direct naar inhoud van 4.10 Archeologie
Plan: Werkgebied - deelplan Nieuwland
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0482.bpwgdpnieuw076-ow01

4.10 Archeologie

Regelgeving en beleid

Verdrag van Malta

Het Verdrag van Malta is in 1992 ondertekend en in 1995 in werking getreden. Doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De inhoud van het Verdrag van Malta is neergelegd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg die op 1 september 2007 van kracht is geworden en een wijziging van de Monumentenwet 1988 tot gevolg heeft gehad. Op grond van deze aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005-2008, de Nota Belvedère, het Structuurschema Groene Ruimte 2, de Nota Ruimte, de Wijziging van de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie van OC&W.

Gemeentelijk archeologie beleid

De gemeente is sinds 2007 verantwoordelijk voor de wijze waarop wordt omgesprongen met archeologisch erfgoed. In veel bestemmingsplannen is al archeologiebeleid vastgelegd. Dit beleid was afgeleid van het provinciaal beleid en bleek in de praktijk vaak onvoldoende werkbaar, omdat het te globaal was. De gemeente heeft daarom archeologisch bureau RAAP ingeschakeld om de grote lijnen van het provinciaal beleid om te zetten tot maatwerk voor de gemeente Alblasserdam.

Het onderzoek van RAAP, dat is vastgelegd in het rapport Van donk tot dam, heeft geleid tot een archeologische waarden- en verwachtingenkaart (zie figuur 4.3) waarbij is gekozen voor een indeling in zes gebiedscategorieën. Wanneer de verwachting bestaat dat een bepaald gebied archeologisch erg waardevol is, moet er zorgvuldiger met de bodem worden omgegaan dan wanneer de kans op archeologische resten klein is. Verder kijkt de gemeente ook naar de diepte en de oppervlakte van de bodem die verstoord wordt. Op basis van de gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingenkaart geldt ter plaatse van het plangebied een lage trefkans op archeologische waarden.

Onderzoek

Conform de Cultuurhistorische waardenkaart (CHS) heeft het plangebied een redelijke kans op archeologische sporen. De bodem in het plangebied is verstoord door de afgraving van de gehele polder tot gemiddeld 1,9 m onder NAP. Na de afgraving is de polder, met toestemming van de provincie Zuid-Holland, opgehoogd tot een gemiddelde hoogte van 4 m boven NAP.

Eind jaren '90 van de vorige eeuw is door de AWN Lek en Merwedestreek archeologisch onderzoek uitgevoerd in polder het Nieuwland en komen enkele geregistreerde vindplaatsen voor. De gevonden artefacten en sporen zijn beschreven, gecategoriseerd en veilig gesteld. Het uitgebreide onderzoek dat heeft plaatsgevonden rechtvaardigt de gedachte dat er een verdere conservering en bescherming middels een omgevingsvergunningenstelsel niet nodig is. Dit standpunt wordt door de provincie onderschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0482.bpwgdpnieuw076-ow01_0005.png"

Figuur 4.3 Archeologische waardenkaart gemeente Alblasserdam

Conclusie

Een archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk vanwege de lage verwachtingswaarde en door de verstoring en ophoging van het gebied. Tevens voorziet dit bestemmingsplan uitsluitend in een functiewijziging en niet in extra bouwmogelijkheden.