoeksvragen aan bod:

  • 1. Voorziet de voorgenomen ontwikkeling in een actuele regionale behoefte?
  • 2. Kan in deze behoefte worden voorzien door herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stedelijk gebied?
  • 3. Indien blijkt dat de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, kan een nieuwe locatie worden gezocht die beschikt over verschillende middelen van vervoer en passende multimodale ontsluiting?

Stedelijke ontwikkeling

De eerste vraag die beantwoord moet worden is: Is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De plaatsing van zonnepanelen op de beoogde locatie, is geen nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het ziet niet toe op de realisatie van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Ondanks dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt hieronder in het kort de ladder doorlopen.

Ladder

  • 1. Behoefte: Om te voldoen aan de energiedoelstellingen in 2020 is de benutting van zonne-energie noodzakelijk. Hierbij is behoefte aan grootschalige zonneparken met een groot opwekkend vermogen. Deze ontwikkeling voorziet hiermee in een behoefte.
  • 2. Bestaand stedelijk gebied: De locatie is gelegen op een bestaande locatie, en maakt zo onderdeel uit van het bestaand stedelijke gebied.
  • 3. Ontsluiting: Omdat de locatie is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied is een passende ontsluiting niet noodzakelijk. Echter de ontwikkeling kent geen tot weinig verkeersaantrekkende werking. Het verkeer heeft voornamelijk betrekking op het onderhoud. Hiervoor is de ontsluiting over de weg passend.

Op basis hiervan kan worden gesteld dat de ontwikkeling van de zonneweide voldoet aan de treden van de ladder.

Energieakkoord (2013)

In het energieakkoord is de basis gelegd voor een breed gedragen, robuust en toekomstbestendig energie- en klimaatbeleid. Het energieakkoord biedt een langetermijnperspectief met afspraken op de korte- en middellange termijn. Hiervoor zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • een besparing van energieverbruik met gemiddeld 1,5%;
  • 100 petajoule energiebesparing per 2020;
  • een toename van het aandeel duurzame energie naar 14% van het totale jaarverbruik in Nederland in 2020 met een doorgroei naar 16% in 2023;
  • het creëren van ten minste 15.000 voltijdsbanen binnen de duurzame energiesector.

Deze doelen zijn verder uitgewerkt in verschillende pijlers. Voor het de ontwikkeling van de zonneweide zijn vooral pijler 2 'Opschalen hernieuwbare energieopwekking' en pijler 3 'Stimuleren van decentrale duurzame energie (DDE)'. In het energieakkoord wordt uitgegaan van een opwekking van 186 PJ (PetaJoule) energie uit hernieuwbare energiebronnen. Om te komen tot deze energieopwekking zijn alle vormen van energieopwekking nodig: wind, biomassa en zon.

Momenteel bedraagt het aandeel zonne-energie minder dan 1% van de totale energievraag. Het toekomstige zonnepark levert daarom een belangrijke bijdrage aan de doelstelling van het rijk om te komen tot een aandeel van 16% van duurzaam opgewekte energie in het totale Nederlandse energieverbruik in 2023. Het project past zodoende in het energiebeleid van het Rijk zoals dat is neergelegd in het Energieakkoord.

2.3.2 Provinciaal beleid

Nota intensiveringenergiebeleid Zuid-Holland. “Nu zonne-energie betaalbaar wordt en het steeds aantrekkelijker wordt om grote oppervlakten met zonnepanelen te beleggen, richt de provincie zich vooral op de ruimtelijke inpassing. In de Visie ruimte en mobiliteit (zie hoofdstuk 4.4.3 'zonne-energie', pagina 82) geeft de provincie aan het gebruik van zonne-energie actief te faciliteren en te ondersteunen. Binnen het bestaand stads- en dorpsgebied ligt de verantwoordelijkheid voor de plaatsing van zonnepanelen bij de gemeenten. In het buitengebied geeft de provincie de voorkeur aan meervoudig ruimtegebruik. Dit kan door het plaatsen van zonnecollectoren op bestaande bebouwing, op agrarische bouwblokken, rondom infrastructuur, op voormalige stortplaatsen en nader te bepalen restruimten. Daarbij wordt de ruimtelijke kwaliteit niet uit het oog verloren.” Het initiatief voor een zonneweide aan de Voorweg is in overeenstemming met bovenstaand provinciaal beleid. 

2.3.3 Gemeentelijk beleid

Duurzaamheidsprogramma Van A naar D: Alphen aan den Rijn op weg naar Duurzaamheid

Het duurzaamheidsprogramma “Van A naar D: Alphen aan den Rijn op weg naar Duurzaamheid” is een reisgids voor duurzaamheid voor de periode tot 2020:

“Wij zijn een ambitieuze, groene gemeente die duurzaam ontwikkelt en bouwt en actief de toepassing van zonne-energie stimuleert. Hierbij moeten we samenwerken met inwoners, bedrijven en instellingen en streven ernaar een energie neutrale gemeente te worden. Duurzaamheid is van ons allemaal. In elke vezel van de gemeentelijke organisatie en de samenleving is dit besef nodig, zodat duurzaam handelen vanzelfsprekend wordt. Centraal staat het bereiken van duurzaamheid en een prettige leefomgeving en deze doorgeven aan de volgende generaties”, aldus wethouder Willem-Jan Stegeman (duurzaamheid & milieu).

Op 24 september 2015 is duurzaamheidsprogramma en het bijbehorend uitvoeringsprogramma door de raad vastgesteld. Dit plan voor een zonneweide past dus heel goed in het gemeentelijk beleid op dit vlak.

2.4 Sectorale aspecten

In deze paragraaf vindt de toetsing plaats van het voornemen om de zonneweide te bouwen aan het relevante sectorale beleid en wet- en regelgeving. Het gaat daarbij om de effectbeschrijving van het voornemen op de aspecten 'ecologie', 'landschap' en 'cultuurhistorie en archeologie'. Ook de verplichte watertoets komt in dit hoofdstuk aan bod. In de afsluitende paragraaf worden geconcludeerd dat het project kan voldoen aan de relevante sectorale wet- en regelgeving.

2.4.1 Ecologie

Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) in werking getreden. De

Nbw 1998 biedt de grondslag voor de aanwijzing van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden.

Deze gebieden worden samen Natura 2000-gebieden genoemd. Ter bescherming van deze

Natura 2000-gebieden voorziet de Nbw 1998 in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura 2000-gebied kunnen aantasten.


Per 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht geworden. Deze wet voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor o.a. reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen geldt de volgende vrijstellingsregeling:

  • 1. een algemene vrijstelling voor algemene soorten;
  • 2. een vrijstelling voor beschermde soorten en vogels op voorwaarden, dat gehandeld wordt volgens een door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode.


Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen.


Bij (nieuwbouw)plannen moet bekeken worden wat het effect is op de aanwezige flora- en fauna. Het onderhavige perceel is vele jaren in gebruik geweest als boomkwekerij, en het is daarmee een in hoge mate gecultiveerd terrein. De boomkwekerij bevat o.a. paden en teelt in de volle grond. Op de volle grond percelen worden jaarrond diverse bewerkingen worden uitgevoerd zoals aanvullen van grond, draineren, spitten, frezen, poten, bemesten, snoeien, maaien, gewasbescherming en rooien.


De aanleg van de zonneweide heeft geen gevolgen voor de gebiedsbescherming. Het plangebied ligt op ruime afstand van zowel de EHS als de Natura-2000 gebieden.


Op voorhand worden geen bijzondere soorten verwacht worden, in het kader van de soortenbescherming. De kans dat er bijzondere soorten aanwezig zijn is zeer beperkt. Nader onderzoek of een ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet is niet noodzakelijk. Het aspect ecologie staat daarmee niet de uitvoering van dit plan in de weg.

De Flora- en faunawet bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora of fauna veroorzaakt, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. Wanneer er toch beschermde soorten tijdens verbouwingswerkzaamheden worden gevonden, dan zal hiervoor tijdig ontheffing worden aangevraagd.

2.4.2 Landschap

Landschappelijke hoofdstructuur

Het gebied kent een duidelijke verkavelde structuur. De duidelijk omlijnde percelen zijn goed herkenbaar in het landschap. Deze percelen worden omzoomd door middel van waterlopen.

Beoordeling en conclusie

In de huidige situatie zijn geen extra maatregelen of aanvullingen aan de landschappelijke inpassing noodzakelijk. De panelen worden geplaatst op de bovenkant van de locatie en zullen niet hoger dan 1,5 meter boven de locatie uitsteken.

2.4.3 Archeologie

Normstelling en beleid

Monumentenwet

De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Onderzoek en conclusie

De ontwikkeling vindt plaats op de bovenkant van de locatie. De onderconstructie wordt niet 'in de grond' gefundeerd, maar met een 'platdak systeem' bovenop de gelijk gemaakte grond geplaatst. Bovendien is de ondergrond op de locatie altijd in gebruik geweest als boomplanterij, wat betekent dat er altijd al in de grond is gewerkt. De ontwikkeling heeft derhalve geen gevolgen voor eventuele archeologische waarden die onder de locatie gelegen zouden kunnen zijn. Het aspect archeologie heeft dan ook geen gevolgen voor de ontwikkeling van het zonnepark.

2.4.4 Water

Toetsingskader

Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 onder b van het Bro dient inzicht te worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met een ruimtelijke ontwikkeling die door middel van een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.

Beoordeling

Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in onder meer de toelichting bij een bestemmingsplan. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken.

Het algemene waterbeleid dat op het projectgebied van toepassing is, staat beschreven in de Vierde Nota Waterhuishouding van de rijksoverheid en het beleid van hoogheemraadschap van Rijnland. Daarnaast zullen het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) de komende jaren richtinggevend worden voor het regionale waterbeheer in Nederland. De kern van dit beleid is dat gebiedseigen water zo lang mogelijk in het gebied blijft waar het valt. Dit gebeurt bij voorkeur door infiltratie in de bodem. Voor de concrete uitvoering van het waterbeleid is het beleid van het Hoogheemraadschap Rijnland van belang. Haar relevante beleid valt uiteen in het 'Waterbeheerplan 2016-2021' en de 'Keur en Beleidsregels 2015'.

Bij de beoogde ontwikkeling worden zonnepanelen met een 'plat dak systeem' geplaatst direct op de bodem. Er wordt licht geëgaliseerd en 'worteldoek' aangebracht onder de (aluminium) constructie. De constructie wordt wel 'geballast' (met gewone stoeptegels of bakstenen), maar staat verder 'los' op de grond. Het regenwater dat op de panelen valt, stroomt af richting de bodem, waar het water infiltreert. Het regenwater zal dan ook niet versneld afstromen richting het oppervlaktewater. De zonneweide wordt door de vrije afstroming van het regenwater richting de onderliggende bodem niet gezien als toename in verharding. Watercompensatie is voor dit plan dan ook niet vereist. De huidige watergangen blijven met de realisatie van de zonneweide hetzelfde.

Afwaterketen en riolering

De zonneweide wordt niet aangesloten op het rioleringsstelsel. De ontwikkeling is dan ook niet van invloed op de belasting van het rioleringssysteem. Het hemelwater stroomt direct af richting de bodem waar dit water infiltreert. Het oppervlak van de zonnepanelen zal niet verontreinigd zijn of worden. Door het afstromende regenwater vindt geen verontreiniging van bodem en water plaats.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem zullen duurzame, niet-uitloogbare materialen worden gebruikt, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Conclusie

Gezien het bovenstaande is het project uitvoerbaar op het gebied van water, aangezien er op dat vlak geen merkbare veranderingen plaatsvinden.

2.4.5 milieuaspecten

Een zonneweide kent geen uitstoot of andere nadelige invloeden op de omgeving. Toetsing aan bijvoorbeeld geluid, externe veiligheid of fijn stof is niet noodzakelijk. Deze aspecten worden in deze herziening dan ook niet nader onderbouwd.

2.4.6 Vormvrije merbeoordeling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare of meer. De beoogde ontwikkeling blijft ruimschoots onder de drempelwaarde.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het project zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor deze ruimtelijke onderbouwing is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

Hoofdstuk 3 Inhoud van de herziening

3.1 Aanpassing in de regels

In de regels is opgenomen dat de regels van het bestemmingsplan Sierteeltgebied overeenkomstig van toepassing zijn. De regels worden als volgt aangepast:

In de regels wordt aan de bestemming Agrarisch – Sierteelt in de bestemmingsomschrijving een nieuw lid toegevoegd dat ter plaatse van de aanduiding zonneweide' opwekking van elektrische energie in de vorm van zonnepanelen is toegestaan. Daarnaast wordt in de bouwregels opgenomen dat de bouwhoogte van zonnepanelen ten hoogste 2,0 meter mag bedragen.

3.2 Aanpassing op de verbeelding

De begrenzing van de herziening betreft de begrenzing van de locatie. Hiervoor is de begrenzing aangehouden die het perceel in het vigerend bestemmingsplan ook heeft. Op de verbeelding wordt ter plaatse van de locatie een aanduiding opgenomen.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Economische uitvoerbaarheid

De bouw van de zonneweide vindt geheel op risico van de initiatiefnemer plaats. De kosten die de gemeente moet maken voor worden met de initiatiefnemer verrekend. Zodoende is de financieel-economische uitvoerbaarheid van het project gewaarborgd.

Voor de totstandkoming van dit zonnepark is een subsidie op grond van de Subsidieregeling Duurzame Energie (SDE+) ontvangen, waarmee de zogeheten onrendabele top van de elektriciteitsproductie van het zonneweide via een bedrag per kWh wordt gecompenseerd. Met de SDE+ vult het Rijk de elektriciteitsopbrengsten voor de initiatiefnemer aan tot het

basisbedrag dat nodig is om de investering terug te kunnen verdienen.

Op grond van artikel 6.12 van de Wro jo. artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het onderhavige project geen bouwplan waarvoor een exploitatieplan behoeft te worden vastgesteld.

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het ontwerpbestemmingsplan toegezonden naar de vooroverlegpartners. Het plan is gelijktijdig ter inzage gelegd. Gedurende de ter inzage termijn van zes weken is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen indienen.

Alleen Hoogheemraadschap Rijnland heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Per email (02-11-2016) heeft zij te kennen gegeven dat in het plan geen waterhuishoudkundige belangen in het geding zijn, die aanleiding voor het hoogheemraadschap zijn om hierover opmerkingen te maken. De werkzaamheden vallen onder de zorgplicht.

Het advies van het Hoogheemraadschap heeft geen wijzigingen van het plan tot gevolg.