Plan: | Rietveldsepad 6L, Alphen aan den Rijn |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0484.Arietveldsepad6L-VA01 |
Op het perceel Rietveldsepad 6L te Alphen aan den Rijn is op grond van het geldende bestemmingsplan een recreatiewoning toegestaan. Deze is ter plaatse ook aanwezig echter buiten het bouwvlak geplaatst en hiermee in strijd met het bestemmingsplan. De eigenaar was zich hiervan niet bewust en heeft verzocht de bestaande situatie te legaliseren. Dit op een zodaninge wijze dat ter plaatse maximaal één recreatiewoning is toegestaan en dat sprake is van een kwaliteitsverbetering, zowel ter plaatse van de recreatiewoning als de directe omgeving.
Het plangebied betreft het perceel Rietveldsepad 6L te Alphen aan den Rijn, zie afbeelding 1.1.
Afbeelding 1.1 Planlocatie Rietveldsepad 6L
Ter plaatse van het perceel geldt het bestemmingsplan Buitengebied Alphen Zuid en heeft perceel een agrarische bestemming, zie linker afbeelding 1.2. Op de rechterafbeelding (1.3 inventarisatiekaart) is de recreatiebestemming met bouwvlak zichtbaar. Hier is volgens het bestemmingsplan een recreatiewoning vergunningvrij toegestaan, mits niet groter dan 70m2.
Afbeelding 1.2 Bestemmingsplan Afbeelding 1.3 inventarisatiekaart
De recreatiewoning is buiten het bouwvlak op de agrarische bestemming geplaatst, zie afbeelding 1.4 en hiermee in strijd met het bestemmingsplan. Op afbeelding 1.5 is de directe omgeving van de recreatiewoning zichtbaar.
Afbeelding 1.4 bestaande situatie
Afbeelding 1.5 foto's bestaande situatie in relatie tot omgeving
In dit bestemmingsplan wordt, na dit inleidende hoofdstuk, in hoofdstuk 2 de planbeschijving gegeven, waarbij ingegaan wordt op het verzoek om legalisatie van de bestaande situatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader beschreven en in hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan de milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de juridische planbeschrijving en in het laatste hoofdstuk bevat de uitvoerbaarheid van het plan.
Voorgeschiedenis
Eind 2015 heeft de eigenaar een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het plaatsen van een blokhut van 73m2 als recreatieverblijf op het eilandje naast Rietveldsepad 6. In reactie hierop is aangegeven dat als de recreatiewoning wordt verkleind naar 70m2 en niet hoger is dan 5 meter deze op grond van het Besluit omgevingsrecht vergunningvrij kan worden geplaatst. In reactie op deze brief heeft de eigenaar aangegeven dat de aanvraag wordt ingetrokken en dat de blokhut vergunningvrij wordt geplaatst.
In mei 2018 is echter geconstateerd dat op het perceel Rietveldsepad 6L te Alphen aan den Rijn zonder omgevingsvergunning een recreatiewoning is geplaatst. Dit is besproken met de eigenaar, waarop deze heeft aangegeven dat hij abusievelijk de recreatiewoning buiten het bouwvlak geplaatst. Om de recreatieowning te kunnen legaliseren, heeft de eigenaar een verzoek om legalisatie ingediend.
Nieuwe situatie
De eigenaar heeft dat hij de recreatiewoning op de huidige locatie heeft geplaatst, om een zo optimaal mogelijke inpassing in de omgeving te verkrijgen. Met aan de voorzijde voldoende ruimte voor een mooie boomgaard en voldoende afstand van buren en de openbare weg. Aan de achterzijde hebben ze een natuurlijke grondwal geplaatst met vogellokkend struweel, zodat de woning vanaf die kant uit het zicht is. Aan de noordkant van het perceel hebben ze een stuk natuur aangelegd met water, natuurvriendelijke oevers en een eilandje met houtopstand. Dit hebben ze zo gedaan om een mooie aansluiting te hebben met het (destijds nog in ontwikkeling zijnde) natuurgebied IJsvogel.
Vanuit ruimtelijk oogpunt zijn er geen bezwaren om het bestemmingsplan aan te passen en de recreatiewoning op de betreffende locatie te legaliseren. Door middel van de inventarisatiekaart die als bijlage is opgenomen in het bestemmingsplan is geborgd dat het gebied rondom de recreatiewoning onbebouwd blijft en de omgeving een groene invulling heeft met een boomgaard, houtopstand en bermgroen, zie afbeelding.
Afbeelding 2.1 Inrichtingstekening
Legenda:
1 = boomgaard met fruitbomen
2 = recreatiewoning op huidige locatie, op afstand van omliggende woningen (Rietveldsepad 4b +Rietveldsepad 6b) waardoor privacy gewaarborgd blijft
3 = eilandje met houtopstand en natuurvriendelijke oevers
4 = vergraven water, aansluitend op de Vliet en op het nieuwe natuurgebied Ijsvogel
5 = grondwal met vogellokkend struweel. Hierdoor ligt de woning buiten het zicht vanaf westelijke richting
6 = dam, parkeerplaats en vlonder voor woning. Deze dam ligt hier al zo’n dertig jaar.
7 = natuurgebied Ijsvogel
8 = Rietveldsepad 4b en Rietveldsepad 6
Zoals hiervoor aangegeven gaat het om een verplaatsing van een bouwvlak voor een recreatiewoning. Dit tast de agrarische functie en landelijke omgeving van het gebied niet aan. Het bouwplan is niet in strijd met enig relevant Rijksbeleid, provinciaal of gemeentelijk beleid.
In dit hoofdstuk worden de relevante milieu-aspecten aan de orde gesteld. Hierbij dienen in ieder geval de volgende onderdelen aan de orde te komen:
De VNG-brochure gaat in een rustige woonwijk uit van een aan te houden afstand van 50 meter tussen een recreatiewoning en een gevoelige bestemming. Nu het om een locatie in het buitengebied gaat, waar verschillende functies voorkomen, kan worden gesteld dat sprake is van een gemengd gebied. In dat geval mag een afstand van 30 meter worden aangehouden. Hier wordt ruimschoots aan voldaan, de recreatiewoning ligt op ca. 45 meter van Rietveldsepad 4-6. Daarbij geldt dat het om één recreatiewoning gaat. Vanuit het oogpunt van bedrijven- en milieuzonering kan worden gesteld dat de situatie verbetert. De recreatiewoning is op een grotere afstand gelegen van Rietveldsepad 4-6 dan binnen het geldende bestemmingsplan is toegestaan. Per saldo betekent dit dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Het gaat hier om een recreatiewoning waar geen permanent verblijf is toegestaan. Een bodemonderzoek is dan niet nodig.
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Uitgangspunt daarbij is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. Hotels, recreatiewoningen en kantoren zijn niet geluidsgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder. Vanuit de Wet geluidhinder zijn er dus geen belemmeringen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening en een aanvaardbaar leefklimaat is de situatie wat betreft wegverkeerslawaai nader beoordeeld. De recreatiewoning ligt aan de Rietveldsepad. Zoals aangegeven, geldt dat er al een recreatiewoning is toegestaan, dus de suituatie verandert in deze niet. Verder geldt dat het verwachte geluidsniveau vanwege wegverkeerslawaai (N11) rond de 50 dB bedraagt, zie afbeelding 4.1. Dit betekent de nabijheid van de N11 geen belemmering vormt voor de realisatie van de recreatiewoning. Voor het overige zijn er van geluid geen belemmeringen.
Afbeelding 4.1 Wegverkeerslawaai van N11
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden, kan voldaan worden aan de normen. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Beoordeling
Het plangebied ligt niet ligt binnen een plaatsgebonden risicocontour PR 10-6. Daarnaast geldt dat het gaat om het verplaatsen van een bouwvlak. Het plan heeft dan ook geen invloed op het groepsrisico. Per saldo is sprake van een ontwikkeling die niet in strijd is met het beleid ten aanzien van externe veiligheid.
In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit en staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. Deze wet maakt onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
In onderhavig bestemmingsplan gaat het om het verplaatsen van een bouwvlak voor een recreatiewoning. Hiermee is sprake van een NIBM-project en hoeft geen nader onderzoek naar luchtkwaliteit te worden uitgevoerd.
Op grond van jurisprudentie geldt dat een recreatiewoning een geurgevoelig object is in de zin van artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij. Dit betekent dat het aspect geur moet worden afgewogen. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied Alphen Zuid is gesteld dat er vanuit geur geen knelpunten zijn. Nu het gaat om een verplaatsing van een bouwvlak met een aantal meters kan worden gesteld dat de situatie niet of nauwelijks wijzigt. Daarbij geldt dat de recreatiewoning op ca. 35 meter ligt van het dichtbij gelegen agrarisch bouwvlak en hiermee ruimschoots wordt voldaan aan de aan te houden afstandsnorm van 25 meter die is opgenomen in de Geurverordening.
Ter plaatse van de planlocatie geldt vanuit het Parapluplan Archeologie (vastgesteld 28 maart 2019) de dubbelbestemming Waarde-archeologie 4. Gronden met deze bestemming zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende (dubbel)bestemmingen. Op deze gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van onder andere een bouwwerk buiten het bestaande grondvlak dat zonder bodemingrepen niet dieper dan 30 cm onder het maaiveld en met een oppervlakte kleiner dan 1000 m2 kan worden geplaatst.
Binnen het bestemming Buitengebied Alphen Zuid gold ter plaatse de dubbelbestemming Waarde-archeolgie 2. Hierbij gold dat bij bodemingrepen niet dieper dan 50 cm onder het maaiveld en/of met een oppervlakte kleiner dan 1000 m2 geen nader onderzoek nodig is. Aangezien de recreatiewoning kleiner is dan 1000m2 gold het genoemde bouwverbod niet en hoefde geen nader archeologisch te worden uitgevoerd. Vanuit het nu geldende parapluplan geldt geen onderzoeksplicht voor werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. Aangezien de recreatiewoning reeds is geplaatst, hoeft geen onderzoek te worden uitgevoerd.
Het gaat om het legaliseren van een reeds geplaatste recreatiewoning. Het uitvoeren van een quickscan ecologie is dan ook niet meer mogelijk. Gelet op het feit dat reeds een recreatiewoning is toegestaan, zullen de effecten minimaal zijn. Daarbij geldt dat met de ontwikkeling reeds rekening is gehouden met de ligging in een natuurlijke omgeving, zie hiervoor hoofdstuk 2.
Op basis van het voorliggende bouwplan neemt per saldo het toegestane verharde oppervlak niet toe. Daarnaast heeft het plan geen invloed op de waterkwantiteit, veiligheid, waterkeringen, watersysteemkwaliteit, en de waterkwaliteit. Geconcludeerd kan worden dat er geen watercompensatie benodigd is. Omdat het verharde oppervlak niet wordt vergroot. Deze waterparagraaf wordt voorgelegd aan het Hoogheemraadschap van Rijnland. Eventuele opmerkingen van het Hoogheemraadschap worden gedurede de bestemmingsprocedure in deze paragraaf verwerkt.
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidigen, bouwvlakken enzovoorts. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaarten en/of kadastrale kaart).
Naast de verbeelding bevat het bestemmingsplan een inventarisatiekaart. Beide worden met onderhavig bestemmingsplan aangepast.
De regels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken met een of meer artikelen:
Hoofdstuk 1: 'Inleidende regels' bevat de begripsbepalingen (artikel 1) en een bepaling over de wijze van meten (artikel 2). De begripsbepalingen zijn in alfabetische volgorde opgesomd en dienen als referentiekader voor de overige regels.
Hoofdstuk 2: 'Bestemmingsregels' bevat de bestemmingen. Elk artikel heeft een vaste opbouw. Eerst wordt een bestemmingsomschrijving gegeven, vervolgens de bouwregels, eventuele nadere eisen en eventuele mogelijkheden voor ontheffing van de bouwregels danwel gebruiksregels.
Hoofdstuk 3: 'Algemene regels' bevat regels die algemeen gelden en die vanwege de algemeenheid gegroepeerd zijn.
Hoofdstuk 4: 'Overgangs- en slotregels' omvat de overgangsbepalingen van het bestemmingsplan. Deze zijn opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening 2008 met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan.
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' en de 'Overgangs- en slotregels'.
In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen in alfabetische volgorde. Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd (afhankelijk van het bestemmingsplan):
Bij de voorbereiding van een (ontwerp)bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.1 van Besluit ruimtelijke ordening vooroverleg plaats te vinden met relevante instanties. Dit is reeds gebeurd bij de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied Alphen Zuid. Het gaat hier om een, vanuit stedebouwkundig oogpunt gezien, zodanig kleine aanpassing dat geen uitgebreid vooroverleg heeft plaatsgevonden. Daarnaast wordt het ontwerpbestemmingsplan conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd en in dat kader ook voorgelegd aan onder andere provincie en Hoogheemraadschap. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan.
Naar aanleiding van de toezending en ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan zijn geen reacties/zienswijzen ontvangen.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijke plan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van een ruimtelijk plan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen onder andere indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is.Hiervan is sprake als een anterieure overeenkomst is gesloten. Dit is hier het geval. Hierin worden onder andere afspraken gemaakt over het kostenverhaal. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid geborgd.