Plan: | Saendelft Overhoeken 2023 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3933BP-0301 |
Ten zuiden van de nieuwbouwwijk Saendelft ligt de woningbouwlocatie De Overhoeken. Al lange tijd bestaan er plannen om hier een nieuw woongebied te realiseren. Het plangebied bestaat uit twee deelgebieden.
De plannen voor De Overhoeken maken op een groter schaalniveau deel uit van het structuurplan Randzone Saendelft (vastgesteld 18 november 2004). Dit structuurplan is in samenhang opgesteld met de streekplanherziening door de provincie Noord-Holland (GS, 14 december 2004) en beschrijft de toekomstige ontwikkeling van het gebied rondom Saendelft. In het structuurplan is ruimte gereserveerd ten behoeve van woningbouw, recreatie, waterberging en natuurontwikkeling. Het woningbouwplan heeft betrekking op maximaal 186 woningen.
In 2014 is een bestemmingsplan opgesteld om de woningbouw planologisch mogelijk te maken. Dit bestemmingsplan heeft in ontwerp ter inzage gelegen maar is nooit vastgesteld in verband met de planvorming omtrent de A8/A9-verbinding en de nieuwe aansluiting van de Noorderveenseweg en Saendelft. Het was duidelijk dat hiermee rekening moest worden gehouden, dus is tijdelijk pas op de plaats gemaakt. Er was eerst duidelijkheid nodig omtrent het tracé en de aansluiting op Saendelft, alvorens het bestemmingsplan daadwerkelijk ter inzage wordt gelegd. Voorts werd de wet- en regelgeving omtrent stikstof gewijzigd en werd er een nieuw gemeentelijk geurbeleid vastgesteld. Ook hierom werd het verstandig(er) geacht om de vaststelling van het bestemmingsplan tijdelijk aan te houden. Vanaf 2021 is de planvorming weer opgepakt.
Met voorliggend bestemmingsplan wordt een nieuw ruimtelijk regime voor het plangebied van kracht, waarmee de woningbouw binnen het plangebied planologisch mogelijk wordt gemaakt.
De Overhoeken is circa 12 hectare groot en ligt ten zuidwesten van de nieuwbouwwijk Saendelft, in het noorden van de gemeente Zaanstad. Het plangebied is onderdeel van de Noorderpolder. Door de Noorderpolder ligt het bebouwingslint van Assendelft. Aan weerszijden dit dorpslint is in de afgelopen jaren Saendelft gerealiseerd, een VINEX-locatie met ongeveer 5.000 woningen en bijbehorende voorzieningen.
Het plangebied van De Overhoeken bestaat eveneens uit twee delen aan weerszijden van de Dorpsstraat van Assendelft. Het gebied bestaat uit een aantal (voormalige) agrarische percelen en wordt aan de noordzijde begrensd door de Noorderveenweg en aan de zuidzijde door het buitengebied De Omzoom.
Het landschap ter plaatse wordt gekenmerkt door openheid aan de westzijde van de Dorpsstraat en bosjes en rietkragen aan de oostzijde, met lange rechte lijnen en doorzichten, slagen en water. Ten zuiden van de locatie liggen aan de oostzijde van de Dorpsstraat twee volkstuincomplexen.
Afbeelding 1: Ligging plangebied
Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Saendelft" dat op 26 november 1998 door de gemeenteraad van Zaanstad is vastgesteld. Op 22 juni 1999 is het bestemmingsplan door Gedeputeerde Staten goedgekeurd (nummer 98-920019) en zes weken daarna onherroepelijk geworden. Buiten de rode begrenzing is het bestemmingsplan vervallen. Het plangebied valt binnen deze begrenzing.
De gronden binnen het plangebied hebben grotendeels de bestemming "Agrarische produktiegebieden, klasse B" en zijn bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden veehouderij- en grondgebonden akkerbouwbedrijven. Aan de westkant van de watergang de Kaaik die de bestemming "Water" heeft, is binnen de agrarische bestemming de aanduiding 'a' op de plankaart aangegeven in verband met het behoud of herstel van archeologische waarden.
Afbeelding 2: Uitsnede plankaart bestemmingsplan
Naast het bestemmingsplan Saendelft geldt ter plaatse ook het Parapluplan Parkeren Zaanstad (vastgesteld op 7 juni 2018). In dit bestemmingsplan is bepaald dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeenlijke parkeernota. Voldoende betekent dat er wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 dan wel eventuele wijzigingen daarvan.
De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de geschiedenis van het plan, de huidige situatie en de planbeschrijving. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een verantwoording gegeven over de gemaakte keuzes. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders (hoofdstuk 4 en 5) en wordt in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken (hoofdstuk 6). In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de participatie en tot slot wordt in hoofdstuk 8 een toelichting gegeven op de juridische regeling.
Eind 1998 is gestart met de bouw van woningen in de nabijheid van de linoleumfabriek Forbo Flooring BV. Forbo Flooring BV heeft hiertegen bezwaar ingediend, omdat de toekomstige bewoners (geur)hinder van de bedrijfsactiviteiten konden ondervinden en omdat de uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijf hierdoor werden beperkt. De President van de rechtbank Haarlem heeft op verzoek van Forbo op 18 februari 1999 de bouwvergunning voor de bouw van 814 woningen van de eerste fase Saendelft geschorst. Vervolgens hebben de gemeente Zaanstad en Forbo Flooring BV in een overeenkomst afspraken vastgelegd waarin de grens van de woningbouw zou opschuiven zodat Forbo geen belemmeringen zou ondervinden van de woningbouw.
In De Overhoeken worden woningen gebouwd als compensatie voor de woningbouw in de directe nabijheid van de Forbo die destijds niet kon worden gerealiseerd. Een deel hiervan is alsnog in Saendelft gerealiseerd. Het resterende deel is voorzien in De Overhoeken.
De planvorming voor De Overhoeken is gestart in 2004. In de Streekplanuitwerking en Structuurplan Randzone Saendelft (2004) wordt gesproken over herkenbare woningbouwaccenten (lees: de Donjons), waarbij openheid gewaarborgd blijft door een onderlinge afstand tussen de Donjons. De Overhoeken zou niet als uitbreiding van de bebouwing van Saendelft moeten worden beschouwd, maar op een hoger schaalniveau zouden de Donjons echter wel de werking hebben van accenten in het silhouet van de stadsrand Saendelft. Een goede afstemming met de bestaande stadsrand was vanzelfsprekend een randvoorwaarde.
In 2005 zijn door de gemeente ruimtelijke randvoorwaarden voor De Overhoeken opgesteld. Deze randvoorwaarden hebben de basis gevormd voor diverse ontwerpsessies. Hieruit is in 2006 uiteindelijk het zogenaamde clusterprincipe naar voren gekomen, waarin woningen worden geclusterd met inachtneming van de geluidcontouren van de wegen in de omgeving. Daarbij is rekening gehouden met de verlenging van de A8 in de richting van de A9, ten zuiden van het plangebied. Deze woonclusters bestaan hoofdzakelijk uit grondgebonden woonvormen, maar ook gestapelde woonvormen en parkeeroplossingen op een binnenterrein.
In de tweede helft van 2006 is begonnen met het proces tot het opstellen van een Kwaliteitskader voor Kreekrijk en De Omzoom. Vanuit dit traject is de supervisie op het gebied als geheel gevoerd en werd de samenhang tussen de verschillende ontwikkelingen bewaakt. Op dat moment is dan ook aansluiting gezocht tussen de ontwerpen van en de ontwikkelingen binnen De Omzoom en De Overhoeken. In verschillende ontwerpsessies met de verantwoordelijke ontwerpers zijn de ontwerpen afgestemd op de overgang tussen het woongebied Saendelft en het groengebied De Omzoom.
Op 9 februari 2011 heeft het College van B&W van de gemeente Zaanstad besloten tot vaststelling van het Ontwikkelingsplan De Overhoeken (versie 7 december 2010) en deze is ook gepresenteerd in de Adviescommis Ruimtelijke Ontwikkeling van de provincie Noord-Holland. Er is een ambitiedocument opgesteld dat vervolgens is vertaald in een bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan De Overhoeken is in 2014 in ontwerp ter inzage gelegd. Vanwege gewijzigde wet- en regelgeving op het gebied van stikstofdepositie, nieuw gemeentelijk geurbeleid en besluitvorming over de voorkeursvarianten over het tracé A8-A9 en de aansluiting hierop, is het plan niet ter vaststelling aangeboden. Inmiddels zijn de vertragende factoren opgelost en is een nieuw bestemmingsplan voor het gebied opgesteld.
Het oorspronkelijke plan, bestaande uit 5 woningclusters met daartussen groenclusters, is in 2014 ingetrokken door de planvorming van de toekomstige A8-A9 verbinding. Door de verbinding waren de twee woonclusters in Overhoeken West niet meer mogelijk en is er een plan gemaakt waarbij alle 150 woningen in Overhoeken Oost gepland zijn. Op verzoek van de gemeente zijn hier 36 woningen in het betaalbare segment aan toegevoegd. Hierdoor was het niet meer mogelijk alle woningen in de Overhoeken Oost te realiseren en is West weer toegevoegd. In het plan zijn groene zichtlijnen en singels opgenomen als groene overgang naar de weilanden er achter.
Het plangebied grenst aan de stadsrand van Saendelft en ligt ten zuiden van de Noorderveenweg. Het huidige beeld van de stadsrand wordt bepaald door een combinatie van grondgebonden woningen en relatief kleine appartementengebouwen. Het aangrenzende landschap wordt gekarakteriseerd door een waterrijk open weidegebied met vergezichten. Het cultuurlandschap wordt verder gekenmerkt door een patroon van oost west gerichte sloten. Dit slotenpatroon vormt in Saendelft de basis voor de landschappelijke hoofdstructuur. Ten oosten van de Dorpsstraat grenst het plangebied aan twee volkstuincomplexen. Aan de uiterste westkant van het plangebied ligt een brede waterpartij met een in het oog springende beplanting. In het gebied is veel water met natuurlijke oevers aanwezig.
Het oostelijk deel heeft op dit moment een agrarische functie. Het westelijk deel wordt momenteel gebruikt als buurtpark met voetbalkooi en hondenlosloopgebied.
Overhoeken is de laatste uitbreidingslocatie in Assendelft en ligt aan de zuidkant tegen Saendelft aan. Er zijn twee bouwlocaties, één ten westen van de Dorpsstraat en één ten oosten van de Dorpsstraat. Beide locaties grenzen aan de Noorderveenweg. De locaties vormen de overgang tussen de grens van het stedelijke gebied van Saendelft die is vormgegeven door woningen en bastions, en
het omliggende polderlandschap
Overhoeken bestaat uit twee bouwlocaties; een kleinere westelijk gelegen locatie en een grotere oostelijk gelegen locatie. In totaal komen er 186 grondgebonden woningen verdeeld over de beide locaties. Op de westelijk locatie zijn maximaal 60 woningen voorzien, op de oostelijke locatie maximaal 160 woningen. Het programma bestaat uit een mix van woningtypen. Van het totale aantal worden 36 woningen in de categorie 'betaalbare koop Zaanstad' gerealiseerd.
Het westelijke deelgebied is gering qua omvang en vormt één erf. Het oostelijke deelgebied is omvangrijker en heeft groene en blauwe kaders door het gebied heen lopen. Voor de ontwikkeling is een concept verkavelingsplan opgesteld, die besproken is in het kwaliteitsteam voor deze locatie en daarna verder is uitgewerkt tot een stedenbouwkundigplan. De 186 woningen zijn ingepast in het landschap met behoud van de landelijke en groene kwaliteit. Het beeldkwaliteitsplan schetst de gewenste sfeer voor de twee locaties en geeft een toelichting het stedenbouwkundig ontwerp. Het plan geeft richting over de toe te passen kleuren en materialen in het ontwerp om de beoogde sfeer te bereiken. Het document fungeert als inspiratiebron en leidraad voor de architecten en landschapsarchitecten en dient als toets-instrument voor de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (welstand).
De bouwlocaties liggen buiten de aaneengesloten suburbane bebouwing van Seandelft. De locaties liggen in tegenstelling tot de bestaande plandelen van Saendelft in het landelijk gebied. Daarom is het uitgangspunt het maken van een bebouwing met een landelijke uitstraling. De bebouwing is los van elkaar gesitueerd en sterk geïntegreerd met het landschap.
De oostelijke en westelijke locatie aan weerszijde van de Dorpsstraat verschillen van elkaar. De westelijke locatie ligt in een parkrijk gebied en de oostelijke locatie ligt in een waterrijk gebied. De westelijk locatie wordt gekenmerkt door een landelijk karakter met groen in de vorm van typen erfbeplanting. De locatie zoekt daarbij de aansluiting bij de agrarische erven die liggen in de
omgeving. De oostelijke locatie sluit aan bij de landelijkheid door het gebruik van water, riet en langgerekte groensingels. Deze landschappelijke elementen sluiten aan bij de inrichting van het cultuurlandschap en het natuurgebied ten oosten van het plangebied. De definitieve verkaveling en beeldkwaliteit wordt uitgewerkt onder supervisie van het supervisieteam.
Er zijn plannen voor de aanleg van een nieuwe rijksweg de A8/A9. In het geval deze wordt aangelegd komt de weg te lopen ten zuiden van het plangebied. De weg komt op enige afstand van de bouwlocaties te liggen. In het concept verkavelingsplan is naast de Noorderveenweg ook rekening gehouden met deze nieuwe rijksweg.
Westelijk plandeel
De bebouwing in het westelijk plandeel bestaat uit een erfbebouwing. Vier gebouwen vormen samen een cluster dat refereert aan een agrarische bebouwing in een open landschap. De gebouwen staan rond een omsloten binnenruimte die wordt ingericht voor collectief gebruik. Bij de entree van het erf wordt een bouwdeel als hoofdgebouw ontworpen. Dit bouwdeel vangt de blik bij de benadering van het erf. Eén van de vier gebouwen is een parkeergebouw. Het parkeergebouw ligt aan de geluidsgevoelige kant langs de Noorderveenweg. De groene ruimte om het erf wordt ingericht met karakteristieke erf beplanting. De binnenruimte krijgt een inrichting die doet denken aan boerenerf. De beplantingen met een oprijlaan, entreebomen bij de ingang, dichte bosjes en een boomgaard versterken deze referentie.
Afbeelding 3: Schetsontwerp Westelijk plandeel
Het westelijk plandeel wordt ontsloten vanaf een nieuwe afslag op de Noorderveenweg (rotonde). De ontsluiting wordt gecombineerd met de tijdelijke ontsluiting van de tijdelijke woningen (opvanglocatie) gelegen ten westen van het westelijk plandeel. Voor de fietsers en de wandelaars wordt een aparte verbinding gemaakt vanaf het erf naar de afslag. Voor de calamiteiten-ontsluiting zijn twee reserveringen. Eén verbinding direct naar de Noorderveenweg en een verbinding naar het bestaande fietspad ten zuiden van het plandeel. Wanneer in de toekomst de A8-A9 wordt aangelegd, moet de situatie opnieuw worden bekeken en zo nodig worden aangepast.
Oostelijk plandeel
Deze nieuwe woonlocatie geeft invulling aan een landelijk woonmilieu. Hierbij is het uitgangspunt dat de bebouwing op een argeloze manier is gesitueerd met doorzichten naar het landschap. De bebouwing ligt langs één landelijk vormgegeven buurtweg. In de woonbuurt komen stevige boomsingels die het kavelpatroon van het cultuurlandschap weer voelbaar maken. De boomsingels geven vorm aan de biodiversiteit en zorgen tevens voor schaduw in het gebied. De boomsingels zijn de landschappelijke coulissen waar de woningen tussen liggen. Naast de boomsingels is water een bouwsteen. Het
water vormt de rand van het woongebied en doorkruist het gebied één keer.
Sommige delen van de waterranden zijn geprivatiseerd en andere delen zijn openbaar toegankelijk. Alle openbaar toegankelijke oevers worden natuurlijk oevers overeenkomstig de oevers in het aangrenzende landschap. De bebouwing is divers en afwisselend met verschillende woningtypen. Er zijn traditionele woningtypen maar ook twee schuurvormige objecten in de vorm van rug-aan-rugwoningen. Centraal in het gebied staat een bijzondere bouwvorm met open terrassen aan het groen. De overgangen naar het groen spelen in op de specifieke ligging van de woningen. Zo zijn er stoepen, voortuinen met hagen en vlonders aan het water. Met een spel van afwisselden ruimten, groen en gebouwen wordt een landelijke sfeer opgeroepen.
Afbeelding 4: Schetsontwerp Oostelijk plandeel
Het oostelijk plandeel wordt ontsloten vanaf een nieuwe afslag op de Noorderveenweg. De ontsluiting sluit aan op de route naar de nieuwe supermarkt gelegen aan de Dorpsstraat. De fietsers hebben een vrijliggend fietspad tot de buurtontsluitingsweg. Op de buurtontsluitingsweg fietst men op de rijweg. Voor de wandelaar zijn aparte paden aangelegd richting de afslag en de supermarkt. Voor calamiteitenverkeer is het mogelijk aan te sluiten op de Noorderveenweg. In het meest oostelijk deel van het plangebied kan men indien nodig rondrijden via een parkpad dat loopt door het groen
Goede ruimtelijke ordening
Bij het bestemmingsplan wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging gemaakt over de manier waarop functies ten opzichte van elkaar worden gesitueerd, mede in relatie tot de wenselijkheid van de ruimtelijke ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt. Belangrijk onderdeel hierbij is de situering van milieubelastende en milieugevoelige functies ten opzichte van elkaar.
Voor dit bestemmingsplan zijn geluid en geur belangrijke milieuaspecten. Uit de onderbouwing en nadere afweging in relatie tot de onderstaande gebiedskwaliteit, blijkt dat in het plangebied sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat en dat, alle belangen afwegend, de geluid- en geurhinder als aanvaardbaar wordt beschouwd. De overige milieuaspecten kunnen evenmin worden aangemerkt als een belemmerende factor.
Woningbehoefte
Het bestemmingsplan voorziet in een duidelijke woningbouwbehoefte, aansluitend aan het bestaande woongebied Saendelft met bijbehorende voorzieningen.
Gebiedskwaliteit
Het plangebied vormt een aantrekkelijk woongebied, grenzend aan het bestaande woongebied van Assendelft enerzijds en het open landschap anderszijds. Ten zuiden van het plangebied is de provinciale verbindingsweg A8-A9 voorzien. De woningbouw in het plangebied sluit aan op de landelijke karakteristiek.
In dit hoofdstuk staat een samenvatting van de ruimtelijke beleidskaders die van toepassing zijn voor het plangebied. Iedere paragraaf besluit met een conclusie waarin de betekenis van het beleid voor het plangebied is opgenomen.
Vanaf 2024 treedt de nieuwe Omgevingswet in werking. De Omgevingswet bundelt alle huidige wetten over de leefomgeving. Daarbij hoort ook één rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). In de NOVI zijn de maatschappelijke opgaven samengevat in 4 prioriteiten:
Met betrekking tot 'sterke en gezonde steden en regio's' is in de NOVI aangegeven dat vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig zijn voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven.
Tegelijk streeft men naar een verbetering naar de leefbaarheid en klimaatbestendigheid in steden en dorpen. Schonere lucht, voldoende groen en water en genoeg publieke voorzieningen waar mensen kunnen bewegen (wandelen, fietsen, sporten, spelen), ontspannen en samenkomen.
Betekenis voor het project
Voorliggend bestemmingsplan sluit aan op het thema 'sterke en gezonde steden en regio's' uit de NOVI. Met het plan wordt invulling gegeven aan de aanwezige woningbehoefte. De woningen moeten voldoen aan de huidige duurzaamheids-eisen.
De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Barro. In het Barro zijn
onder andere de regelingen met betrekking tot het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de
Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Een aantal regelingen is ‘getrapt’ vastgelegd.
Provincies en gemeenten zijn verplicht het beleid nader uit te werken, wanneer de regeling
getrapt is. Wanneer een van deze regelingen geldt voor het plangebied, moeten deze in het
bestemmingsplan verplicht worden uitgewerkt.
Betekenis voor het project
Het Barro bevat geen verplichtingen specifiek voor dit plangebied. De voorgenomen
ontwikkeling is niet in strijd met de voorschriften uit het Barro.
De Chw beoogt ruimtelijke en infrastructurele projecten versneld te ontwikkelen in verband met
de economische crisis. In het besluit uitvoering Crisis- en herstelwet zijn projecten aangewezen als experiment. Voor dergelijke projecten mag worden afgeweken van bepaalde wetten op onder andere het gebied van ruimtelijke ordening en milieu.
Op grond van artikel 2.4 lid 1 Crisis- en herstelwet (Chw) kan bij AMvB bij wijze van experiment
worden afgeweken van een aantal planologische en milieuregels. In de AMvB moet onder meer
worden bepaald welke afwijkingen van de bedoelde wetten zijn toegestaan en wat de ten
hoogste toegestane tijdsduur van die afwijkingen is (artikel 2.4 lid 3 Chw).
De bedoelde AMvB is het Besluit uitvoering Chw. In de zevende tranche van dit besluit (Stb.
2014, nr. 168) is in artikel 7c een wettelijke grondslag gegeven voor experimentele bestemmingsplannen. Met deze pilot wordt geëxperimenteerd met de in de toekomstige
Omgevingswet beoogde verbreding van het bestemmingplan tot een omgevingsplan. Zolang de
Omgevingswet nog niet is vastgesteld en in werking is getreden, geldt een experimenteel
omgevingsplan als een buitenwettelijk en vormvrij plan.
In het kader van dit experiment mag door de in het besluit aangewezen gemeenten worden
afgeweken van de in artikel 7c aangegeven onderdelen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro),
het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder, de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het aantal deelnemende gemeenten is bij de latere tranches van het Besluit uitvoering Chw verder uitgebreid.
In bijlage 1 van de Chw is aangegeven in welke gevallen er bij een bestemmingsplan procedurele versnellingen van toepassing kunnen zijn. De bouw van meer dan 11 woningen is een activiteit die is genoemd in bijlage 1. De procedurele versnelling betekent dat de Raad van State in principe binnen 6 maanden na binnenkomst van een eventueel beroepschrift moet beslissen. Binnen die periode vindt een zitting plaats. Na de zitting laat de uitspraak meestal hooguit nog 6 weken op zich wachten. Om gebruik te kunnen maken van de procedurele versnelling uit de Chw moet in de kennisgeving van het vastgestelde bestemmingsplan worden vermeld dat de Chw van toepassing is en welke gevolgen dat heeft.
Betekenis voor het project
De voorgenomen ontwikkeling is niet aangemeld in het kader van de Crisis- en herstelwet
(Chw) maar de Chw is wel van toepassing bij de behandeling van een eventuele beroepszaak
bij de Raad van State omdat er met dit bestemmingsplan meer dan 11 woningen gebouwd
worden
Op 19 november 2018 heeft Provinciale Staten de Omgevingsvisie NH2050 "Balans tussen economische groei en leefbaarheid" vastgesteld. De Omgevingsvisie NH2050 wil zorgen voor balans tussen economische groei en leefbaarheid. In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving:
Ten aanzien van de metropool Amsterdam wordt geconstateerd dat deze zich snel ontwikkeld. De vraag naar woningen en ruimte voor bedrijven houdt aan, evenals de ruimtevraag voor recreatie en andere functies. Tegelijkertijd wil de provincie de landschappen in de metropool sparen. De bebouwingsopgave moet dan ook zoveel mogelijk binnen de bestaande kernen plaatsvinden, met een voorkeur voor knooppunten van openbaar vervoer. Verdichting vraagt steeds meer inventiviteit en bestuurskracht. De bebouwde omgeving wordt steeds intensiever gebruikt, de plancapaciteit binnenstedelijk blijkt door een andere kijk op stad en stedelijkheid een stuk groter te zijn dan lang is gedacht. En zowel bij bestaande bouw als nieuwbouw moeten worden ingezet op besparing van energie, een klimaatadaptieve ruimtelijke inrichting en bij nieuwbouw ook op circulair bouwen. Dit alles moet samen gaan met de verdere verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij onderkent de provincie dat verdichting in de kernen leidt tot toenemende druk op het landschap.
Wonen en werken worden binnenstedelijk geconcentreerd (transformeren, bundelen, verdichten). Hierbij dient oog te worden gehouden voor behoud en versterking van de leefbaarheid in bestaande en nieuwe gebieden. Ook dient er een vinger aan de pols te worden gehouden voor wat betreft de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkeling van de vraag door er voor te zorgen dat regionale afspraken over stedelijke ontwikkelingen bij de vraag blijven aansluiten. De bestaande voorraad woningen wordt daarbij betrokken.
Betekenis voor het project
Het plangebied behoort gelet op de bestemming, het huidige gebruik en de locatie tot het bestaand stedelijk gebied. Met het plan wordt de bestaande stedelijke structuur versterkt waarbij deels is uitgegaan van functiemenging. Op deze wijze wordt de beschikbare binnenstedelijke ruimte zo optimaal mogelijk benut en wordt het landschap gespaard. Ook wordt ingezet op besparing van energie en een klimaatadaptieve ruimtelijke inrichting. Dit past binnen de hoofddoelstellingen in het provinciale beleid.
De belangrijkste onderwerpen uit de Omgevingsvisie zijn verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland. Op donderdag 22 oktober 2020 hebben de Provinciale Staten de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. De Omgevingsverordening NH2020 geldt vanaf 17 november 2020 en vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving. Voor dit bestemmingsplan zijn de volgend bepalingen van belang:
Betekenis voor het project
Artikel 6.3: Nieuwe stedelijke ontwikkelingen
In artikel 6.3 is bepaald dat een ruimtelijk plan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Binnen de provincie Noord-Holland worden deze afspraken ten aanzien van woningbouw vastgelegd in de Regionale Actie Programma's (RAP's). De gemeenten binnen een regio moeten het dan ook gezamenlijk eens worden over de gemeentegrens overschrijdende nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Om uit te maken of sprake is van een regionale behoefte worden regionale afspraken door de provincie Noord-Holland getoetst aan de vraaggestuurde woningbehoeftecijfers (vervat in de Monitor Woningbouw).
Omdat het voorliggende bestemmingsplan de herontwikkeling tot een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt dient het programma in overeenstemming te zijn met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Uit de paragrafen 5.4 en 6.6 blijkt dat de ontwikkeling past in het regionaal woonbeleid en voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Artikel 6.24 Woningen binnen de LIB 5 zone Schiphol
Het westelijk deelgebied is deels gesitueerd binnen de LIB 5 zone (LIB staat voor Luchthavenindelingsbesluit) van Schiphol. In artikel 6.19 is bepaald dat indien een ruimtelijk plan nieuwe woningen toestaat op gronden binnen deze zone, in de toelichting op dat plan rekenschap gegeven van het feit dat op de betreffende locatie sprake is van geluid vanwege het luchtverkeer en worden de redenen vermeld die er toe hebben geleid om op de betreffende locatie nieuwe woningen te bestemmen. Het plangebied is gelegen ruim buiten de 58 dB(A) contour. De geluidbelasting wordt hier gekwalificeerd als ’matig’ (dit geldt ook voor de cumulatieve geluidbelasting) maar dit geldt voor een groot deel van het omliggende gebied. De ontwikkelaar van het plan zal kopers van woningen in het plangebied informeren over het feit dat sprake is van een met vliegtuiggeluid belaste locatie met de daaruit voortvloeiende gebruiksbeperkingen. Dit zal als kettingbeding in de koopovereenkomst worden opgenomen.
De provincie heeft in 2013 al ingestemd met woningbouw op deze locatie.
Artikel 6.59: Ruimtelijke kwaliteit
Op grond van artikel 6.59 van de Omgevingsverordening moeten nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het werkingsgebied 'landelijk gebied' voldoen aan de ruimtelijke kwaliteits-eis. De gronden van het plangebied maken geen onderdeel uit van het Bijzonder provinciaal landschap.
Het plan wordt ingebed in het omliggende landschap. Het landschap ten westen van De Kaaik en dat ten oosten van de Dorpsstraat verschilt van elkaar. Daarbij is aansluiting gezocht bij de landschapstypologie die in het plan ‘Groengebied De Omzoom’ wordt genoemd. Het westelijke deel is open, maar gedeeltelijk omzoomd door boomgroepen en erfbeplantingen, het oostelijke deel gaat op in het meer begroeide landschap (rietstroken en broekbosjes). In het beeldkwaliteitsplan is hier nader op ingegaan.
Artikel 6.62: Klimaatadaptatie
Op grond van artikel 6.62 dient de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving te bevatten van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's van klimaatverandering. Deze beschrijving dient in te gaan op het risico op wateroverlast, overstroming, hitte en droogte en de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. Ten behoeve van de beschrijving is overleg met in ieder geval het waterschap in wiens beheergebied de ontwikkeling plaatsvindt noodzakelijk. In de duurzaamheidsparagraaf (paragraaf 6.5) zijn de doelstellingen op het gebied van klimaatadaptatie beschreven. Er heeft overleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap Holland Noorderkwartier (HHNK).
Het onderhavige bestemmingsplan is passend binnen de regels zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsverordening NH2020. Over de klimaatadaptieve maatregelen en ligging binnen de beschermingszone van de regionale waterkering heeft overleg met HHNK plaatsgevonden.
In de Metropoolregio Amsterdam (MRA) heeft een bestuurlijke denktank van vertegenwoordigers van provincie Noord-Holland en betrokken regio's en regiogemeenten, opdracht gegeven om een toekomstperspectief op te stellen voor de landschappen in en rond de MRA.
Door de toenemende dynamiek en ruimtevraag in de MRA neemt de urgentie toe om zorgvuldig en met aandacht voor kwaliteit het landschap te ontwikkelen. De genoemde opdracht heeft in maart 2014 geresulteerd in de publicatie 'Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap'.
Het 'Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap' biedt een vijftal principes om het landschap aan vitaliteit te laten winnen en voor te bereiden op de toekomst. Het is een instrument dat door alle betrokken partijen kan worden gebruikt bij het werken aan plannen en projecten in het metropolitane landschap.
De vijf principes zijn achtereenvolgens:
Betekenis voor het project
De ontwikkeling van het plangebied betreft een binnenstedelijke verdichting, met aandacht voor de 'doorwaadbaarheid' door betere verbindingen mogelijk te maken tussen de buurten in de Kogerveldwijk. Het plan is in overeenstemming met de geformuleerde principes.
De gemeenteraad stelt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer structuurvisies vast. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop de raad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken. De gemeenteraad kan ook voor aspecten van het gemeentelijk ruimtelijk beleid een structuurvisie vaststellen. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van die aspecten. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop de raad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken. De gemeenteraad kan in samenwerking met de raden van aangrenzende gemeenten voor een gebied behorende tot het grondgebied van de betrokken gemeenten een structuurvisie vaststellen. Op 7 juni 2012 is door de gemeenteraad de structuurvisie 'Zichtbaar Zaans' vastgesteld die op 10 oktober 2012 in werking is getreden.
In de structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor dit plangebied geeft de structuurvisie aan het gebied de gebiedstypering 'Woongebied' met het nadere profiel 'Stadsrand, waterrijk'. De gebiedstypering Woongebied geeft aan dat het een gebied is met overwegend wonen (globaal 90%). Slechts op enkele locaties bevinden zich (meestal geconcentreerd) voorzieningen. Samen met enige bedrijvigheid aan huis is het aandeel werken tussen de 5 en 15%.
Binnen die gebiedstypering heeft De Overhoeken het profiel: 'stadsrand, waterrijk.' Het profiel 'stadsrand, waterrijk' is een verfijning van het nieuw tuinstedelijke profiel. Het wordt toegepast aan de randen van de stad waar nieuwbouw of transformatie is gewenst. Dit profiel kent een lagere dichtheid van 20-30 woningen per hectare. De genius loci van de stad, wonen in en aan een waterrijk veenweidegebied, is hier het uitgangspunt. Wonen op en aan het water is voor een belangrijk deel van de woningen het basisuitgangspunt. Vaarroutes die met het buitengebied in verbinding staan zijn de basis voor het blauwe netwerk.
De openbare ruimte wordt versterkt door een duidelijke samenhang tussen de blauwgroene inrichting van de buurten. Een waterrijke wijk is de opgave. Dit wordt bereikt door blauwgroene routes en ecologische verbindingen. De bereikbaarheid is vooral gericht op de fiets en de auto.
Afbeelding 4: Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'.
Het fietsnetwerk sluit aan op de recreatieve routes van de stad en de regio. Er is aandacht voor de relatie tussen de woning en het openbare gebied. De woningen en voorzieningen zijn gericht op de openbare ruimte. De overgang van water naar land is een belangrijke ontwerpopgave; afhankelijk van de gebiedskenmerken vormt de bebouwing een harde dan wel een zachte overgang naar de open polders. Gestimuleerd moet worden dat erven die grenzen aan het openbare gebied een inrichting krijgen die aansluit op het karakter van de omgeving.
Gelet op een aantal ruimtelijke ontwikkelingen rondom Saendelft heeft de gemeente Zaanstad op 18 november 2004 het Structuurplan Randzone Saendelft vastgesteld. Dit structuurplan is in samenhang opgesteld met de Streekplanuitwerking Randzone Saendelft die op 23 december 2004 door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland is vastgesteld, waarin onder meer de ontwikkeling van De Overhoeken binnen het provinciaal ruimtelijk beleid is opgenomen.
Op de kaart van het Structuurplan Randzone Saendelft zijn De Overhoeken aangeduid als 'Overgangsgebied met woonbebouwing' en wordt gesproken over herkenbare woningbouwaccenten (Donjons), waarbij openheid gewaarborgd blijft door een onderlinge afstand tussen die Donjons. De strook van De Overhoeken zou niet als uitbreiding van de bebouwing van Saendelft moeten worden beschouwd, maar op een hoger schaalniveau zouden de Donjons echter wel de werking hebben van accenten in het silhouet van de stadsrand Saendelft. Een goede afstemming met de bestaande stadsrand was vanzelfsprekend een randvoorwaarde. Het plan met de Donjons is in 2014 komen te vervallen in verband met de toekomstige A8-A9 verbinding. Door de verbinding waren de twee woonclusters in Overhoeken West niet meer mogelijk en is er een plan gemaakt waarbij alle 150 woningen in Overhoeken Oost gepland zijn. Hier zijn 36 woningen in het betaalbare segment aan toegevoegd. Hierdoor was het niet meer mogelijk alle woningen in de Overhoeken Oost te realiseren en is West weer toegevoegd. In het plan zijn groene zichtlijnen en singels opgenomen als groene overgang naar de weilanden er achter.
Afbeelding 5: Fragment kaart Structuurplan Randzone Saendelft
In het Kwaliteitskader Kreekrijk en De Omzoom (BVR, augustus 2007) dat op 25 oktober 2007 is vastgesteld, zijn alle uitgangspunten en ambities in beeld gebracht voor Kreekrijk en De Omzoom. De Overhoeken vormt onderdeel van de planontwikkelingen in het Kwaliteitskader, maar hebben een eigen planvormingstraject. Daarbij is afstemming met de andere ontwikkelingen in De Omzoom belangrijk. De plannen worden ruimtelijke uitgewerkt op basis van de uitgangspunten uit het Structuurplan van 2004. Bij deze uitwerking zijn de volgende aspecten van belang en ze zijn bovendien als uitgangpunt gehanteerd voor de stedenbouwkundige hoofdopzet die aan het onderhavige bestemmingsplan ten grondslag ligt:
In dit hoofdstuk staat een beschrijving van de beleidskaders op het gebied van specifieke beleidsthema's die van belang zijn voor het opstellen van dit bestemmingsplan.
Daar waar nodig wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Iedere paragraaf besluit met een conclusie waarin de betekenis voor het beleid voor het plangebied is opgenomen. Waar de invulling van het plan afwijkt van het beleid is dit specifiek aangegeven. De onderwerpen cultuurhistorie, verkeer en parkeren, milieu en water worden in hoofdstuk 6 van het bestemmingsplan beschreven.
Het uitgangspunt voor de Welstandsnota Zaanstad 2013 is een gedifferentieerde aanpak met minder en eenvoudigere regels waar het kan en nauwkeurige welstandssturing waar het moet.
In de welstandsnota is een proef met welstandsvrije gebieden ingevoerd. Dit zorgt voor vermindering van de regeldruk en vormt een bijdrage aan de gemeentelijke hervormingsagenda. De welstandsvrije proef betreft delen van een aantal bedrijventerreinen en naoorlogse woonwijken waar geen grootschalige herstructurering of ontwikkeling loopt vanuit de gemeente. Monumenten zijn hiervan uitgezonderd.
In overige woonwijken, die vaak een gelijksoortige, seriematige opbouw hebben en waar vooral veel kleine uitbreidingen worden aangevraagd, zijn de regels vereenvoudigd en teruggebracht in aantal. In deze gebieden ligt de nadruk op beheer en is het uitgangspunt 'sturen op basiskwaliteit', vooral door middel van een welstandstoets.
In gebieden die typisch Zaans zijn of door andere kwaliteiten vragen om meer sturing op ruimtelijke kwaliteit geldt een gewogen beleid. Dit betekent niet dat er niets kan, maar dat er aan de bestaande eigenschappen van het gebied grote waarde wordt toegekend en dat de bewijslast om met een nieuw plan hiervan af te wijken groter is. De criteria geven aan dat in die gevallen extra zorgvuldigheid en ontwerpdeskundigheid vereist zijn.
Betekenis voor het project
Voor het plangebied geldt het welstandsniveau 'eenvoudig'. Zaanstad maakt voor het aansturen van (her)ontwikkelingen in een aantal gebieden gebruik van ontwikkelingskaders, beeldkwaliteitplannen en welstandsparagrafen. Deze zijn een aanvulling op de welstandsnota. Voor de ontwikkeling is een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld.
Op 20 oktober 2020 is de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2020 (hierna: nota) door het college
vastgesteld. De nota heeft als doel om vanuit het algemeen belang, op een ruimtelijk juiste
manier ruimte te bieden aan woningeigenaren voor ontwikkelingen aan de woning en daartoe
bijbehorende bouwwerken.
De nota heeft als doel om vanuit het algemeen belang, op een ruimtelijk juiste manier ruimte te
bieden aan woningeigenaren voor ontwikkelingen aan de woning. De nota is bedoeld om
initiatiefnemers te informeren over de vergunningplichtige bouwmogelijkheden die er zijn.
Daarnaast is het document bedoeld als leidraad voor de medewerkers van de gemeente die
met dergelijke bouwactiviteiten te maken krijgen.
Afhankelijk van de categorie bouwactiviteit kiest de gemeente Zaanstad ervoor om maatwerk te
leveren, mee te werken als de bouwactiviteit aan bepaalde regels voldoet, of niet mee te
werken. Bij initiatieven die in aanmerking komen voor maatwerk geldt het beleid in deze nota
als toetsingskader. Denk daarbij aan bijgebouwen op hoekkavels of dakopbouwen.
De nota heeft betrekking op:
De nota is van toepassing op het gehele gemeentelijk grondgebied en dient als basis voor
nieuwe bestemmingsplannen.
Betekenis voor het project
Bij het opstellen van de regels is de Nota zoveel mogelijk als uitgangspunt genomen voor de
bouwmogelijkheden.
Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed is geregeld in verschillende specifieke regelingen en wetten. Dat zijn de Regeling materieel beheer museale voorwerpen 2013, de Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten, de Monumentenwet 1988 (Mw 1988), de Wet tot behoud van cultuurbezit (Wbc), de Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen en de Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied. Door deze in de loop der tijd tot stand gebrachte sectorale wettelijke regimes, kent elk erfgoedtype zijn eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen. De huidige sectorale versnippering van de erfgoedwetgeving en de aanpassingen die in de verschillende wettelijke regimes wenselijk of noodzakelijk worden geacht, zijn de redenen om één integrale Erfgoedwet op te stellen waarin de hierboven opgesomde specifieke wetten en regelingen worden geïntegreerd.Naast het samenbrengen van verschillende regelingen in één Erfgoedwet bevat dit wetsvoorstel op een aantal punten inhoudelijk nieuwe bepalingen ten opzichte van de huidige wettelijke regelingen over het cultureel erfgoed.
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een uitwerking van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Deze is inmiddels opgevolgd door de Omgevingsverordening NH2020. De leidraad is gericht op ontwikkelingen buiten het bestaand stedelijk gebied, met behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteiten die het landschap heeft. Nieuwe ruimtelijke plannen dienen rekening te houden met de ontwikkelingsgeschiedenis, de bebouwingskarakteristiek en de inpassing in de wijdere omgeving. Bestaande historische kenmerken en objecten in het landschap moeten herkenbaar blijven. De openheid van het landschap in Laag Holland verdient extra bescherming. De visuele impact van nieuwe ontwikkelingen moet daarom voor de uitvoering duidelijk en beoordeeld zijn. Ontwikkelingen binnen of in de directe nabijheid van dorpen moeten passen bij het bestaande 'DNA' van het dorp. Voor de lintbebouwing in Zaanstad zijn o.a. de doorzichten vanuit het lint naar het omringende polderlandschap als onderdeel van dit 'DNA' aangewezen.
Beoordeling
In het plan is rekening gehouden met de landschappelijke waarden van het gebied. In het beeldkwaliteitsplan is gemotiveerd op welke wijze wordt aangesloten bij de ontwikkelprincipes die zijn opgenomen in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.
Molens, fabrieksgebouwen, kerken, historische dorpskernen, monumenten. Linten, dijken, paden, veenweiden, de talloze en diverse landschappen: overal in Zaanstad zie je het verleden terug. Dit is het Zaans erfgoed. De gemeente heeft een belangrijke taak in het zorgvuldig omgaan met erfgoed voor het duurzaam behoud ervan. Tegelijkertijd staat Zaanstad voor de opgave om het erfgoed te laten aansluiten bij de veranderingen van de moderne tijd. De leefomgeving die verandert: klimaatveranderingen, de druk van ruimtelijke ontwikkelingen, de grote woonopgave en het toenemende toerisme.
De Erfgoedstrategie, erfgoed leeft gaat in op hoe Zaanstad het erfgoed wil beschermen én een blijvende plek geven te midden van een veranderend landschap. De strategie volgt de Erfgoedvisie 2011-2018 op en is door de gemeenteraad in 2019 vastgesteld. De strategie op het Zaans erfgoed is aan de hand van 7 thema’s uitgewerkt:
Per thema zijn de ambities beschreven waaronder:
Betekenis voor het project
In paragraaf 6.2 is ingegaan op de wijze waarop bij de ontwikkeling van het plangebied wordt omgegaan met cultuurhistorische waarden van de locatie en haar omgeving.
In 1999 is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad door het gemeentebestuur goedgekeurd als beleidsinstrument voor het opstellen van bestemmingsplannen. Op de kaart staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven, die van cultuurhistorisch belang zijn, bijvoorbeeld door een historisch stratenpatroon, oude dijken of oude verkaveling.
Verder is een overzicht opgenomen van alle beschermde monumenten binnen Zaanstad (Zaanse huizen, fabrieken, pakhuizen, arbeidershuizen, kantoren, molens, enz.) en gebieden van archeologische waarde (bijvoorbeeld terreinen met resten van prehistorische bewoning, middeleeuwse boerderijen, oude molenplaatsen of voormalige traankokerijen).
De CHW-kaart wordt regelmatig aangepast, omdat gebieden en gebouwen kunnen afvallen door sloop, brand of herinrichting en er komen gebieden of gebouwen bij door archeologische ontdekkingen of door plaatsing op de monumentenlijst.
Het is de bedoeling dat bij het opstellen van structuurplannen, bestemmingsplannen, infrastructurele plannen, natuurontwikkelingsplannen, bouwplannen en plannen met betrekking tot aanpassing van de grondwaterstand zwaarwegend rekening gehouden wordt met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een bepaald gebied. Zo kan bij herstructurering van een woonbuurt een oud stratenpatroon worden gehandhaafd, bij planning van een nieuwbouwwijk kunnen oude dijken, boerderijen of archeologische vindplaatsen in het ontwerp worden opgenomen en kan getracht worden leegstaande fabrieken of pakhuizen voor sloop te behoeden door ze een nieuwe functie te geven (kantoor, woning).
Op 24 oktober 2006 is de CHW-kaart voor de laatste maal door het college aangepast.
Betekenis voor het project
De Dorpsstraat van Assendelft is als cultuuhistorisch waardevol element aangewezen. Het plangebied ligt op ruimte afstand van de Dorpsstraat. De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot aantasting van de cultuurhistorische waarde van de Dorpsstraat.
Tevens zijn de watergangen De Kaaik en De Binnendelft als cultuurhistorisch waardevol aangewezen. Deze watergangen blijven onaangetast.
Tegelijk met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is ook de Erfgoedverordening Zaanstad 2010 van kracht geworden. Voor alle wijzigingen en werkzaamheden aan rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten is na genoemde datum een omgevingsvergunning nodig.
Omdat de nieuwe verordening ook een archeologisch deel bevat, is gekozen voor de overkoepelende term 'erfgoed' verordening in plaats van monumentenverordening.
In de erfgoedverordening is het mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Tevens kunnen er via de erfgoedverordening monumenten aangewezen worden. Daarnaast regelt de erfgoedverordening de instandhouding van al het Zaanse erfgoed.
Betekenis voor het project
Het bestemmingsplan is, voor zover van toepassing, met inachtneming hiervan opgesteld. voor een nadere toetsing wordt verwezen naar paragraaf 6.2.
In deze nota zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Erfgoedwet verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan gaat geven. Aan omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen worden ook opgenomen in (planologische) afwijkingen van het bestemmingsplan.
Betekenis voor het project
Er is archeologisch onderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 6.1). Uit het archeologisch onderzoek volgt het advies dat geen vervolgonderzoek en beperkende maatregelen nodig zijn.
In de Woonagenda 2020-2025 heeft de provincie bepaald dat er voldoende betaalbare, duurzame en toekomstbestendige woningen voor alle doelgroepen moeten komen. De woningbouwproductie moet omhoog, waarbij binnenstedelijk bouwen de voorkeur heeft. De afstemming binnen de regio gebeurt via op te stellen Woonakkoorden tussen provincie en gemeenten.
Betekenis voor het project
De voorgenomen ontwikkeling geeft invulling aan het streven van de provincie om meer betaalbare, duurzame en toekomstbestendige woningen te bouwen. In paragraaf 5.4.2 wordt ingegaan op het regionaal Woonakkoord Zaanstreek - Waterland.
De 8 gemeenten in Zaanstreek-Waterland en de provincie Noord-Holland hebben in het Woonakkoord Zaanstreek-Waterland 2021-2025 afgesproken om in de periode t/m 2025 samen te werken aan de woningbouw in de regio. Het gaat om acties op het gebied van nieuwbouw, betaalbare woningen, wonen en zorg en duurzaamheid. Het merendeel van de nieuwe woningen wordt gebouwd binnen de stadscentra en dorpskernen en zoveel mogelijk in de buurt van trein- of grote busstations.
Om de ambities te realiseren heeft de regio een plancapaciteit voor ongeveer 16.700 woningen t/m 2024 en bijna 14.000 woningen voor de periode 2025 t/m 2029. Hiervan zijn voor 6.200 woningen al definitieve bestemmingsplannen. Voor de overige woningen willen de gemeenten de bouwplannen sneller omzetten van 'zachte' plannen (nog niet ruimtelijk vastgelegd) naar 'harde' plannen. Zodat er op tijd kan worden gestart met de bouw. Deze woningen bouwen de gemeenten in verschillende woonmilieus, prijsklassen en woningtypen.
Om het landschap en de natuurwaarden in de regio te sparen, bouwen de gemeenten zoveel mogelijk binnen de stadscentra en dorpskernen. Ook worden bestaande gebouwen omgevormd tot woningen. De nieuwbouw wordt zoveel mogelijk geclusterd rondom bestaande of toekomstige OV-knooppunten: Zaan-IJ lob (noordelijke IJ-oever, station Zaandam, Achtersluispolder, Kogerveld) en stationsgebied Purmerend.
De regiogemeenten willen de toenemende vraag naar woningen gebruiken om de kwaliteit van de steden en vitaliteit van de dorpskernen te verhogen. Daarom gaan de provincie en gemeenten samen een visie opstellen over hoe ze de kernen in het landelijk gebied kunnen versterken.
Betekenis voor het project
Het Woonakkoord Zaanstreek-Waterland 2021-2025 geeft aan dat er op dit moment een tekort is aan harde plannen. Een groot deel van de plannen waarvoor de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden, past dus binnen de actuele regionale behoefte voor de komende 10 jaar. Er is nog ruimte, of beter gezegd, noodzaak voor het vaststellen van plannen. Binnenstedelijk is onvoldoende ruimte om de behoefte op te vangen. De Woningbouwontwikkeling op de locatie De Overhoeken is in het Woonakkoord opgenomen.
De woonvisie 'Metselen aan het Zaanse Mozaïek' is de actualisatie van de woonvisie 'Samen verder met Zaans Mozaïek' uit 2015. De woonvisie 'Metselen aan het Zaanse Mozaïek' beschrijft de woonambitie van Zaanstad voor de komende jaren. Aan deze woonvisie is de 'Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024' gekoppeld. Wonen vormt één van de belangrijkste pijlers van het beleid van Zaanstad.
Zaanstad zet zich in om de woningbouwproductie de komende jaren te verhogen van 600 naar minimaal 1.000 woningen per jaar. Daarnaast wil Zaanstad een gedifferentieerd woonprogramma opstellen dat de doorstroming stimuleert en ervoor zorgt dat het woningaanbod zo veel mogelijk ten goede komt aan Zaanse woningzoekenden. Verder is het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande voorraad één van de uitgangspunten, bijvoorbeeld door het versnellen van het tempo van funderingsherstel van particuliere woningen. Ook het laten groeien van de sociale huurvoorraad is één van de beleidsdoelen.
In de gemeentelijke Woonvisie kijkt de gemeente tot 2024 vooruit op het wonen in Zaanstad en op de wijze waarop dit zich verder moet ontwikkelen. Deze woonvisie bevat de volgende doelstellingen:
Betekenis voor het project
Het bouwplan sluit aan op de uitgangspunten en ambities uit de woonvisie. Dit betreft de uitgangspunten woonkwaliteit, kwantitatieve opgave, een divers woningaanbod en versterking van de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad en duurzaamheid. Er wordt een woonfunctie gecreëerd op een aantrekkelijke woonlocatie grenzend aan het bestaande woongebied Saendelft en het open landschap. Met het plan wordt bijgedragen aan de grote woningbehoefte. Er wordt voorzien in een divers woonprogramma. Ook aan het uitgangspunt duurzaamheid wordt voldaan: de woningen worden gasloos en energiezuinig gebouwd conform de landelijke eisen.
In het verlengde van de geactualiseerde woonvisie 'Metselen aan het Zaans Mozaïek' heeft de gemeente Zaanstad de Uitvoeringsagenda Wonen 2019 - 2024 vastgesteld. Door middel van deze agenda wordt een extra impuls gegeven aan het Zaans woonbeleid. De uitvoeringsagenda is samengesteld op basis van een programmatische aanpak rond vijf deelthema's (actieprogramma's):
Deze actieprogramma's gaan over concrete en zichtbare stappen die de gemeente zet om de ambities uit de woonvisie dichterbij te brengen. De uitvoeringsagenda richt het vizier vooral op de korte en middellange termijn. Met dit uitvoeringsprogramma zet de gemeente in op onder andere duurzaamheid en (betere) doorstroming door middel van een gedifferentieerd woningaanbod.
Europees beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen zijn er op (deel)stroomgebiedniveau plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheerplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
Rijksbeleid
Het Rijksbeleid op het gebied van waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterprogramma (NWP) 2022-2027. Het NWP is vastgesteld op 18 maart 2022. In het NWP beschrijft de Rijksoverheid de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de uitvoering ervan in de rijkswateren en -vaarwegen. Het NWP beschrijft de nationale beleids- en beheerdoelen op het gebied van klimaatadaptatie, waterveiligheid, zoetwater & waterverdeling, waterkwaliteit & natuur, scheepvaart en de functies van de rijkswateren. Het NWP geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast voor de periode 2022 – 2027. Uitgangspunt is schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is.
Provinciaal beleid
Op 31 januari 2022 heeft Provincie Noord-Holland het Regionaal Waterprogramma Noord-Holland 2022-2027 (Regionaal Waterprogramma) vastgesteld. In het Regionaal Waterprogramma geeft de provincie aan hoe zij zich inzet voor een goede waterkwaliteit, het op peil houden van de watervoorraad en de bescherming tegen overstromingen. Het Regionaal Waterprogramma is opgebouwd uit een drietal deelprogramma's. Voor de deelprogramma's oppervlaktewater, grondwater en overstromingsrisico's is uitgewerkt welke doelen de provincie wil bereiken en hoe hieraan een bijdrage wordt geleverd met een breed pakket aan maatregelen, dat samen met andere partijen wordt uitgevoerd. Daarbij wordt extra aandacht besteed aan natuurgebieden, drinkwaterwinningen en zwemwateren, die volgens Europese richtlijnen worden beschermd vanwege de specifieke eisen die hier gelden.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met zijn partners zijn waterbeleid op lange termijn (Deltavisie 2012). De Deltavisie is vertaald in het Waterplan 2022-2027 (WBP6) voor de middellange termijn. Hierin presenteert het hoogheemraadschap zijn koers voor de periode 2022-2027 en de opgaven waar het hoogheemraadschap zelf en met anderen aan werkt. Het hoogheemraadschap bouwt voort op de regionale Deltavisie (2012), het Waterprogramma 2016-2021 (WBP5) en het Collegeprogramma 2019-2023.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een Waterschapsverordening die sinds 1 januari 2024 in werking is getreden. De Waterschapsverordening bevat de regels die het hoogheemraadschap hanteert om de watergangen, waterkeringen en wegen binnen het beheergebied te beschermen. Rond deze sloten, dijken en wegen zijn verschillende zones gedefinieerd en voor elke zone gelden weer andere regels. In het Omgevingsloket zijn deze regels in te zien onder het onderdeel "Regels op de kaart". Via de Vergunningcheck is op dezelfde website te controleren of er een vergunning of melding nodig is voor bepaalde activiteiten.
Betekenis voor het project
Onderdeel van het bestemmingsplan is de watertoets. In de watertoets is aangegeven wat de gevolgen van het plan zijn voor de waterhuishouding en op welke wijze water (regen-, afval- en oppervlaktewater) wordt ingepast in het plan. De watertoets wordt afgestemd met de betreffende waterbeheerder. In paragraaf 6.5 is hier nader op ingegaan.
De druk op het groen en water neemt toe. Vooral door de grote woningbouwopgave waarmee Zaanstad wil groeien tot 200.000 inwoners, waarbij de woningen binnenstedelijk moeten worden ingepast. Hierdoor neemt de druk op de stad, het ruimtegebruik, het groen en het water toe. Daarom is het belangrijk om het groen en water op een dusdanige manier in te passen, zodat de waarden behouden blijven, passend binnen de eisen en wensen van ecologie, recreatie en klimaat. Zaanstad wil kansen benutten binnen de Metropool Regio Amsterdam, waarbij de kwaliteit van de leefomgeving steeds belangrijker wordt voor het vestigingsklimaat en de concurrentiepositie. De rol van de gemeente verandert en er moeten prioriteiten gesteld worden welke taken en rol de gemeente neemt bij ieder onderwerp. De ene keer is de gemeente aan zet om te ontwikkelen of te faciliteren en de andere keer de maatschappij en toetst de gemeente alleen. De gemeente heeft hier het kwadrantenmodel voor ontwikkeld. Hiermee geeft de gemeente ruimte aan partijen om initiatieven op te starten.
Het klimaat verandert, dit heeft vooral gevolgen voor de stedelijke omgeving. Wateroverlast komt frequenter voor en piektemperaturen bij hittegolven worden langduriger. Het groen en water spelen een belangrijke rol in de stad voor het opvangen van water en het beheersen van het klimaat. Bij de stedelijke verdichting zijn klimaatadaptieve maatregelen nodig om te voldoen aan veiligheidseisen bij de verwachte klimaatsverandering.
Betekenis voor het project
Het stappenplan dat behoort bij het “Afwegingskader Groen- en waterplan ontwikkeling in stedelijk
gebied” wordt voor het project gebruikt. Er wordt met de woningbouw en de inrichting van het openbaar gebied aangesloten op de landschappelijke waarden van de omgeving.
Het Zaans Mobiliteitsplan (ZMP) is een visie dat aangeeft hoe Zaanstad tussen nu en 2040 wil omgaan met mobiliteit. De komende jaren wordt het drukker in Zaanstad: het aantal inwoners neemt toe en steeds meer mensen komen in Zaanstad wonen, werken of recreëren. Dat betekent dat de ruimte schaars wordt en dat er moeten worden gekeken hoe daar mee wordt omgaan en wat dit betekent voor het verkeer en vervoer in de stad. Daarnaast wil Zaanstad klimaatneutraal worden. Ook mobiliteit moet hieraan bijdragen.
Op 14 juli 2016 is de gemeentelijke parkeernota vastgesteld. De parkeernota geeft invulling aan de aspecten autoparkeren, Kiss & Ride, fietsparkeren en laden en lossen. In de nota is onderscheid gemaakt in diverse stedelijke en niet-stedelijke gebieden. Voor elk gebied geldt een aparte parkeernorm. Voor elke norm geldt dat een deel van de parkeerplaatsen in ieder geval openbaar toegankelijk moeten zijn in verband met het 'aandeel bezoek'.
De Beleidsnota Ruimte voor parkeren is uitgewerkt in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Deze uitvoeringsnota beschrijft in detail hoe de gemeente bouwplannen toetst op het parkeren van auto's en fietsen enz. De uitvoeringsnota is het document waarnaar verwezen wordt in de bouwverordening, bestemmingsplannen en het omgevingsplan en is daarmee onderdeel van het toetsingskader.
Het parkeerbeleid biedt veel mogelijkheden voor maatwerk bij stedelijke ontwikkeling. Het college is bevoegd om in uitzonderlijke gevallen, die nadrukkelijk niet zijn meegewogen in het onderhavige parkeerbeleid, af te wijken van de bepalingen van deze uitvoeringsnota.
Betekenis voor het project
Er wordt voldaan aan de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. In de regels van dit bestemmingsplan is dit geborgd. In paragraaf 6.4 wordt nader ingegaan op het parkeren.
Het overheidsbeleid met betrekking tot basisstations voor UMTS is neergelegd in de nota Nationaal Antennebeleid 2000. De essentie van dit beleid is dat alleen voor antennemasten die hoger zijn dan 5 meter een bouwvergunning is vereist. Afspraken met betrekking tot het plaatsen van de bouwvergunningvrije masten zijn, in het kader van het Nationaal Antennebeleid, uitgewerkt in een convenant tussen de overheid, de VNG en de operators van mobiele technologie.
Beoordeling
In het plangebied is geen telecominstallatie aanwezig of voorzien.
Op de strook grond of water onder de hoogspanninglijnen rust een zakelijk recht (12 maart 1974) tussen de netbeheerder en de eigenaren. De strook, ook wel zakelijkrecht strook, veiligheid strook of belemmerde strook genoemd is 72 m breed ( 2x 36m). Binnen deze strook zijn beperkingen opgelegd waar de eigenaren zich aan moeten houden. Deze beperkingen zijn opgenomen in de “Vestiging zakelijk recht Rep. No. 6438, 12 maart 1974 “ en de “Veiligheid- voorschriften voor werken in de nabijheid van hoogspanningsverbindingen” van Tennet.
Betekenis voor het project
Volgens de netkaart van het RIVM zijn geen hoogspanningslijnen in de omgeving van het plangebied aanwezig.
Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.
De definitie van een kleine windturbine wordt behandeld in paragraaf 2.3 van de deze nota. Voor windturbines die op het maaiveld worden geplaatst geldt dat een turbine klein is als de totale tiphoogte van mast en rotor samen niet hoger is dan 15 meter. Voor kleine windturbines op gebouwen geldt dat de meest ideale masthoogte tussen de 3 en 5 meter ligt. Als maximum geldt hier een totale hoogte van 7,5 meter. De wijze waarop de definitie van kleine windturbines past binnen overig Zaans beleid met betrekking tot hoge objecten wordt beschreven in paragraaf 2.4. De conclusie is dat bestaand beleid met betrekking tot hoge objecten niet van toepassing is voor kleine windturbines.
In hoofdstuk 5 is de ruimtelijke afweging m.b.t. locatiekeuze voor kleine windturbines behandeld. Een nieuw bouwwerk wordt zowel op zichzelf als in samenhang met de omgeving beoordeeld. Dit geldt ook voor het toepassen van kleine windturbines. In paragraaf 5.2 wordt het bestaande (ruimtelijk relevante) beleid behandeld. Met betrekking tot kleine windturbines is dit de welstandsnota en de structuurschets 'Dansen op het Veen'.
In de nota kleine windturbines worden de uitgangspunten voor plaatsing van kleine windturbines per gebiedstype uiteengezet. Voor deze gebiedsgerichte uitgangspunten wordt verwezen naar paragraaf 5.4 van de nota. Verder zijn in paragraaf 5.3 enkele algemene uitgangspunten geformuleerd, die voor alle gebieden gelden.
Betekenis voor het project
De eventuele plaatsing van windturbines is afhankelijk van maatwerk. Windturbines zijn daardoor niet mogelijk gemaakt in het voorliggende bestemmingsplan. Eventuele medewerking aan de plaatsing van een windturbine zal via een separate planologische procedure plaatsvinden.
Ruimte voor ondergrondse infrastructuur en bovengrondse installaties
Bij ontwikkelingen binnen een plangebied worden door de gemeente voorwaarden gesteld aan bouwers en ontwikkelaars met betrekking tot de ruimtereservering voor ondergrondse en bovengrondse kabel en leiding voorzieningen. De standaard kabel & leiding dwarsprofielen en regels bij aanleg staan in de “Standaard details “en de “technische voorwaarden” van de gemeente.
Het is gewenst dat bij de ruimtereserveringen voor de verkeersbestemmingen en bouwplannen rekening wordt gehouden met het standaard kabel & leiding dwarsprofielen
Leidingen op de verbeelding
Het is gewenst om op de verbeelding alleen de aardgastransportleidingen met een bedrijfsdruk hoger dan 8 bar aan te geven. Hier is voor gekozen, omdat bij deze leidingen onderzoek moet worden verricht in het kader van externe veiligheid.
Het is gewenst om op de verbeelding deze leidingen met de inventarisatie afstand aan te geven. Komt een bouwinitiatief binnen deze zone dan moet onderzoek naar plaatsgebonden en externe veiligheid worden verricht.
Betekenis voor het project
In het plangebied bevinden zich geen planologisch relevante gasleidingen. Op de verbeelding is daarom geen dubbelbestemming toegepast.
Zaanstad heeft zich aangesloten bij een ‘Green Deal’ met het Rijk, waarmee provincies, gemeenten en netbeheerders in staat worden gesteld om woningen op een andere manier te verwarmen dan met aardgas. Wethouder Dick Emmer (Duurzaamheid) ondertekende de overeenkomst woensdag 8 maart samen met minister van Economische Zaken Henk Kamp, twaalf provincies, 29 andere gemeenten en vijf netbeheerders. Door een Green Deal aan te gaan, kan de rijksoverheid helpen om knelpunten op te lossen bij het zetten van duurzame stappen.
De Green Deal-aanpak is gestart in 2011. Op deze manier worden concrete stappen gezet in de uitwerking van de Energieagenda. Daarin schetst het kabinet de route naar een CO2-arme samenleving in 2050.
Woningen verwarmen zonder aardgas
‘Het Rijk heeft vorig jaar besloten dat alle woningen van het aardgas af moeten’, zegt wethouder Emmer. ‘Dit betekent dat de gebouwde omgeving in 2035 grotendeels aardgasvrij moet zijn. Betaalbaarheid, duurzaamheid en openheid van de energievoorziening vinden wij erg belangrijk. Energie is voor onze inwoners nu een behoorlijke kostenpost. Samen kunnen we dat efficiënter en slimmer. Daarom onderzoeken wij de mogelijkheden van een lokaal, open en slim warmtenet dat restwarmte van de industrie met de gebouwde omgeving verbindt.’
Klimaatakkoord Parijs
In het Klimaatakkoord van Parijs is in 2015 afgesproken de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder twee graden Celsius, met het streven de opwarming tot anderhalve graad te beperken. In de Energieagenda vertaalt het kabinet deze internationale ambities naar concrete maatregelen waarmee Nederland in de komende decennia de ‘energietransitie’ kan realiseren. Zo moeten nieuw te bouwen gebouwen vanaf 2021 (bijna) energieneutraal zijn en de resterende warmtevraag moet zo veel mogelijk zonder aardgas worden ingevuld.
Nieuwe initiatieven worden mogelijk
Een grotere opgave is het veranderen van de warmtevoorziening in de bestaande bouw. De technologie om andere duurzame warmtebronnen voor verwarming te gebruiken is weliswaar beschikbaar, maar nog niet op grote schaal toegepast in bestaande wijken die nu door aardgas worden verwarmd. De verdere ontwikkeling van de technologie, financiële oplossingen en nieuwe samenwerkingsvormen zijn daarvoor noodzakelijk. Initiatieven die nu mogelijk worden met deze Green Deal leveren hier een belangrijke bijdrage aan.
Betekenis voor het project
In paragraaf 6.7 is ingegaan op duurzaamheid. Kortheidshalve wordt verwezen naar deze paragraaf.
Zaanstad wil in 2050 een klimaatbestendige stad zijn door zich aan te passen aan hevige neerslag, hitte, overstromingsrisico's en droogte. Daarvoor zijn de afgelopen jaren al stappen gemaakt en deze aanpak wordt de komende jaren geïntensiveerd. Dat wordt gedaan door het stedelijk gebied en het landschap aan te passen en ook bewoners, bedrijven en andere partijen daarbij intensief te betrekken. In het uitvoeringsplan is beschreven welke aanpak de gemeente daarbij voor ogen heeft en welke maatregelen er op korte termijn kunnen worden genomen.
Voor gebiedsontwikkelingen zijn onder meer de volgende acties van toepassing:
Betekenis voor het project
In paragraaf 6.5 is ingegaan op de klimaatadaptieve maatregelen in het project. Kortheidshalve wordt verwezen naar deze paragraaf.
In de Zaanse Visie op Gezondheid zoals deze door de gemeenteraad in 2019 is vastgesteld, stippelt de gemeente Zaanstad de belangrijkste uitgangspunten voor haar gezondheidsbeleid tot 2040 uit. Hierin wordt gezondheid voortaan niet langer benaderd als 'niet ziek' zijn maar wordt het begrip 'positieve gezondheid' geïntroduceerd:
het vermogen van mensen om met fysieke, emotionele en sociale levensuitdagingen om te gaan en daarbij zoveel mogelijk eigen regie voeren.
Dat is een combinatie van een gezonde omgeving en gezond gedrag. De gemeente wil die wisselwerking aanmoedigen zodat heel veel Zaankanters zich in 2040 gezond voelen in een omgeving die uitnodigt tot gezond gedrag.
Betekenis voor het project
Dit plan voorziet in woningbouw aan de rand van Assendelft. Er worden duurzame woningen gerealiseerd die landschappelijk worden ingepast. De locatie ligt nabij sportvoorzieningen. Het plan sluit daarmee goed aan bij de uitgangspunten van de Zaanse Visie op Gezondheid.
Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. Deze wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) vormen in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. Als gevolg hiervan moet iedere gemeente aandacht besteden aan de archeologie op haar grondgebied en dit aspect verwerken in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke instrumenten.
De Archeologienota Zaanstad 2009 bevat de uitgangspunten van de vernieuwde Monumentenwet 1988. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aangeeft. Aan omgevingsvergunningen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Die eisen staan in projectbesluiten en ontheffingen van het bestemmingsplan.
Betekenis voor het project
In de directe omgeving van De Overhoeken (Kreekrijk en De Omzoom) bevinden zich archeologische monumenten en een groot aantal bekende archeologische vindplaatsen uit de IJzertijd (700 – 0 voor Chr.), inheems- Romeinse tijd (0- 250 na Chr.) en Middeleeuwen (950 – 1500 na Chr.). Hoogstwaarschijnlijk vormen deze reeds bekende vindplaatsen slechts een deel van het werkelijke aantal vindplaatsen en moet rekening gehouden worden met een groter aantal vindplaatsen. In archeologisch bureauonderzoek (Hollandia, augustus 2006) wordt voor De Overhoeken booronderzoek en proefsleuvenonderzoek aanbevolen in verband met de daar vermoedelijk aanwezige archeologische vindplaatsen.
In 2011 is aanvullend bureauonderzoek met grondboringen (zie bijlage 2 Archeologisch bureauonderzoek) uitgevoerd. Deelgebied West ligt tussen twee archeologische monumenten (terreinen van hoge archeologische waarden). Uit het aanvullend bureauonderzoek blijkt dat, op basis van de reeds bekende vindplaatsen en de administratieve begrenzing van de monumenten, het plangebied waarschijnlijk ook onderdeel zou moeten vormen van deze archeologisch monumenten. Uit het booronderzoek blijkt dat vanaf het maaiveld veen aanwezig is, maar dat de top ervan geroerd is. Het is niet bekend of dit is veroorzaakt door het gebruik ervan in bijvoorbeeld de Middeleeuwen of in de 20e eeuw. Rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van complete gebouwplattegronden in de vorm van vloerniveaus, houten palen, vlechtwerk en grote hoeveelheden aardewerk uit de inheems-Romeinse Tijd en uit de Middeleeuwen. Ter hoogte van de voormalige school is de top van het veen verstoord.
Deelgebied Oost viel in het verleden binnen de begrenzing van een reeds onderzocht gebied. Uit het aanvullend bureauonderzoek blijkt dat het feitelijk nooit onderzocht is geweest.
In april 2016 is een archeologisch boor- en proefsleuvenonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 3 Archeologisch boor- en proefsleuvenonderzoek). Op de locatie West bestond het onderzoek uit twee proefsleuven, op locatie Oost uit 38 boringen.Op Locatie West zijn in de meest westelijke werkput twee prehistorische greppeltjes aangetroffen. Verder zijn hier vooral verstoringen aanwezig en rietveen dat in het verleden te nat was voor bewoning. In de oostelijke werkput is een ophogingslaag uit de 18e eeuw aangetroffen. Archeologische sporen ontbreken verder echter. Voor locatie West kan worden afgezien van archeologisch vervolgonderzoek.
Op locatie Oost zijn oude ophogingslagen aangetroffen. Mogelijk gaat het hier om terpjes. Deze (post)middeleeuwse ophogingslagen zijn aanwezig vanaf 40 cm onder maaiveld. In één boring is baksteen aangetroffen. Het opgeboorde materiaal bevatte zachte schelpkalkmortel en fragmenten baksteen. Mogelijk betreft het hier 17e of 18e eeuwse funderingen. Aangezien deze overblijfselen bij de geplande ontgravingsdiepte vergraven zullen worden, is in juni 2016 een vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd (zie bijlage 4 Archeologisch proefsleuvenonderzoek West). Bij het onderzoek zijn vier sleuven aangelegd (werkput 1 t/m 4) met een totale lengte van ca. 250 m. In de werkputten 1 en 2 zijn geen archeologische overblijfselen gevonden. In werkput 3 is alleen een in de 20e eeuw gedempte sloot aanwezig. In werkput 4 zijn twee plaggenbanen uit vermoedelijk de periode 1850-1900 aangetroffen. De sporen van plaggenwinning zijn weliswaar ouder maar niet erg zeldzaam. Daarbij dient opgemerkt te worden dat het steken van plaggen gezien de daaruit voorkomende vernatting van het landschap ver van de bewoning geschiedde en andere sporen hier dus niet te verwachten zijn. Er kan voor het plangebied dan ook worden afgezien van vervolgonderzoek of beperkende maatregelen.
Tot slot dient te worden vermeld dat er een wettelijke meldingsplicht bestaat mochten er onverhoopt toch archeologische overblijfselen worden aangetroffen.
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) bevat een bestemmingsplan een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Betekenis voor het project
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven, die van cultuurhistorisch belang zijn. Het betreft monumenten, historisch geografische waarden en archeologische waarden. Bij het opstellen van structuurplannen, bestemmingsplannen, infrastructurele plannen, natuurontwikkelingsplannen, bouwplannen en plannen met betrekking tot aanpassing van de grondwaterstand dient de opsteller zwaarwegend rekening te houden met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. De Dorpsstraat van Assendelft is als cultuuhistorisch waardevol element aangewezen. Het plangebied ligt op ruimte afstand van de Dorpsstraat. De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot aantasting van de cultuurhistorische waarde van de Dorpsstraat. Tevens zijn de watergangen De Kaaik en De Binnendelft als cultuurhistorisch waardevol aangewezen. Deze watergangen blijven onaangetast.
Een bestemmingsplan dient inzicht te geven op welke wijze met de voorgenomen ontwikkeling rekening wordt gehouden met de stedenbouwkundige en landschappelijke structuur.
Betekenis voor het project
Voor De Overhoeken is een Ambitiedocument (december 2013) vervaardigd. In dit document wordt in woord en beeld het ambitieniveau weergegeven voor de toekomstige vormgeving in De Overhoeken. Het betreft de beoogde ruimtelijke kwaliteit van zowel de bouwplannen als de openbare ruimte. Het Ambitiedocument is daarbij een inspiratiebron op hoofdlijnen bij de verdere planuitwerking. Daarbij zijn landelijk wonen, wonen in het landschap, rurale uitstraling belangrijke thema's. Uitgangspunt is dat alle bebouwing familie van elkaar is. De kwaliteit van de architectuur is wezenlijk voor het slagen van dit concept. De woningen moeten een intensieve relatie aangaan met de omgeving met vloeiende overgangen tussen binnen en buiten waardoor het landschap als het ware de woning binnen gehaald wordt. Dit kan een zeer aantrekkelijke en onderscheidende woonomgeving opleveren.
Het Ambitiedocument is opgevolgd door een beeldkwaliteitsplan. Dit document is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd en wordt als aanvulling op de welstandsnota vastgesteld. Hiermee vormt het een toetskader voor de aanvraag omgevingsvergunning voor bouwen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient een bestemmingsplan inzicht te geven in de gevolgen van de ontwikkeling op het gebied van verkeer en parkeren.
Betekenis voor het project
Er is onderzoek uitgevoerd naar de aspecten verkeer en parkeren (zie bijlage 5 Onderzoek verkeer en parkeren). De resultaten zijn hieronder per aspect beschreven.
Verkeer
De verkeersgeneratie is aan de hand van de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren - kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' berekend. Deze kencijfers beschrijven de totale hoeveelheid gemotoriseerd verkeer dat door een functie gegenereerd wordt. De kencijfers maken onderscheid naar stedelijkheidsgraad en gebiedstype. Op basis van de Nota Ruimte voor Parkeren liggen de woningbouwontwikkelingen in matig stedelijk gebied. Voor gebiedstype is uitgegaan van 'rest bebouwde kom'. De kencijfers geven een bereik aan met een minimale en een maximale waarde voor de verkeersgeneratie.
De twee woningbouwlocaties genereren naar verwachting minimaal ongeveer 1.450 motorvoertuigverplaatsingen per werkdagetmaal. De grootste impact van de planontwikkeling is te verwachten op de aansluitingen op de Noorderveenweg, aangezien de woningbouwontwikkelingen hierlangs het verkeer ontsluiten. Het effect is naar verwacht beperkt tot gemiddeld circa 2,5 voertuigen per minuut extra tijdens de piekmomenten. Dit is zeer beperkt en gaat niet tot knelpunten leiden. Met de komst van de nieuwe verbindingsweg A8 – A9 ontstaat extra capaciteit op de Noorderveenweg en de aansluitingen bij Overhoeken West en Overhoeken Oost, aangezien hiermee een doorgaande route tussen Assendelft en het oosten verdwijnt.
Parkeren
Voor het bepalen van de parkeernormen is gebruik gemaakt van de Nota Ruimte voor Parkeren (2016) van de gemeente Zaanstad. Er is gekeken naar de bijlage 'Beleidsregels Parkeren bij ruimtelijke ontwikkelingen' (vastgesteld op 7 juli 2020, inwerkingtreding 1 september 2020). Op basis van de Nota Ruimte voor Parkeren liggen de woningbouwontwikkelingen in matig stedelijk gebied. Voor het gebiedstype is uitgegaan van 'rest bebouwde kom'.
In Tabel 1 zijn de uitkomsten van de parkeerberekeningen voor de twee woningbouwontwikkelingen opgenomen. Hieruit volgt dat er 71 parkeerplaatsen nodig zijn voor Overhoeken West en 248 parkeerplaatsen voor Overhoeken Oost.
Er wordt voldaan aan de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. In de regels van dit bestemmingsplan is dit geborgd.
De watertoets is een verplicht onderdeel van een bestemmingsplan. Dit brengt in beeld wat de effecten van de ontwikkeling op de waterhuishouding zijn. Het gaat hier zowel om de waterkwaliteit als waterkwantiteit. Het streven is om water (regen-, afval- en oppervlaktewater) zo veel mogelijk op een goede manier in te passen in het bestemmingsplan. In paragraaf 5.5 zijn de beleidskaders toegelicht.
Betekenis voor het project
Watertoets
Voor het plan is een watertoets opgesteld (zie bijlage 6 Watertoets). In de watertoets zijn de hoofdprincipes voor de toekomstige waterhuishouding van het plangebied uitgewerkt. Tevens is advies aangevraagd bij HHNK in het kader van de watertoets via www.dewatertoets.nl. Er geldt een normale procedure in verband met de toename aan verharding. Er heeft nader afstemming plaatsgevonden met HHNK.
Als gevolg van de ontwikkeling neemt het verhard oppervlak binnen het plangebied toe. Het totale oppervlak van het plangebied is 121.816 m² . In totaal moet er ca. 8.844 m² watercompensatie gerealiseerd worden ter compensatie van de toename verharding en te dempen oppervlaktewater. Het stedenbouwkundig ontwerp voldoet aan de gestelde eisen, het toekomstig ontwerp beschikt over voldoende extra oppervlaktewater (een toename van 16.005 m²).
Veranderingen en nadelige effecten op oppervlaktewater worden niet verwacht. Binnen het plan is voldoende ruimte om effecten op de waterhuishouding te compenseren en/of te mitigeren. Rondom het plangebied zijn watergangen aanwezig. Ook een nadelig effect op de grondwaterkwaliteit door de ontwikkeling wordt niet verwacht. Dit omdat afstromend en eventueel in de bodem infiltrerend hemelwater van lokale wegen relatief schoon is. Neerslag mag in dit plangebied diffuus afwateren op de watergangen. Bij een overstromingsrisico ‘kleine kans’ bedraagt een maximale waterdiepte minder dan 0,5 m. Met inachtneming van de randvoorwaarden/eisen in het toekomstige ontwerp worden geen negatieve effecten op de waterhuishouding verwacht. Het plan biedt kansen voor een positieve bijdrage aan een klimaatrobuust watersysteem.
Klimaatstresstest
Het stedenbouwkundig plan is getoetst aan de eisen voor klimaatadaptatie in het klimaatconvenant
klimaatadaptieve nieuwbouw MRA (zie bijlage 7 Klimaattoets) . Het project voldoet in de huidige vorm aan tien van de twaalf eisen van het Basisveiligheidsniveau Klimaatbestendige nieuwbouw MRA. In de huidige fase van het ontwerp is dit het maximaal haalbare. De overige twee hittestress eisen kunnen pas in een later stadium
worden uitgewerkt. Er is veel groen en water opgenomen in het ontwerp en er is veel rekening gehouden met klimaatadaptieve maatregelen.
Wateroverlast
In het plan is veel groen en oppervlaktewater opgenomen. Een bui van 70 mm in 1 uur zal waarschijnlijk niet tot schade leiden. Er zijn enkele waterbergingsvoorzieningen opgenomen in het plan zoals wadi’s en verlaagd groen. In de dwarsprofielen is rekening gehouden met voldoende hoogteverschil tussen groen, weg, stoep en pand, en verharding die op 1 oor wordt gelegd.
Hitte
In het ontwerp zijn genoeg schaduwvoorzieningen opgenomen. In een later stadium moet rekening worden gehouden met genoeg warmtewerende of verkoelende gevels, inpandige koelsystemen en het
voorkomen van warmtelozingen op verblijfsplekken.
Droogte
Het plangebied ligt in een klei/veengebied met zout grondwater relatief dicht bij het maaiveld (5-10 m diepte). Om de zoetwaterbeschikbaarheid in het gebied te vergroten moet zo veel mogelijk hemelwater lokaal worden geïnfiltreerd (minimaal 50%). Hiermee wordt het zoete grondwater aangevuld en worden
vegetatie en bomen minder kwetsbaar tijdens droogte. Hier wordt aan voldaan in het ontwerp.
Overstromingen
Alle eisen voor overstromingen zijn niet van toepassing vanwege de lage overstromingsdieptes in het plangebied (huidige situatie: 0,66 m waterstand (gemiddeld) eens per 1.000 jaar). Na ophoging van minimaal 1 m zijn er geen overstromingseisen waaraan voldaan moet worden.
Bodemdaling
Er zal een geotechnisch onderzoek worden uitgevoerd om de restzetting en het opbarstrisico te bepalen.
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Bro. Deze ladder is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Een bestemmingsplan doorloopt de treden van deze ladder. De ladder richt zich op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte en is alleen relevant als sprake is van 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Bij zo'n ontwikkeling bevat de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving van de actuele regionale behoefte hieraan. Als het gaat om een ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied wordt ook een motivering opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Betekenis voor het project
Woningbehoefte
Het project heeft betrekking op maximaal 186 woningen. Zaanstad zet uitdrukkelijk in op het huisvesten van de eigen bevolking en heeft tevens binnen de Stadsregio (SRA) een huisvestingstaak en bouwopdracht in verband met de bevolkingsgroei in de regio. Op dit moment is binnen de gemeente Zaanstad grote behoefte om aan de gewenste gemiddelde bouwproductie van gemiddeld 600 woningen per jaar invulling te geven. Recentelijk is vanuit de SRA de vraag voor een versnellingsopgave van 1.000 woningen per jaar voor Zaanstad gekomen. De crisis heeft gezorgd voor een aanzienlijke stagnatie van deze productiebehoefte.
Uit het provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid blijkt dat in de Zaanstreek, waaronder Zaanstad, een grote behoefte is aan woningen. In Zaanstad is er een behoefte aan woningen in alle woonsegmenten. Met name is er behoefte aan woningen in het middeldure en betaalbare koop- en huursegment. Daarnaast vinden veel mensen het belangrijk om zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen. Geschikte woningen, voor onder andere senioren, zijn daarvoor noodzakelijk. Met de beoogde ontwikkeling van 186 woningen wordt ingespeeld op de behoefte en is de ontwikkeling in lijn met het beleid.
Het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016 t/m 2020 (hierna: RAP) van de gemeenten in de SRA toont aan dat in de marktregio Zaanstreek-Waterland (inclusief Amsterdam) voor de periode 2015 - 2025 wat woningbehoefte betreft een tekort aan harde plancapaciteit aanwezig is van 31.330 woningen. In het RAP aangegeven dat de harde plancapaciteit voor binnenstedelijke plannen onvoldoende is om aan de vraag te voldoen. De zachte potentiële plannen kunnen theoretisch in een groot deel van de vraag voorzien, maar lang niet al deze potentiële binnenstedelijke plannen kunnen en zullen ook binnen de geplande termijn tot productie komen. De voorgenomen woningbouw in het plangebied geeft invulling aan de aanwezige behoefte.
Bestaand stedelijk gebied
In de huidige feitelijke situatie is het plangebied van De Overhoeken nog niet verstedelijkt, maar ligt het wel aan de rand van het stedelijk gebied. De locatie is al in 2004 in de Streekplanuitwerking en Structuurplan Randzone Saendelft (2004) als verstedelijkingslocatie aangegeven. Conform de beleidsdocumenten- en afspraken gaat het zodoende om een binnenstedelijke ontwikkeling.
Conclusie
Met het plan wordt aangesloten bij het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking, namelijk een zorgvuldig ruimtegebruik
In de uitvoering van het bestemmingsplan zal aandacht worden besteed aan het aspect duurzaamheid. Duurzaam bouwen betreft een wijze van plannen, bestemmen, ontwerpen, bouwen, inrichten en beheren (inclusief slopen en hergebruik).
Betekenis voor het project
In de uitvoering van het bestemmingsplan zal aandacht worden besteed aan het aspect duurzaamheid. Duurzaam bouwen betreft een wijze van plannen, bestemmen, ontwerpen, bouwen, inrichten en beheren (inclusief slopen en hergebruik) van de te realiseren woningen. Duurzaamheidsaspecten waar bij de bouw van de woningen aan moet worden gedacht zijn: energiehuishouding, materiaalgebruik, watergebruik, gezondheid, comfort, toekomstbestendigheid, etc. Woningen zullen voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit (momenteel: BENG - bijna energie neutraal).
Doel van de nieuwe routekaart voor de Zaanse Energie Agenda is energiebesparing in de gebouwde omgeving en gebruik van duurzame energie. Duurzaam wonen betekent comfortabele energiezuinige woningen, lage woonlasten voor bewoners en verdienmogelijkheden voor ondernemers. Het gedrag van de bewoner blijft daarbij een belangrijke succesfactor. De woningen worden niet aangesloten op het gasnet.
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.
Het wettelijk kader voor risicobedrijven staat in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Voor LPG-tankstations geldt voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen ook de circulaire effectafstanden externe veiligheid lpg-tankstations.
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en waterwegen staat het wettelijk kader in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de Regeling Basisnet.
De normen voor ondergrondse buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staan in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).
In 2008 heeft de gemeente Zaanstad beleid vastgesteld voor de verantwoording groepsrisico (Beleidskader verantwoording groepsrisico gemeente Zaanstad). In het beleid is aangegeven hoe de gemeente omgaat met de verantwoording.
Betekenis voor het project
In het kader van het bestemmingsplan is het aspect externe veiligheid onderzocht. Hieronder wordt ingegaan op risicovolle activiteiten binnen inrichtingen, transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen en transport van gevaarlijke stoffen over de weg.
Risicovolle activiteiten binnen inrichtingen
Het plangebied is gelegen buiten het invloedsgebied van Bevi-inrichtingen. De aanwezigheid van risicovolle activiteiten binnen inrichtingen vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen in het plangebied.
Transport van gevaarlijke stoffen over de weg
Omdat over het tracé van de toekomstige verbinding van de A8 met de A9 transport met gevaarlijkestoffen zal plaatsvinden, is in 2016 onderzoek uitgevoerd naar het vervoer van gevaarlijke stoffen over dit toekomstige tracé (zie bijlage 8 Onderzoek externe veiligheid vervoer van gevaarlijke stoffen). In het onderzoek zijn verschillende alternatieven van de verbinding onderzocht. Het voorkeurstracé dat nabij het plangebied komt te liggen is in het onderzoek als "Alternatief 3: Golfbaan" opgenomen. Er is rekening gehouden met de realisatie van 160 woningen in De Overhoeken. Uit het onderzoek volgt dat in verband met het lage aantal transportbewegingen met gevaarlijke stoffen geen sprake is van een PR10-6 contour. Uit de berekeningen blijkt dat voor alle alternatieven sprake is van een afname van het groepsrisico ten opzichte van de referentiesituatie
Het onderhavig bestemmingsplan maakt 186 woningen mogelijk. Het groepsrisico zal daarom iets hoger liggen dan is berekend in 2016. In het kader van het wettelijk vooroverleg vindt afstemming plaats met de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord. Gelet op de resultaten van het onderzoek uit 2016 is het uitgangspunt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de toekomstige verbindingsweg geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor buisleidingen voor het transport voor gevaarlijke stoffen is het wettelijk toetsingskader voor externe veiligheid bij ruimtelijke besluiten opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Ten zuiden van het plangebied zijn twee buisleidingen (W-570-01 en W-570-24) weergegeven. Het plangebied is gelegen biuiten het invloedsgebied en buiten de 100% letaliteitscontour van hde betreffende leidingen. De aanwezigheid van buisleidingen met gevaarlijke stoffen vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen op de planlocatie.
Op grond van de Wet geluidhinder wordt de geluidbelasting afkomstig van geluidgezoneerde wegen op geluidgevoelige bestemmingen getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening geldt tevens dat de ontwikkeling een goed woon- en leefklimaat bij geluidgevoelige bestemmingen niet in de weg mag staan.
De beoordeling van het aspect geluid als gevolg van vliegverkeerslawaai vindt zijn grondslag in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening met betrekking tot een goed woonen leefklimaat.
Betekenis voor het project
Wegverkeerslawaai
Op grond van de Wet geluidhinder dient de geluidbelasting afkomstig van geluidgezoneerde wegen op de nieuwe woningen te worden getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden. Het plangebied ligt in de geluidzone van de Noorderveenweg, de Dorpsstraat, Waterrijklaan, Parkrijklaan en de mogelijk te realiseren verbinding A8-A9.
Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek (zie bijlage 9 Akoestisch onderzoek). volgt dat de geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer over de Parkrijklaan, de Waterrijklaan en de Dorpsstraat niet leidt tot een overschrijding van de hoogst toelaatbare geluidbelasting van 48 dB. Voor deze wegen is geen aanvullend onderzoek nodig.
De geluidsbelasting ten gevolge van verkeer over de Noorderveenweg veroorzaakt een overschrijding van de hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB. Er is onderzocht welke maatregelen doelmatig zijn volgens de eisen uit de ‘Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder’. Hieruit blijkt dat
de toepassing van dunne deklagen over de Noorderveenweg tussen de Dorpsstraat tot voorbij de Binnendelft doelmatig is. De geluidbelasting wordt hiermee verlaagd met ongeveer 2 dB tot maximaal 57 dB. De voorkeursgrenswaarde wordt dan voor het overgrote deel van de woningen nog steeds overschreden. Gelet op de kosten en het beperkte effect is besloten om deze maatregel niet toe te passen. Er wordt voldaan aan de maximale ontheffingswaarde. Er zullen hogere waarden worden verleend.
Vliegtuigverkeerslawaai
De Rijksoverheid berekent om de 5 jaar hoeveel geluid te horen is rond luchthaven Schiphol. UIt de meest actuele geluidbelastingskaart van Schiphol volgt dat de geluidbelasting in het plangebied als gevolg van het vliegverkeer ruim buiten de 58 dB(A) contour is gelegen. De geluidbelasting wordt hier gekwalificeerd als ’matig’ maar dit geldt voor een groot deel van het omliggende gebied. Er is wat betreft geluid sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In het Bouwbesluit zijn voor geluidsgevoelige bestemmingen die binnen het beperkingengebied geluid vallen, eisen aan geluidswering de gevel gesteld. De ontwikkelaar van het plan zal kopers van woningen in het plangebied informeren over het feit dat sprake is van een met vliegtuiggeluid belaste locatie met de daaruit voortvloeiende gebruiksbeperkingen. Dit zal als kettingbeding in de koopovereenkomst worden opgenomen.
Op basis van wetgeving die bekend staat onder de naam 'Wet Luchtkwaliteit' kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:
De Wet Luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen kleine en grote ruimtelijke projecten. Onder kleine projecten worden projecten verstaan die de luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' verslechteren. Deze projecten hoeven niet te worden beoordeeld op luchtkwaliteit. Ze zijn namelijk zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit.
Betekenis voor het project
De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in het Besluit NIBM. Als door projecten de concentratie NOx, SO2 of fijn stof met meer dan 3% van de in het Besluit NIBM vastgelegde grenswaarde omhoog gaat, dragen deze in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling.
De ontwikkeling van het plangebied bevat de realisatie van minder dan 1.500 woningen. Op basis van deze gegevens kan worden geconcludeerd dat onderzoek naar luchtkwaliteit voor de ontwikkeling die met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt niet nodig is en dat de ontwikkeling niet in betekende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Uit de informatie die beschikbaar is via de Monitoringstool NSL blijkt dat de jaargemiddelde concentraties fijn stof en stikstofdioxide langs de nabijgelegen wegen onder de 35 µg/m³ liggen. Ter plaatse van het gehele plangebied zal dan ook worden voldaan aan de grenswaarden omdat de concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate een locatie verder van de weg ligt.
In deze paragraaf is bekeken in hoeverre er – met het oog op mogelijke geurhinder – sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Hierbij wordt ingegaan op de volgende aspecten:
Zaans geurbeleid
Geur is in de gemeente Zaanstad een belangrijk onderwerp, wat de reden is dat het Zaans geurbeleid is vastgesteld door de gemeenteraad (14 juli 2016). Voor een aantal bedrijven in de omgeving van het plangebied is de provincie Noord Holland bevoegd gezag. Voor de toetsing of er in het plangebied sprake is van een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat is het Zaans geurbeleid van toepassing. Hiervoor is het niet van belang of een bedrijf onder provinciaal of gemeentelijk gezag valt.
Het Zaans geurbeleid gaat uit van een streefkwaliteit. Uitgangspunt voor deze streefkwaliteit is een situatie waarin er geen ernstige geurhinder meer is en waarin het aantal geurgehinderden 12% of minder is. Het Zaans geurbeleid heeft als doel het op termijn behalen van de streefkwaliteit.
De geurbelasting wordt uitgedrukt in een zogenaamde 'hedonische waarde' (afgekort als H). Deze waarde duidt de (on-)aangenaamheid van geur uit. De mate van geurhinder is afhankelijk van de onaangenaamheid van een geur (hedonische waarde) maar ook van de geur concentratie (het aantal odour-units/m3). De geurbelasting geldt voor continue en discontinue bronnen voor alle typen geurgevoelige objecten. In het Zaans geurbeleid wordt gebruik gemaakt van 2 onderscheidende hedonische waarden:
De concentratie waarin een geur onaangenaam wordt verschilt per soort geur: voor de meeste mensen is chocolade (cacao) een lekkere geur, wanneer deze té overheersend wordt – zoals in sommige delen van Zaanstad regelmatig het geval is – is het echter niet meer prettig. Deze geurconcentratie wordt in odourunits per m3 uitgedrukt (OUE/m3). Elke geur wordt in verschillende concentraties waargenomen, waarbij de concentratie in de lucht en de onaangenaamheid ook verschilt. Dit is de reden dat er volgens het Zaans geurbeleid per bedrijf, aan de hand van de overheersende geuruitstoot, bepaald is welke geurconcentratie bij welke hedonische waarde (geurbelasting) hoort. Zo kan elke geur(concentratie) 'teruggerekend' worden naar de geurbelasting die daarbij hoort.
Volgens het Zaans geurbeleid verschillen objecten in gevoeligheid voor geur. Het onderscheid is als volgt:
Voor de standaard gevoelige objecten, zoals woningen, geeft de concentratie horend bij H=-1 van continue bronnen de streefkwaliteit weer. Is een object minder geurgevoelig, dan is de toegestane geurconcentratie hoger.
Op grond van het geurbeleid geldt dat bij standaard en minder geurgevoelige objecten de H=-2 contour niet mag worden overschreden. Er mag dus geen sprake zijn van ernstige geurhinder.
Het beleid is te vinden op de website van de gemeente Zaanstad www.zaanstad.nl
Betekenis voor het project
Het plangebied ligt om grote afstand van geuremitterende bedrijven. Een onderzoek naar geurhinder is om deze reden niet noodzakelijk.
In een bestemmingsplan dat nieuwe functies mogelijk maakt dient de bodemgesteldheid in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
Betekenis voor het project
Voor het plangebied is verkennend bodemonderzoek (zie bijlage 10 Verkennend bodemonderzoek West) en aanvullend bodemonderzoek (zie bijlage 11 Aanvullend bodem- en asbestonderzoek) uitgevoerd.
Deelgebied West
In de matig baksteenhoudende- en sterk puinhoudende grond is analytisch geen asbest aangetoond. In de grond zijn ten hoogst lichte verontreinigingen aangetoond met PCB, PAK en zware metalen. De bovengrond voldoet plaatselijk aan hergebruiksklasse “Klasse industrie”. De ondergrond ter plaatse van de slootdemping voldoet aan hergebruiksklasse “Klasse wonen”. Het grondwaterstand geconstateerd tussen 0,30 en 1,70 m-mv en is licht verontreinigd met barium, xylenen en naftaleen. De grond voldoet op basis van PFAS aan de hergebruiksklasse ‘landbouw/natuur’.
Mogelijk vrijkomende slib voldoet aan bodemkwaliteitsklasse altijd toepasbaar. Het slib is op aangrenzend perceel altijd toepasbaar en verspreidbaar. Het slib is altijd toepasbaar en verspreidbaar in oppervlaktewaterlichamen. Het slib is op basis van PFAS vrij toepasbaar en verspreidbaar op aangrenzend perceel en in oppervlakte water.
Voor grondroerende werkzaamheden en baggeren van slib/waterbodem is geen veiligheidsklasse van toepassing.
Deelgebied Oost
Uit het veldonderzoek en de topografische kaarten is gebleken dat op de locatie diverse dempingen en ophogingen hebben plaatsgevonden wat een mogelijke oorzaak is van de aangetoonde verontreinigingen in de bodem. Uit het afperkend onderzoek blijkt dat er een drietal gevallen aanwezig zijn van ernstige bodemverontreiniging. Deze zullen gesaneerd moeten worden voordat tot woningbouw kan worden overgegaan.
De verontreiniging in de voormalige poel betreft een nieuw geval van bodemverontreiniging en dient in principe in zijn geheel te worden verwijderd. Voorafgaand hierop dient een plan van aanpak te worden ingediend bij het bevoegd gezag (gemeente Zaanstad). De gemeente beoordeelt het plan en moet goedkeuring geven voordat tot uitvoering kan worden overgegaan. De overige ernstige verontreinigingen zijn zogenaamde historische verontreinigingen (ontstaan voor 1-1-1987) en kunnen ook functioneel
gesaneerd worden, bijvoorbeeld door het aanbrengen van een leeflaag.
Voorafgaand hierop dient een saneringsplan of BUS-melding te worden ingediend bij het bevoegd gezag (gemeente Zaanstad). De gemeente geeft een beschikking af op het saneringsplan of stemt in met de BUS-sanering
Conclusie
Op deellocatie West zijn enkele lichte verontreinigingen aangetroffen. Dit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van de locatie voor woningbouw.
Op deellocatie Oost zijn meerdere sterke verontreinigingen aangetroffen. Bij de ontwikkeling van de locatie tot woningbouw zullen sanerende maatregelen noodzakelijk zijn, maar deze zijn niet van dusdanige omvang dat zij een belemmering vormen voor de ontwikkeling van de locatie tot woningbouw.
Sinds 1 januari 2017 is één wet van toepassing die de natuurwetgeving in Nederland regelt: de Wet natuurbescherming. De wet ligt in de lijn van Europese wetgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Wet natuurbescherming vervangt de Boswet, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.
De Wet natuurbescherming regelt de soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort. Gebiedsbescherming wordt geregeld door de Natura 2000-gebieden. In het kader van de Wet natuurbescherming moet uitgesloten worden dat significante negatieve effecten optreden in Natura 2000-gebieden. Hier kan sprake van zijn wanneer een ontwikkeling binnen een Natura 2000-gebied plaatsvindt, maar ook stikstofdepositie buiten dat gebied kan verslechterende gevolgen hebben voor stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden die als Natura 2000-gebied zijn aangewezen.
Betekenis voor het project
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is verkennend natuuronderzoek (zie bijlage 12 Verkennend natuuronderzoek) uitgevoerd. Het verkennend onderzoek richt zich op het verkrijgen van een eerste inzicht in de mogelijke effecten op beschermde natuurwaarden in en om het plangebied en de mogelijke vervolgstappen die moeten worden genomen voor aanvullend veldonderzoek, nader effect-onderzoek en nadere procedures. Hieronder zijn de resultaten van het onderzoek toegelicht.
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natura 2000-gebied. Wel is het plangebied gelegen op 250 meter afstand van het Natura 2000-gebied Polder Westzaan. Er is in de aanlegfase en de gebruiksfase geen toename van de stikstofdepositie >0,00 mol/ha/jaar in de omliggende Natura 2000-gebieden, op basis van de gehanteerde uitgangspunten (zie bijlage 15 Onderzoek stikstofdepositie). Effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden als gevolg van de ontwikkeling zijn daarmee uit te sluiten. Voor de voorgenomen planontwikkeling is geen Wnb-vergunning benodigd voor het onderdeel stikstofdepositie.
Natuurnetwerk Nederland
De voorgenomen werkzaamheden hebben geen effect op beschermde gebieden in het kader van het NNN. Er is geen nader veldonderzoek en/of effectonderzoek noodzakelijk. Tevens zijn er geen maatregelen nodig om effecten te voorkomen.
Gebieden met natuurwaarden buiten het NNN
De voorgenomen werkzaamheden hebben geen effect op ganzenfoerageergebieden. Er is
geen nader veldonderzoek en/of effectonderzoek noodzakelijk. Tevens zijn er geen maatregelen nodig om effecten te voorkomen.
De voorgenomen werkzaamheden hebben geen effect op habitat voor weidevogels. Nader
effectonderzoek is niet nodig.
Soortenbescherming
Er zijn mogelijk verschillende beschermde soorten aanwezig in het plangebied. Negatieve effecten op vogels, vleermuizen, zoogdieren en amfibieën als gevolg van de werkzaamheden kunnen niet worden uitgesloten.
Vogels
Tijdens het veldbezoek zijn geen nesten aangetroffen van vogelsoorten met jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen. Wel is het plangebied geschikt voor broedende akker- en weidevogels. Er wordt aangeraden om de werkzaamheden plaats te laten vinden buiten het broedseizoen (globaal 15 maart tot 15 augustus). Indien de werkzaamheden binnen het broedseizoen plaats zullen moeten vinden, dient de projectlocatie en directe omgeving (invloedsfeer van de werkzaamheden) door een ter zake kundig persoon gecheckt te worden op de aanwezigheid van broedvogels kort voorafgaand (uiterlijk een
week) aan de werkzaamheden. Deze persoon bepaalt of en waar (op welke verstoringsafstand) werkzaamheden mogen worden uitgevoerd.
Vleermuizen
Er zijn geen verblijfplaatsen binnen het plangebied aanwezig door het ontbreken van bebouwing of geschikte bomen. Ook vormt het plangebied geen essentieel foerageergebied omdat er in de omgeving van het plangebied voldoende alternatief is. De watergang welke de Noorderveenweg kruist aan de oostzijde van het plangebied is een lijnvormig element welke dienst zou kunnen doen als vliegroute. Uit aanvullend onderzoek naar de vliegroute (zie bijlage 13 Aanvullend natuuronderzoek vleermuizen) volgt dat geen sprake is van een (essentiële) vliegroute.
Overige zoogdieren
De aanwezigheid van beschermde zoogdiersoorten zoals de hermelijn en de wezel binnen het plangebied kan niet worden uitgesloten vanwege de aanwezigheid van geschikt habitat. Op basis van het uitgevoerde vervolgonderzoek (zie bijlage 14 Aanvullend natuuronderzoek marterachtigen) volgt dat geen kleine marterachtigen (bunzing, hermelijn en wezel) zijn aangetroffen.
Amfibieën
Tijdens het veldbezoek bleek het projectgebied niet te beschikken over geschikt voorplantingswater en/of geschikt habitat. Aanvullend onderzoek om de aan- of afwezigheid van de rugstreeppad binnen het plangebied vast te stellen is niet nodig. Een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming is niet nodig. Echter kan tijdens de werkzaamheden het plangebied wel geschikt leefgebied gaan vormen voor de rugstreeppad en kan het gebeuren dat de rugstreeppadden richting het gebied trekken. Om te voorkomen dat deze het gebied kunnen betreden wordt aangeraden om paddenschermen rondom het gebied te plaatsen voorafgaand aan de werkzaamheden.
Algemeen
Voor alle soorten, beschermde en niet beschermde, blijft de zorgplicht van kracht. Zorgvuldig handelen kan het opzettelijk verontrusten en doden van zoogdiersoorten voorkomen of beperken. Het gehele plangebied is geschikt voor algemeen voorkomende zoals de egel, haas, konijn, veldmuis, dwergmuis en bosmuis, bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en meerkikker. Volgens het beleid van de provincie Noord-Holland dienen deze vrijgestelde soorten die binnen het plangebied aanwezig zijn of worden verwacht, voorafgaand aan de werkzaamheden bij het bevoegd gezag - de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord - digitaal te worden gemeld.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Milieuzonering is het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen aan de ene kant en milieugevoelige functies als wonen en recreëren aan de andere kant. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is ook afhankelijk van het omgevingstype.
Betekenis voor het project
De VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' geeft indicatieve afstanden tussen bedrijven/functies en woningen voor de aanvaardbaarheid van een plan vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.
Aan de Westzijde van het oostelijke plandeel, geldt een bedrijfsbestemming op het perceel Dorpsstraat 707. Hier was het bouwbedrijf Van der Gragt gevestigd. Op 21 april 2021 is vergunning verleend voor het bouwen van 30 zorgappartementen.
Het volkstuinencomplex betreft geen milieuhinderlijke functie welke is opgenomen in de VNG-brochure. Bovendien worden de volkstuinen die grenzen aan het plangebied met een waterloop afgescheiden van het woningbouwplan.
Omliggende bedrijven worden door de woningbouwontwikkeling niet in de bedrijfsvoering beperkt. Ter plaatse van de beoogde woningen is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Een deel van de westelijke plangebied is gelegen binnen het LIB-5 gebied zoals aangegeven in het Luchthavenindelingsbesluit (LIB). In het LIB is bepaald dat binnen het LIB 5-g ebied buiten bestaand stedelijk gebied geen nieuwe woningbouwlocaties zijn toegestaan. Binnen bestaand stedelijk gebied gelden geen beperkingen voor het gebruik als woonfunctie. In het Luchthavenindelingsbesluit is voor de definitie van bestaand stedelijk gebied aangesloten bij de definitie uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
In het LIB is aanvullend aangegeven dat onder bestaand stedelijk gebied eveneens wordt begrepen de aan bestaand stedelijke gebied toegevoegde woningbouwmogelijkheden binnen de voormalige bebouwingscontour van de streekplannen Zuid-Holland-West van 19 februari 2003 en Zuid-Holland-Oost van 12 november 2003, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op "Kaart 13 20 Ke-contour Schiphol" bij de Verordening Ruimte 2016 van de provincie Zuid-Holland, en de in het streekplan Noord-Holland Zuid van 17 februari 2003 opgenomen verstedelijkingslocatie Hoofddorp Zuidrand.
Betekenis voor het project
De gronden van het plangebied maken onderdeel uit van het beperkingengebied zoals opgenomen in het Luchthavenindelingsbesluit. In dit gebied worden beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik. De beperkingengebieden gronden 1 t/m 5 (LIB 1-5) beogen het aantal personen dat geluidhinder van de luchtvaart ondervindt, of het aantal slachtoffers op de grond ten gevolge van een luchtvaartverkeersongeluk, gering te houden, door beperkingen te stellen aan de gebruiksfuncties van het gebied rond Schiphol.
Een deel van het westelijke plandeel ligt binnen het beperkingengebied LIB 5. Het LIB 5-gebied betreft het ’Afwegingsgebied geluid en externe veiligheid’. Binnen dit gebied zijn de regels erop gericht om enerzijds voldoende ruimte te laten voor de ontwikkeling van mainport Schiphol en anderzijds om woningbouwontwikkelingen mogelijk te maken. Beide zijn van nationaal belang. Buiten bestaand stedelijk gebied zijn in het LIB-5 gebied geen nieuwe woningbouwlocaties toegestaan. In het Luchthavenindelingsbesluit is voor de definitie van bestaand stedelijk gebied aangesloten bij de definitie uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: ‘bestaand stedenbouwkundig samenstel vanbebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’.
Op 17 april 2023 is door de gemeente Zaanstad een verklaring van geen bezwaar (vvgb) ex artikel 8.9 Wet luchtvaart ingediend voor het realiseren van maximaal 30 woningen binnen het LIB-5 gebied, als onderdeel van het project De Overhoeken. Een vvgb wordt alleen verleend als de uitoefening van de taak of bevoegdheid waarvoor toestemming tot afwijking van het LIB wordt gevraagd, onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot het belang dat wordt gediend met de regel. De aanvraag is door de Inspectie Leefomgeving en Transport getoetst aan 5 criteria die zijn opgenomen in de toelichting. De vvgb is op 7 juli 2023 afgegeven en als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.
Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. In het gewijzigde Besluit m.e.r. is de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Door het college van B&W van de gemeente Zaanstad dient een afzonderlijk besluit genomen te worden of een vormvrije m.e.r.-beoordeling volstaat.
Betekenis voor het project
Uit het natuuronderzoek en het onderzoek naar stikstofdepositie, zoals beschreven in paragraaf 6.13 blijkt dat de ontwikkeling naar verwachting geen invloed heeft op Natura 2000-gebieden. De voorgenomen ontwikkeling is ook niet direct m.e.r. beoordelingsplichtig op basis van het onderdeel 'aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. Echter, omdat de voorgenomen ontwikkeling wel valt onder de noemer van een 'stedelijk ontwikkelingsproject', is een vormvrije m.e.r.-beoordeling verplicht. Door middel van een aanmeldnotitie is hier invulling aan gegeven (zie bijlage 17 Aanmeldnotitie m.e.r.). Hieruit volgt dat de omvang van het project ver onder de drempelwaarde ligt en de kenmerken van de activiteiten (sloop, herinrichting van het gebied en bouw van de woningen) en de mogelijke gevolgen voor het milieu als gevolg van deze activiteiten geen aanleiding geven voor het opstellen van een milieueffectrapportage.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Bro is een grondexploitatieregeling opgenomen, waardoor gemeenten in tegenstelling tot de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) over meer mogelijkheden voor kostenverhaal beschikken.
Naast de grondexploitatieregeling biedt de wetgeving aan de gemeente meer sturingsmogelijkheden doordat zij in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels kunnen stellen. Dit kan gebeuren met het privaatrechtelijke spoor (anterieure of posterieure overeenkomsten) of met een exploitatieplan. Een combinatie van beide is ook mogelijk.
Een exploitatieplan is niet nodig bij een bestemmingsplan met enkel conserverende bestemmingen of wijzigingsbevoegdheden. Een exploitatieplan is ook niet nodig als het kostenverhaal op een andere manier verzekerd is, bijvoorbeeld door anterieure overeenkomsten of als de gemeente eigenaar is van de gronden.
Artikel 6.12 van de Wro schrijft voor dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor de gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Met het tweede lid van dit artikel kan worden afgeweken van de plicht een exploitatieplan vast te stellen, mits het verhaal van kosten op een andere manier verzekerd is.
Voor de ontwikkeling van het plan wordt een anterieure overeenkomst gesloten met de ontwikkelaar waarin is bepaald welke kosten en risico's voor rekening van de ontwikkelende partij komen ten gevolge van de gebiedsontwikkeling. De gemeente acht deze partij in staat om deze kosten te dragen. De kosten worden terugverdiend in de vorm van verkoop van woningen. Op grond van deze gegevens kan de financiële uitvoerbaarheid van het plan in voldoende mate gewaarborgd worden geacht.
Ten behoeve van het vaststellen van het omgevingsplan doorloopt de gemeente Zaanstad niet alleen het reguliere bestemmingsplan-traject, waarin overheden en belangenorganisaties geraadpleegd worden conform artikel 3.1.1 Bro en belanghebbenden de gelegenheid krijgen om zienswijzen in te dienen. De gemeente Zaanstad hecht waarde aan deze bredere consultatie, ook vanuit het gedachtegoed van de Omgevingswet en de wijze waarop plannen vanuit deze wetgeving vormgegeven zullen moeten worden. Voor de participatie wordt daarom een bredere consultatie opgezet, waarin verschillende partijen en belanghebbenden op en rondom het terrein worden gevraagd input te leveren ten behoeve van het plan.
In de onderstaande paragrafen worden de verschillende vormen van participatie toegelicht. Tevens worden de verschillende groepen aangehaald met wie contact geweest is in deze periode.
Op grond van artikel 3.1.1 Bro dienen burgemeester en wethouders bij een nieuw bestemmingsplan te overleggen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. Daarnaast zijn er een aantal andere vaste overlegpartners aan wie het ontwerpbestemmingsplan wordt voorgelegd.
Het ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg (artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening) toegezonden aan diverse instanties. Van de Provincie Noord-Holland, de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland, de GGD en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is een inhoudelijke reactie ontvangen. De reacties zijn beantwoord in Bijlage 18 Nota van beantwoording overlegreacties en zienswijzen.
In 2014 heeft reeds een ontwerpbestemmingsplan voor het plangebied ter inzage gelegen. Er is toen ook een informatiebijeenkomst gehouden. Op dit bestemmingsplan zijn toen 10 zienswijzen ingediend. Op deze zienswijzen heeft de gemeente gereageerd. De zienswijzen hebben destijds niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Op 24 november 2022 is door de initiatiefnemer een inloopavond georganiseerd in de kantine van AV Lycurgus voor het project Overhoeken. Hiervoor zijn ruim 400 bewoners van de zuidelijke rand van Saendelft en de straten hierachter uitgenodigd. Op de avond is het actuele stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitsplan gepresenteerd. Naar schatting 65-75 personen hebben de inloopavond bezocht. Via formulieren konden zij hun belangstelling uiten, vragen stellen of opmerkingen geven. In totaal zijn er 9 formulieren ingevuld (deels geïnteresseerden in een woning, deels opmerkingen op het plan).
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 21 december 2023 tot en met woensdag 31 januari 2024 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Het bijbehorende m.e.r.-beoordelingsbesluit en het ontwerpbesluit hogere waarden voor de maximaal toelaatbare geluidbelasting hebben deze periode eveneens ter inzage gelegen. Van de terinzagelegging is kennisgeving gedaan in het Gemeenteblad van Zaanstad en het Zaans stadsblad d.d. 20 december 2023. De stukken waren digitaal te raadplegen op de website van de gemeente Zaanstad. Het ontwerpbestemmingsplan heeft ook digitaal ter inzage gelegen op de landelijke website: www.ruimtelijkeplannen.nl. Het inzien van de papieren stukken was na een afspraak met de gemeente Zaanstad ook mogelijk.
Gedurende de terinzagetermijn is eenieder in de gelegenheid gesteld (schriftelijk of mondeling) zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen. Binnen de terinzagetermijn is één zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan ontvangen. In Bijlage 18 Nota van beantwoording overlegreacties en zienswijzen is de zienswijze beantwoord en is aangegeven of deze aanleiding geeft tot aanpassing van het bestemmingsplan.
De volgende ambtshalve wijzigingen zijn in het bestemmingsplan doorgevoerd:
Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden.
Het digitale bestemmingsplan 'Saendelft Overhoeken 2023' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.NL.IMRO.0479.STED3933BP-0301) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding omvat één kaartblad (genummerd 0479.NL.IMRO.0479.STED3933BP-0301).
Onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2018 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.
Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.
Regels
De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:
Toelichting
In de toelichting is in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die bij dit bestemmingsplan zijn gehanteerd. Daarna wordt in paragraaf 7.2 per bestemming samengevat wat er beoogd is met het toekennen van die bestemming. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Alleen als een begrip gebruikt wordt in de regels en de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen (artikel 1). Als een begrip in dit bestemmingsplan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.
In artikel 2 is voor het meten van oppervlakten en bouwhoogten aangegeven op welke wijze gemeten moet worden
De bestemmingsregels bevatten de volgende bestemmingen: Verkeer (artikel 3) en Woongebied (artikel 4).
De gronden waar de aansluitingen op de Noorderveenweg zijn voorzien, hebben de bestemming 'Verkeer'. Dit geldt ook voor de westzijde van het oostelijke plandeel. Binnen deze bestemming mogen o.a. ook groen, water(berging) en nutsvoorzieningen worden gerealiseerd.
In de bestemming "Woongebied" mogen de woningen worden gebouwd. Binnen deze bestemming liggen zowel de uitgeefbare gronden als gronden met een openbare functie. De bestemming staat maximaal 186 woningen toe, waarbij in het oostelijk plandeel maximaal 160 woningen en in het westelijk plandeel maximaal 60 woningen zijn toegestaan. Dit geeft de ruimte om optimaal in te spelen op de actuele woningbehoefte en te komen tot een optimale verkaveling.
Het is toegestaan om beroepsmatige activiteiten uit te oefenen in hoofd- of bijgebouw tot een 30% van het bruto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken bedragen, met een maximum van 65 m².
In artikel 5 is een antidubbeltelregel opgenomen. De anti-dubbeltelregel strekt ertoe dat gronden die al eens in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van bouwvergunningen/omgevingsvergunningen voor bouwen, niet nogmaals meegeteld kunnen worden.
In de algemene bouwregels (artikel 6) is een verwijzing opgenomen naar de parkeernormen zoals die geformuleerd zijn in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 of zoals deze later worden gewijzigd. Dat betekent dat als deze nota na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de daarin opgenomen nieuwe normen moeten worden toegepast. Tevens is bepaald dat voor het bouwen van gebouwen moet worden voldaan aan de regels die zijn opgenomen in het beeldkwaliteitsplan.
De algemene gebruiksregels in artikel 7omvatten een aantal verboden om gronden en bouwwerken voor diverse activiteiten te gebruiken die niet wenselijk zijn in een woongebied. Daarnaast zijn op grond van dit artikel alleen functies toegestaan indien er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.
De algemene afwijkingsregels (artikel 8) hebben betrekking op afwijkingen ten aanzien van de grens of richting van wegen, paden en waterlopen, de ligging van bestemmings- en bebouwingsgrenzen en aanduidingen, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages en voor nutsvoorzieningen en ten aanzien van het bouwen van kleine niet voor bewoning dienende gebouwtjes, het overschrijden van bepalingen inzake goothoogte, hoogte, oppervlakte, inhoud en aantallen van bouwwerken.
In artikel 9 (algemene wijzigingsregels) is bepaald dat burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere invulling van het gebied, dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
De verplichte overgangsregels voor bouwwerken en gebruik zijn conform het bepaalde in artikel 3.2.2 van het Bro opgenomen (artikel 10). Tenslotte bevat het plan een slotregel (artikel 11).