direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bedrijventerrein Mercurius
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

In het noordoosten van Krommenie bevindt zich het verouderde bedrijventerrein 'Mercurius', welke wordt omringd door woonbuurten. In het Perspectief MAAK.Noord is de ambitie vastgelegd om het bedrijventerrein te veranderen naar een aantrekkelijke gemengde buurt, waar plaats is voor bedrijven én woningen. Deze transformatie is de afgelopen jaren al in gang gezet met de realisatie van nieuwbouw in het noordwesten van het bedrijventerrein. Voor de gehele transformatie van het bedrijventerrein wordt door de gemeente, samen met zoveel mogelijk betrokkenen, een ruimtelijke visie voorbereid. In die visie komt in grote lijnen te staan wat voor een buurt het bedrijventerrein 'Mercurius' moet gaan worden. Deze ruimtelijke visie zal uiteindelijk als kader gaan fungeren voor toekomstige ruimtelijke initiatieven. Dat betekent dat als er nieuwe plannen bij de gemeente worden ingediend, deze zullen worden getoetst aan deze visie en opgenomen spelregels.

De planvorming voor de transformatie van het bedrijventerrein is momenteel nog niet volledig uitgewerkt. Om te voorkomen dat zich in de tussentijd bedrijven zullen vestigen die de beoogde transformatie in de weg staan is het nodig om het geldende bestemmingsplan ‘Krommenie-Oost’ uit 1998 te actualiseren. Op 14 juli 2022 heeft de gemeente, vooruitlopend op dit bestemmingsplan, een voorbereidingsbesluit genomen. Het voorbereidingsbesluit is inmiddels niet meer van kracht. Uitgangspunt is dat het nieuwe bestemmingsplan conserverend van aard is. Dat houdt in dat uit wordt gegaan van de bestaande situatie: bestaand gebruik en bestaande bebouwing worden gerespecteerd. Het bestemmingsplan maakt de verdere transformatie van een bedrijventerrein naar een gemengd woonwerkgebied dus niet mogelijk. Het realiseren van nieuwe woningen is dan ook niet mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.

1.2 Ligging van het plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het bedrijventerrein 'Mercurius' en de woonpercelen van het direct aangrenzende Visserspad. Het plangebied wordt begrensd door:

  • de ten noorden van het bedrijventerrein gelegen sloot in het noorden;
  • de ten westen van de Noordervaartdijk gelegen dijksloot in het oosten;
  • de ten zuiden van het Visserspad gelegen sloot in het zuiden;
  • de Hermesstraat, inclusief de percelen Hermesstraat 2a t/m 8 en Mercuriusstraat 17-25 in het westen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0001.jpg"Afbeelding: ligging plangebied waarbij de begrenzing met een rode lijn is weergegeven

Een groot deel van de gronden in het plangebied is in gebruik en bebouwd als bedrijfsperceel op het bedrijventerrein 'Mercurius'. Het gaat daarbij enerzijds om handels- en productiebedrijven maar ook om enkele andere functies, zoals perifere detailhandel, kinderopvang en sportvoorzieningen. Het bedrijventerrein is via het Visserspad aangesloten op het omliggende wegennet. De gronden in de noordoosthoek en in het noordwesten van het bedrijventerrein zijn (deels) in gebruik als woonperceel. Ook de gronden ten zuiden van het Visserspad zijn grotendeels in gebruik als woonperceel.

1.3 Vorige bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan vervangt gedeeltelijk de bestemmingsplannen:

  • Krommenie-Oost, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 februari 1998. Alleen het bedrijventerrein krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor het bedrijventerrein rondom de Vermaningsstraat blijft het bestemmingsplan "Krommenie-Oost" gelden.
  • Krommenie, vastgesteld door de gemeenteraad op 4 juli 2013 en herzien op 20 juni 2018. Alleen de percelen ten zuiden van het Visserspad krijgen een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied zoals omschreven in paragraaf 1.2 blijft het bestemmingsplan "Krommenie" gelden.
  • Parapluplan Parkeren Zaanstad, vastgesteld door de gemeenteraad op 7 juni 2018. Alleen het plangebied zoals omschreven in paragraaf 1.2 krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijft het bestemmingsplan "Parapluplan Parkeren Zaanstad" gelden.
  • Paraplubestemmingsplan woningsplitsing, kamerverhuur en toeristische verhuur, vastgesteld door de gemeenteraad op 8 juli 2021 Alleen het plangebied zoals omschreven in paragraaf 1.2 krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijft het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Woningsplitsing, Kamerverhuur en Toeristische verhuur " gelden.

Het binnen het plangebied gelegen bedrijventerrein heeft in het geldende bestemmingsplan "Krommenie-Oost" de bestemmingen 'Bedrijven'", "Straat" en "Water". Binnen de bestemming "Bedrijven" is met codes aangegeven welk soort bedrijven waar zijn toegestaan. Ook zijn zones aangegeven waar bedrijfswoningen zijn toegestaan. De gronden die zijn bestemd voor "Straat" mogen worden gebruikt voor verschillende functies als wijkontsluitingswegen en parkeer- en groenvoorzieningen.

De binnen het plangebied gelegen percelen ten zuiden van het Visserspad zijn bestemd als "Wonen", "Tuin", "Bedrijf", "Verkeer" of '"Water". Ook zijn de gronden dubbelbestemd als 'Waarde - Archeologie 1" en deels as 'Waterstaat - Waterkering".

Volgens het Parapluplan Parkeren Zaanstad geldt bij het bouwen van gebouwen dat er voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gemaakt op die plek of in de directe omgeving daarvan, in of buiten het plangebied. Voldoende betekent dat er wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die staan in de "Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016" of de wijzigingen daarvan.

Het Paraplubestemmingsplan woningsplitsing, kamerverhuur en toeristische verhuur regelt toeristische verhuur van en Bed & Breakfast in woningen en er zijn regels opgenomen over het splitsen en omzetten van woningen. Van omzetting is sprake als zelfstandige woningen naar onzelfstandige woningen worden omgezet, ook wel kamergewijze verhuur genoemd.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting maakt deel uit van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Mercurius. De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders en wordt in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken. Daarnaast wordt er een verantwoording gegeven voor de gemaakte keuzes.

In de bijlagen bij de toelichting staan alle relevante beleidsstukken samengevat. Zowel het algemene Rijks-, provinciaal als gemeentelijk beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt themaspecifiek beleid nader toegelicht. Per beleidsstuk wordt kort beoordeeld wat de invloed ervan is op het bestemmingsplan. Verder worden in de bijlagen de beantwoording van de zienswijzen en ambtshalve wijzigingen verwerkt.

Hoofdstuk 2 Wat wordt mogelijk gemaakt met dit plan?

2.1 Bestaande situatie

2.1.1 Stedelijke positie

Het plangebied ligt in de Noorderhoofdbuurt in wijk Krommenie Oost. Deze wijk is gelegen tussen de nieuwbouwbuurt Willis in het noorden, de Nauernasche Vaart in het oosten, de Provincialeweg N203 in het zuiden en de Rosariumlaan in het westen. Het plangebied bevindt zich in het noordoosten van de wijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0002.jpg"

Afbeelding: de ligging van het met rode ovaal aangegeven plangebied ten opzichte van de wijk Krommenie Oost (bron: ZaanAtlas)

Krommenie Oost bevindt zich in het noorden van de gemeente en bestaat naast het centrumgebied van Krommenie (Zuiderhoofdstraat) grotendeels uit woonbuurten. Tussen deze woonbuurten bevinden zich nog twee binnenstedelijke bedrijventerreinen. Eén daarvan is het bedrijventerrein Mercurius.

2.1.2 Bedrijventerrein Mercurius

De strook langs de Nauernasche Vaart had van oudsher een bedrijfsfunctie vanwege de ligging aan het kanaal. Met het structuurplan voor de Zaanstreek uit 1961 werd in de gehele regio meer ingezet op het scheiden van functies. Dit werd gedaan door aan de rand van de dorpen gebieden in te richten voor ‘industrie en nijverheid’. In Krommenie werd een dergelijk gebied hiervoor ingericht als het ‘industrieterrein aan de Vlusch’, oftewel het Mercuriusterrein, aan de noordelijke gemeentegrens richting Krommeniedijk. Het gebied achter het bebouwde lint tot de Noorddijk langs de Nauernasche Vaart werd hiervoor uitgegeven in kavels en vanaf 1961 bebouwd.

Het bedrijventerrein is tegenwoordig vanaf de Provincialeweg bereikbaar via de route Rosariumlaan-Zonnebaars-Vlusch-Visserspad of via de route Vlietsend-Zuiderhoofdstraat-Noorderhoofdstraat-Vlusch-Visserspad.

Het binnenstedelijke bedrijventerrein is voor gemotoriseerd verkeer alleen te bereiken via het Visserspad. Het Visserspad is een oost-westgerichtte ontsluiting die voor autoverkeer doodloopt op de Noordervaartdijk. Haaks op het Visserspad bevinden zich de noordzuidgerichtte Mercuriusstraat en Hermesstraat. Deze wegen vormen samen een lus vanaf het Visserspad. Ten zuiden van het Visserspad bevinden zich voornamelijk woonkavels (zie subparagraaf 2.1.3), terwijl ten noorden voornamelijk bedrijfskavels en de twee genoemde bedrijfsstraten aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0003.jpg"

Afbeelding: het Visserspad gezien in westelijke richting, ter hoogte van de kruising met de Mercuriusstraat (bron: www.google.nl/maps)

Oorspronkelijk was er ten noorden van het Visserspad alleen sprake van bedrijfskavels met bedrijfsgebouwen en bijbehorend erven. De afgelopen decennia heeft het bedrijventerrein zich echter steeds meer ontwikkeld tot een bedrijventerrein voor lichte bedrijvigheid en andere functies. Ook zijn er met name in de noordwesthoek ook enkele woningen gerealiseerd. Ten opzichte van de andere bedrijventerreinen in de Zaanstreek is er bij bedrijventerrein Mercurius sprake van een geringe bedrijfsomvang.

Het bedrijventerrein is onder te verdelen in twee zones:

  • 1. het gebied tussen de Noordervaartdijk en de Mercuriusstraat;
  • 2. het gebied ten westen (en noorden) van de Mercuriusstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0004.jpg"

Afbeelding: luchtfoto van het bedrijventerrein met rechts het gebied tussen de Noordervaartdijk en de Mercuriusstraat (1) en links het gebied ten westen (en noorden) van de Mercuriusstraat (2, bron: www.ruimtelijkeplannen.nl/)

Ad 1: het gebied tussen de Noordervaartdijk en de Mercuriusstraat

Ten oosten van de hoek van het Visserspad en de Mercuriusstraat staat een geschakeld bedrijfsgebouw met blauwe golfplaten bekleding. In het noordelijk deel van het bedrijfsgebouw is een garagebedrijf gevestigd (Mercuriusstraat 1) terwijl in het zuidelijke en iets terugliggende deel een fietsenwinkel bevindt (Visserspad 2A1). Het deel waarin de garage is gevestigd is éénlaags, het deel waarin de fietsenwinkel zit is tweelaags.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0005.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Mercuriusstraat 1 / Visserspad 2A1

Direct ten oosten van het bedrijfsgebouw Mercuriusstraat 1 / Visserspad 2A1 staat een rechthoekig gebouw van twee bouwlagen (Visserspad 2B-2E). De begane grondlaag is in gebruik voor reparatie van fietsen en is onderdeel van de fietsenwinkel op Visserspad 2A1. Een deel van het bedrijfsgebouw is in gebruik als bedrijfswoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0006.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Visserspad 2B-2E

Op Visserspad 3A1-3A3 staat een rechthoekig éénlaags gebouw dat in gebruik is bij een loodgietersbedrijf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0007.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Visserspad 3A1-3A3

Aan het einde van het Visserspad staat een gebouwencomplex dat bestaat uit twee rechthoekige loodsen met een kap (Visserspad 4A-4A/2 en 4B en een twee- tot drielaags rechthoekig gebouw daar dwars op (Visserspad 4C). Het gebouwencomplex was ten tijde van de inventarisatie in maart 2023 niet in gebruik. Op 1 november 2023 is voor Visserspad 4A/2 een omgevingsvergunning verleend (tijdelijke legalisatie 5 jaar). In het gebouwencomplex bevinden zich twee bedrijfswoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0008.jpg"

Afbeelding: het gebouwencomplex Visserspad 4A-4C

Ten noorden van het blauwe bedrijfsgebouw op de hoek van de Mercuriusstraat en het Visserspad staat een eveneens met blauw golfkarton bekleed bedrijfsgebouw (Mercuriusstraat 3-3A). Het voorste deel van het bedrijfsgebouw is tweelaags. Dit deel is in gebruik bij een medische praktijk, de rest van het bedrijfsgebouw als garagebedrijf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0009.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Mercuriusstraat 3-3A

De gronden achter het blauwe bedrijfsgebouw zijn in gebruik als oud ijzeropslag van een recyclingsbedrijf. Het bedrijfsgebouw waarin het recyclingbedrijf is gevestigd bevindt zich ten noorden van het opslagterrein (Mercuriusstraat 5A). Het bedrijfsgebouw bestaat uit een loods met een kap. Een deel van het opslagterrein is voorzien van een overkapping.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0010.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Mercuriusstraat 5A, gezien vanaf de Noordervaartdijk

Tussen het bedrijfsgebouw van het recyclingsbedrijf en de Mercuriusstraat bevindt zich een bedrijfsgebouw dat in gebruik is bij een garagebedrijf (Mercuriusstraat 5). Het bedrijfsgebouw is éénlaags met kap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0011.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Mercuriusstraat 5

In de noordoostelijke zone van het bedrijventerrein bevindt zich langs de Mercuriusstraat een éénlaags bedrijfsgebouw waarin een harscoatingbedrijf is gevestigd (Mercuriusstraat 7).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0012.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Mercuriusstraat 7

Achter het bedrijfsgebouw van Genesis is een meubelmakerij gevestigd (Mercuriusstraat 9/Noordervaartdijk 23). Het bedrijfsgebouw van de meubelmakerij is te bereiken via een pad vanaf de Mercuriusstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0013.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Mercuriusstraat 9

De gronden ten oosten van de meubelmakerij zijn bebouwd met twee-onder-een-kapwoningen (Noordervaartdijk 24 en 24A). De woningen zijn bereikbaar via zowel het pad vanaf de Mercuriusstraat als via een voetgangersbrug vanaf de Noordervaartdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0014.jpg"

Afbeelding: de woningen Noordervaartdijk 24-24A

Ad 2: het gebied ten westen (en noorden) van de Mercuriusstraat

Ten westen van de hoek van het Visserspad en de Mercuriusstraat staat een éénlaags bedrijfsgebouw met kap. Het bedrijfsgebouw is in gebruik bij een timmerbedrijf (Visserspad 2A).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0015.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Visserspad 2A

Ten noorden van het bedrijfsgebouw op de hoek Visserspad en de Mercuriusstraat staat een één- tot tweelaags kantoorpand (Mercuriusstraat 4-8). Een deel van het bedrijfsgebouw is in gebruik als bedrijfswoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0016.jpg"

Afbeelding: het kantoorpand Mercuriusstraat 4-8

Tussen het kantoorpand en de bocht van de Mercuriusstraat bevindt zich een langwerpig bedrijfsverzamelgebouw met diverse units (Mercuriusstraat 2A-H). Een deel van de éénlaagse units met kap zijn in gebruik als dansstudio en keuken voor afhaal en bezorgdienst, de overige units staan leeg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0017.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsverzamelgebouw Mercuriusstraat 2A-H

Direct tegens de noordwestgevel van het bedrijfsverzamelgebouw staat een bedrijfsgebouw waarvan het gebruik vooralsnog onbekend is. Het bedrijfsgebouw is éénlaags.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0018.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Mercuriusstraat 2J

Ten noorden van de bocht van de Mercuriusstraat staat een klein éénlaags gebouw met kap (Mercuriusstraat 9A-F). Ook van dit gebouw is het gebruik vooralsnog onbekend. Daarnaast bevindt zich een tweelaags bedrijfsgebouw waar een sport- en fitnesscentrum in is gevestigd (Mercuriusstraat 11).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0019.jpg"

Afbeelding: het bedrijfsgebouw Mercuriusstraat 11 (links) en 9 (rechts)

Binnen de bocht van de Mercuriusstraat met de Hermesstraat is in 2022 een appartementencomplex van 17 woningen gerealiseerd (Hermesstraat 1A-P / Mercuriusstraat 2K-N). Het gebouw is tweelaags met kap of drielaags. Het achtergelegen parkeerterrein is bereikbaar via een onderdoorgang aan de Hermesstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0020.jpg"

Afbeelding: het appartementencomplex Hermesstraat 1A-P / Mercuriusstraat 2K-N

Tegenover het appartementencomplex, aan de overzijde van de Mercuriusstraat, is eerder ook al een appartementencomplex gerealiseerd (Mercuriusstraat 13B t/m D en 15 t/m 15E). Het appartementencomplex is drielaags.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0021.jpg"

Afbeelding: het appartementencomplex Mercuriusstraat 13B t/m D en 15 t/m 15E

In de noordwesthoek van het bedrijventerrein is een blok met drie grondgebonden woningen gerealiseerd. Het woongebouw is tweelaags met een kap (Mercuriusstraat 17 t/m 21).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0022.jpg"

Afbeelding: woonblok Mercuriusstraat 17 t/m 21

Ten zuiden van het woonblok bevindt zich een rij met tweelaagse gemengde woonwerkgebouwen (Hermesstraat 2A-2F). Wonen vindt voornamelijk plaats boven de werkruimtes in de plint, met uitzondering van een tweetal panden waar wonen ook in de begane grondlaag plaatsvindt. In de plint van Hermesstraat 2E/F is een schoonheidssalon gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0023.jpg"

Afbeelding: gemengd woonwerken Hermesstraat 2A-2F

Ten zuiden van het appartementencomplex Hermesstraat 1A-P / Mercuriusstraat 2K-N bevindt zich een éénlaags bedrijfsgebouw met kap (Hermesstraat 1). Het gebouw lijkt niet in gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0024.jpg"

Afbeelding: bedrijfsgebouw Hermesstraat 1

Ten zuiden van het bedrijfsgebouw aan de Hermesstraat 1 staat een vergelijkbaar bedrijfsgebouw. Het gebouw lijkt in gebruik voor opslag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0025.jpg"

Afbeelding: bedrijfsgebouw Hermesstraat 3

Direct achter het bedrijfsgebouw Hermesstraat 3 staat een iets hoger bedrijfsgebouw (Hermesstraat 5). Dit gebouw en het naastgelegen terrein zijn in gebruik voor opslag van bouwmaterialen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0026.jpg"

Afbeelding: bedrijfsgebouw Hermesstraat 5 en het naastgelegen opslagterrein

Ongeveer 35 meter ten zuiden van de hiervoor beschreven gemengde woonwerkgebouwen aan de Hermesstraat 2A-2C1, en tegenover het opslagterrein van Hermesstraat 5, staat een appartementencomplex (Hermesstraat 4-4D). Het appartementencomplex is drielaags.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0027.jpg"

Afbeelding: het appartementencomplex Hermesstraat 4-4D

Direct ten zuiden van het appartementencomplex staat een transformatorgebouw van Liander. Deze nutsvoorziening is circa 4 meter hoog.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0028.jpg"

Afbeelding: de nutsvoorziening Hermesstraat 6

Ten zuiden van he opslagterrein van Hermeststraat 5 bevindt zich een tweelaags bedrijfsgebouw (Hermesstraat 7). Het gebruik van het bedrijfsgebouw is vooralsnog onbekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0029.jpg"

Afbeelding: bedrijfsgebouw Hermesstraat 7

Schuin tegenover bedrijfsgebouw Hermesstraat 7 bevindt zich een eenlaags rechthoekig bedrijfsgebouw met kap aan Hermesstraat 8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0030.jpg"

Afbeelding: bedrijfsgebouw Hermesstraat 8

Tenslotte bevindt zich op de hoek van de Hermesstraat en het Visserspad een grotendeels éénlaags bedrijfsverzamelgebouw (Bedrijvencentrum de Grote Visser, Visserspad 1A). Een klein deel van het bedrijfsverzamelgebouw is tweelaags. Het bedrijfsverzamelgebouw biedt plek aan onder meer een kinderdagverblijf en een huisartsenpraktijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0031.jpg"

Afbeelding: bedrijfsverzamelgebouw Visserspad 1A

2.1.3 Kavels ten zuiden van het Visserspad

De zuidkant van het Visserspad bestaat voornamelijk uit vrijstaande en aaneengebouwde woningen. Op één uitzondering na zijn de woningen éénlaags met een kap. De woningen staan in dezelfde rooilijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0032.jpg"

Afbeelding: de woningen Visserspad 5 t/m 2 en Vlusch 2 (van links naar rechts)

Drie kavels zijn (deels) in gebruik als bedrijf. Het gaat om een yogastudio in een gedeelte van een woning (Visserspad 10-10A), een werkplaats (Visserspad 10B) en een garagebedrijf (Visserspad 11).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0033.jpg"

Afbeelding: de yogastudio Visserspad 10 en de woningen Visserspad 9 t/m 6 (van links naar rechts)

2.2 Aanloop bestemmingsplan

Vanwege de ouderdom van het geldende bestemmingsplan heeft de gemeente al geruime tijd de wens om het bestemmingsplan te herzien. In het verleden is hier ook een eerste aanzet voor gedaan maar het plan is uiteindelijk niet in procedure gebracht. Voor het bedrijventerrein is daarnaast al enige tijd een conceptvisie in voorbereiding om het bedrijventerrein te transformeren naar een gemengd woonwerkgebied. Het concept van de ruimtelijke visie wordt mede opgesteld aan de hand van de informatie die is verkregen van omwonenden en grondeigenaren/gebruikers. In totaal zijn in de loop van 2020-2022 vier bijeenkomsten gehouden. Een belangrijk punt wat uit deze bijeenkomsten naar voren kwam, was de ervaren verkeersoverlast op de omliggende wegen. Om deze reden heeft er naderhand een verkeerskundig onderzoek plaatsgevonden. Ook is er een mobiteitsprogramma van eisen opgesteld. De uitkomsten worden in de concept visie meegenomen.

Na vaststelling van de ruimtelijke visie door het bevoegd gezag zal op enig moment gestart gaan worden met het wijzigen van het omgevingsplan (welke per 1 januari 2024 geldt). Met de toekomstige wijziging van het omgevingsplan zal de transformatie van het gebied juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt. In plaats van een wijziging van het omgevingsplan kunnen er ook één of meerdere buitenplanse omgevingsplanactiviteit-procedures worden gevoerd (in afwijking van het omgevingsplan).

Om te voorkomen dat er vooruitlopend op het vastleggen van het nieuwe wenselijke toekomstbeeld voor het bedrijventerrein Mercuriusstraat ongewenste ontwikkelingen plaatsvinden die niet in strijd zijn met het nu nog geldende bestemmingsplan, is vanaf 2018 tot en met 2022 jaarlijks door de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit genomen. Als gevolg van deze voorbereidingsbesluiten gold er telkens een aanhoudingsplicht voor bouwplannen die binnen het bestemmingsplan passen. Deze aanhoudingsplicht is vervallen zodat het voorbereidingsbesluit afliep, na een jaar.

Omdat de conceptvisie nog niet is vastgesteld en een voorbereidingsbesluit telkens een jaar geldig is, is besloten om het geldende bestemmingsplan te actualiseren in de vorm van een conserverend bestemmingsplan. Door de actualisatie kunnen ongewenste ontwikkelingen die een toekomstige transformatie naar gemend woonwerkgebied belemmeren worden tegengegaan. Het voorliggende bestemmingsplan dient daarom te worden gezien als een overbrugging tussen het nu nog geldende bestemmingsplan 'Krommenie Oost' en de toekomstige wijziging van het omgevingsplan (dan wel de buitenplanse omgevingsplanactiviteit).

2.3 Ambitie en ontwikkelingen

Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt daarmee geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Daarmee wordt vooral bedoeld dat het bestemmingsplan geen nieuwe functies mogelijk maakt. Ten opzichte van de huidige situatie zijn er dus geen nieuwe woningen in het plangebied toegestaan. Om te voorkomen dat er ontwikkelingen plaatsvinden die een toekomstige transformatie naar een gemengd woonwerkgebied belemmeren is het wel zo dat onbenutte planologische rechten ingeperkt worden doordat bedrijvigheid wordt toegestaan die zich in beginsel goed verhoudt tot een gemengd woonwerkgebied. Dat betekent dat ter plaatse bedrijven zijn toegestaan die tot maximaal bedrijfscategorie B1 behoren, zoals bedoeld in de VNG-lijst. Bestaande bedrijvigheid die tot een hogere bedrijfscategorie behoort wordt gerespecteerd en als uitzondering ter plaatse toegestaan. Nieuwbouw op de bedrijfskavels is mogelijk maar alleen binnen de contouren van de huidige bouwvolumes. Uitbreiding van bebouwing is daarmee niet mogelijk. Bij nieuwbouw dient bovendien rekening te worden gehouden met voldoende hoogte voor de eerste bouwlaag (begane grondlaag) zodat deze flexibel kan worden ingevuld.

De situatie kan zich voordoen dat er voor één of meerdere kavels in het plangebied een concreet plan voor herontwikkeling komt dat afwijkt van het voorliggende bestemmingsplan maar dat wel passend is binnen de ruimtelijke visie én waarvan de uitvoerbaarheid in voldoende mate kan worden aangetoond. In dat geval kan de gemeente medewerking verlenen via een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). In het realiseren van de ambitie om het bedrijventerrein meer te laten verkleuren wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de transformatie niet de bedrijfsvoering van actieve bedrijven belemmert.

Hoofdstuk 3 Planonderbouwing

3.1 Cultuurhistorische waarden

Cultuurhistorische waarden zijn sporen uit het verleden in het heden, die zichtbaar en tastbaar aanwezig zijn. Het gaat daarbij om:

  • Gebouwde monumenten en cultuurhistorisch bijzondere objecten (huizen, kerken, forten, molens, enzovoort);
  • Archeologische waarden (in de bodem aanwezige resten van menselijke aanwezigheid zoals: funderingen, begraafplaatsen, scheepswrakken, aardewerk, enzovoort);
  • Historisch-geografische waarden (historische elementen in het landschap zoals sloten, slotenpatronen, bewoningslinten, oude dijken enzovoort).

Cultuurhistorie wordt volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) meegewogen. Het gaat om een beschrijving van 'de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden'. In Zaanstad komt de verankering van cultuurhistorie in het proces van ruimtelijke ordening ook aan bod in de Erfgoedstrategie (2019-2023). De Erfgoedstrategie geeft aan dat behoud en versterking van de kwaliteit en identiteit het uitgangspunt is en dat erfgoed de basis is bij transformaties en verdichtingsopgaven. Cultuurhistorische waarden kunnen ook in stedenbouwkundige ontwikkelingskaders worden opgenomen.

In deze paragraaf wordt onderscheid gemaakt in de bovengrondse cultuurhistorische waarden en de (ondergrondse) archeologische waarden.

3.1.1 Bovengrondse cultuurhistorische waarden

Gelet op de ZaanAtlas zijn in het plangebied van het bestemmingsplan geen monumenten aanwezig. Het plangebied behoort evenmin tot een beschermd stadsgezicht. Een deel van het Visserspad en de bebouwing ten zuiden daarvan zijn blijkens de cultuurhistorische waardenkaart wel gelegen in een zone die vanwege de padenstructuur van lokale waarde is. De westelijke bebouwing ten zuiden van Visserspad behoort tot de zone die vanwege de straat Vlusch een regionale waarde heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0034.jpg"

Afbeelding: uitsnede cultuurhistorische waardenkaart ZaanAtlas

In 2023 is in het kader van dit bestemmingsplan een cultuurhistorische verkenning (CHV) voor het Mercuriusterrein uitgevoerd (d.d. oktober 2023, ze bijlage 2). In de CHV zijn het agrarische middeleeuwse lint aan de Vlusch en de bijbehorende Noorderbrug hoog gewaardeerd. Ook het Visserspad en bijbehorende bebouwing is van hoge waarde. De aanbeveling is om bij nieuwbouw hier ook op aan te sluiten in hoogte, dus één laag met kap. Daarnaast is de Noordersluis met sluiswachterswoning van hoge waarde. Ook de Noordervaartdijk langs de Nauernasche Vaart is hoog gewaardeerd met aanliggende groene kavels verbonden met bruggen.

In de CHV wordt het bedrijventerrein als indifferent gewaardeerd. Hier is wat meer nuancering aangebracht in de waardering van de bestaande bebouwing. De bebouwing aan de Noordervaartdijk met de bijbehorende bruggen en Visserspad 1A en 2A zijn zodoende hoger gewaardeerd dan de andere bebouwing. Deze zijn echter niet monumentaal waardig. Daarnaast zullen niet alleen de groene kavels aan de Noordervaartdijk maar ook de groene rand aan de noordrand en rond het sluizencomplex een hogere waardering krijgen.

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Ter plaatse van de bebouwing ten zuiden van het Visserspad en langs de Noordervaartdijk is uitgegaan van de bestaande situatie, ook voor wat betreft de bouwhoogtes. Het voorliggende bestemmingsplan heeft dan ook op voorhand geen nadelige gevolgen voor de aanwezige cultuurhistorische waarden.

3.1.2 Archeologische waarden

In de Archeologienota Zaanstad (2009) zijn de uitgangspunten van de Monumentenwet verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan geeft. Aan omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven.

In het geldende bestemmingsplan "Krommenie Oost" is nog geen rekening gehouden met archeologische waarden. Met name in de cultuurhistorisch waardevolle zones langs het Visserspad en Vlusch zijn echter wel archeologische waarden te verwachten. Het Visserspad en Vlusch behoren tot archeologisch waardevolle gebieden uit de middeleeuwen. Voor deze zones is archeologische bescherming van belang indien de werkzaamheden betrekking hebben op een oppervlak van 50 m² of meer en dieper dan 20 centimeter.

3.1.3 Conclusie

In het plangebied zijn ter plaatse en ten zuiden van het Visserspad cultuurhistorisch waardevolle zones aanwezig. Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen nadelige gevolgen voor de aanwezige cultuurhistorische waarden.

Op basis van het archeologische beleid kan worden geconcludeerd dat het plangebied deels van archeologische waarde is. Beschermende regels voor archeologie zijn daardoor nodig en om die reden opgenomen ter plaatse van de cultuurhistorisch waardevolle zones langs het Visserspad en Vlusch.

3.2 Wonen

In het plangebied zijn diverse woningen aanwezig. Naast de woningen ten zuiden van het Visserspad gaat het om enkele gerealiseerde woonblokken in het noordwesten van het bedrijventerrein en twee woningen in het noordoosten van het bedrijventerrein, langs de Noordervaartdijk. Al deze woningen zijn positief bestemd.

Verspreid over het bedrijventerrein zijn enkele (voormalige) bedrijfswoningen aanwezig. Het gaat daarbij om Mercuriusstraat 1A, Mercuriusstraat 4-8, Visserspad 4A/2 en Visserspad 4c.

3.3 Maatschappelijke functies

In het plangebied zijn enkele maatschappelijke functies aanwezig. Het gaat om een yogastudio aan het Visserspad, een fysiopraktijk aan de Mercuriusstraat en een kinderdagverblijf en huisartsenpraktijk op de hoek van het Visserspad en de Hermesstraat. De maatschappelijke functies zijn positief bestemd.

3.4 Groen en openbare ruimte

De openbare ruimte in het plangebied bestaat uit verkeersareaal van het Visserspad, de Mercuriusstraat en de Hermesstraat. Groenvoorzieningen zijn nauwelijks aanwezig, alleen in het noordoosten is een groenstrook aanwezig en langs het Visserspad liggen nog enkele smalle groenstroken.

Het verkeersareaal in het plangebied heeft in het voorliggende een verkeersbestemming gekregen, de groenstrook aan de noordoostkant is bestemd als groen.

3.5 Economische functies

Vanzelfsprekend zijn op het bedrijventerrein veel economische functies aanwezig. Het betreft voornamelijk productiebedrijven en overige dienstverlening, maar een detailhandelsbedrijf, een dansstudio en een sportschool komen incidenteel ook voor. Het detailhandelsbedrijf, een dansstudio en een sportschool zijn uitsluitend toegestaan op de huidige plek, om te voorkomen dat dergelijke functies de productiebedrijven en overige dienstverlening al gaan verdringen op het bedrijventerrein.

Voor de productiebedrijven en overige dienstverlening geldt dat deze zijn toegestaan op het bedrijventerrein. Daarbij geldt wel dat voornamelijk bedrijvigheid is toegestaan die zich goed verhoudt tot de beoogde transformatie naar gemengd woonwerkgebied, namelijk maximaal bedrijfscategorie B1. Een hogere milieucategorie is alleen nog mogelijk indien deze ter plaatse al aanwezig is. In dat geval worden de bestaande rechten gerespecteerd en is de tot een hogere bedrijfscategorie behorende bedrijfsactiviteit als uitzondering mogelijk gemaakt.

3.6 Verkeer, vervoer en parkeren

Het conserverende bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de verkeersstructuur en er is ten opzichte van de bestaande situatie ook geen sprake van een verkeersaantrekkende werking.

Parkeren vindt in de huidige situatie plaats op eigen terrein, behalve bij de woningen aan het Visserspad. Deze situatie blijft ongewijzigd. Wel dient er bij een eventuele herontwikkeling te worden voldaan aan de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 (dan wel de opvolger daarvan).

3.7 Water

3.7.1 Waterhuishouding

Het plangebied wordt aan de noord-, oost- en zuidzijde begrensd door water. Het water vormt een ruimtelijke scheiding van het plangebied ten opzichte van de omliggende woonbuurten en de Noordervaartdijk. Aan de andere zijde van de Noordervaartdijk ligt het water van de Nauernasche Vaart.

Het conserverende bestemmingsplan leidt niet tot een toename aan verharding of een demping van bestaande watergangen. Watercompensatie is daarmee niet aan de orde.

3.7.2 Klimaatstresstest

Wateroverlast

De Hermesstraat en delen van de Mercuriusstraat zijn kwetsbaar voor water op straat tijdens een extreme neerslagsituatie van 70 mm in 2 uur, zoals in de navolgende afbeelding is weergegeven. Naast dat de waterdieptes meer dan 30 cm kunnen zijn, is een aantal gebouwen kwetsbaar voor water tegen de gevels. In de toekomstige situatie, waar de functie van bedrijventerrein naar wonen/gemengd gaat, leidt water tegen de gevels mogelijk sneller tot overlast. Daarom is het noodzakelijk dat zowel de te ontwikkelen percelen als de openbare ruimte 70 mm kunnen opvangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0035.jpg"

Afbeelding: wateroverlast (bron: Klimaateffectatlas)

Hittestress

In de huidige situatie kan tijdens een hete zomerdag de gevoelstemperatuur hoog oplopen (zie de navolgende afbeelding). Het gebied is erg versteend en heeft nauwelijks groen/bomen. Het plangebied voldoet daarom ook niet aan de minimale boomkroonbedekking van 20%. Een deel van het plangebied ligt op loopafstand van het Agathepark, maar een groot deel moet verder dan 300 m lopen om de koele plek te bereiken. Het toevoegen van een koele plek is daarmee benodigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0036.jpg"

Afbeelding: hittestress (bron: Klimaateffectatlas)

Droogte

Het plangebied zelf kent tot 2100 mogelijk een lichte bodemdaling (zie navolgende afbeelding). De directe omgeving is echter kwetsbaar voor bodemdaling. Gezien het vele oppervlaktewater rondom het plangebied, zal het plangebied weinig invloed kunnen uitoefenen op het verminderen van de kwetsbaarheid, bijvoorbeeld door grondwateraanvulling. Dit principe is desondanks van belang om het lokale groen/bomen van water te voorzien in tijden van droogte. Inzetten op grondwateraanvulling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0037.jpg"

Afbeelding: droogte (bron: Klimaateffectatlas)

Overstromingen

Het plangebied is kwetsbaar voor een overstroming die 1x in de 1000 jaar kan voorkomen. Hierbij kunnen overstromingsdieptes tot en met 0,5 m voorkomen. Om de kwetsbaarheid tegen overstromingen te verminderen, is het noodzakelijk om vloerpeilen minimaal 0,2 m boven het overstromingspeil aan te leggen en kwetsbare objecten (transformatorhuisjes bijvoorbeeld) ook boven het overstromingspeil aan te leggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0038.jpg"

Afbeelding: overstromingen (bron: Klimaateffectatlas)

3.8 Technische infrastructuur

In het plangebied bevinden zich diverse kabels en leidingen. Het gaat daarbij onder meer om een 8 bar gasleiding bij het Visserspad.

3.9 Afweging naar aanleiding van het milieueffect

In Nederland is het verplicht om de effecten op het milieu volwaardig onderdeel te laten zijn van de voorbereiding en de besluitvorming over ruimtelijke plannen. Daarvoor is in de Wet milieubeheer de methodiek van de milieueffectrapportage (m.e.r.) opgenomen (Besluit milieueffectrapportage).

Het Besluit m.e.r. en de Wet milieubeheer zijn per 7 juli 2017 gewijzigd. De wijzigingen gelden met terugwerkende kracht vanaf 16 mei 2017. Gemeenten zijn nu verplicht om een expliciet besluit te nemen over het al dan niet opstellen van een milieueffectrapport (MER).

Voor de m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling worden de effecten van een bestemmingsplan op het milieu onderzocht. De m.e.r. procedure geeft het bevoegd gezag informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen en behandelt de mogelijke milieuvriendelijkere alternatieven. In het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.) wordt aangegeven voor welke activiteiten een m.e.r. plicht geldt. Ook bevat het Besluit m.e.r. activiteiten die niet direct m.e.r.-plichtig zijn maar waarvan het bevoegd gezag eerst moet beoordelen of een m.e.r. nodig is. Dit is de zogenaamde m.e.r.-beoordelingsplicht. Het bevoegd gezag toetst in dat geval aan de hand van de criteria van bijlage III van de Europese richtlijn 2011/92/EU of door het bestemmingsplan belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Als belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, moet een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Ten slotte geeft het Besluit m.e.r. aan in welke gevallen een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Bij een vormvrije m.e.r.-beoordeling voert het bevoegd gezag een globalere toets uit of zich belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen voordoen. Als belangrijke nadelige milieugevolgen niet kunnen worden uitgesloten, moet toch een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend en maakt dus geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Er is daarmee geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject zoals genoemd wordt in D.11.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Een m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling is zodoende niet aan de orde.

3.10 Externe veiligheid

Binnen het beleidskader externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Het plaatsgebonden risico vormt een wettelijke norm voor bestaande en nieuwe situaties. Dit is met een risicocontour ruimtelijk weer te geven. Het groepsrisico is niet in ruimtelijke contouren te vertalen, maar wordt weergegeven in een grafiek. Hierin is weergegeven hoe groot de kans is dat een groep, met een bepaalde grootte, het slachtoffer kan worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

3.10.1 Risicobronnen

Gelet op de Atlas Leefomgeving zijn er in en rondom het plangebied geen risicobronnen met betrekking tot gevaarlijke stoffen aanwezig. De locatie ligt voor een deel wel binnen het invloedsgebied van de Provincialeweg N246 Westzaan Westgrafdijk, waarop het vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De locatie ligt op ongeveer 150 meter afstand van deze weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0039.jpg"

Afbeelding: invloedsgebied vervoer gevaarlijke stoffen langs e Provincialeweg N246

In de Nota van toelichting bij het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is aangegeven dat in sommige gevallen de berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico achterwege kan blijven. Hiervoor zijn vuistregels in de vorm van drempelwaarden voor vervoersaantallen opgesteld die de gebruiker een indicatie geven wanneer een risicoberekening zinvol is. Met de vuistregels kan ingeschat worden of de vervoersaantallen, bebouwingsafstanden en/of aanwezigheidsdichtheden te klein zijn om tot een overschrijding van de grenswaarde of de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico dan wel of een overschrijding van de oriëntatiewaarde of 0.1 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico te kunnen leiden. De drempelwaarde voor 0.1 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico geeft een indicatie dat zeker een groepsrisicoberekening moet worden uitgevoerd. Deze methodiek is opgenomen in de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART). De vuistregels zijn een eerste zeef en selecteren die situaties uit, waarin zeker geen sprake is van een ruimtelijk extern veiligheidsprobleem.

Toetsing plaatsgebonden risico.

Vuistregel 1: De weg ligt buiten de bebouwde kom en heeft geen 10-5 contour.

De toegestane snelheid op de Provincialeweg bedraagt 80 km/uur, waardoor deze weg voor de toetsing wordt beschouwd als een weg buiten de bebouwde kom. De weg heeft hierdoor geen 10-5 contour. De weg voldoet aan vuistregel 1.

Vuistregel 2: Wanneer het aantal GF3 transporten per jaar lager is dan 500 heeft een weg buiten de bebouwde kom geen 10-6-contour.

Het aantal transporten van GF3 op deze weg bedraagt 234 (Externe veiligheid route gevaarlijke stoffen rapportage, Arcadis, 2008). Dit is lager dan 500 transporten, hierdoor heeft de weg geen 10-6-contour. De weg voldoet aan vuistregel 2.

Vuistregel 3: Wanneer het aantal GF3 transporten per jaar groter is dan 500 heeft een weg buiten de bebouwde kom geen 10-6-contour als 0.0003*(GF3+0.2*LF2+LT1+LT2+3*LT3+GT4+GT5)<1

De weg heeft minder dan 500 GF3 transporten per jaar, dus niet van toepassing.

Conclusie plaatsgebonden risico: Er wordt voldaan aan de vuistregels voor het plaatsgebonden risico. Hieruit blijkt dat een berekening van het plaatsgebonden risico niet nodig is.

Toetsing groepsrisico

Vuistregel 1: Wanneer de vervoersstroom gevaarlijke stoffen in tankwagens (bulkvervoer) stoffen bevat uit de categorieën LT3, GT4 of GT5 (ongeacht de aantallen) pas dan RBM II toe.

Op deze weg worden geen van deze stoffen vervoerd.

Vuistregel 2: Wanneer GF3 minder is dan 10 maal de drempelwaarde in Tabel 1-6 (eenzijdige bebouwing) of 10 maal de drempelwaarde in Tabel 1-7 (2-zijdige bebouwing) wordt de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet overschreden.

Er wordt uitgegaan van eenzijdige bebouwing, omdat de bebouwing aan de andere kant van de weg op 500 meter ligt. Het vervoer van GF3 bestaat uit 234 tankwagens per jaar. Bij een persoonsdichtheid van 600/ha wordt de oriëntatiewaarde overschreden bij dit aantal tankwagens. Voor een bedrijventerrein wordt een gemiddelde dichtheid van 40 personen per hectare gerekend. Voor woningen geldt een dichtheid van 2,4 personen per woning. Doordat het plangebied een bedrijventerrein betreft met een enkele woning is uit gegaan van een dichtheid van 60 per hectare. Hierdoor blijft het groepsrisico ruimschoots onder de oriëntatiewaarde liggen.

Conclusie groepsrisico: Het groepsrisico ligt ruim onder de 10% van de oriëntatiewaarde. Wanneer de vuistregels worden toegepast uit de Handleiding risicoanalyse transport, dan blijkt dat er ten behoeve van het voorliggende conserverende bestemmingsplan geen berekeningen met RBMII uitgevoerd hoeven te worden gezien de transporthoeveelheden en de personendichtheid in het gebied. Het groepsrisico is dusdanig laag, dat er geen verantwoording voor het groepsrisico hoeft te worden opgesteld.

3.10.2 Fysieke (brand)veiligheid

Als de fysieke veiligheid in gevaar komt, is directe hulpverlening vaak nodig. Door het vooraf treffen van de juiste infrastructurele, bouwkundige en technische maatregelen kunnen ongelukken zoveel mogelijk worden voorkomen of kan, in geval van een incident, zo goed mogelijk hulp worden geboden. Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt daarom voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid.

Basisbrandweerzorg: bereikbaarheid plangebied

Voor de basis brandweerzorg wordt uitgegaan van de Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid 2019 van Brandweer Nederland (van januari 2020).

Als het om bereikbaarheid gaat, is het voor dit plangebied belangrijk dat de gebouwen in het plangebied langs twee onafhankelijke routes door brandweervoertuigen zijn te bereiken. Het plangebied is voor brandweerwagens uitsluitend bereikbaar via het Visserspad. Voor de opkomsttijd (tijd die het uitrukken kost en de rijtijd naar de plaats van het ongeval) geldt een tijdnorm van 8 minuten (Besluit veiligheidsregio's). Vanuit de kazerne aan de Kervelstraat is het plangebied in principe binnen 8 minuten bereikbaar.

Bluswatervoorziening

Om branden te kunnen blussen maakt de brandweer normaal gebruik van water. Om in geval van een brand voldoende bluswater beschikbaar te hebben of te krijgen, moeten vooraf maatregelen getroffen worden. In het plangebied ontbreekt een primaire bluswatervoorziening (brandkranen). Wel zijn er enkele watergangen aanwezig, zoals de Nauernasche Vaart

Situering van gebouwen

Voor eventuele nieuwbouw geldt dat een balansventilatie bij nieuw te bouwen woningen handmatig afschakelbaar moet zijn. De kans dat een uitwendige brand overslaat naar binnen wordt hierdoor kleiner. Bij de uiteindelijke vergunningverlening zal getoetst worden of voldaan wordt aan de brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit of de Omgevingswet (afhankelijk van wanneer de aanvraag wordt ingediend). Eventuele verdere eisen kunnen voor de omgevingsvergunning bouwen gesteld worden.

Verder is de inrichting van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang van de gebouwen van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot deze toegang mag niet meer dan 10 meter zijn en er moet een opstelplaats voor een brandweervoertuig zijn. Bij de verdere uitwerking en inrichting van het te transformeren plangebied zal de gemeente in overleg treden met de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland om de bereikbaarheid in de verdere transformatie optimaal te houden.

Conclusie

De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid er geen beperkingen zijn voor dit conserverende bestemmingsplan.

3.11 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder wordt de geluidbelasting afkomstig van geluidgezoneerde (spoor)wegen op nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden. Dit geldt als nieuwe geluidsgevoelige functies zich in één of meerdere geluidszones van (spoor)wegen bevinden. In de Wet geluidhinder is verder bepaald dat akoestisch onderzoek plaats moet vinden als nieuwe geluidgevoelige functies worden geprojecteerd binnen een geluidzone van geluidgezoneerde industrieterreinen. Daarnaast gelden de geluidsregels van de gemeente Zaanstad, vastgesteld in de beleidsregel hogere waarden gemeente Zaanstad.

Het plangebied is (deels) gelegen binnen de geluidszones van wegen met een geluidszone, zoals de Provincialeweg N246. Het voorliggende bestemmingsplan maakt echter geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk. Ook heeft het bestemmingsplan geen betrekking op een gezoneerd industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder. Akoestisch onderzoek is daarom ook niet nodig.

3.12 Luchtkwaliteit

Op basis van wetgeving die bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit' kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:

  • grenswaarden niet worden overschreden;
  • de luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft;
  • het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit;
  • het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
  • (NSL).

Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt zodoende geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. De luchtkwaliteit blijft daardoor tenminste gelijk zodat nader onderzoek verder niet nodig is.

3.13 Geur

Geur is in de gemeente Zaanstad een belangrijk onderwerp. Dat is de reden dat het Zaans geurbeleid is vastgesteld door de gemeenteraad (14 juli 2016). Voor een aantal bedrijven in Zaanstad is de provincie Noord Holland bevoegd gezag. Voor de toetsing of er in het plangebied sprake is van een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat is het Zaans geurbeleid van toepassing. Hiervoor is het niet van belang of een bedrijf onder provinciaal of gemeentelijk gezag valt.

Het Zaans geurbeleid gaat uit van een streefkwaliteit. Uitgangspunt voor deze streefkwaliteit is een situatie waarin er geen ernstige geurhinder meer is en waarin het aantal geurgehinderden 12% of minder is. Het Zaans geurbeleid heeft als doel het op termijn behalen van de streefkwaliteit.

De geurbelasting wordt uitgedrukt in een zogenaamde 'hedonische waarde' (afgekort als H). Deze waarde duidt de (on-)aangenaamheid van geur uit. De mate van geurhinder is afhankelijk van de onaangenaamheid van een geur (hedonische waarde) maar ook van de geur concentratie (het aantal odour-units/m3). De geurbelasting geldt voor continue en discontinue bronnen voor alle typen geurgevoelige objecten. In het Zaans geurbeleid wordt gebruik gemaakt van 2 hedonische waarden (NB: de hedonische waarde (H) is uitgedrukt als percentiel. Dit betekent dat bij een score van H=0 er geen onaangename geur wordt waargenomen. H=-2 geeft de waarde aan die 98% van de tijd niet wordt overschreden en dus 2% van de tijd (176 uren per jaar) wel):

  • Licht onaangename geur: H=-1
  • Onaangename geur: H=-2

De concentratie waarin een geur onaangenaam wordt verschilt per soort geur: voor de meeste mensen is chocolade (cacao) een lekkere geur, maar als deze té overheersend wordt – zoals in sommige delen van Zaanstad regelmatig het geval is – is het niet meer prettig. Deze geurconcentratie wordt in odourunits per m3 uitgedrukt (OUE/m3). Elke geur wordt in verschillende concentraties waargenomen, waarbij de concentratie in de lucht en de onaangenaamheid ook verschilt. Dit is de reden dat er volgens het Zaans geurbeleid per bedrijf, aan de hand van de overheersende geuruitstoot, bepaald is welke geurconcentratie bij welke hedonische waarde (geurbelasting) hoort. Zo kan elke geur(concentratie) 'teruggerekend' worden naar de geurbelasting die daarbij hoort.

Volgens het Zaans geurbeleid verschillen objecten in gevoeligheid voor geur. Het onderscheid is als volgt:

  • 1. Standaard geurgevoelige objecten, zoals woningen;
  • 2. Minder geurgevoelige objecten, zoals horeca en maatschappelijke functies;
  • 3. Minst geurgevoelige objecten, zoals bedrijven.

Voor de standaard gevoelige objecten, zoals woningen, geeft de concentratie horend bij H=-1 van continue bronnen de streefkwaliteit weer. Is een object minder geurgevoelig, dan is de toegestane geurconcentratie hoger.


Op grond van het geurbeleid geldt dat bij standaard en minder geurgevoelige objecten de H=-2 contour niet mag worden overschreden. Er mag dus geen sprake zijn van ernstige geurhinder.

3.13.1 Wat wordt er mogelijk gemaakt en zijn dat geurgevoelige objecten?

Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt zodoende geen nieuwe geurgevoelige objecten mogelijk. Nu er geen sprake is van geurgevoelige objecten, is de vervolgvraag of er relevante geurhinder te verwachten is niet meer aan de orde. Volledigheidshalve zal nog wel worden ingegaan op de eventuele aanwezigheid van geurhinder veroorzakende bedrijven.

3.13.2 Zijn er bedrijven die geurhinder veroorzaken in dit plangebied en is deze geurbelasting aanvaardbaar?

Aan de hand van de richtafstanden voor geur uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften, geuronderzoek en mogelijke geurklachten is bepaald welke bedrijven in het plangebied geurhinder kunnen veroorzaken.

De resultaten van deze inventarisatie leiden tot de uitkomst dat in het plangebied een bedrijf aanwezig is dat geurhinder kan veroorzaken, namelijk het bedrijf Genesis op Mercuriusstraat 7. Dit bedrijf werkt met kunsthars (epoxy). Er zijn geen geurmeldingen bekend over dit bedrijf maar gelet op de werkzaamheden van het bedrijf kan geuroverlast worden veroorzaakt binnen 50 meter van de erfgrens van het betreffende bedrijf volgens de VNG richtafstanden. Echter is er door de Omgevingsdienst (ODNZKG) vastgesteld dat er bij het bedrijf sprake is van een geurcirkel van 30 meter.

3.14 Bodem

In het plangebied vinden al decennia lang bedrijfsactiviteiten plaats. Het is een bedrijventerrein met historische bedrijfsactiviteiten. Het terrein ligt ook in oud stedelijk gebied waardoor bodemverontreiniging is te verwachten. Er worden zowel immobiele als mobiele verontreinigingen verwacht. Ook een mogelijk stedelijke ophooglaag kan hier een issue zijn.

Uit de ZaanAtlas blijkt dat in het plangebied al eerder enkele verontreinigingen zijn aangetroffen. Een deel van deze verontreinigingen is gesaneerd. Centraal in het gebied aan het Visserspad 3a bevond zich in het verleden een voormalige wasserij, ondergronds is een grote vlek aangetroffen met oplosmiddelen. Als dit gebied getransformeerd wordt dan worden saneringskosten verwacht. Historisch onderzoek dient uitgevoerd te worden en actualiserend onderzoek over het gehele gebied

Omdat het voorliggende bestemmingsplan conserverend van aard is en er geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is er geen onderzoek naar de bodemkwaliteit nodig.

3.15 Natuur

Voor de bescherming van natuurgebieden en plant- en diersoorten geldt de Wet natuurbescherming. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van nieuwe bouwwerken en/of andere activiteiten zal rekening moeten worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten en diersoorten en de gevolgen voor natuurgebieden. Uit de ZaanAtlas blijkt dat er in het plangebied diverse beschermde planten en diersoorten voorkomen. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van beschermd natuurgebied. Wel ligt het plangebied op relatief korte afstand van Natura 2000-gebieden, namelijk Polder Westzaan (circa 1,1 kilometer ten zuiden van het plangebied) en Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder (circa 1,3 kilometer).

Omdat het voorliggende bestemmingsplan conserverend van aard is en er geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is er geen onderzoek naar beschermde planten en diersoorten nodig. Ook onderzoek naar natuurgebieden is daarom niet nodig.

3.16 Gezondheid

Voor veel mensen is gezondheid een van de belangrijkste dingen in hun leven. Een goede gezondheid is een belangrijke randvoorwaarde voor een plezierig leven. Wanneer iemand zich gezond voelt is deze persoon gelukkiger, actiever, zelfverzekerder, productiever en beter in staat om te participeren in de maatschappij. Met werk, studie of als vrijwilliger, in de wijk en in de stad, op eigen niveau en naar eigen kunnen.

De ambitie is dat Zaankanters zich in 2040 positief gezond(er) voelen en gezonde keuzes kunnen maken, in een omgeving die uitnodigt tot gezond gedrag. Het streven is dat Zaanstad in 2040 minstens net zo gezond is als het gemiddelde van vergelijkbare grote stedelijke gemeenten (G40-gemeenten). Dit staat centraal in de door de gemeenteraad vastgestelde Zaanse Visie op Gezondheid van juli 2019.

Naast leefstijl en sociale omgeving heeft de fysieke leefomgeving, waaronder het milieu en de openbare ruimte, ook veel invloed op gezondheid. Een gezonde en groene omgeving heeft een beschermende invloed tegen milieufactoren, bijvoorbeeld als het gaat om luchtkwaliteit en fijnstof.

Daarom zet Zaanstad onder meer in op een gezonde fysieke omgeving door:

  • een goede toegang tot voorzieningen (zoals scholen, winkels of een buurthuis) en openbaar vervoer voor iedereen te bieden;
  • Zaankanters uit te nodigen tot een gezonde leefstijl zoals wandelen, fietsen, spelen, ontspannen, eten of elkaar ontmoeten;
  • schoon en veilig te zijn; en
  • toegankelijk te zijn voor alle gebruikers zoals ouderen, kinderen en gehandicapten.

Omdat het voorliggende bestemmingsplan conserverend van aard is en er geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zijn er geen gevolgen voor de gezondheid.

3.17 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid hebben als doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen aan de ene kant en milieugevoelige functies als wonen en recreëren aan de andere kant. De ruimtelijke scheiding bestaat normaal uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • 1. woonfuncties vlakbij bestaande en opvolgende bedrijvigheid zijn alleen mogelijk als op de plaats van de woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  • 2. bestaande bedrijven worden niet onevenredig geschaad in hun bedrijfsvoering.

Omdat het voorliggende bestemmingsplan conserverend van aard is en er geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is er geen sprake van een situatie zoals genoemd onder 1 of 2. Wel wordt in het voorliggende bestemmingsplan rekening gehouden met het beperken van toegestane milieucategorieën tot maximaal categorie B1 om zo te voorkomen dat de beoogde transformatie naar een gemengd woonwerkgebied in de toekomst wordt belemmerd. Bestaande bedrijven die tot een hogere categorie behoren zijn als uitzondering toegestaan om zo bestaande rechten te respecteren en bedrijfsvoeringen niet te beperken.

3.18 Luchthavenindelingbesluit

Het oorspronkelijke Luchthavenindelingbesluit Schiphol (hierna: LIB) stamt uit 2002, en is op 31 augustus 2004 gewijzigd in werking getreden. Het LIB is een Algemene Maatregel van Bestuur, die gebaseerd is op artikel 8.4 van de Wet luchtvaart. Met het LIB wordt in kaartmateriaal een zogenaamd beperkingengebied vastgesteld. Het LIB bevat voor dat beperkingengebied regels waarbij beperkingen zijn gesteld voor de bebouwing en het gebruik van gronden als die beperkingen nodig zijn met het oog op de veiligheid en de geluidsbelasting door de nabijheid van de luchthaven Schiphol.

Per 4 november 2015 en 1 januari 2018 zijn wijzigingen van het LIB in werking getreden. Doel van deze wijzigingen is om de vliegveiligheid rondom Schiphol in afdoende mate te borgen. Hiervoor zijn de zogenaamde toetshoogtes in de omgeving van Schiphol aanzienlijk verlaagd. Gebouwen hoger dan de toetshoogtes als bedoeld in het LIB kunnen alleen toegestaan worden als het Rijk hiervoor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) heeft afgegeven of een positief radar advies heeft afgegeven.

De beperkingen in het LIB zijn:

  • de bestemming en het gebruik van grond in verband met het externe-veiligheidsrisico door het luchthavenluchtverkeer;
  • de bestemming en het gebruik van grond in verband met de geluidbelasting door het luchthavenluchtverkeer;
  • de maximale hoogte van objecten in, op of boven de grond, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer;
  • een bestemming die, of van een gebruik dat, vogels aantrekt, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer.

Bij de eerste twee van de bovengenoemde typen beperkingen zijn in ieder geval gronden aangewezen die niet gebruikt dan wel bebouwd mogen worden voor woningen of andere in het LIB aangewezen gebouwen. In dat gebied geldt er een beperking voor de bestemming en het gebruik van grond in verband met de geluidbelasting.

Het plangebied valt niet binnen het gebied waar woningen of andere aangewezen functies door vliegverkeer zijn uitgesloten. Ook ligt het plangebied buiten de LIB-5 contour ( de voormalige 20 Ke-contour) en buiten de zone voor vogelaantrekkende functies. Het plangebied ligt eveneens buiten de zone waar beperkingen gelden voor de bouwhoogte.

3.19 Economische uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ordening is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Voor een wijzigingsbevoegdheid wordt kostenverhaal pas verplicht bij het vaststellen van het wijzigingsplan. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.

3.19.1 Beoordeling

Voor het plangebied is het niet noodzakelijk kostenverhaal te regelen. Het betreft het vastleggen van de bestaande situatie. Er is geen sprake van kostenverhaal en het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet aan de orde .

3.19.2 Planschade

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk. Wel is er ten opzichte van het geldende bestemmingsplan sprake van een beperking van de gebruiks- en bouwmogelijkheden doordat in het voorliggende bestemmingsplan maximaal milieucategorie B1 wordt toegestaan, enkele bestaande uitzondering daargelaten, en bestaande bouwvolumes worden vastgelegd.

Hoofdstuk 4 Verantwoording

4.1 Wat houdt het plan in?

Bij een bestemmingsplan wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging gemaakt over de manier waarop functies ten opzichte van elkaar worden gesitueerd, mede in relatie tot de wenselijkheid van de ruimtelijke ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt. Belangrijk onderdeel hierbij is de situering van functies ten opzichte van elkaar.

Uit de onderbouwing (zie hoofdstuk 3) en verdere afweging in relatie tot de gebiedskwaliteit, blijkt dat in en rond het plangebied sprake zal zijn van een balans tussen een goed woon- en leefklimaat en de bestaande bedrijfsvoering en dat, alle belangen afwegend, de milieueffecten als aanvaardbaar worden gezien. Het voorliggende bestemmingsplan gaat voor de bedrijfskavels uit van een bedrijfscategorie die goed past in een (toekomstig) gemengd woonwerkgebied. Dat is ook gunstig voor omliggende woonbuurten rondom het plangebied en het woonlint aan het Visserspad. Omdat er ook enkele bedrijven aanwezig zijn die tot een hogere bedrijfscategorie behoren, zijn deze als uitzondering op de huidige locatie gefixeerd. Daarmee wordt de bestaande bedrijfsvoering niet beperkt, zonder dat dit tot extra overlast voor omwonenden leidt.

Hoofdstuk 5 Participatie

5.1 Overleg met overheden en diensten

Ten behoeve van het vaststellen van het bestemmingsplan doorloopt de gemeente Zaanstad niet alleen het reguliere bestemmingsplan-traject, waarin overheden en belangenorganisaties geraadpleegd worden conform artikel 3.1.1 Bro en belanghebbenden de gelegenheid krijgen om zienswijzen in te dienen. De gemeente Zaanstad hecht waarde aan deze bredere consultatie, ook vanuit het gedachtegoed van de Omgevingswet en de wijze waarop plannen vanuit deze wetgeving vormgegeven zullen moeten worden. Voor de participatie wordt daarom een bredere consultatie opgezet, waarin verschillende partijen en belanghebbenden op en rondom het terrein worden gevraagd input te leveren ten behoeve van het plan.

In de onderstaande paragrafen worden de verschillende vormen van participatie toegelicht. Tevens worden de verschillende groepen aangehaald met wie contact geweest is in deze periode.

5.1.1 Wettelijke overlegpartners

Niet alleen de gemeente Zaanstad, maar ook andere (overheids-) partijen hebben invloed op de ontwikkeling. Om deze partijen –wettelijke overlegpartners– in een vroeg stadium om een reactie te vragen zal het ontwerpbestemmingsplan door de gemeente Zaanstad per e-mail aan de diverse partijen toegestuurd met het verzoek om een advies te geven over het ontwerpbestemmingsplan. P.M.

5.1.2 Belanghebbenden

In de gebruikelijke procedure van een bestemmingsplan wordt aan belanghebbenden gevraagd om mee te denken over de mogelijke invulling van het terrein en daarmee de vormgeving van het bestemmingsplan. Voor het gebied zijn omwonenden en gebruikers betrokken geweest bij de in voorbereiding zijnde conceptvisie.

5.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft - overeenkomstig de bepalingen in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) - met de daarbij behorende stukken ter inzage gelegen. Op [INVULLEN] is de terinzagelegging van de stukken gepubliceerd in de digitale Staatscourant en op de website van de gemeente Zaanstad, alsmede in het Stadsblad (gemeentelijke mededelingen).

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van d.d. [INVULLEN] gedurende zes weken voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegen en was tevens digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl en de website van de gemeente Zaanstad. Tijdens de termijn van terinzagelegging is op d.d. [INVULLEN] een informatiebijeenkomst gehouden waar vragen konden worden gesteld en zijn beantwoord.

In de periode van terinzagelegging zijn bij de gemeente Zaanstad [INVULLEN] zienswijzen ingediend, waarvan [INVULLEN] unieke zienswijzen. Deze zienswijzen zijn ieder beantwoord in de bijgevoegde Nota van zienswijze in Bijlage [INVULLEN] bij deze toelichting van het bestemmingsplan. De zienswijzen hebben tot een paar wijzigingen geleid in het omgevingsplan. De belangrijkste wijzigingen betreffen:

AANPASSINGEN OPSOMMEN

5.3 Ambtshalve wijzigingen

Tevens is een aantal ambtshalve wijzigingen in de stukken doorgevoerd. Deze zijn eveneens verwoord in de nota van zienswijzen (na de beantwoording van de zienswijzen). De ambtshalve wijzigingen bestaan voornamelijk uit tekstuele wijzigingen. Daarnaast zijn vier grotere wijzigingen doorgevoerd:

AANPASSINGEN OPSOMMEN

Een nadere uitleg hiervan is terug te vinden in de besluitstukken rondom de vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Toelichting op bestemmingsplan

6.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden. Het digitale bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Mercurius' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201 met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding omvat één kaartblad (genummerd NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201).

Dit bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2018 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.

Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.

Regels

De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels
    In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die van belang zijn voor een juiste interpretatie van begrippen en bepalingen die in de overige regels zijn opgenomen;
  • 2. Bestemmingsregels
    In dit hoofdstuk is in de regels per bestemming opgenomen welk gebruik is toegestaan en welke bouwmogelijkheden er zijn;
  • 3. Algemene regels 
    In dit hoofdstuk zijn de algemene regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen en andere onderdelen van het bestemmingsplan. Het gaat onder ander om algemene gebruiks(on)mogelijkheden en afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden;
  • 4. Overgangs- en slotregels 
    In het laatste hoofdstuk staat, naast enkele algemene slotbepalingen, opgenomen welk overgangsrecht geldt ten aanzien van het bestaand gebruik en bebouwing.

Toelichting

In de toelichting is in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die bij dit bestemmingsplan zijn gehanteerd. Daarna wordt per bestemming samengevat wat er beoogd is met het toekennen van die bestemming. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.

6.2 Begrippen en Wijze van meten

Begrippen algemeen
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Enkel wanneer een begrip gebruikt wordt in de regels en wanneer de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen. Als een begrip in dit plan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.

Wijze van meten
Voor enkele situaties is in het bestemmingsplan voorgeschreven hoe gemeten dient te worden. Een deel van deze meetbepalingen is conform de landelijke standaard.

6.3 Bestemmingen

Functieomschrijving (lid x.1)
De functieomschrijving van een bestemming kent 3 varianten van gebruik. De hoofdfunctie, het gebruik dat bij het hoofdgebruik moet horen ('daarbij behorend') en het gebruik dat ondergeschikt aan het hoofdgebruik moet zijn ('daaraan ondergeschikt').

Ondergeschikt gebruik in relatie tot de hoofdfunctie
Ondergeschikt gebruik hoeft niet te horen bij de hoofdfunctie. Neem bijvoorbeeld nutsvoorzieningen. Deze hebben een groot verzorgingsgebied en zijn vaak niet gekoppeld aan slechts één functie. Nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere functies die als ondergeschikt zijn aangemerkt zijn daarom toegestaan binnen meerdere bestemming, ook als er geen directe relatie is met het hoofdgebruik. De ondergeschikte functies mogen echter qua omvang nooit groter zijn dan de hoofdfunctie, er moet sprake blijven van ondergeschiktheid.

De ondergeschikte functies die binnen het gehele bestemmingsplan zijn toegestaan, zijn opgenomen in lid 13.2. In de functieomschrijving van de bestemmingsregels zijn alleen de ondergeschikte of bijbehorende functies opgenomen voor zover die aanvullend zijn op lid 13.2.

Voorrangsregeling gebruiks- en bouwregels
De bestemmingsregels kennen een opbouw van hoofdregel naar specifieke regels. Zo beginnen de bouwregels met de hoofdregels voor het bouwen van gebouwen/hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde. Daarna worden regels gesteld ten aanzien van specifieke bouwwerken, zoals bijvoorbeeld erfafscheidingen. De gebruiksregels kennen een vergelijkbare opbouw.

In de aanhef van de specifieke regel is bepaald of de regels 'in aanvulling op' of 'in afwijking van' werken op de rest van het artikel. Deze voorrangsregeling in de aanhef van de specifieke regels heeft alleen betrekking op de relatie tot de andere regels in het artikel (de bestemming), niet in relatie tot de algemene regels in artikelen Algemene bouwregels en Algemene gebruiksregels. De algemene regels gelden altijd, tenzij ze nadrukkelijk zijn uitgesloten.

6.4 Bedrijf

Bestemming Bedrijf ( 3 )

Functieomschrijving (lid 3.1 )
Hoofdgebruik
De bestemming Bedrijf biedt in de hoofdregel ruimte voor bedrijven. De bestemming wordt veelal toegepast voor bestaande bedrijfskavels.

Functietabellen
Voor een aantal functies (zoals groothandel, overige dienstverlening, etc.) is het gebruik gekoppeld aan een tabel met categorieën. De functie is dan alleen toegestaan als deze genoemd is in de tabel en in die tabel een categorie heeft gekregen die overeenkomt met de categorie die ter plaatse is toegestaan.

Deze tabel is afkomstig van de richtafstandenlijst van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De richtafstandenlijst van de VNG is 1 grote lijst met weinig onderscheid tussen de verschillende functies, dat is voor het gebruik onhandig en kan in voorkomende gevallen voor verwarring zorgen. Daarom is er in Zaanstad voor gekozen om de lijst op te splitsen per functietype (zoals groothandel, productiebedrijf) met een restfunctie voor alles wat niet in de andere functietypes valt (overige dienstverlening). Dit heeft als bijkomend voordeel dat de tabellen in de regels kunnen worden opgenomen, waar voorheen verwezen moest worden naar een groot PDF-bestand in de bijlagen.

Binnen de bestemming is het mogelijk dat locaties verschillende maximale categorieën krijgen toegewezen. Een maximale categorie wordt toegewezen op basis van de impact van de functie op de omgeving. Grenst een locatie aan meerdere woningen, dan ligt het voor de hand dat daar een lagere categorie is toegestaan dan wanneer in de directe omgeving van de locatie geen woningen zijn toegestaan. De wijze van toedelen van categorieën is verder toegelicht in de bijlage Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging.

De categorieën en lijst van functiemenging betreffen een hoofdregel. In de specifieke gebruiksregels kunnen activiteiten alsnog worden uitgesloten. Als een specifieke regel een activiteit uitsluit terwijl deze wel in de algemene functiemengingslijst is opgenomen, dan gaat de specifieke regel voor en is de activiteit niet toegestaan.

Afwijken van de functietabellen
Soms is een activiteit niet nadrukkelijk benoemd in de functietabellen, maar is deze wel inpasbaar op de betreffende locatie. Ook is het denkbaar dat een initiatiefnemer een activiteit op een dergelijke manier uitvoert dat de hoge categorie die is verbonden aan de activiteit niet terecht is. In beide afwijkingsmogelijkheden is het belangrijk dat de aard, omvang en invloed op de omgeving van de aangevraagde activiteit overeenkomen met de aard, omvang en invloed op de omgeving van een activiteit die wél is toegestaan op de betreffende locatie.

Die afweging zal voornamelijk plaatsvinden op basis van de specifieke bedrijfsinrichting die initiatiefnemer voor ogen heeft. Zo kan bijvoorbeeld de invloed op de omgeving van een brouwerij beperkt worden door de bedrijfsruimte luchtdicht te maken en een geurfilterinstallatie te plaatsen. De omgevingsvergunning voor het afwijken moet dan ook benoemen welke aspecten van de bedrijfsvoering maken dat in dit specifieke geval een activiteit van een hogere categorie of een bedrijf dat niet op de lijst staat toch is toegestaan op deze locatie. Om het voorbeeld van de bierbrouwerij verder te benutten; met deze afwijkingsmogelijkheid kan het mogelijk zijn om een brouwerij toe te staan mét een geurfilter en een luchtdicht gebouw, maar niet een reguliere brouwerij zonder de voorgenoemde eigenschappen. Het is dan ook noodzakelijk dat de genoemde eigenschappen in stand worden gehouden.

Horeca en detailhandel
In sommige gevallen is het wenselijk om aanvullende regels te verbinden aan bepaalde vormen van bedrijven. horeca en detailhandel zijn alleen in ondergeschikte vormen toegestaan, gekoppeld aan een andere hoofdactiviteit. Denk hierbij aan de bierbrouwerij die flesjes bier verkoopt aan het eind van een rondleiding, of een kapperszaak die ook haarproducten verkoopt. De hoofdactiviteit is dan een brouwerij en een kapperszaak.

De voorwaarden voor ondergeschikte detailhandel zijn gebaseerd op de Detailhandelsvisie Zaanstad 2015-2025. De voorwaarden voor ondergeschikte horeca zijn gebaseerd op de Beleidsregels ondersteunende horeca. Onder deze voorwaarden wordt detailhandel en/of horeca aanvaardbaar geacht als zijnde ondergeschikt aan de hoofdactiviteit.

Ondergeschikte detailhandel (nadere toelichting)
In deze bestemming is detailhandel toegestaan als dit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit die op dezelfde plek plaatsvindt. In de regels is 'ondergeschikt' uitgewerkt met een aantal normen.

Sub a: De detailhandel mag niet de hoofdactiviteit zijn, dan is het immers geen ondergeschikte detailhandel meer. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de detailhandel qua oppervlakte ondergeschikt is, maar financieel gezien wel de hoofdbron van de opbrengst vormt.

Sub b: De voor verkoop aangeboden producten moeten direct gerelateerd zijn aan de hoofdactiviteit. In de volgende voorbeelden is sprake van een directe relatie. De lijst is niet limitatief, maar geeft een indicatie van hoe de 'directe relatie' uitgelegd moet worden:

  • verkoop van producten die ter plaatse geproduceerd worden, bijvoorbeeld een bierbrouwerij (hoofdactiviteit) die tevens de bieren te koop aanbiedt in een klein winkeltje;
  • verkoop van producten die ter plaatse worden aangeboden ter consumptie, bijvoorbeeld een restaurant (hoofdactiviteit) dat de wijnen op de menukaart ook los verkoopt;
  • verkoop van producten die gebruikt worden in verband met de ter plaatse aangeboden dienstverlening, bijvoorbeeld een kapper (hoofdactiviteit) die tevens haarproducten verkoopt;
  • verkoop van producten in een museumwinkel die relateren aan of afgeleid zijn van de exposities in het museum (hoofdactiviteit);
  • verkoop van cadeaus, levensmiddelen of medische hulpmiddelen bestemd voor patiënten in het ziekenhuis (hoofdactiviteit) of bezoekers van die patiënten;

Er is geen sprake van een directe relatie als die relatie er alleen uit bestaat dat de financiële opbrengsten van de ondergeschikte detailhandel de hoofdactiviteit steunen. De directe relatie moet gezocht worden in het verband tussen de aangeboden producten en de hoofdactiviteit.

Sub c: De detailhandel mag maar een beperkt deel van de oppervlakte in beslag nemen, zodat deze ook fysiek ondergeschikt blijft.

Sub d: Op voorhand zijn een aantal vormen van detailhandel uitgesloten vanwege een grotere verkeersaantrekkende werking of om veiligheidsredenen.

Horeca in de vorm van een bedrijfskantine
Naast de ondergeschikte horeca gelden er specifieke regels over horeca in de vorm van kantines voor de eigen bedrijfsvoering. De eigen werknemers moeten dan ook de voornamelijke doelgroep zijn, waarbij het ook toegestaan is als in beperkte mate bezoekers van het bedrijf gebruik maken van de kantine.

Anders dan bij ondergeschikte horeca is het niet van belang of de kantine door het eigen bedrijf wordt verzorgd, of dat zij hiervoor een derde partij hebben ingehuurd. De huidige trend is immers dat kantines worden uitbesteed aan cateringsbedrijven. De regels van het bestemmingsplan staan dit niet in de weg.

Een horecagelegenheid met een verzorgingsgebied of aantrekkende werking groter dan het eigen bedrijf is niet toegestaan.

Gebouwen (lid 1.42 )
De hoofdregel is dat gebouwen alleen zijn toegestaan binnen een bouwvlak. Met de maatvoeringsaanduiding maximum bouw- en/of goothoogte is geregeld waar de hoofdvolumes gebouwd mogen worden en waar slechts kleinere gebouwen zijn toegestaan.

Kunstobjecten (lid 1.57 )
Omdat de bestemming ook kunstobjecten toestaat, zijn specifieke regels opgenomen over bouwwerken ten behoeve van deze functies.

6.5 Gemengd

Bestemming Gemengd (4)

Functieomschrijving (lid 4.1 )
Hoofdgebruik
De bestemming Gemengd biedt in de hoofdregel ruimte voor een breed scala aan bedrijven, voorzieningen en woningen. Er is niet sprake van één hoofdgebruik. Deze bestemming combineert de functies wonen, culturele en recreatieve voorzieningen en bedrijven en voegt regels toe om die mix van functies in goede banen te leiden. Deze regels zijn in de specifieke gebruiksregels opgenomen en zijn onderstaand toegelicht.

Bedrijf of voorziening?
Binnen deze bestemming zijn meerdere breed omschreven functies toegestaan. Zo zijn bedrijven en culturele en recreatieve voorzieningen toegestaan. Een functie kan binnen meerdere begrippen vallen. Zo kan een voorziening een winstoogmerk hebben, zodat het tevens binnen de definitie van 'bedrijf' valt. Een dergelijk(e) voorziening/bedrijf moet in dat geval voldoen aan de regels voor voorzieningen én bedrijven.

Definitie bedrijf
Er is voor gekozen om het begrip 'bedrijf' of 'bedrijven' niet nader te definiëren in de begripsbepalingen van het plan. De gangbare definitie wordt aangehouden: een bedrijf is een onderneming.

In oudere bestemmingsplannen werd ervoor gekozen om in de begripsbepaling van 'bedrijf' branches en activiteiten uit te sluiten. In dit plan is er bewust voor gekozen om een brede definitie van 'bedrijf' te hanteren (de Van Dale definitie). De uitsluitingen van branches en activiteiten zijn nu opgenomen in de bestemmingsregels. Daardoor zijn de regels omtrent toegestane en uitgesloten bedrijfsvormen vindbaar op één plek (de bestemmingsregels) en wijkt de definitie van bedrijf niet meer af van de maatschappelijk gangbare definitie. De enige uitzondering hierop zijn de algemene gebruiksregels, die gelden als aanvulling op de bestemmingsregels.

Een bedrijf kan tevens een maatschappelijke, recreatieve of culturele voorziening zijn. Deze voorzieningen zijn tevens opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten als 'bedrijfsactiviteiten'. In de bestemmingsregels zijn deze voorzieningen alleen toegestaan ter plaatse van een aangeduide locatie. Een gebruik moet voldoen aan alle regels die voor dat gebruik gelden. Met andere woorden: als een bedrijf tevens een maatschappelijke voorziening is, dan moet het gebruik voldoen aan zowel de regels voor een bedrijf als voor een maatschappelijke voorziening.

Binnen de bestemming is het mogelijk dat locaties verschillende maximale categorieën krijgen toegewezen. Een maximale categorie wordt toegewezen op basis van de invloed van de functie op de omgeving. Grenst een locatie aan meerdere woningen, dan ligt het voor de hand dat daar een lagere categorie is toegestaan dan wanneer in de directe omgeving van de locatie geen woningen zijn toegestaan. De wijze van toedelen van categorieën is verder toegelicht in Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging.

Indien een plek niet de bovengenoemde functieaanduiding heeft gekregen, dan zijn bedrijven, culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen op die plek niet toegestaan. De reden hiervoor is dat deze bedrijven en voorzieningen dan mogelijk zouden zijn zonder maximale milieucategorie, wat op gespannen voet staat met het aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het omliggende gebied.

De categorieën en lijst van functiemenging betreffen een hoofdregel. In de specifieke gebruiksregels kunnen activiteiten alsnog worden uitgesloten. Als een specifieke regel een activiteit uitsluit terwijl deze wel in de algemene functiemengingslijst is opgenomen, dan gaat de specifieke regel voor en is de activiteit niet toegestaan.

Afwijken van de functiemengingslijst of categorie (lid 4.4.1 ) Soms is een activiteit niet nadrukkelijk benoemd in de functiemengingslijst, maar is deze wel inpasbaar op de betreffende locatie. Ook is het denkbaar dat een initiatiefnemer een activiteit op een dergelijke manier uitvoert dat de hoge categorie die is verbonden aan de activiteit niet terecht is. In beide afwijkingsmogelijkheden is het belangrijk dat de aard, omvang en invloed op de omgeving van de aangevraagde activiteit overeenkomen met de aard, omvang en invloed op de omgeving van een activiteit die wél is toegestaan op de betreffende locatie.

Die afweging zal voornamelijk plaatsvinden op basis van de specifieke bedrijfsinrichting die initiatiefnemer voor ogen heeft. Zo kan bijvoorbeeld de invloed op de omgeving van een brouwerij beperkt worden door de bedrijfsruimte luchtdicht te maken en een geurfilterinstallatie te plaatsen. De omgevingsvergunning voor het afwijken moet dan ook benoemen welke aspecten van de bedrijfsvoering maken dat in dit specifieke geval een activiteit van een hogere categorie of een bedrijf dat niet op de lijst staat toch is toegestaan op deze locatie. Om het voorbeeld van de bierbrouwerij verder te benutten; met deze afwijkingsmogelijkheid kan het mogelijk zijn om een brouwerij toe te staan mét een geurfilter en een luchtdicht gebouw, maar niet een reguliere brouwerij zonder de voorgenoemde eigenschappen. Het is dan ook noodzakelijk dat de genoemde eigenschappen in stand worden gehouden.

Ondergeschikte horeca en detailhandel
horeca en detailhandel zijn alleen in ondergeschikte vormen toegestaan, gekoppeld aan een andere hoofdactiviteit. Denk hierbij aan de bierbrouwerij die flesjes bier verkoopt aan het eind van een rondleiding, of een kapperszaak die ook haarproducten verkoopt. De hoofdactiviteit is dan een brouwerij en een kapperszaak. De voorwaarden zijn gebaseerd op de beleidsregels ondersteunende horeca en de Detailhandelsvisie Zaanstad 2015-2025.

(lid 4.3.6 )
Naast de ondergeschikte horeca gelden er specifieke regels over horeca in de vorm van kantines voor de eigen bedrijfsvoering. De eigen werknemers moeten dan ook de voornamelijke doelgroep zijn, waarbij het ook toegestaan is als in beperkte mate bezoekers van het bedrijf gebruik maken van de kantine.

Anders dan bij ondergeschikte horeca is het niet van belang of de kantine door het eigen bedrijf wordt verzorgd, of dat zij hiervoor een derde partij hebben ingehuurd. De huidige trend is immers dat kantines worden uitbesteed aan cateringsbedrijven. De regels van het bestemmingsplan staan dit niet in de weg.

Een horecagelegenheid met een verzorgingsgebied of aantrekkende werking groter dan het eigen bedrijf is niet toegestaan.

Culturele voorzieningen (lid 4.3.2 )
Een aantal vormen van Culturele voorzieningen kunnen een grote invloed hebben op de leefomgeving. Denk hierbij niet alleen aan geluid maar ook aan een grote piekbelasting van verkeers- en parkeerdruk. Deze functies zijn niet toegestaan.

Wonen algemeen (lid 4.1 )
Wonen is gedefinieerd als 'Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning'. Een woning is gedefinieerd als 'Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden'. Eén huishouden is gedefinieerd als: 'Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.'. Die verbondenheid kan bestaan uit een gezinsverband, maar ook uit een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband.

Bij de vraag of een verblijfsvorm past binnen het hoofdgebruik wonen zijn dus een aantal aspecten van belang: duurzaam en langdurig verblijven, gehuisvest zijn en het houden van één huishouden. Ter verduidelijking zijn een aantal verblijfsvormen getoetst aan deze aspecten.

  • Tijdelijk verblijf (Short Stay)
    Tijdelijk verblijf, ook wel short stay genoemd, is een bijzondere vorm van logies. Het verblijf duurt langer dan een gebruikelijk hotelverblijf (tijdelijk verblijf hoeft niet persé in een hotel plaats te vinden), maar niet dermate lang dat er sprake is van een duurzaam verblijf. Omdat er geen sprake is van duurzaam verblijf, past deze verblijfsvorm niet binnen het hoofdgebruik wonen.
    In het bestemmingsplan is tijdelijk verblijf gedefinieerd als bewoning voor een periode van 7 nachten tot 6 maanden. Tijdelijk verblijf (en verblijf korter dan 7 nachten) valt binnen het hoofdgebruik horeca.
  • Kamerverhuur
    Bij kamerverhuur is er geen sprake van één gezamenlijk huishouden. Bij kamerverhuur bestaat er geen onderlinge verbondenheid; normaliter bestaat er geen band die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat. De kosten van het huishouden worden hoofdzakelijk individueel aan de verhuurder betaald, wellicht met uitzondering van schoonmaakartikelen en andere kleine uitgaven. Van een gezamenlijk huishouden is daarom geen sprake, wat maakt dat deze verblijfsvorm niet past binnen het hoofdgebruik wonen.
    Of binnen een woongebied een uitzondering wordt gemaakt om alsnog kamerverhuur toe te staan is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De toename van de parkeerdruk en (geluid)overlast als gevolg van kamerverhuur maken dat deze verblijfsvorm niet rechtstreeks binnen alle woongebieden toegestaan kan worden. Indien kamerverhuur binnen een bepaald gebied wel aanvaardbaar wordt geacht ten aanzien van het woon- en leefklimaat, dan wordt voor dat gebied in de regels een uitzondering opgenomen.
  • Studentenhuisvesting
    Studentenhuisvesting past niet binnen het hoofdgebruik wonen. Veelal wordt studentenhuisvesting geregeld via kamerverhuur, waarover bovenstaand reeds is aangegeven waarom het niet geacht wordt te passen binnen het hoofdgebruik wonen.

    Ten aanzien van studentenhuisvesting weegt het tevens mee dat de Raad van State heeft bepaald dat 'alleenstaande studenten niet de intentie hebben om bestendig, voor onbepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband met elkaar aan te gaan. Zij hebben slechts de wens om gedurende de studietijd over huisvesting te beschikken en hebben normaliter geen band die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat. Gelet hierop kan deze vorm van samenwonen, zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, niet op één lijn worden gesteld met bewoning van het pand door een gezin. […] Het betoog van [appellant sub 2] dat geen ruimtelijk relevant verschil bestaat tussen bewoning van het pand door een groep studenten en bewoning door een gezin, wordt evenmin gevolgd. De ruimtelijke uitstraling verschilt, reeds gelet op de leeftijdssamenstelling en het levensritme van de onderscheiden groepen bewoners. (ECLI:NL:RVS:2012:BV3229 r.o. 2.5.1.)'

    Gelet op het bovenstaande is het niet wenselijk om studentenhuisvesting als hoofdregel toe te staan binnen alle woongebieden. Als studentenhuisvesting, al dan niet in combinatie met algemene kamerverhuur, aanvaardbaar wordt geacht in een woongebied, dan wordt voor dat gebied in de regels een uitzondering opgenomen.

  • Met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband
    De definitie van één huishouden is niet beperkt tot een gezinsverband. Er zijn ook woonvormen denkbaar waarbij sprake is van een 'met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband'. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer meerdere vrienden als huisgenoten gezamenlijk een huis huren/kopen (en niet individuele kamers huren van een verhuurder) of wanneer twee alleenstaande moeders besluiten om een gezamenlijk huishouden in te richten om elkaar te ondersteunen. Er wordt dan een gezamenlijke huishoudpot bijhouden voor de gedeelde (woon)kosten. Zij hebben dan ook een verbondenheid die verder gaat dan enkel het gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte.
  • Zorgwonen
    Of de functie zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen past, is afhankelijk van de benodigde zorg en mate van zelfstandigheid van de bewoner. Indien de bewoning nagenoeg zelfstandig plaatsvindt en de zorg voornamelijk gericht is op de dagelijkse bezigheden van de bewoners, past het zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen. Zorgcomplexen en zorgwoningen waarin andere of meer zorg wordt verleend, vallen binnen het hoofdgebruik maatschappelijk.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het mogelijk is om in de regels uitzonderingen op te nemen over bovenstaande verblijfsvormen. Indien deze uitzonderingen niet zijn opgenomen, dan is het bovenstaande van toepassing.

Gastouderopvang aan huis (lid 4.3.15 )
Tegenwoordig brengen ouders hun kinderen vaak naar een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang (BSO) of gastouder. gastouderopvang is als andere vormen van kinderopvang opgenomen in de wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko).

gastouderopvang zoals beschreven in de Wko past binnen de definitie van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Gastouderopvang is binnen deze bestemming rechtstreeks toegestaan, mits voldaan wordt aan de voorwaarden. De voorwaarden waarborgen dat het woonkarakter van de woning behouden blijft. Met andere woorden, de woning blijft op de eerste plaats om in te wonen.

Het maximum van 6 kinderen zorgt ervoor dat de geluidsbelasting in overeenstemming blijft met die van een woonomgeving. De Raad van State heeft eerder overwogen (ECLI:NL:RVS:2018:950) dat er geen harde geluidsnormen zijn wat betreft gastouderopvang, maar dat met een maximum van 6 kinderen in redelijkheid aansluiting kan worden gezocht bij de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door een gezin van 6 kinderen.

gastouderopvang die niet in de eigen woning wordt uitgevoerd, maar in de woning van de vraagouders én met de aanwezigheid van andere kinderen dan die van de vraagouders zelf, valt niet onder de regeling voor gastouderopvang binnen de woonfunctie, omdat de bewoner van het huis niet zelf het beroep uitoefent. Aangezien dit wel mogelijk moet zijn, kan dit geregeld worden via een afwijking van het bestemmingsplan. Hierbij kan per situatie beoordeeld worden of medewerking te verantwoorden valt. Benadrukt wordt dat deze uitzondering uitsluitend geldt voor kleinschalige kinderopvang.

Tot slot blijft gelden dat een houder dient te voldoen aan de voorschriften met betrekking tot de kwaliteitseisen van hoofdstuk 1, afdeling 3 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.

wonen (lid 4.1 )
Wonen is niet altijd op elke verdieping of op elke locatie binnen deze bestemming mogelijk. Zo kan het onwenselijk zijn om een lint van winkels in het kernwinkelgebied te onderbreken met een woning. Dit heeft een negatieve invloed op de aantrekkende werking van het kernwinkelgebied. In die gevallen is wonen alleen mogelijk op de verdiepingen boven de begane grond. Dat is hier ook he geval op het bedrijventerrein.

Bed & breakfast (lid 4.3.12 )
Het gebruiken van een woning als bed & breakfast is alleen toegestaan in vormen waarin geen verkeersaantrekkende werking optreedt en het woonkarakter van de woning behouden blijft.

Concreet betekent dit dat er een maximum aan gasten en slaapvertrekken is opgenomen ter voorkoming van een verkeersaantrekkende werking. Daarnaast staan de regels niet toe om op de begane grond de bed & breakfast uit te voeren, is een maximum vloeroppervlak opgenomen en moet de bewoner de uitvoerder van de bed & breakfast zijn. Deze laatste eisen waarborgen dat het pand primair een woonkarakter behoudt.

Het is mogelijk om met de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid af te wijken van het maximum aantal gasten en slaapkamers indien er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De definitie van voldoende parkeergelegenheid wordt uitgelegd in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 (en latere wijzigingen daarvan). Indien een bed & breakfast meer dan 4 gasten tegelijkertijd ontvangt of wanneer er meer dan 2 slaapkamers verhuurd worden, dan moet tevens een exploitatievergunning voor bedrijfsmatige activiteiten worden aangevraagd.

De specifieke regelingen in lid 4.3.12 en lid zijn alleen van toepassing op woningen. Het is binnen deze bestemming mogelijk dat zowel wonen als zelfstandige horeca is toegestaan. In die gevallen heeft de regeling met de meeste mogelijkheden voorrang.

Wonen - Zorgwonen (lid 4.3.16 )
Of zorgwonen past binnen het hoofdgebruik maatschappelijk, is afhankelijk van de benodigde zorg en mate van zelfstandigheid van de bewoner. Indien de bewoning nagenoeg zelfstandig plaatsvindt en de zorg voornamelijk gericht is op de dagelijkse bezigheden van de bewoners, past een zorgwoning binnen het hoofdgebruik wonen zoals beschreven in lid 4.3.16. Zorgcomplexen en zorgwoningen waarin andere of meer zorg wordt verleend, vallen binnen het hoofdgebruik maatschappelijk.

Dit onderscheid is belangrijk omdat niet op alle locaties wonen als hoofdfunctie is toegestaan. Als op een locatie wonen is uitgesloten, dan is de woonvariant van zorgwonen niet toegestaan, tenzij er een uitzondering is gemaakt. Als op een locatie zowel wonen als maatschappelijke voorzieningen toegestaan zijn, dan zijn beide varianten van zorgwonen toegestaan.

Uitbreiding van een hoofdgebouw binnen het bouwvlak (lid 4.2.4 sub b)
Elke uitbreiding van een hoofdgebouw is een bijbehorend bouwwerk, ook wanneer de uitbreiding niet qua bouwvolume te onderscheiden is van het hoofdgebouw. Vergeleken met het (achter)erf is het binnen het bouwvlak toegestaan om grote bouwvolumes te bouwen. Daarom bevatten de regels een uitzondering voor de uitbreiding van een hoofdgebouw binnen het bouwvlak. Wanneer een hoofdgebouw wordt uitgebreid binnen het bouwvlak, dan gelden voor die uitbreiding de regels voor het bouwen van een Hoofdgebouwen in plaats van de regels voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk.

Herbouw bestaande bebouwing (lid 4.2.11 )
De regels bevatten een regeling voor bestaande bijbehorende bouwwerken genaamd 'Herbouw bestaande bebouwing'. In uitvoering van de Nota Woonbebouwing 2012 wordt het met deze regeling aantrekkelijker gemaakt om bestaande bebouwing te vernieuwen, ook als die bebouwing niet (meer) voldoet aan de regels in dit bestemmingsplan. Deze regeling heeft alleen betrekking op bebouwing die legaal aanwezig is.

Specifieke bouwwerken (lid 4.2.8 , 4.2.9 , 4.2.10 , 4.2.12 , 4.2.19 )
Ten aanzien van een aantal bouwwerken zijn specifieke bouwregels opgenomen. Deze moeten worden gelezen in combinatie met de algemene bepalingen in lid 4.3.1. Als regels tegenstrijdig zijn, dan gaat de specifieke bouwregel voor de algemene bepaling.

Veel van de specifieke bouwregels zijn opgenomen naar aanleiding van de Nota Woonbebouwing Zaanstad. Om deze reden gelden een aantal specifieke bouwregels alleen van toepassing voor woningen, nu deze beleidsregel alleen ziet op woonbebouwing.

6.6 Groen

Bestemming Groen ( 5 )

Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

6.7 Wonen

Bestemming Wonen ( 8 )

Functieomschrijving (lid 8.1 )
Hoofdgebruik
Binnen de bestemming Wonen is, zoals de naam doet vermoeden, wonen het hoofdgebruik. Wonen is gedefinieerd als 'Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning'. Een woning is gedefinieerd als 'Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden'. Eén huishouden is gedefinieerd als: 'Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.'. Die verbondenheid kan bestaan uit een gezinsverband, maar ook uit een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband.

Bij de vraag of een verblijfsvorm past binnen het hoofdgebruik wonen zijn dus een aantal aspecten van belang: duurzaam en langdurig verblijven, gehuisvest zijn en het houden van één huishouden. Ter verduidelijking zijn een aantal verblijfsvormen getoetst aan deze aspecten.

  • Tijdelijk verblijf (Short Stay)
    Tijdelijk verblijf, ook wel short stay genoemd, is een bijzondere vorm van logies. Het verblijf duurt langer dan een gebruikelijk hotelverblijf (tijdelijk verblijf hoeft niet per se in een hotel plaats te vinden), maar niet dermate lang dat er sprake is van een duurzaam verblijf. Omdat er geen sprake is van duurzaam verblijf, past deze verblijfsvorm niet binnen het hoofdgebruik wonen.
    In het bestemmingsplan is tijdelijk verblijf gedefinieerd als bewoning voor een periode van 7 nachten tot 6 maanden. Tijdelijk verblijf (en verblijf korter dan 7 nachten) valt binnen het hoofdgebruik horeca.
  • Kamerverhuur
    Bij kamerverhuur is er geen sprake van één gezamenlijk huishouden. Bij kamerverhuur bestaat er geen onderlinge verbondenheid; normaliter bestaat er geen band die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat. De kosten van het huishouden worden hoofdzakelijk individueel aan de verhuurder betaald, wellicht met uitzondering van schoonmaakartikelen en andere kleine uitgaven. Van een gezamenlijk huishouden is daarom geen sprake, wat maakt dat deze verblijfsvorm niet past binnen het hoofdgebruik wonen.
    Of binnen een woongebied een uitzondering wordt gemaakt om alsnog kamerverhuur toe te staan is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De toename van de parkeerdruk en (geluid)overlast als gevolg van kamerverhuur maken dat deze verblijfsvorm niet rechtstreeks binnen alle woongebieden toegestaan kan worden. Indien kamerverhuur binnen een bepaald gebied wel aanvaardbaar wordt geacht ten aanzien van het woon- en leefklimaat, dan wordt voor dat gebied in de regels een uitzondering opgenomen.
  • Studentenhuisvesting
    Studentenhuisvesting past niet binnen het hoofdgebruik wonen. Veelal wordt studentenhuisvesting geregeld via kamerverhuur, waarover bovenstaand reeds is aangegeven waarom het niet geacht wordt te passen binnen het hoofdgebruik wonen.

    Ten aanzien van studentenhuisvesting weegt het tevens mee dat de Raad van State heeft bepaald dat 'alleenstaande studenten niet de intentie hebben om bestendig, voor onbepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband met elkaar aan te gaan. Zij hebben slechts de wens om gedurende de studietijd over huisvesting te beschikken en hebben normaliter geen band die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat. Gelet hierop kan deze vorm van samenwonen, zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, niet op één lijn worden gesteld met bewoning van het pand door een gezin. […] Het betoog van [appellant sub 2] dat geen ruimtelijk relevant verschil bestaat tussen bewoning van het pand door een groep studenten en bewoning door een gezin, wordt evenmin gevolgd. De ruimtelijke uitstraling verschilt, reeds gelet op de leeftijdssamenstelling en het levensritme van de onderscheiden groepen bewoners. (ECLI:NL:RVS:2012:BV3229 r.o. 2.5.1.)'

    Gelet op het bovenstaande is het niet wenselijk om studentenhuisvesting als hoofdregel toe te staan binnen alle woongebieden. Als studentenhuisvesting, al dan niet in combinatie met algemene kamerverhuur, aanvaardbaar wordt geacht in een woongebied, dan wordt voor dat gebied in de regels een uitzondering opgenomen.

  • Met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband
    De definitie van één huishouden is niet beperkt tot een gezinsverband. Er zijn ook woonvormen denkbaar waarbij sprake is van een 'met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband'. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer meerdere vrienden als huisgenoten gezamenlijk een huis huren/kopen (en niet individuele kamers huren van een verhuurder) of wanneer twee alleenstaande moeders besluiten om een gezamenlijk huishouden in te richten om elkaar te ondersteunen. Er wordt dan een gezamenlijke huishoudpot bijhouden voor de gedeelde (woon)kosten. Zij hebben dan ook een verbondenheid die verder gaat dan enkel het gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte.
  • Zorgwonen
    Of de functie zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen past, is afhankelijk van de benodigde zorg en mate van zelfstandigheid van de bewoner. Indien de bewoning nagenoeg zelfstandig plaatsvindt en de zorg voornamelijk gericht is op de dagelijkse bezigheden van de bewoners, past het zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen. Zorgcomplexen en zorgwoningen waarin andere of meer zorg wordt verleend, vallen binnen het hoofdgebruik maatschappelijk.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het mogelijk is om in de regels uitzonderingen op te nemen over bovenstaande verblijfsvormen. Indien deze uitzonderingen niet zijn opgenomen, dan is het bovenstaande van toepassing.

Bed & breakfast (lid 8.3.2 )
Het gebruiken van een woning als bed & breakfast is alleen toegestaan in vormen waarin geen verkeersaantrekkende werking optreedt en het woonkarakter van de woning behouden blijft.

Concreet betekent dit dat er een maximum aan gasten en slaapvertrekken is opgenomen ter voorkoming van een verkeersaantrekkende werking. Daarnaast staan de regels niet toe om op de begane grond de bed & breakfast uit te voeren, is een maximum vloeroppervlak opgenomen en moet de bewoner de uitvoerder van de bed & breakfast zijn. Deze laatste eisen waarborgen dat het pand primair een woonkarakter behoudt.

Het is mogelijk om met de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid af te wijken van het maximum aantal gasten en slaapkamers indien er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De definitie van voldoende parkeergelegenheid wordt uitgelegd in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 (en latere wijzigingen daarvan). Indien een bed & breakfast meer dan 4 gasten tegelijkertijd ontvangt of wanneer er meer dan 2 slaapkamers verhuurd worden, dan moet tevens een exploitatievergunning voor bedrijfsmatige activiteiten worden aangevraagd.

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis (lid 8.3.4)
De voorwaarden aan het uitoefenen van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis waarborgen dat het woonklimaat in en buiten de woning behouden blijft. Verder is het belangrijk dat er geen trilling, geur of geluid wordt veroorzaakt die buiten de woning waarneembaar is. De hoogte van het geluid of de geur of de intensiteit van de trilling is niet van belang: als trilling, geluid of geur waarneembaar is buiten de woning dan wordt de norm overschreden. Immers moet de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit inpasbaar zijn binnen een woongebied.

Met een afwijkingsmogelijkheid is het mogelijk om beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten toe te staan die wel een verkeersaantrekkende werking hebben, maar alleen wanneer er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De overige voorwaarden aan het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit aan huis blijven gelden. De afwijkingsmogelijkheid ziet alleen op de verkeersaantrekkende werking.

Gastouderopvang aan huis (lid 8.3.5 )
Tegenwoordig brengen ouders hun kinderen vaak naar een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang (BSO) of gastouder. Gastouderopvang aan huis is als andere vormen van kinderopvang opgenomen in de wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko).

gastouderopvang zoals beschreven in de Wko past binnen de definitie van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. gastouderopvang aan huis is binnen deze bestemming rechtstreeks toegestaan, mits voldaan wordt aan de voorwaarden. De voorwaarden waarborgen dat het woonkarakter van de woning behouden blijft. Met andere woorden, de woning blijft op de eerste plaats om in te wonen.

Het maximum van 6 kinderen zorgt ervoor dat de geluidsbelasting in overeenstemming blijft met die van een woonomgeving. De Raad van State heeft eerder overwogen (ECLI:NL:RVS:2018:950) dat er geen harde geluidsnormen zijn wat betreft gastouderopvang, maar dat met een maximum van 6 kinderen in redelijkheid aansluiting kan worden gezocht bij de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door een gezin van 6 kinderen.

gastouderopvang die niet in de eigen woning wordt uitgevoerd, maar in de woning van de vraagouders én met de aanwezigheid van andere kinderen dan die van de vraagouders zelf, valt niet onder de regeling voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, omdat de bewoner van het huis niet zelf het beroep uitoefent. Aangezien dit wel mogelijk moet zijn, kan dit geregeld worden via een afwijking van het bestemmingsplan. Hierbij kan per situatie beoordeeld worden of medewerking te verantwoorden valt. Benadrukt wordt dat deze uitzondering uitsluitend geldt voor kleinschalige kinderopvang.

Tot slot blijft gelden dat een houder dient te voldoen aan de voorschriften met betrekking tot de kwaliteitseisen van hoofdstuk 1, afdeling 3 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.

Bouwregels algemeen (lid 12 )
De eerste bouwregels van het artikel betreffen de algemene bepalingen voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor een aantal bouwwerken zijn bijzondere regelingen opgenomen. Deze regels gelden in aanvulling op de hoofdregels. Indien er strijdigheid bestaat tussen bepalingen, dan gaat de bijzondere regeling voor. De bijzondere regeling werkt altijd in aanvulling op of in afwijking van de hoofdregel.

Uitbreiding van een hoofdgebouw binnen het bouwvlak (lid 8.2.3 )
Elke uitbreiding van een hoofdgebouw is een bijbehorend bouwwerk, ook wanneer de uitbreiding niet qua bouwvolume te onderscheiden is van het hoofdgebouw. Vergeleken met het (achter)erf is het binnen het bouwvlak toegestaan om grote bouwvolumes te bouwen. Daarom bevatten de regels een uitzondering voor de uitbreiding van een hoofdgebouw binnen het bouwvlak. Wanneer een hoofdgebouw wordt uitgebreid binnen het bouwvlak, dan gelden voor die uitbreiding de regels voor het bouwen van een hoofdgebouw in plaats van de regels voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk.

Herbouw bestaande bebouwing (lid 8.2.11 )
De regels bevatten een regeling voor bestaande bijbehorende bouwwerken genaamd 'Herbouw bestaande bebouwing'. In uitvoering van de Nota Woonbebouwing 2012 wordt het met deze regeling aantrekkelijker gemaakt om bestaande bebouwing te vernieuwen, ook als die bebouwing niet (meer) voldoet aan de regels in dit bestemmingsplan. Deze regeling heeft alleen betrekking op bebouwing die legaal aanwezig is.

Dakkapellen (lid 8.2.8)

Dakkappellen kunnen een reeks vormen over de verschillende daken. Hiervoor wordt altijd gericht op een trendsetter bij dakkapellen. Richting openbaar toegankelijk gebied vormen dakterrassen nauwelijks een reeks, doordat deze kleiner zijn en meer wegvallen. Het belang van een reeksvorming van dakterrassen bij een naast elkaar gelegen zijgevel en voorgevel is in deze daardoor van kleiner belang dan bij dakkapellen.

Specifieke bouwwerken (lid 8.3.1)
Ten aanzien van een aantal bouwwerken zijn specifieke bouwregels opgenomen. Deze moeten worden gelezen in combinatie met de algemene bepalingen in lid Algemeen t/m 8.3.8. Als regels tegenstrijdig zijn, dan gaat de specifieke bouwregel voor de algemene bepaling. Deze regels zijn opgenomen naar aanleiding van de Nota Woonbebouwing Zaanstad.

6.8 Waarde - Archeologie

Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 (lid 9 )
Een gebied van archeologische waarde is een gebied waarvan vermoed wordt dat er archeologische vindplaatsen in de bodem liggen. Dit vermoeden is gebaseerd op vondsten die op het terrein gedaan zijn, op gegevens van oude kaarten of uit oude geschriften. Ook kan de bodemsoort, of de hoogte of de vorm van een terrein een aanwijzing zijn dat daar vroeger mensen hebben gewoond.

De gronden met een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' zijn primair bestemd voor het behoud en de bescherming van de (potentiële) archeologische waarden van de gronden. Daarnaast zijn ze mede bestemd voor de andere daar voorkomende bestemming. Bebouwing is pas toegestaan nadat een rapportage is gemaakt waaruit blijkt dat de archeologische waarden van de gronden die kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

6.9 Waterstaat - Waterkering

Dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering (lid 10 )
Voor de in het plangebied aanwezige waterkering is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de belangen van de waterkering.

Binnen deze dubbelbestemming is het mogelijk om bouwwerken, geen gebouw zijnde, te bouwen ten dienste van de waterkering of het water. Deze mogelijkheid geldt aanvullend op de bouwmogelijkheden in de onderliggende reguliere bestemmingen.

De aanlegvergunning uit artikel 10.3 is een vergunning in de zin van artikel 2, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en geldt voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald. De vergunningsplicht dient ter bescherming van de instandhouding van de dijk.

Volledigheidshalve wordt er op gewezen dat naast de regels in het bestemmingsplan voor het bouwen op of aan een waterkering ook een watervergunning vereist is. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier zal de aanvraag watervergunning toetsen aan, onder meer, de Keur.

6.10 Anti-dubbeltelregel

Algemene regel - Anti-dubbeltelregel (lid 11 )
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. In Artikel 11 is deze bepaling opgenomen. Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.

6.11 Algemene bouwregels

Algemene bouwregel - Parkeren (lid 12.1)
Het systeem dat hierbij gehanteerd wordt is dat van de dynamische verwijzing. In de regels wordt verwezen naar de inhoudelijke parkeernormen zoals die geformuleerd zijn in de Nota Ruimte voor Parkeren 2016 of zoals deze nadien worden gewijzigd. Dat betekent dat indien de Parkeernota na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de daarin opgenomen nieuwe normen moeten worden toegepast.

De tekst van de dynamische bepaling is afgestemd op de voorbeeldtekst van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 9 september 2015).

Algemene bouwregel - Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen (lid 12.5)
Nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn op grond van de algemene gebruiksregels binnen vrijwel alle bestemmingen toegestaan, mits de voorziening ondergeschikt is aan het hoofdgebruik. Om die reden is het ook wenselijk om gebouwen ten behoeve van die voorzieningen toe te staan. Denk hierbij aan een trafohuisje of een gemaal. Vergunningsvrij zijn deze gebouwen reeds toegestaan tot een bouwhoogte van 3 meter, maar het komt ook voor dat trafohuisjes tussen de 3 en 4 meter hoog zijn. In die gevallen is het onwenselijk om voor elk trafohuisje dat hoger is dan 3 meter, maar kleiner is dan 4 meter, af te wijken van het bestemmingsplan.

Volledigheidshalve benoemen wij dat er nog andere regels gelden voor het plaatsen van gebouwen voor nutsvoorzieningen. Zo moet er voor het plaatsen van een trafohuisje ook een vergunning worden aangevraagd op grond van de Algemene verordening infrastructuur Zaanstad (AVOI).


6.12 Algemene gebruiksregels

Algemene gebruiksregels - uitgesloten gebruik (lid 13.1)
Een aantal gebruiksvormen zijn binnen het hele bestemmingsplan uitgesloten. Zo is het onwenselijk om een woning te splitsen tot meerdere woningen, omdat daardoor het woonkarakter van een gebied ingrijpend kan veranderen. Aspecten zoals een toename van de parkeerdruk, verandering van de sociale dynamiek of een te grote belasting van het openbaar gebied spelen hierbij een rol. Het verbod heeft betrekking op elke verandering, omzetting en vergroting van een woning die tot gevolg heeft dat er twee of meer woningen gerealiseerd worden. Onder 'verandering in' en 'omzetting tot' moet tevens de sloop en nieuwbouw van een woning worden gelezen, zodat ook in het geval van sloop-nieuwbouw het aantal woningen niet mag toenemen. In de algemene afwijkingsregels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor situaties waarin het wel aanvaardbaar wordt geacht een woning te splitsen tot twee of meer woningen.

Seksinrichtingen zijn in de algemene gebruiksregels uitgesloten. De invloed van een seksinrichting op de leefomgeving kan groot zijn, waardoor deze functie niet standaard toegestaan kan worden op elke locatie waar bedrijven of horeca zijn toegestaan. Indien een locatie geschikt wordt geacht voor een seksinrichting, dan zal dit in de bestemmingsregels nadrukkelijk worden benoemd.

Daarnaast zijn ook enkele vormen van een bedrijf uitgesloten, zogeheten 'Bevi-inrichtingen' en 'geluidzoneringsplichtige inrichtingen'. Dit zijn inrichtingen waarvoor op basis van de milieuregelgeving zwaardere eisen gelden ten opzichte van de omliggende functies. Voor deze inrichtingen moet per gebied worden afgewogen of het ruimtelijk gezien wenselijk is de inrichtingen toe te staan. Indien dit het geval is, dan kan van de algemene uitsluiting worden afgeweken door een specifiek gebied aan te wijzen waarbinnen deze wél zijn toegestaan.

Algemene gebruiksregels - toegestaan ondergeschikt gebruik (lid 13.2)
Een aantal functies zijn wenselijk binnen vrijwel alle bestemmingen, mits dit gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebruik. Denk aan nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, etc. Het hoofdgebruik is geregeld in de bestemmingen. De ondergeschiktheid van gebruik is in grote mate afhankelijk van de schaal en omvang van het hoofdgebruik. Dit is niet te begrenzen met een maximaal oppervlakte, maar moet gerelateerd worden aan de omvang van het hoofdgebruik. Daarbij mag een ondergeschikt gebruik nooit een omvang krijgen die het hoofdgebruik onmogelijk maakt.
Als voorbeeld over het schaalniveau; parkeervoorzieningen ondergeschikt aan het hoofdgebruik wonen.

  • Indien de woonbestemming 3 woningen omvat, dan kunnen hier een aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd, maar nooit zoveel dat het niet meer mogelijk is de woningen te realiseren. De woningen zijn het hoofdgebruik en moeten dat ook blijven.
  • Indien de woonbestemming een heel woongebied omvat, dan kunnen hier ook grotere parkeerpleinen gerealiseerd worden. Gerelateerd aan een schaal van een woongebied zijn parkeerpleinen immers ondergeschikt.

6.13 Algemene aanduidingsregels

Ter indicatie is de milieuzone aangeduid rond het bedrijf op Mercuriusstraat 7. Deze aanduiding heeft conform de VNG-richtafstand een omvang van 50 meter.

6.14 Algemene afwijkingsregels

Algemene afwijkingen (lid 15.1 )
De algemene afwijkingsregels bevatten een aantal mogelijkheden om het doelmatig grondgebruik te bevorderen. Enerzijds is het mogelijk om van de bestemmingsgrenzen af te wijken als dat in de feitelijke situatie logischer is. Dit kan toegepast worden wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de bestemmingsgrens op de verbeelding niet overeenkomt met de werkelijke situatie, terwijl er geen aanleiding is aan te nemen dat dit opzettelijk is gebeurd.

Daarnaast is het mogelijk om met 10% af te wijken van de maten in het plan. Deze afwijking is niet beoogd om meteen in het tekenen van het bouwplan bij de maximum maten te betrekken. Deze regeling is een vangnet voor afwijkingen van de bouwmaten die tijdens de realisatie kunnen ontstaan. Zo is het niet ondenkbaar dat een woning net iets hoger wordt dan vooraf was gepland, waardoor in zo'n geval strijdigheid met de maten in het bestemmingsplan kan ontstaan. De algemene afwijkingsmogelijkheid biedt in dat geval de mogelijkheid deze fout op te vangen.

Tenslotte biedt het artikel ook de mogelijkheid om gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan die groter zijn dan de regels voor het vergunningsvrije bouwen. Soms worden trafohuisjes gecombineerd, waardoor een bestaand huisje vervalt en een ander bestaand huisje wordt uitgebreid. Omdat het veelal gebouwen in de openbare ruimte betreft ligt het niet voor de hand deze gebouwen rechtstreeks toe te staan. Via deze afwijkingsmogelijkheid heeft het bevoegd de mogelijkheid om grotere gebouwen voor een nutsvoorziening toe te staan, maar kan het bevoegd gezag tevens de ruimtelijke wenselijkheid afwegen.

Afwijking verbod op woningsplitsing (lid 15.3 )
De algemene verbodsbepalingen van het bestemmingsplan bevatten een verbod op woningsplitsing. Met deze afwijkingsmogelijkheid kan woningsplitsing alsnog worden toegestaan, maar alleen voor woningen die van een grotere omvang zijn en wanneer de woningen die overblijven een minimaal aantal m2 aan woonruimte overhouden.

6.15 Overgangs- en slotregels

Overgangsregels (artikel 16 )
De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.

Slotregel (artikel 17 )
De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd moet worden.

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskaders

Hoofdstuk 1 Algemene nationale beleidskaders
1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI. Het gaat om het strategisch beleid, omdat de NOVI een visie is en de hoofdzaken bevat van het beleid voor de fysieke leefomgeving (artikel 3.2 Omgevingswet).

De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het Rijk, provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners van ons land. Zo bouwen we als één overheid aan een mooier en duurzamer Nederland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0040.png"

1.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat een uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met eisen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. In het Bro is onder andere in artikel 3.1.6 lid 2 Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. De ladder bevat drie treden waarmee ruimtelijke besluiten moeten worden gemotiveerd.

De ladder voor duurzame verstedelijking houdt het volgende in:

  • Trede 1: Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet ineen actuele regionale behoefte;
  • Trede 2: Indien uit de beschrijving onder 1 blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • Trede 3: Indien uit de beschrijving onder 2 blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende manieren van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Beoordeling

Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend. De ladder voor duurzame verstedelijking is daardoor niet aan de orde/

1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Barro. In het Barro zijn onder andere de regelingen met betrekking tot het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Een aantal regelingen is ‘getrapt’ vastgelegd. Provincies en gemeenten zijn verplicht het beleid nader uit te werken, wanneer de regeling getrapt is. Wanneer een van deze regelingen geldt voor het plangebied, moeten deze in het bestemmingsplan verplicht worden uitgewerkt.

Beoordeling

Het Barro bevat geen verplichtingen specifiek voor dit plangebied. Het voorliggende bestemmingsplan is niet in strijd met de voorschriften uit het Barro.

1.4 Crisis- en herstelwet (Chw)

De Chw beoogt ruimtelijke en infrastructurele projecten versneld te ontwikkelen in verband met de economische crisis. In het besluit uitvoering Crisis- en herstelwet zijn projecten aangewezen als experiment. Voor dergelijke projecten mag worden afgeweken van bepaalde wetten op onder andere het gebied van ruimtelijke ordening en milieu.

Op grond van artikel 2.4 lid 1 Crisis- en herstelwet (Chw) kan bij AMvB bij wijze van experiment worden afgeweken van een aantal planologische en milieuregels. In de AMvB moet onder meer worden bepaald welke afwijkingen van de bedoelde wetten zijn toegestaan en wat de ten hoogste toegestane tijdsduur van die afwijkingen is (artikel 2.4 lid 3 Chw).

De bedoelde AMvB is het Besluit uitvoering Chw. In de zevende tranche van dit besluit (Stb. 2014, nr. 168) is in artikel 7c een wettelijke grondslag gegeven voor experimentele bestemmingsplannen. Met deze pilot wordt geëxperimenteerd met de in de toekomstige Omgevingswet beoogde verbreding van het bestemmingplan tot een omgevingsplan. Zolang de Omgevingswet nog niet is vastgesteld en in werking is getreden, geldt een experimenteel omgevingsplan als een buitenwettelijk en vormvrij plan.

In het kader van dit experiment mag door de in het besluit aangewezen gemeenten worden afgeweken van de in artikel 7c aangegeven onderdelen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder, de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het aantal deelnemende gemeenten is bij de latere tranches van het Besluit uitvoering Chw verder uitgebreid.

Beoordeling

De Crisis- en herstelwet heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.

1.5 Omgevingswet

Door de Omgevingswet wordt het wettelijke kader voor burgers, ondernemers en overheden inzichtelijker en ontwikkeling en beheer van de leefomgeving beter beheersbaar. Onderwerpen die in de nieuwe wet worden geregeld verdwijnen uit de bestaande wetgeving, daartoe worden (delen van) bestaande wetten ingetrokken. De nieuwe wet zal daarmee een aanzienlijke inhoudelijke reductie van regels, wetten en regelingen op het terrein van de fysieke leefomgeving betekenen. De nieuwe wet regelt:

  • het versnellen en verbeteren van besluitvorming in het brede fysieke domein;
  • de integratie van plannen en toetsingskaders;
  • het vergroten van bestuurlijke afwegingsruimte;
  • het doelmatig uitvoeren van onderzoek.

De Omgevingswet omvat een aantal integrale instrumenten als de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de omgevingsvergunning. Hierin worden soortgelijke sectorale instrumenten geïntegreerd in één instrument. De omgevingsvisie vervangt de (gebiedsdekkende) structuurvisie voor ruimtelijke ordening, het waterplan, het milieubeleidsplan, het verkeers- en vervoerplan en de ruimtelijke aspecten van de natuurvisie uit de voorziene Wet natuurbescherming. Procedures worden al in de eerste fase geüniformeerd. Het omgevingsplan is een gebiedsdekkend plan voor de leefomgeving. Het vervangt onder meer:

  • bestemmingsplan(nen);
  • algemene plaatselijke verordening(en);
  • bomenverordening;
  • monumentenverordening;
  • reclameverordening.

Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond; ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: van 'een goede ruimtelijke ordening' tot 'een goede fysieke leefomgeving'.

Op 1 juli 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Omgevingswet De Eerste Kamer heeft vervolgens op 22 maart 2016 ook met een ruime meerderheid ingestemd met de wet. Najaar 2016 worden de reacties op de consultatierondes van de Algemene maatregelen van Bestuur (AmvB's) die bij de Omgevingswet horen, beoordeeld en aangepast.

Hierna volgt nog de publicatie in het Staatsblad en wordt er invoeringsregelgeving gemaakt. De Omgevingswet met de bijbehorende AmvB's treedt op 1 januari 2024 in werking.

Beoordeling

Het betreft een bestemmingsplan en dus is de Omgevingswet niet van toepassing.

Hoofdstuk 2 Algemene regionale beleidskaders
2.1 Omgevingsvisie Noord Holland 2050

De Omgevingsvisie Noord Holland 2050 is vastgesteld op 19 november 2018. De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid, is het centrale uitgangpunt van de Omgevingsvisie Noord Holland 2050. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering. De provincie ontwikkelt zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond.


In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.

  • 1. Dynamisch schiereiland. Hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend.
  • 2. Metropool in ontwikkeling. Hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad functioneert.
  • 3. Sterke kernen, sterke regio's, gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden.
  • 4. Nieuwe energie, benut de economische kansen van de energietransitie.
  • 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving, staan het ontwikkelen van natuurwaarden en een economisch duurzame agrarische sector centraal.


Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend en niet in strijd met de Omgevingsvisie.

2.2 Omgevingsverordening Noord-Holland 2020 (vastgesteld 22 oktober 2020)

Het beleid voor de fysieke leefomgeving zoals opgenomen de Omgevingsvisie Noord Holland 2050 is vertaald in regels die in de Omgevingsverordening Noord-Holland 2020 zijn vastgelegd.
De provincie werkt aan de opvolger van de Omgevingsverordening NH2020; de Omgevingsverordening NH2022. Deze zal tegelijk in werking treden met de Omgevingswet.

Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend. De Omgevingsverordening is daarmee niet relevant voor het bestemmingsplan.

 

2.3 MRA-regio

De MRA-regio is een bestuurlijk samenwerkingsverband van 32 gemeenten de provincies Noord-Holland en Flevoland en bestaat uit zeven deelregio's. Zaanstad maakt deel uit van de deelregio Zaanstreek-Waterland. Voor de regio is de overkoepelende MRA Agenda 2020-2024 opgesteld met vraagstukken en opdrachten die de MRA-samenwerking de komende periode inhoud geven. De agenda is gestoeld op twee leidende principes: toekomstbestendige metropool en evenwichtige metropool. Deze zijn vertaald in vier bestuurlijke opdrachten:

  • Opdracht 0: De samenwerking verder versterken;
  • Opdracht 1: Werk maken van een veerkrachtige, inclusieve en schone MRA-economie;
  • Opdracht 2: Bouwen voor de woningbehoefte en met groei de leefkwaliteit van het geheel versterken;
  • Opdracht 3: Vaart maken met het metropolitaan mobiliteitssysteem, met daaraan gekoppeld een overzicht van opdrachten en uitvoeringslijnen

Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein en is conserverend. Dit is passend in de agenda van de MRA-regio.

Hoofdstuk 3 Algemene gemeentelijke beleidskaders
3.1 Toekomstrichting Zaans evenwicht

In 2009 is de Toekomstrichting Zaans Evenwicht door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin presenteert het bestuur zijn visie op een evenwichtige toekomstige ontwikkeling van de stad. Het geeft inzicht in wat te doen om ervoor te zorgen dat Zaanstad in 2040 een stad in evenwicht is. Centraal staat 'uitgaan van eigen kracht' en de 'unieke kenmerken van Zaanstad. Hierdoor blijft Zaanstad herkenbaar en draagt tegelijkertijd bij aan een sterke metrapoolregio (MRA).

Die opgaven waar Zaanstad zijn fors, met een aantal fikse onzekerheden voor de toekomst. Hoe gaat de regio de komende decennia om met de groei van de bevolking zonder dat het ten koste gaat van de leefbaarheid van het gebied? Hoe slaagt deze stedelijke regio erin om het idee van de stad als emancipatiemachine overeind te houden. Wat te doen met het bereikbaarheidsvraagstuk? Hoe zorgen we ervoor dat de hardnekkige segregatie tussen sociaaleconomische klassen niet toeneemt en liever nog, wordt doorbroken. En hoe bereiden we ons voor op de opgaven die voortkomen vanuit de verandering van het klimaat, de schaarste aan grondstoffen?


We gaan uit van onze eigen kracht: we verbinden het verleden met het heden en de toekomst. Zaanstad investeert in mensen, in leefkwaliteit en in duurzaamheid door de kernkwaliteiten te benutten. Die laten zich omschrijven als:

  • De Zaankanters: eigenzinnig, loyale anarchisten, ondernemende en hardwerkende bewoners en ondernemers. Innovatief en vernieuwend, soms op een traditionele leest geschoeid.
  • Ruimte voor ondernemerschap
  • Zaans Mozaïek: de grote verscheidenheid en de kleinschaligheid van buurten. Bijna alle buurten kennen een eigen identiteit en trekken om die reden speciale doelgroepen aan. Al deze mozaïekstukjes bij elkaar maakt dat Zaanstad een heel breed en divers spectrum aan vestigingsmogelijkheden biedt.Cultuur historisch landschap: Het cultuurhistorische veenweide landschap functioneert als een oase van rust vlakbij de drukte van het stedelijke gebied.
  • De Zaan: De Zaan is een icoon voor de streek. Door haar open verbindingen staan we in contact met het noorden van Noord-Holland en via het Noordzeekanaal met Amsterdam. De verschillende buurten en wijken worden via bruggen en oevers aan elkaar geknoopt. Wonen,werken en recreëren heeft plaats op en aan het water. En zowel mensen als goederen vinden hun weg over de Zaan omdat het genieten is of omdat het zakelijk gezien handig is.
  • De locatie: Zaanstad vormt samen met Amsterdam één stedelijk gebied binnen de stelling van Amsterdam. Dit vraagt om meer mee te doen. Een gezamenlijke ontwikkeling van een waterfront bijvoorbeeld.


Zaanstad investeert in de leefkwaliteit door:

- Kwaliteitverbetering van de woonvoorraad

- Reductie van het aantal milieubelaste woningen

- Verbeteren van het voorzieningenniveau inclusief een passend cultureel aanbod

- Aanpak van de openbare ruimte - Ontwikkelen van een Waterfront van Zaan tot IJ

- Versterken van de fysieke en mentale verbinding met Amsterdam

- Benoemen van specifieke ontwikkellocaties als 'stepping stones' voor de toekomst

- Terugdringen belemmering van milieucontouren.


Het investeren in onderwijs en arbeidsmarkt door:

- Lokaal onderwijsbeleid richten op optimale kansen voor jongeren

- In regionaal verband de kloof tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt dichten

- Versterken van het ondernemerschap en het innovatievermogen


Zaans Evenwicht is richtinggevend voor de ruimtelijke, economische en de sociale structuurvisie en zorgt op een hoger abstractieniveau voor samenhang. In de structuurvisies worden de ambities vertaald in strategische agenda's en uitvoeringsprogramma's.

Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein en is conserverend. Dit is passend in de Toekomstrichting Zaans Evenwicht.

3.2 Structuurvisie Zichtbaar Zaans

Op 7 juni 2012 is de Ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.
In de structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor dit plangebied geeft de structuurvisie aan het gebied de gebiedstypering 'Zaans gebied' met het nadere profiel 'dorp'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0041.jpg"

Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'

Beoordeling

Zaans gebied betreft de oorsprong van de stad, gebieden met een voor Zaanstad typerende dynamische menging van wonen en werken. Over het algemeen heeft het wonen de overhand en varieert van 40-80%. Het werken varieert
van 20-60%.

Profiel: Dorp

Gebiedskenmerken

Het profiel 'dorp' beschrijft de dorpslinten en de directe bebouwing rond deze linten. De dorpslinten zijn belangrijke identiteitsdragers voor Zaanstad. Zij dragen bij tot het historische besef van de stad en de wens om de dorpen dorps te houden. Dit profiel bevindt zich in de kernen van de oude linten Krommenie, Assendelft en Westzaan en in de oude kernen langs de Zaan: Wormerveer, Zaandijk, Koog. In een aantal opzichten is het gelijk aan het profiel van de linten, maar dynamischer en met een iets hogere dichtheid van zo´n 30-50 woningen per hectare, en de direct aangrenzende buurten. De dorpen en de linten vormen een ruimtelijke eenheid maar zijn ondanks de verwevenheid nog duidelijk afzonderlijk herkenbaar. De aangrenzende buurten zijn beschreven in 'tuinstedelijk'. Bovendien zijn de buurten overzichtelijke kleine eenheden en liggen ze onder de invloedsfeer van de linten. Deze buurten maken deel uit van dit profiel. Er is een groot onderscheid tussen de delen van het lint die aan de Zaan grenzen, buitendijks gelegen, en de delen die aan de binnenzijde van de dijken zijn gelegen. De grotere complexen liggen bijna allemaal aan de Zaanzijde. Bij transformatie kan de dichtheid op complexniveau sterk toenemen en ruim boven dichtheid van dit profiel uitkomen.

Openbare ruimte

De openbare ruimte is kleinschalig. De uitstraling is groen, dit wordt ondersteund door de bomen die vaak op eigen terrein staan. Een uitzondering hierop vormen de dijken die gezien hun taak als waterkering minder tot geen boombeplanting kennen. Het groen- en waternetwerk in deze buurten is van oorsprong sterk. Vooral in de vorige eeuw zijn veel van de daarbij behorende kwaliteiten verdwenen. Op een aantal plekken liggen kleinere ontmoetingsplaatsen en dorpspleinen. Deze bijzondere plekken zijn veelal gekoppeld aan de kruisingen tussen het groenblauwe netwerk en het netwerk van de wijk. Voor de linten langs de Zaan is er een onderscheid tussen de oostzijde en de westzijde. De oostzijde is gericht op routes langs de Zaan afgewisseld met bijzondere plekken aan de Zaan. Voor de westzijde geldt dat vooral bijzondere plekken aan de Zaan worden gemaakt. Voor beide zijden geldt dat deze ontwikkelingen gericht zijn op het netwerk van de aanliggende wijken en het de historische structuren versterkt. Voor het overige zijn de karakteristieken als beschreven bij de linten van toepassing. Behoud en versterking van het bestaande karakter van de openbare ruimte is de basis. De omliggende buurten zijn vergelijkbaar met het profiel van tuinstedelijk. Gestapelde bebouwing komt alleen voor op bijzondere plekken en gerelateerd aan bijzondere huisvestingsopgaven als bijvoorbeeld ouderenhuisvesting. Voor het autoverkeer dienen de linten meestal als buurtontsluiting. De uiteinden van de linten zijn vaak zwaar belast. Parkeren vindt hoofdzakelijk op eigen terrein plaats of als langsparkeren. Bij intensivering wordt ingezet op gebouwd parkeren. De bereikbaarheid per auto is tamelijk goed. De linten vormen de drager van de langzaam verkeer structuur. De linten vormen voor fietsers lange routes, maar goede oostwestverbindingen ontbreken. Meer oostwest verbindingen zijn dan ook gewenst. De linten zijn over het algemeen aantrekkelijke en sociaal veilige routes. Vervoer over water kan de verbondenheid met de Zaan en de relaties tussen de diverse kernen versterken.

Functies

De dorpskernen vormen ook de wijk- en buurtcentra voor de dorpen waar binnen ze liggen. Deze functies zijn doorgaans gelegen aan het lint of zijn daar direct mee verbonden. Van oudsher hebben ze een centrumfunctie en kennen een grotere combinatie van wonen met werkgelegenheid, tussen de 10 en 20 arbeidsplaatsen per hectare. Bijzonder kenmerkend is, dat op diverse plekken nog grootschalige en (semi-) industriële bedrijvigheid is gemengd door een gebied waar verder de woonfunctie overheerst. Dit geldt met name voor de gebieden langs de Zaan en de Nauernasche Vaart. Bij herstructurering wordt ingezet op:

• Behoud en zo mogelijk vergroten van de werkgelegenheid;

• Zorgdragen voor het in stand houden van een basisvoorzieningenpakket.

Vestigen van broedplaatsen, dit vooral in het transitieproces van grootschalige bedrijvigheid naar intensievere werkgelegenheid, in combinatie met wonen. Het behoud van de industriële bebouwing is het uitgangspunt. De maat van het gebouw en zijn karakter vormen het uitgangspunt bij transformatie.

Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein in Krommenie. Het bestemmingsplan is conserverend en daarmee passend binnen de ruimtelijke structuurvisie.

3.3 Omgevingsvisie Zaanstad 2040 (in voorbereiding)

Zaanstad werkt aan de Omgevingsvisie voor 2040. Een nieuw instrument onder de Omgevingswet. In de omgevingsvisie staan de hoofdkeuzes voor de fysieke leefomgeving. De grote lijnen die gaan over identiteit, waarden, kernkwaliteiten en de opgaven waar de stad voor staat.


Hoe ziet Zaanstad er in de toekomst uit? Hoe zorgen we voor economische groei die bijdraagt aan een klimaat-neutrale stad? Hoe richten we de openbare ruimte zo in dat deze uitnodigt tot bewegen en bijdraagt aan de gezondheid van mensen? En hoe realiseren we 20.000 nieuwe woningen en behouden we het unieke karakter van de Zaanstreek?


Zaanstad stelt haar inwoners en het gebied centraal en richt zich op 7 strategische opgaven:

  • Kansengelijkheid
  • Veiligheid
  • Economie
  • Duurzaamheid
  • Verstedelijking
  • Gezondheid
  • Dienstverlening


De omgevingsvisie komt in ieder geval in de plaats van de ruimtelijke structuurvisie. De verwachting is dat de omgevingsvisie in de loop van 2024 door de gemeenteraad wordt vastgesteld.


In de Ruimtelijke kernkwaliteiten Zaanstad staat beschreven hoe Zaanstad ruimtelijk is opgebouwd en hoe deze ruimtelijke elementen de stad en haar identiteit hebben gevormd door de tijd heen. Deze geschiedenis is een belangrijke bouwsteen bij het maken van plannen in de stad. Ze vormen een belangrijke bouwsteen voor de Omgevingsvise. Hieruit vindt weer een vertaling naar het Omgevingsplan plaats.

Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein in Krommenie. Het bestemmingsplan is conserverend en daarmee passend binnen de in voorbereiding zijnde Omgevingsvisie.

3.4 MAAK.Zaanstad

Op 30 juni 2016 is MAAK Zaanstad door de gemeenteraad vastgesteld. Binnen MAAK.Zaanstad is de gemeente Zaanstad met inwoners, ondernemers en organisaties in gesprek gegaan over de toekomst van Zaanstad. MAAK.Zaanstad is een toekomstbeeld en agenda en is eigendom van de stad. Het heeft tot doel met een investerings- en uitvoeringsagenda te komen die ervoor zorgt dat Zaanstad ook op de lange termijn een sociaal duurzame stad is, waar mensen zich thuis voelen en met plezier wonen en werken.

MAAK.Zaanstad is een uitwerking van bestaande visies, zoals Zaans Evenwicht en de Economische en Ruimtelijke Structuurvisie. Deze visies zijn verrijkt met het gesprek met de stad en majeure ontwikkelingen, waaruit opgaven, richting en ambitie zijn gedestilleerd.

De agenda van MAAK.Zaanstad loopt tot 2040, maar kijkt ook op korte termijn: wat moet er nu al gebeuren? Met MAAK.Zaanstad heeft de gemeenteraad een aantal maatregelen vastgesteld. Onder meer heeft de gemeenteraad bepaald dat (enkel de maatregelen relevant voor het onderhavig plan zijn opgenomen):

  • Het streven is om in Zaanstad tot 2040 tussen de 15.000 en 20.000 woningen te realiseren. Dit aantal extra woningen kan bereikt worden door nieuwbouw, of door alternatieven zoals transformatie van panden en door splitsing/aan- of bijbouwen bij bestaande woningen.Waarbij voor de komende 10 jaar gestreefd wordt de bouwproductie te verhogen naar 1000 woningen per jaar.
  • Er binnen de stedelijke contouren wordt gebouwd.
  • Bij gebiedsontwikkeling ruimte dient te worden gegeven aan (maatschappelijke) voorzieningen.
  • Extra inzet op kwaliteit openbare ruimte nodig is om de stad schoon, heel, veilig én mooi te maken.
  • Openbare ruimte tegelijkertijd bijdraagt aan de versterking van het toerisme. Duidelijke en aantrekkelijke routes door de stad het toeristisch potentieel aan elkaar verbindt. Het toerisme zorgt voor werkgelegenheid en één van de dragers is voor een goed aanbod van horeca en winkels.
  • Het inzetten op een “compacte” stad bijdraagt aan draagvlak voor voorzieningen en de stad zodoende sterker maakt. Naast het binnenstedelijk verdichten ingezet wordt op het verkorten en antrekkelijker maken van de (langzaam verkeers-) routes tussen de verschillende delen van de stad binnen de rode contouren;
  • De stad een grote diversiteit en meer kwaliteit (duurzaam en met een goede fundering) aan bestaande en nieuwe woningen nodig heeft, waarbij speciale aandacht is voor bijzondere doelgroepen.

In het Perspectief MAAK.Noord is de ambitie vastgelegd om het bedrijventerrein Mercurius te veranderen naar een aantrekkelijke gemengde buurt, waar plaats is voor bedrijven én woningen.

Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op het bestaande bedrijventerrein Mercurius in Krommenie. Het bestemmingsplan is conserverend. De in MAAK.Noord beoogde transformatie is de afgelopen jaren al in gang gezet met de realisatie van nieuwbouw in het noordwesten van het bedrijventerrein. Voor de gehele transformatie van het bedrijventerrein wordt door de gemeente, samen met zoveel mogelijk betrokkenen, een ruimtelijke visie voorbereid. In die visie komt in grote lijnen te staan wat voor een buurt het bedrijventerrein 'Mercurius' moet gaan worden. Deze ruimtelijke visie zal uiteindelijk als kader gaan fungeren voor toekomstige juridisch-planologische procedures. Dat betekent dat als er nieuwe plannen bij de gemeente worden ingediend, deze zullen worden getoetst aan deze visie.

De planvorming voor de transformatie van het bedrijventerrein is momenteel nog niet volledig uitgewerkt. Om te voorkomen dat zich in de tussentijd bedrijven zullen vestigen die de beoogde transformatie in de weg staan is het nodig om het geldende bestemmingsplan ‘Krommenie-Oost’ uit 1998 te actualiseren. Het voorliggende bestemmingsplan is daarom conserverend van aard en maakt de verdere transformatie van een bedrijventerrein naar een gemengd woonwerkgebied dus niet mogelijk. Het opstellen van een conservend bestemmingsplan, als overbruging naar de beoogde transformatie naar een gemengd woonwerkgebied, is zodoende als passend binnen MAAK.Zaanstad te beschouwen.

Hoofdstuk 4 Beleidskaders Cultuurhistorische waarden
4.1 Erfgoedwet

Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed is geregeld in verschillende specifieke regelingen en wetten. Dat zijn de Regeling materieel beheer museale voorwerpen 2013, de Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten, de Monumentenwet 1988 (Mw 1988), de Wet tot behoud van cultuurbezit (Wbc), de Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen en de Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied. Door deze in de loop der tijd tot stand gebrachte sectorale wettelijke regimes, kent elk erfgoedtype zijn eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen. De huidige sectorale versnippering van de erfgoedwetgeving en de aanpassingen die in de verschillende wettelijke regimes wenselijk of noodzakelijk worden geacht, zijn de redenen om één integrale Erfgoedwet op te stellen waarin de hierboven opgesomde specifieke wetten en regelingen worden geïntegreerd.Naast het samenbrengen van verschillende regelingen in één Erfgoedwet bevat dit wetsvoorstel op een aantal punten inhoudelijk nieuwe bepalingen ten opzichte van de huidige wettelijke regelingen over het cultureel erfgoed.

  • Er komt een regeling voor het vervreemden van cultuurgoederen en verzamelingen die in eigendom zijn van de rijksoverheid of van gemeentelijke of provinciale overheden;
  • De zorg voor de rijkscollectie wordt op uniforme wijze wettelijk verankerd. Voor de musea waarvoor de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Minister van OCW) verantwoordelijk is, komt deze wettelijke verankering in de plaats van de huidige privaatrechtelijke beheersovereenkomsten;
  • Voor de Minister van OCW wordt de verplichting in het leven geroepen om cultuurgoederen en (deel)collecties van hoge kwaliteit voor de rijkscollectie te aanvaarden;
  • Bij de integratie van de bepalingen van de Wbc wordt een voorziening toegevoegd die andere partijen dan de Staat, zoals musea, de gelegenheid geeft om zich te melden als mogelijke koper van een beschermd cultuurgoed dat naar het buitenland dreigt te verdwijnen;
  • Het vergunningstelsel voor het verrichten van archeologische opgravingen wordt vervangen door een stelsel van wettelijk geregelde certificering;
  • Om de verstoring van waardevolle scheepswrakken tegen te kunnen gaan en in algemene zin het maritieme erfgoed beter te kunnen beschermen, wordt de verbodsbepaling tot het verrichten van opgravingen uitgebreid en worden definities verduidelijkt.
  • De in de Mw 1988 geregelde procedure tot aanwijzing van rijksmonumenten wordt vervangen door de eenvoudigere uniforme openbare voorbereidingsprocedure zoals geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
  • Ten slotte worden de handhaving en het toezicht geharmoniseerd en wordt in dat kader het toezicht gelijkgetrokken voor een ieder die rijkscollectie beheert en worden de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom in het algemeen van toepassing verklaard.

4.2 Cultuurhistorisch onderzoek in de vormgeving van de ruimtelijke ordening

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd dat de ruimtelijke ordening een samenhangende afweging van alle belangen behelst. Tot die belangen wordt ook het cultureel erfgoed gerekend. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is daarom de verplichting vastgelegd om in de ruimtelijke ordening “rekening te houden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten”. Om aan deze verplichting te voldoen is cultuurhistorisch onderzoek noodzakelijk. Deze richtlijnen geven aanwijzingen en aanbevelingen voor de uitvoering ervan.'

Beoordeling
Uit paragraaf 3.1 blijkt dat er in het kader van het bestemmingsplan een cultuurhistorisch onderzoek is verricht.

4.3 Leidraad landschap en cultuurhistorie

De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een uitwerking van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Deze is inmiddels opgevolgd door de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2016. De leidraad is gericht op ontwikkelingen buiten het bestaand bebouwd gebied, met behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteiten die het landschap heeft. Nieuwe ruimtelijke plannen dienen rekening te houden met de ontwikkelingsgeschiedenis, de bebouwingskarakteristiek en de inpassing in de wijdere omgeving. Bestaande historische kenmerken en objecten in het landschap moeten herkenbaar blijven. De openheid van het landschap in Laag Holland verdient extra bescherming. De visuele impact van nieuwe ontwikkelingen moet daarom voor de uitvoering duidelijk en beoordeeld zijn. Ontwikkelingen binnen of in de directe nabijheid van dorpen moeten passen bij het bestaande 'DNA' van het dorp. Voor de lintbebouwing in Zaanstad zijn o.a. de doorzichten vanuit het lint naar het omringende polderlandschap als onderdeel van dit 'DNA' aangewezen.

Beoordeling
Aangezien het plangebied binnen bestaand bebouwd gebied is gelegen, is het Leidraad niet van toepassing op het voorliggende bestemmingsplan.

4.4 Toekomst met Historie

Deze nota dient als plaatsbepaling en omschrijving van de taken van monumentenzorg en archeologie binnen de gemeentelijke organisatie, waarbij wordt ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Het gaat hierbij om het behoud van de cultuurhistorische waarden en het versterken van de identiteit van de stad en de dorpen. Aandachtspunten zijn naast monumenten, historisch belangwekkende omgevingen en archeologische vindplaatsen, ook bouwhistorisch onderzoek, jongere bouwkunst, historische interieurs en historisch groen. Het monumentenbeleid (incl. archeologie, cultuurhistorie en historische geografie) dient een integraler onderdeel te gaan uitmaken van het gemeentelijke beleid. Dit verlangt een actievere betrokkenheid, waarbij in een vroeg stadium in de planvorming rekening wordt gehouden met - en op beleidsniveau wordt meegewerkt aan - de bescherming van de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente.

Een direct uitvloeisel van de monumentennota zijn de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad en de (mede) hierop gebaseerde adviezen met betrekking tot cultuurhistorie (chw-adviezen).

4.5 Erfgoedverordening

Tegelijk met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is ook de Erfgoedverordening Zaanstad 2010 van kracht geworden. Voor alle wijzigingen en werkzaamheden aan rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten is na genoemde datum een omgevingsvergunning nodig.

Omdat de nieuwe verordening ook een archeologisch deel bevat, is gekozen voor de overkoepelende term 'erfgoed' verordening in plaats van monumentenverordening.

In de erfgoedverordening is het mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Tevens kunnen er via de erfgoedverordening monumenten aangewezen worden. Daarnaast regelt de erfgoedverordening de instandhouding van al het Zaanse erfgoed.

Het bestemmingsplan is, voor zover van toepassing, met inachtneming hiervan opgesteld. voor een nadere toetsing wordt verwezen naar paragraaf 4.3.4.

Beoordeling
Het bestemmingsplan is, voor zover van toepassing, met inachtneming hiervan opgesteld. Voor een nadere toetsing wordt verwezen naar paragraaf 3.1.

4.6 Erfgoedstrategie 2019 - 2023

Molens, fabrieksgebouwen, kerken, historische dorpskernen, monumenten. Linten, dijken, paden, veenweiden, de talloze en diverse landschappen: overal in Zaanstad zie je het verleden terug. Dit is het Zaans erfgoed. De gemeente heeft een belangrijke taak in het zorgvuldig omgaan met erfgoed voor het duurzaam behoud ervan. Tegelijkertijd staat Zaanstad voor de opgave om het erfgoed te laten aansluiten bij de veranderingen van de moderne tijd. De leefomgeving die verandert: klimaatveranderingen, de druk van ruimtelijke ontwikkelingen, de grote woonopgave en het toenemende toerisme.

De Erfgoedstrategie, erfgoed leeft gaat in op hoe Zaanstad het erfgoed wil beschermen én een blijvende plek geven te midden van een veranderend landschap. De strategie volgt de Erfgoedvisie 2011-2018 op en is door de gemeenteraad in 2019 vastgesteld. De strategie op het Zaans erfgoed is aan de hand van 7 thema's uitgewerkt:

  • 1. Zaanse opgave: ontwikkelopgave
  • 2. Kennisontwikkeling en kennisoverdracht
  • 3. Kwaliteit behouden
  • 4. Kader (omgevingswet/omgevingsvisie/omgevingsplan)
  • 5. Archeologie
  • 6. Duurzaamheid
  • 7. Partnerschap

Per thema zijn de ambities beschreven waaronder:

  • Erfgoed- en cultuurhistorie als inspiratie en kwaliteit om de identiteit van transformatie gebieden te behouden en ontwikkelen en voor de opgaven in het landelijk gebied
  • Herbestemmen, herwaarderen en aanwijzen erfgoed
  • Kernkwaliteiten uit cultuurhistorische verkenningen als basis voor het omgevingsplan
  • Verduurzamen van monumenten
4.7 Cultuurhistorische Waardenkaart

In 1999 is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad door het gemeentebestuur goedgekeurd als beleidsinstrument voor het opstellen van bestemmingsplannen. Op de kaart staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven, die van cultuurhistorisch belang zijn, bijvoorbeeld door een historisch stratenpatroon, oude dijken of oude verkaveling.

Verder is een overzicht opgenomen van alle beschermde monumenten binnen Zaanstad (Zaanse huizen, fabrieken, pakhuizen, arbeidershuizen, kantoren, molens, enz.) en gebieden van archeologische waarde (bijvoorbeeld terreinen met resten van prehistorische bewoning, middeleeuwse boerderijen, oude molenplaatsen of voormalige traankokerijen).

De CHW-kaart wordt regelmatig aangepast, omdat gebieden en gebouwen kunnen afvallen door sloop, brand of herinrichting en er komen gebieden of gebouwen bij door archeologische ontdekkingen of door plaatsing op de monumentenlijst.

Het is de bedoeling dat bij het opstellen van structuurplannen, bestemmingsplannen, infrastructurele plannen, natuurontwikkelingsplannen, bouwplannen en plannen met betrekking tot aanpassing van de grondwaterstand zwaarwegend rekening gehouden wordt met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een bepaald gebied. Zo kan bij herstructurering van een woonbuurt een oud stratenpatroon worden gehandhaafd, bij planning van een nieuwbouwwijk kunnen oude dijken, boerderijen of archeologische vindplaatsen in het ontwerp worden opgenomen en kan getracht worden leegstaande fabrieken of pakhuizen voor sloop te behoeden door ze een nieuwe functie te geven (kantoor, woning).

Beoordeling
Het bestemmingsplan is, voor zover van toepassing, met inachtneming van de CHW-kaart opgesteld. Voor een nadere toetsing wordt verwezen naar paragraaf 3.1.

4.8 Nota archeologie Zaanstad

In deze nota zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Erfgoedwet verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan gaat geven. Aan omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen worden ook opgenomen in (planologische) afwijkingen van het bestemmingsplan.

Beoordeling
Het bestemmingsplan is, voor zover van toepassing, met inachtneming hiervan opgesteld. voor een nadere toetsing wordt verwezen naar paragraaf 3.1.

Hoofdstuk 5 Beleidskaders Stedenbouwkundige / Landschappelijke waarden
5.1 Welstand

Eind 2013 is de welstandsnota van Zaanstad vastgesteld, als resultaat van een discussie in de gemeenteraad over de te volgen welstandskoers. Het uitgangspunt daarbij was dereguleren en vereenvoudigen, maar met behoud van ruimtelijke kwaliteit in de stad.
Het resultaat van de discussie in de raad is het uitgangspunt voor de Welstandsnota Zaanstad 2013: een gedifferentieerde aanpak met minder en eenvoudigere regels waar het kan en nauwkeurige welstandssturing waar het moet.

Inmiddels is de markt veranderd als gevolg van de economische crisis en ook de rol van de overheid is aan het veranderen. De gemeente moet haar inzet meer gericht inzetten en soms de keuze maken om minder beleid te voeren.

In deze welstandsnota wordt daarom een proef met welstandsvrije gebieden ingevoerd. Dit zorgt voor vermindering van de regeldruk en vormt een bijdrage aan de gemeentelijke hervormingsagenda. De welstandsvrije proef betreft delen van een aantal bedrijventerreinen en naoorlogse woonwijken waar geen grootschalige herstructurering of ontwikkeling loopt vanuit de gemeente. Monumenten zijn hiervan uitgezonderd.

In overige woonwijken, die vaak een gelijksoortige, seriematige opbouw hebben en waar vooral veel kleine uitbreidingen worden aangevraagd, zijn de regels vereenvoudigd en teruggebracht in aantal. In deze gebieden ligt de nadruk op beheer en is het uitgangspunt 'sturen op basiskwaliteit', vooral door middel van een welstandstoets.

In gebieden die typisch Zaans zijn of door andere kwaliteiten vragen om meer sturing op ruimtelijke kwaliteit geldt een gewogen beleid. Dit betekent niet dat er niets kan, maar dat er aan de bestaande eigenschappen van het gebied grote waarde wordt toegekend en dat de bewijslast om met een nieuw plan hiervan af te wijken groter is. De criteria geven aan dat in die gevallen extra zorgvuldigheid en ontwerpdeskundigheid vereist zijn.

Beoordeling
Het plangebied is grotendeels gelegen in een gebied waar een eenvoudig welstandsniveau geldt. Voor de bebouwing ten zuiden van het Visserspad geldt een gewogen welstandsniveau, namelijk een bijzonder gewogen welstandsniveau bij het meest westelijke deel (zijde Vlusch) en een gewoon gewogen welstandsniveau bij de rest.

5.2 Visie op linten, dijken en paden

De identiteit van Zaanstad - linten, dijken en paden is door de gemeenteraad vastgesteld op 3 september 2020. Het geeft een algemene visie op het netwerk van linten, dijken en paden in relatie tot enkele grote ruimtelijke opgaven in de stad. Hiervoor is een methodiek opgesteld met cultuurhistorie als fundament voor ontwikkelingen. Het biedt ook concrete richtlijnen (beleidsregels) voor ruimtelijke ontwikkeling. Die staan onder de kop 'beleidsregels' in hoofdstuk 7 van de visie.

Met de visie worden inspiratie, informatie en richtlijnen voor ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden gegeven. De eerste twee gebiedsuitwerkingen van de visie zijn vastgesteld: voor Westzaan en voor de Stadse Zaan. Westzaan heeft een landelijk karakter en de Stadse Zaan een stedelijk karakter. Bij beiden komt een aantal grote, ruimtelijke opgaven van de stad voor. Voor deze twee gebieden zijn de ruimtelijke kwaliteiten van erfgoed, stedenbouw, landschap en ontwerp van de openbare ruimte & infrastructuur in samenhang geborgd. De onderliggende methodiek vormt de basis om bij nieuwe initiatieven bij andere linten, dijken en paden de 'ruimtelijke waarden' te borgen.

De gestelde richtlijnen zijn beleidsregels in de zin van art. 1:3 lid 4 Awb. Dit betekent dat de beleidsregels worden toegepast bij de uitwerking van de omgevingskwaliteit bij besluiten met betrekking tot bestemming/omgevingsplan of afwijkingen daarvan.

Beoordeling
P.M.

5.3 Nota woonbebouwing

Op 29 januari is de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2019 (hierna: nota) door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De nota heeft als doel om vanuit het algemeen belang, op een ruimtelijk juiste manier ruimte te bieden aan woningeigenaren voor ontwikkelingen aan de woning,  bedrijfswoning, agrarische woning en daartoe bijbehorende bouwwerken

In de nota zijn standaardregels opgenomen voor uitbreidingen en bijbehorende bouwwerken bij woningen. Er is gezocht naar een evenwichtige balans tussen deregulering in de zin van meer bouwmogelijkheden enerzijds en het sturen op ruimtelijke kwaliteit anderzijds. Daarnaast is zo veel mogelijk aangesloten bij de regels voor het vergunningvrij bouwen om tegenstrijdige voorschriften te voorkomen en eenduidigheid in het begrippenkader te scheppen.

De nota heeft betrekking op:

  • Vergroting van het hoofdgebouw
  • plaatsing en omvang van bijgebouwen;
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde (o.a. erfafscheidingen, sport- en speeltoestellen en vlaggenmasten);
  • dakkapellen.

De nota is van toepassing op het gehele gemeentelijk grondgebied en dient als basis voor  nieuwe bestemmingsplannen.

Beoordeling
Bij het opstellen van de regels is de Nota zoveel mogelijk als uitgangspunt genomen voor de bouwmogelijkheden.

Hoofdstuk 6 Beleidskaders Wonen
6.1 Metselen aan het Zaans Mozaïek. Actualisatie woonvisie 2019

De gemeenteraad heeft op 11 juli 2019 de geactualiseerde versie van de Woonvisie Metselen aan het Zaans Mozaïek vastgesteld. Met 'Metselen aan het Zaans Mozaïek' slaat Zaanstad een nieuwe koers in waarbij de focus is veranderd van uitbreiding naar transformatie en van kwantiteit naar kwaliteit. Dat betekent gedifferentieerde woonmilieus, keuzevrijheid in woningaanbod, kwalitatief goede woningen en een goede leefbaarheid in alle Zaanse wijken. De afgelopen jaren heeft de gemeente samen met woonpartners hard gewerkt om het wonen in Zaanstad te verbeteren. De woonvisie en de bijbehorende Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024 geven richting aan deze activiteiten. De gemeente zet in op gedifferentieerde woonmilieus, kwalitatief goede woningen en goede leefbaarheid in alle Zaanse wijken.

De gemeenteraad heeft zes belangrijke opgaven benoemd die doorslaggevend zijn voor de verdere groei en ontwikkeling van Zaanstad: verstedelijking, economische ontwikkeling, kansengelijkheid, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. Dit wordt in de woonvisie vertaald naar de volgende opgaven:

  • 1. stevig inzetten op woonkwaliteit geeft Zaanstad een vitale positie;
  • 2. de kwantitatieve opgave: binnen heldere kaders zorgen voor versnelling van de nieuwbouwproductie;
  • 3. de kwalitatieve opgave: diversiteit, sturen op betaalbaar aanbod en een betere kwaliteit van de bestaande voorraad;
  • 4. versterken van leefbaarheid en kansengelijkheid in de wijken;
  • 5. zelfstandig gaan en blijven wonen; en
  • 6. duurzaamheid is de norm en de kans.

Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein in Krommenie en enkele bestaande woningen. Het bestemmingsplan is conserverend en maakt geen nieuwe woningen mogelijk. In de toekomst zal het bedrijventerrein verder worden getransformeerd naar een gemengd woonwerkgebied maar daarvoor zal te zijner tijd een aparte planologische procedure worden gevolgd.

6.2 Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024

In het verlengde van de geactualiseerde Woonvisie 'Metselen aan het Zaans Mozaïek' heeft de gemeente de Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024 in juli 2019 vastgesteld. Deze agenda geeft een extra impuls aan het Zaans woonbeleid. De uitvoeringsagenda is samengesteld op basis van een programmatische aanpak rond vijf deelthema's (actieprogramma's):

  • 1. woningproductie en woonprogrammering nieuwbouw;
  • 2. verbeteren kwaliteit bestaande woningvoorraad;
  • 3. betaalbare huurvoorraad;
  • 4. wonen draagt bij aan een leefbare wijk;
  • 5. en zelfstandig gaan en blijven wonen.

Deze actieprogramma's gaan over concrete en zichtbare stappen die de gemeente zet om de ambities uit de woonvisie dichterbij te brengen. De uitvoeringsagenda richt het vizier vooral op de korte en middellange termijn. Met dit uitvoeringsprogramma zet de gemeente in op onder andere duurzaamheid en (betere) doorstroming door middel van een gedifferentieerd woningaanbod.

Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein in Krommenie en enkele bestaande woningen. Het bestemmingsplan is conserverend en maakt geen nieuwe woningen mogelijk. In de toekomst zal het bedrijventerrein verder worden getransformeerd naar een gemengd woonwerkgebied maar daarvoor zal te zijner tijd een aparte planologische procedure worden gevolgd.

6.3 Woonakkoord regio Zaanstreek-Waterland en provincie Noord-Holland 2021-2025

De colleges van de 8 gemeenten in Zaanstreek-Waterland (Beemster, Edam-Volendam (per 6 juli), Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zaanstad) en de provincie Noord-Holland zijn op 29 juni 2021  het Woonakkoord 2021-2025 met elkaar aangegaan. Met dit akkoord geven de partijen samen invulling en uitvoering aan het regio specifieke woonbeleid voor de komende vijf jaar.

De gezamenlijke missie is: een aantrekkelijke en gevarieerde woonregio blijven, toekomstbestendig en met plek voor alle inwoners. Gezamenlijk hebben de gemeenten onderstaande ambities en opgaven geformuleerd.

  • 1. Identiteit door diversiteit versterken:

Koesteren van de verscheidenheid verschillende woonmilieus die dicht bij elkaar liggen: van hoog stedelijk tot uitermate landelijk. De toenemende woningvraag biedt kansen om de dynamiek te vergroten.

  • 2. Ruimte bieden aan de eigen én regionale woningvraag:

Elke gemeente zal tegemoetkomen bij de regionale woningbehoefte door haar eigen kwaliteiten te versterken en aan te vullen, binnen de mogelijkheden die ze heeft. Zo kunnen we ook goede vervoersverbindingen met de werkgelegenheidscentra waarborgen en een open landschap voor de recreatie.

  • 3. Verdere differentiatie van de woningvoorraad voor alle doelgroepen:

Het behouden van aanzienlijke betaalbare huur- en koop-woningvoorraad en de kansen benutten voor het toevoegen of uitbreiden van woonmilieus en woningtypen.

  • 4. Naar een toekomstbestendige woningvoorraad:

Het meer levensloopbestendig maken en verduurzamen van de woningvoorraad. Door in te zetten op doorstroming werken we aan een optimaal gebruik van de sociale voorraad.

Dit woonakkoord is de opvolger van het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 (RAP). In het RAP maakten de gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland jarenlang afspraken over het woonbeleid. In tegenstelling tot het RAP in de voorgaande periode zal de provincie partij zijn in de regionale woonafspraken, omdat de provincie hiermee de regionale samenwerking wil bevorderen. In april 2020 heeft de provincie Noord-Holland het woonbeleid uitgewerkt in de Woonagenda provincie Noord-Holland 2020-2025, met doelen zoals het bouwen van voldoende betaalbare en duurzame woningen.

Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein in Krommenie en enkele bestaande woningen. Het bestemmingsplan is conserverend en maakt geen nieuwe woningen mogelijk. In de toekomst zal het bedrijventerrein verder worden getransformeerd naar een gemengd woonwerkgebied maar daarvoor zal te zijner tijd een aparte planologische procedure worden gevolgd.

Hoofdstuk 7 Beleidskaders Natuur, landschap en water
7.1 Groen- en waterplan Zaanstad 2017

Het Groen- en waterplan Zaanstad is op 15 februari 2018 vastgesteld door de gemeenteraad. Het biedt een integrale visie en een afwegingskader voor het groen- en water in en om het stedelijk en het landelijk gebied van Zaanstad. Het geeft sturing aan behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit maar biedt ook ruimte voor ontwikkelingen. Het plan beschrijft kernwaarden. Die vormen de basis voor de gestelde ambities. Bij de ambitie is een handreiking (kwaliteitsimpulsen bij ontwikkelingen) opgesteld waarin staat op welke manier ontwikkelingen rekening moeten houden met groen en water. Naast de (cultuur)landschappelijke en ecologische waarde van water en groen speelt recreatie, klimaat en gezondheid ook een belangrijke rol.

De uitvoeringsagenda is in 2021 geactualiseerd. De uitvoeringsagenda kent de volgende accenten op basis van actualiteiten, ontwikkeld beleid en thematische kansen:

  • Stikstofaanpak,
  • Integrale Visie Polder Westzaan,
  • Advisering beleidslijnen GWP in het ruimtelijke ordeningsproces,
  • Uitvoeringsagenda Klimaatadaptatie,
  • Natuurinclusief Bouwen
  • Aanpak Groen-Blauwe diensten

Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein in Krommenie en enkele bestaande woningen. Het bestemmingsplan is conserverend. In de toekomst zal het bedrijventerrein verder worden getransformeerd naar een gemengd woonwerkgebied maar daarvoor zal te zijner tijd een aparte planologische procedure worden gevolgd.

7.2 Bomenbeleidplan 2020-2050, Bomen de longen van Zaanstad

Zaanstad wil de komende jaren gezonder, groener en duurzamer worden. De rol van bomen hierin is belangrijk. Onder andere op het gebied van de biodiversiteit, voorkomen van hittestress, bijdrage aan een CO-2 neutrale gemeente en een aantrekkelijke stad.

De gemeenteraad heeft daarom het bomenbeleidsplan geactualiseerd (2021). Dit bomenbeleidsplan geldt voor de periode 2020-2050 en geeft uitgangspunten voor de Omgevingsvisie 2050. Het doel van het bomenbeleidsplan is om Zaanstad te laten groeien tot een gezonde, leefbare stad in 2050, door te streven naar een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand, het behouden van waardevolle bomen en het versterken van structuren. In het bomenbeleidsplan geeft Zaanstad invulling aan het bomenbeheer in de stad en eisen voor bomen bij vervangingsprojecten en gebiedsontwikkelingen.

Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein in Krommenie en enkele bestaande woningen. Het bestemmingsplan is conserverend en maakt geen nieuwe woningen mogelijk. In de toekomst zal het bedrijventerrein verder worden getransformeerd naar een gemengd woonwerkgebied maar daarvoor zal te zijner tijd een aparte planologische procedure worden gevolgd.

7.3 Gebiedenkaart Kapvergunning 2021

De Gebiedenkaart Kapvergunning 2021/6507 bevat aangewezen gebieden zoals bedoeld in artikel 5.80 lid 1 sub b Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad. Voor het kappen van bomen die in de aangewezen gebieden staan is een omgevingsvergunning nodig. Uitzonderingen zoals benoemd op deze gebiedenkaart zijn:

  • 5. Bomen staande in een tuin behorende bij een particuliere woning. Deze bomen worden vrijgesteld van de vergunningsplicht, tenzij ze zijn opgenomen op de Bomenlijst.
  • 6. Bomen staande binnen de zone van 11 meter vanaf het hart van het buitenste spoor. Deze zone is vrijgesteld van de vergunningsplicht.
  • 7. Bomen die staan in Natura 2000 gebieden en waarvoor in een vastgesteld beheerplan is opgenomen dat de bomen gekapt moeten worden voor de duurzame instandhouding van het natuurgebied.

Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein in Krommenie en enkele bestaande woningen. Het bestemmingsplan is conserverend en maakt geen nieuwe woningen mogelijk. In de toekomst zal het bedrijventerrein verder worden getransformeerd naar een gemengd woonwerkgebied maar daarvoor zal te zijner tijd een aparte planologische procedure worden gevolgd.

Hoofdstuk 8 Beleidskaders Klimaatadaptatie
8.1 Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA)

Door klimaatverandering neemt de kans op wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen toe. Dat levert risico's op voor onze economie, gezondheid en veiligheid. Het is van groot belang dat Nederland zich aanpast aan deze veranderingen. Dat kan onder meer door het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van onze bebouwde en landelijke gebieden. In het Deltaprogramma wordt hieraan gewerkt onder de noemer 'ruimtelijke adaptatie'. Ruimtelijke adaptatie is een van de drie thema's in het Deltaprogramma. Het algemene beleid is vastgelegd in de Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie. De kern daarvan is dat Nederland in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is ingericht. Concrete maatregelen voor de uitvoering van het beleid staan beschreven in het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie.

8.2 Nationale AdaptatieStrategie (NAS)

De Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) zet de koers uit voor een klimaatbestendig Nederland: deze strategie brengt nieuwe initiatieven voor klimaatadaptatie op gang, en versnelt en verbreedt bestaande initiatieven. De NAS geeft een overzicht van de belangrijkste klimaatrisico's. Mede op basis van deze urgente klimaatrisico's, zijn de speerpunten van de NAS bepaald. De NAS is het Nederlandse antwoord op de oproep van de Europese Commissie aan alle lidstaten om uiterlijk in 2017 een klimaatadaptatiestrategie op te stellen. De NAS is eind 2016 naar het kabinet gestuurd en eind 2017 door de nieuwe Tweede Kamer vastgesteld.

8.3 Bestuursakkoord Klimaatadaptatie

Gemeenten, waterschappen, provincies en Rijk tekenden op 20 november 2018 het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie om Nederland weerbaarder te maken tegen de gevolgen van klimaatverandering. Daarvoor is 300 miljoen euro beschikbaar gesteld vanuit het Rijk, plus een even groot bedrag vanuit de decentrale overheden. Het Bestuursakkoord bevat zeven ambities voor een waterrobuuste en klimaatbestendige inrichting van Nederland:

• Kwetsbaarheid in beeld brengen;

• Risicodialoog voeren en strategie opstellen;

• Uitvoeringsagenda opstellen;

• Meekoppelkansen benutten;

• Stimuleren en faciliteren.

• Reguleren en borgen;

• Handelen bij calamiteiten.

Op basis van stresstesten brengen gemeenten, waterschappen en provincies uiterlijk in 2020 de opgaven voor ruimtelijke adaptatie in beeld, en bepalen zij de noodzakelijke maatregelen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Dat moet resulteren in regionale uitvoeringsagenda´s.

8.4 Omgevingsvisie NH2050 en Omgevingsverordening NH2020

In de Omgevingsvisie NH2050 is de doelstelling opgenomen van een klimaatbestendig en waterrobuust Noord-Holland. Dat geldt voor stad, land en infrastructuur. Het gaat om het voorbereid zijn op wateroverlast, hittestress, verdroging en verzilting en het beperken van de gevolgen van overstromingen. Een en ander kan consequenties hebben voor locatiekeuze, inrichting van de openbare ruimte en het ontwerp van gebouwen en infrastructuur. Ook kan het de bedrijfsvoering raken.

In de Omgevingsverordening NH2020, vastgesteld door Provinciale Staten op 22 oktober 2020, is bepaald dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's van klimaatverandering. In de beschrijving wordt in ieder geval betrokken het risico op wateroverlast, overstroming, hitte en droogte. De beschrijving omschrijft tevens de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.

Vanaf 1 januari 2024 geldt de Omgevingsverordening NH2022. In de Omgevingsverordening NH2022 staat expliciet benoemd dat voor alle nieuwontwikkelingen als basisrandvoorwaarde een klimaatstresstest wordt gesteld.

Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard zodat er geen klimaatstresstest nodig is. Wel zijn in de algemene bouwregels bepalingen opgenomen ten aanzien van waterberging in geval van nieuwbouw en het minimum vloerpeil.

8.5 Intentieovereenkomst klimaatbestendige nieuwbouw MRA en Noord Holland

Het Zaanse College van B&W heeft – binnen de door de Raad vastgestelde ambitie van het onderstaande Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie – de “Intentieovereenkomst klimaatbestendige nieuwbouw MRA en Noord Holland” onderschreven. Hiermee spreekt zij de ambitie uit om de MRA Basisveiligheidsniveaus klimaatbestendige nieuwbouw versie 3.0 toe te passen in plannen en projecten.

Wat we nu bouwen krijgt gedurende de levensduur te maken met een ander klimaat. De intentieovereenkomst bestaat uit algemene en randvoorwaardelijke afspraken over hoe aanpassingen aan het veranderende klimaat meegenomen worden bij nieuwbouw. Voor wateroverlast, droogte, hitte, het beperken van overstromingsrisico's en natuurinclusiviteit zijn er uitgangspunten en specifieke ondergrenzen gezamenlijk opgesteld. Dit is het resultaat van samenwerking tussen meer dan 40 partijen, waaronder gemeenten, waterschappen, provincies, ontwikkelaars en maatschappelijke organisaties. Deze handvatten creëren een gelijk speelveld tussen de verschillende overheden en marktpartijen.

Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard. Wel zijn in de algemene bouwregels bepalingen opgenomen ten aanzien van waterberging in geval van nieuwbouw en het minimum vloerpeil. Medio 2023 hoopt de gemeente een puntensysteem natuurinclusief bouwen te lanceren. Dit is een gemeentelijke uitwerking van de MRA Basisveiligheidsniveaus Klimaatbestendige Nieuwbouw 3.0.

8.6 Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie 2021-2026

Volgens de opdracht uit het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie heeft de Zaanse Raad op 8 juli 2021 het Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie 2021-2026 vastgesteld, met als overkoepelende ambitie: Meer ruimte voor groen & blauw. De gemeente wil in 2050 klimaatbestendig zijn ingericht, wat betekent:

  • Een extreme bui met herhalingstijd van 1x in de 100 jaar kunnen we verwerken, waarbij bewoners en bedrijven de verplichting hebben om overtollig water op eigen perceel te verwerken en er geen overtollig water van de openbare ruimte naar percelen mag afstromen.
  • We houden rekening met langdurige perioden van hitte en zomerse dagen van meer dan 32 graden en windstilte, waarbij bewoners en bedrijven hun eigen verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van hittestress en er in de openbare ruimte voldoende koele plekken en routes zijn waarmee ook kwetsbare bewoners de noodzakelijke dingen kunnen blijven doen.
  • We houden rekening met langdurige perioden van droogte met een opbouwend neerslagtekort van 300 mm, waarbij natuurwaarden en het bomenbestand behouden blijven en bodemdaling wordt beperkt.
  • We bereiden ons voor op overstromingen met een herhalingstijd van 1x per 1000 jaar en zorgen voor voldoende veilig heenkomen en bereikbaarheid voor calamiteitenverkeer.
  • Bij de inrichting van de klimaatbestendige stad zoeken we naar koppelkansen, waarbij we tenminste de koppeling leggen met vergroening en verbetering van de biodiversiteit.

Eén van de vijf sporen in dat plan is klimaatbestendige nieuwbouw. In dat spoor worden de volgende uitgangspunten gehanteerd om de bovenstaande ambitie concreet in te vullen in projecten:

  • De voorwaarden van HHNK in het kader van de watertoets en watercompensatie en daarop aanvullend of concretiserend:
  • De MRA Basisveiligheidsniveaus klimaatbestendige nieuwbouw versie 3.0
  • De normen voor regenwateropvang in nieuwbouw conform het Gemeentelijk Rioleringsplan Zaanstad (Zaanstreek-Waterland) 2020-2024 Samen water Ruimte geven.
  • De boomkroonnorm, koeltestructuur en afstand-tot-koelte volgens het Bomenbeleidsplan.
  • Water van de gebiedsontwikkeling wordt binnen de gebiedsontwikkeling geborgen.
  • Er wordt niet gebouwd in onderbemalingen, dan na ophoging van de grond zodanig dat het watersysteem weer in open verbinding staat.
  • In de Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024 is het uitgangspunt om bouwkundige zonwering, spuiventilatie en groen in de omgeving toe te voegen om koeling van de woning(en) te bewerkstelligen. Om te voldoen aan de TOjuli eis, zijn passieve maatregelen als uitgangspunt gehanteerd.

De toepassing van deze uitgangspunten wordt onder andere geborgd in bestemmingsplannen, omgevingsplannen, grondexploitaties en anterieure overeenkomsten.

Beoordeling

Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard. Wel zijn in de algemene bouwregels bepalingen opgenomen ten aanzien van waterberging in geval van nieuwbouw en het minimum vloerpeil.

Hoofdstuk 9 Beleidskaders Verkeer, vervoer en parkeren
9.1 Zaans mobiliteitsplan 2040

Het Zaans Mobiliteitsplan 2040 is het nieuwe, strategische beleidskader voor mobiliteit. Het vervangt het Zaans Verkeer en Vervoersplan (ZVVP). Het plan is door de gemeenteraad vastgesteld in 2021.

Het Zaans mobiliteitsplan 2040 schetst de visie op mobiliteit in Zaanstad tot aan 2040. Het geeft onder meer antwoordt op de vraag: Hoe houden we Zaanstad bereikbaar en leefbaar in 2040. Zeker belangrijk omdat Zaanstad groeit. Wat betekent deze groei in de toekomst voor het verkeer en vervoer in de stad. Het plan gaat uit van 12 hoofdkeuzes die invulling moeten geven aan de mobiliteitstransitie. Ook bevat het een uitvoeringsagenda met gewenste investeringen om de mobiliteit op korte en lange termijn goed te regelen

Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein in Krommenie en enkele bestaande woningen. Het bestemmingsplan is conserverend en maakt geen nieuwe ontwikkeliongen mogelijk. In de toekomst zal het bedrijventerrein verder worden getransformeerd naar een gemengd woonwerkgebied maar daarvoor zal te zijner tijd een aparte planologische procedure worden gevolgd.

9.2 Nota Ruimte voor Parkeren

Op 14 juli 2016 is de gemeentelijke parkeernota vastgesteld. De nota is in 2017 gewijzigd. De Nota Ruimte voor Parkeren bestaat uit twee delen:

  • 1. Bijdragen aan stedelijke ontwikkeling
    In dit deel staan een aantal maatregelen die bijdragen aan de (door)ontwikkeling van de stad. Bijvoorbeeld dat er vrijstelling van de parkeernorm wordt gegeven bij een kleine parkeervraag of bij het afzien van een parkeervergunning in Zaandam centrum (gereguleerd gebied);
  • 2. Aanpakken van bestaande en toekomstige knelpunten
    In dit deel staan de uitgangspunten van het beleid voor situaties waarin knelpunten ontstaan. Zo kan bijvoorbeeld betaald parkeren ingevoerd worden als er sprake is van hoge parkeerdruk. Of dat de gemeente liever geen blauwe zones invoert, omdat langparkeerders niet meer kunnen parkeren en er tegenover de kosten van handhaving geen inkomsten staan.

De parkeernota geeft invulling aan de aspecten autoparkeren, Kiss & Ride, fietsparkeren en laden en lossen. In de nota is onderscheid gemaakt in diverse stedelijke en niet-stedelijke gebieden. Voor elk gebied geldt een aparte parkeernorm. Voor elke norm geldt dat een deel van de parkeerplaatsen in ieder geval openbaar toegankelijk moeten zijn in verband met het 'aandeel bezoek'.

Beoordeling
In het bestemmingsplan is in de algemene bouwregels een dynamische verwijzing opgenomen naar de nota. Daarmee is geborgd dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd bij eventuele nieuwbouw/verbouw.

9.3 Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016

De Beleidsnota Ruimte voor parkeren is uitgewerkt in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Deze uitvoeringsnota beschrijft in detail hoe de gemeente bouwplannen toetst op het parkeren van auto's en fietsen enz. De uitvoeringsnota is het document waarnaar verwezen wordt in de bouwverordening, bestemmingsplannen en het omgevingsplan en is daarmee onderdeel van het toetsingskader.

Het parkeerbeleid biedt veel mogelijkheden voor maatwerk bij stedelijke ontwikkeling. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in uitzonderlijke gevallen, die nadrukkelijk niet zijn meegewogen in het onderhavige parkeerbeleid, af te wijken van de bepalingen van deze uitvoeringsnota.

Beoordeling

Hoofdstuk 10 Beleidskaders Economie, toerisme en horeca
10.1 Detailhandelsvisie

De Detailhandelsvisie Zaanstad 2015-2025 is in 2015 vastgesteld door de gemeenteraad. Zaanstad wil een aantrekkelijk woon-, werk- en bezoekstad worden. De visie laat zien op welke manier de detailhandel daar een rol in heeft.

Zaanstad kiest voor een krachtige hoofdstructuur met compacte en kansrijke winkelgebieden. Er zijn drie hoofdwinkelgebieden: stadshart Zaandam, Krommenie-centrum en Wormerveer-centrum, tien ondersteunende centra, twee perifere vestigingen (Noorderveld en Zuiderhout), en een speciaal winkelgebied: de zorgboulevard van het Zaans Medisch Centrum.

Voor elk gebied is een toekomstperspectief beschreven en een strategie om daar te komen. Andere gebieden en locaties krijgen met dit beleid geen prioriteit.

Beoordeling

10.2 Beleidsnotitie Creatieve Bedrijvigheid Zaanstad

De beleidsnotitie Creatieve bedrijvigheid is in 2010 vastgesteld door de gemeenteraad. Het schetst de kaders en randvoorwaarden voor uitbouw van creatieve bedrijvigheid in Zaanstad. Het zet in op:

  • 1. clustervorming en verbindingen tussen creatieve bedrijven en de gevestigde maak- en foodindustrie; I
  • 2. kruisbestuiving met bedrijven in de food en toerisme sector
  • 3. beschikbare bedrijfsruimte/broedplaatsen mn inzetten voor het basis- en middensegment van de creatieve bedrijvigheid.

Beoordeling

10.3 Structuurvisie Kantorenmarkt Zaanstad

In 2004 is door B&W de Structuurvisie Kantorenmarkt Zaanstad vastgesteld. Hierin is de belangrijkste conclusie dat Zaanstad moet inzetten op Inverdan als kantorenlocatie. Er wordt gesteld dat de marktvraag te mager is om andere grootschalige kantoorlocaties te kunnen ontwikkelen. Voor kantoorontwikkeling buiten Inverdan wordt weinig ruimte gezien. Voor kantoorontwikkeling in Zaanstad-noord wordt geadviseerd jaarlijks maximaal 1.500m2 te reserveren. Waarbij de nadruk ligt op kleinschalige kantoorontwikkeling.

Beoordeling

10.4 Beleidsregels ondersteunende horeca

In 2011 zijn de beleidsregels Ondersteunende horeca vastgesteld door de burgemeester. Dit is een uitvloeisel van de nota 'Gezellig en veilig uitgaan in Zaanstad, Integraal horecabeleid 2008-2011'.

Zaanstad wil ruimte bieden aan ondersteunende horeca-activiteiten. De beleidsregel beschrijft hiervoor de kaders en voorwaarden.

Beoordeling

Hoofdstuk 11 Beleidskaders Water
11.1 Beleidskader

Op het gebied van water is er beleid en regelgeving op Europees en rijksniveau, zoals de Kaderrichtlijn Water, het nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan. De doelstellingen en uitgangspunten van dit beleid zijn niet rechtstreeks van toepassing op dit bestemmingsplan, maar krijgen hun doorwerking in het beleid van de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Het actuele beleidsplan in relatie tot oppervlaktewater van de provincie Noord-Holland is “ de watervisie 2021” (november 2015) met een uitvoeringsprogramma watervisie 2016-2021.

Het beleid van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is vastgelegd in het “Waterprogramma” (november 2105). En het hoogheemraadschap hanteert voor de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken de Keur 2016 (september 2016) als basis voor vergunningverlening.

Het (ontwerp) bestemmingsplan is opgesteld met in acht name van dit beleid. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat slechts bij afwijkingen dit wordt gemeld en gemotiveerd in het bestemmingsplan.

11.2 Organisatie

Het Rijk draagt zorg voor landelijke wet- en regelwetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaak berust bij de gemeente Zaanstad.

11.3 Gemeentelijk Rioleringsplan Zaanstad (Zaanstreek-Waterland) 2020-2024 Samen water Ruimte geven

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van de gemeente Zaanstad is op 2 juli 2020 door de gemeenteraad vastgesteld. Het plan heeft betrekking op de periode 2020-2024. Het bestaat uit een regionaal deel en een gemeente specifiek deel. Het regionale deel is door alle gemeenten in Zaanstreek-Waterland samen met hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier opgesteld. Het gemeente specifieke deel is opgesteld door Zaanstad met een terugblik op de afgelopen vijf jaar en een raming van kosten en heffingen. Het GRP is een planinstrument om mee te kunnen bewegen met veranderingen, zoals verandering in wetgeving, meer extreme neerslag door klimaatverandering, een veranderende verhouding tussen overheid en bewoner en een grotere focus op doelmatig beheer. Het GRP geeft invulling aan de natte zorgplichten van de gemeente Zaanstad. Zaanstad heeft de wettelijke taak om zorg te dragen voor de inzameling, verwerking en het transport van afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorg is uitgewerkt in drie afzonderlijke zorgplichten in Bijlage A van het GRP.

Hoofdstuk 12 Beleidskaders Technische infrastructuur
12.1 Zenders voor telecommunicatie

Beoordeling

Het overheidsbeleid met betrekking tot basisstations voor UMTS is neergelegd in de nota Nationaal Antennebeleid 2000. De essentie van dit beleid is dat alleen voor antennemasten die hoger zijn dan 5 meter een bouwvergunning is vereist. Afspraken met betrekking tot het plaatsen van de bouwvergunningvrije masten zijn, in het kader van het Nationaal Antennebeleid, uitgewerkt in een convenant tussen de overheid, de VNG en de operators van mobiele technologie.

12.2 Hoogspanningslijnen-zakelijk recht

Beoordeling

Op de strook grond of water onder de hoogspanninglijnen rust een zakelijk recht (12 maart 1974) tussen de netbeheerder en de eigenaren. De strook, ook wel zakelijkrecht strook, veiligheid strook of belemmerde strook genoemd is 72 m breed ( 2x 36m). Binnen deze strook zijn beperkingen opgelegd waar de eigenaren zich aan moeten houden. Deze beperkingen zijn opgenomen in de “Vestiging zakelijk recht Rep. No. 6438, 12 maart 1974 “ en de “Veiligheid- voorschriften voor werken in de nabijheid van hoogspanningsverbindingen” van Tennet.

12.3 Hoogspanningslijnen en gezondheid

Beoordeling

De stroom die door hoogspanningsleidingen loopt veroorzaakt een elektromagnetisch veld. De sterkte van dit veld is o.a. afhankelijk van de hoeveelheid stroom die wordt getransporteerd en de afstand tot de draden. Voor de maximale sterkte van een magnetisch veld zijn geen wettelijke normen. Het elektromagnetische veld dat rondom de hoogspanningsverbinding bestaat is wellicht schadelijk voor de gezondheid.

Om schade door blootstelling aan bovengrondse hoogspanningsleidingen te voorkomen voert het Rijk voorzorgsbeleid uit. Zij adviseert om zo min mogelijk nieuwe situaties te creëren waarbij kinderen zich langdurig binnen de magneetveldzone van 0,4 microtesla (µT) zijn (afhankelijk van het soort hoogspanningsverbinding een afstand van minimaal 30 tot 200 meter).

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de aanleg van nieuwe hoogspanningsverbindingen in de buurt van bestaande woningen en om de bouw van woningen in de buurt van bestaande hoogspanningsverbindingen. Voor bestaande woningen in de buurt van hoogspanningsleidingen geldt geen advies. Dit schrijft het Rijk in het Advies over hoogspanningslijnen (2005) en in de Brief aan gemeenten met verduidelijking advies hoogspanningslijnen (2008).

Verder hanteert het Rijk een advieswaarde van maximaal 100 µT op maaiveld niveau ter voorkoming van korte termijn effecten. Dit is het door de Europese Unie aanbevolen niveau voor magnetische veldsterkte.

12.4 Nota kleine windturbines

Beoordeling

Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.

De definitie van een kleine windturbine wordt behandeld in paragraaf 2.3 van de deze nota. Voor windturbines die op het maaiveld worden geplaatst geldt dat een turbine klein is als de totale tiphoogte van mast en rotor samen niet hoger is dan 15 meter. Voor kleine windturbines op gebouwen geldt dat de meest ideale masthoogte tussen de 3 en 5 meter ligt. Als maximum geldt hier een totale hoogte van 7,5 meter. De wijze waarop de definitie van kleine windturbines past binnen overig Zaans beleid met betrekking tot hoge objecten wordt beschreven in paragraaf 2.4. De conclusie is dat bestaand beleid met betrekking tot hoge objecten niet van toepassing is voor kleine windturbines.

In hoofdstuk 5 is de ruimtelijke afweging m.b.t. locatiekeuze voor kleine windturbines behandeld. Een nieuw bouwwerk wordt zowel op zichzelf als in samenhang met de omgeving beoordeeld. Dit geldt ook voor het toepassen van kleine windturbines. In paragraaf 5.2 wordt het bestaande (ruimtelijk relevante) beleid behandeld. Met betrekking tot kleine windturbines is dit de welstandsnota en de structuurschets 'Dansen op het Veen'.

In de nota kleine windturbines worden de uitgangspunten voor plaatsing van kleine windturbines per gebiedstype uiteengezet. Voor deze gebiedsgerichte uitgangspunten wordt verwezen naar paragraaf 5.4 van de nota. Verder zijn in paragraaf 5.3 enkele algemene uitgangspunten geformuleerd, die voor alle gebieden gelden.

12.5 Ontwikkelingen op het gebied van nutsvoorzieningen en aanbevelingen voor de bestemmingsregeling
12.5.1 Ruimte voor ondergrondse infrastructuur en bovengrondse installaties

Beoordeling

Bij ontwikkelingen binnen een plangebied worden door de gemeente voorwaarden gesteld aan bouwers en ontwikkelaars met betrekking tot de ruimtereservering voor ondergrondse en bovengrondse kabel en leiding voorzieningen. De standaard kabel & leiding dwarsprofielen en regels bij aanleg staan in de “Standaard details “en de “technische voorwaarden” van de gemeente.

Het is gewenst dat bij de ruimtereserveringen voor de verkeersbestemmingen en bouwplannen rekening wordt gehouden met het standaard kabel & leiding dwarsprofielen

12.5.2 Leidingen op de verbeelding

Beoordeling

Het is gewenst om op de verbeelding alleen de aardgastransportleidingen met een bedrijfsdruk hoger dan 8 bar aan te geven. Hier is voor gekozen, omdat bij deze leidingen onderzoek moet worden verricht in het kader van externe veiligheid.

Het is gewenst om op de verbeelding deze leidingen met de inventarisatie afstand aan te geven. Komt een bouwinitiatief binnen deze zone dan moet onderzoek naar plaatsgebonden en externe veiligheid worden verricht.

Hoofdstuk 13 Beleidskaders milieu
13.1 Ruimtelijke Milieuvisie

Op 10 juni 2009 heeft de gemeenteraad de Ruimtelijke Milieuvisie vastgesteld. In 2020 wil de gemeente klimaat-neutraal zijn en het aantal milieubelastende woningen halveren. In de visie is de weg hiernaar toe beschreven. Zaanstad zet in op:

- schone lucht;

- een zo schoon mogelijke bodem;

- zo min mogelijk geluidsoverlast;

- zo min mogelijk last van hinderlijke geuren;

- veilig Zaanstad;

- milieueffecten vanuit Amsterdam beperken;

- duurzaam omgaan met afval;

- klimaatneutrale gemeente in 2020;

- duurzaam bouwen;

- duurzaam vervoer;

- duurzaam ondernemen;

- zo weinig mogelijk 'lichthinder';

- behoud en verbetering van natuur;

- schoon en veilig water.


De visie biedt dan ook een kader dat de richting aangeeft op milieugebied voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Per gebied staat beschreven wat de normen zijn ten aanzien van lucht, bodem, externe veiligheid, water, geluid en bedrijvigheid.


Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein in Krommenie en enkele bestaande woningen. Het bestemmingsplan is conserverend en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In de toekomst zal het bedrijventerrein verder worden getransformeerd naar een gemengd woonwerkgebied maar daarvoor zal te zijner tijd een aparte planologische procedure worden gevolgd. Er dient daarbij rekening te worden gehouden met omgevingsaspecten als lucht, bodem, externe veiligheid, water, geluid en bedrijvigheid.

13.2 Beleidskader verantwoording groepsrisico gemeente Zaanstad (externe veiligheid)

Bij de beoordeling van de externe veiligheid moet veelal ook een verantwoording van het zogenaamde groepsrisico plaatsvinden. Het college van Zaanstad heeft op 04 juni 2008 het beleidskader verantwoording groepsrisico gemeente Zaanstad vastgesteld. In het beleidskader is de bestuurlijke visie, hoe binnen de gemeente Zaanstad de verantwoording van het GR wordt uitgevoerd, opgenomen. Het beleidskader bevat naast een drietal trajecten voor de verantwoording van het groepsrisico bij het planvormingsproces tevens een viertal richtsnoeren bij ruimtelijke besluiten over (her)inrichting van een gebied.

Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein in Krommenie en enkele bestaande woningen. Het bestemmingsplan is conserverend en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In de toekomst zal het bedrijventerrein verder worden getransformeerd naar een gemengd woonwerkgebied maar daarvoor zal te zijner tijd een aparte planologische procedure worden gevolgd. Er dient daarbij rekening te worden gehouden met externe veiligheid (zie ook paragraaf 3.10).

13.3 Beleidsplan routing vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

In 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders het beleidsplan routing vervoer gevaarlijke stoffen over de weg vastgesteld. Het doel van beleid is het bepreken van de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen in Zaanstad. Hiervoor is een verplichtte route voor het vervoer van route plichtige gevaarlijke stoffen vastgesteld. De vastgestelde route geeft vanuit veiligheidsoogpunt zo weinig mogelijk risico voor inwoners. De route loopt voornamelijk door gebieden, waar weinig mensen het risico lopen om aan de gevaarlijke stoffen te worden blootgesteld, als er een ongeval tijdens het vervoer plaatsvindt. Het afwijken van deze route is alleen toegestaan met een ontheffing.

Beoordeling
In het plangebied bevindt zich geen vastgestelde route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt voor een deel wel binnen het invloedsgebied van de Provincialeweg N246 Westzaan Westgrafdijk, waarop het vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De locatie ligt op ongeveer 150 meter afstand van deze weg (zie ook paragraaf 3.10).

13.4 Beleidsregels gelijkwaardigheid Bouwbesluit Cacaoloodsen nieuwbouw

De beleidsregels gelijkwaardigheid Bouwbesluit Cacaoloodsen nieuwbouw is in 2009 door het college van Zaanstad vastgesteld. Hiermee wil het college de opslag van cacaoproducten brandveiliger te maken. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen het grote brandcompartimenten die niet vallen binnen de in paragraaf 2.13.1 van het Bouwbesluit en die dat wel doen.

Beoordeling
In het plangebied bevindt zich geen locatie voor de opslag van cacaoproducten.

13.5 Beleidsnota Consumentenvuurwerk Zaanstad 2009 e.a.

In 2008 heeft het college de beleidsnota consumentenvuurwerk Zaanstad vastgesteld. Hierin staat aan welke voorwaarden nieuwe en/of uitbreidingen van vuurwerkopslag/ verkoop (opslag van consumentenvuurwerk tot ten hoogste 10.000 kg), aan moeten voldoen.

Beoordeling
In het plangebied bevindt zich geen locatie vuurwerkopslag/ verkoop (opslag van consumentenvuurwerk tot ten hoogste 10.000 kg).

13.6 Actieplan omgevingslawaai 2019-2023 en beleidsregel hogere waarde

Zaanstad wil haar inwoners een gezonde en leefbare woonomgeving bieden. Het verminderen van de geluidbelasting is daar onderdeel van. In het Actieplan omgevingslawaai 2019-2023 (vastgesteld college 2020) zijn maatregelen benoemd om de geluidhinder terug te dringen. Het plan heeft vooral betrekking op gemeentelijke wegen en (in mindere mate) op industrieterreinen.


De maatregelen waar op wordt ingezet zijn het toepassen van stil wegdek bij toekomstige (her)inrichting en onderhoud. Ook het stimuleren en faciliteren van elektrisch vervoer. Om stil wegdek structureel onderdeel te maken van de toepassingskaders bij (groot)onderhoud is in het Actieplan een toepassingskader voor stil wegdek opgenomen. Op omgevingslawaai afkomstig van provinciale en rijkswegen, railverkeer en luchtvaart heeft de gemeente geen directe invloed. Hierbij wordt ingezet op lobby en overleg.


Het Actieplan omgevingslawaai is samengevoegd met de beleidsregel hogere waarde tot één document. De beleidsregel hogere waarde biedt een praktisch kader voor de verlening van hogere waarden bij hoge geluidsbelastingen. Aandacht voor de leefbaarheid staat hierbij centraal. Daarom gelden er voorwaarden aan het verlenen van hogere waarden. De voorwaarde legt de initiatiefnemer van plannen een inspanning op voor een leefbare woonomgeving als compensatie voor het bouwen in een lawaaiige situatie. Het gaat om:

  • aanwezigheid van een geluidsluwe zijde;
  • cumulatie leidt niet tot onaanvaardbare geluidsbelasting.


Ook zijn er aandachtspunten opgenomen die bij ontwikkelingen in acht genomen moeten worden. Voor het Hembrugterrein en Zaanstad Midden -De Hemmes zijn afwijkende mogelijkheden opgenomen.

Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein in Krommenie en enkele bestaande woningen. Het bestemmingsplan is conserverend en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In de toekomst zal het bedrijventerrein verder worden getransformeerd naar een gemengd woonwerkgebied maar daarvoor zal te zijner tijd een aparte planologische procedure worden gevolgd. Er dient daarbij rekening te worden gehouden met geluid (zie ook paragraaf 3.11).

13.7 Zaans Geurbeleid 2016

Het Zaans geurbeleid is vastgesteld in juli 2016. Zaanstad wil de geurhinder beperken zodat de kwaliteit van de leefomgeving verbetert. Tegelijkertijd nieuwe geurhinder voorkomen. Zo is het voor huidige en toekomstige bewoners prettiger wonen. Het streven naar een beperking van geurhinder is in lijn met de Ruimtelijke Milieuvisie (2009), waarin Zaanstad de ambitie uitspreekt om de milieuhinder terug te brengen.


Door het terugdringen van geurcontouren passen bedrijven beter in de woonomgeving. Hierdoor blijft de Zaanse identiteit met een sterke menging van wonen en werken behouden. Ook ontstaan meer mogelijkheden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op plekken waar er sprake is van een aanvaardbaar geurniveau. Hiervoor biedt het beleid duidelijke kaders voor de toetsing van woningbouwplannen.


Het Zaans geurbeleid is gericht op het behalen van een aanvaardbare geurbelasting. Deze is uitgerukt in streef- en ambitiekwaliteit.

Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein in Krommenie en enkele bestaande woningen. Het bestemmingsplan is conserverend en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In de toekomst zal het bedrijventerrein verder worden getransformeerd naar een gemengd woonwerkgebied maar daarvoor zal te zijner tijd een aparte planologische procedure worden gevolgd. Er dient daarbij rekening te worden gehouden met geur (zie ook paragraaf 3.13).

13.8 Nota bodembeheer Zaanstad 2020-2030

De gemeenteraad heeft in 2020 de nota Bodembeheer Zaanstad vastgesteld en in 2021 bekrachtigd. De nota beschrijft welke regels en voorwaarden gelden voor het toepassen van schone en licht verontreinigde grond en baggerspecie als bodem in Zaanstad. Met het vaststellen van deze Nota bodembeheer is de eerder vastgestelde, Nota bodembeheer Zaanstad 2013-2017, februari 2013, vervallen.


De Nota is gericht op het faciliteren van verantwoord grondverzet, om zoveel mogelijk grond binnen de regio te hergebruiken met als uitgangspunt dat de lokale bodemkwaliteit niet verslechtert en het 'standstill-principe' wordt gehandhaafd. In de keten van bodembeheer zijn drie onderdelen te onderscheiden: preventie, beheren en saneren. Per onderdeel worden de verschillend thema's behandeld.

Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein in Krommenie en enkele bestaande woningen. Het bestemmingsplan is conserverend en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In de toekomst zal het bedrijventerrein verder worden getransformeerd naar een gemengd woonwerkgebied maar daarvoor zal te zijner tijd een aparte planologische procedure worden gevolgd. Er dient daarbij rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit (zie ook paragraaf 3.14).

13.9 Bodemkwaliteitskaart Zaanstad 2020

De gemeente Zaanstad heeft als onderdeel van een duurzaam bodembeleid een bodemkwaliteitskaart opgesteld, tezamen met de Nota bodembeheer. De bodemkwaliteitskaart is door het college vastgesteld in 2020.


De bodemkwaliteitskaart maakt inzichtelijk wat de actuele diffuse bodemkwaliteit is. Het brengt ook de bodemfunctieklassen van verschillende deelgebieden in Zaanstad in beeld. De kaart kan, in het kader van het Besluit bodemkwaliteit, binnen de gemeente gebruikt worden als bewijsmiddel, conform paragraaf 4.3.5 van de Regeling bodemkwaliteit, voor het aantonen van de milieuhygiënische kwaliteit van een partij vrijkomende grond en/of de ontvangende bodem. Dit voorkomt onderzoekskosten indien grond binnen het beheergebied door ontgraving vrijkomt en hierbinnen ook weer wordt toegepast.


Ten aanzien van het onderwerp nieuwe stoffen, waaronder PFAS is de verwachting dat het beleid zich de komende jaren zowel landelijk als regionaal verder gaat ontwikkelen. In dat geval bestaat de mogelijkheid dat deze bodemkwaliteitskaart moet worden aangepast of worden aangevuld aan de hand van de landelijke en regionale ontwikkelingen

Beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein in Krommenie en enkele bestaande woningen. Het bestemmingsplan is conserverend en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In de toekomst zal het bedrijventerrein verder worden getransformeerd naar een gemengd woonwerkgebied maar daarvoor zal te zijner tijd een aparte planologische procedure worden gevolgd. Er dient daarbij rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit (zie ook paragraaf 3.14).

Hoofdstuk 14 Beleidskaders Maatschappelijk en gezondheid
14.1 Strategische agenda rondom ouder worden in Zaanstad

De gemeenteraad heeft in 2017 de strategische agenda rondom ouder worden vastgesteld. De agenda geeft onder mee inzicht in de vraag 'Hoe willen mensen eigenlijk oud worden?' En wat is ervoor nodig om in die behoefte te kunnen voorzien, en vooral ook ruimte te bieden aan mensen zelf om hun toekomst in die richting vorm te geven?

Zaanstad wil met partners in de stad samenwerken aan het realiseren van de volgende ambities:

  • dat mensen zoveel mogelijk in de eigen wijk kunnen blijven als zij ouder worden;
  • dat er passende woningen en woonvormen zijn voor de ouderen van nu en van de toekomst;
  • dat ouderen blijven meedoen en onderdeel zijn van vitale netwerken;
  • dat mensen ouder kunnen worden in een veilige en toegankelijke omgeving met goede
  • voorzieningen in de buurt;
  • dat er een gevarieerd zorg- en dienstenaanbod voor ouderen in de wijk is en een goede
  • spreiding van gecombineerde woonzorgvormen in Zaanstad.

14.2 Sociale structuurvisie 2009-2020

In 2012 heeft de raad van Zaanstad de Sociale structuurvisie vastgesteld. De visie geeft vorm aan de wens om een sociale stad te zijn. Een leefbare en veilige stad waar mensen zich kunnen ontwikkelen op school, in het werk, in de vrije tijd, in sport of cultuur. Het beschrijft een drietal opgaven voor de toekomst. Die richten zich op talentontwikkeling van jongeren en volwassenen. Het bouwen van een aantrekkelijk woon- en leefklimaat met kwalitatief goede vrije tijd- en maatschappelijke voorzieningen. Tot slot gaat het over stimuleren van ontmoeting, betrokkenheid en initiatieven in buurten en wijken.

14.3 Zaanse visie op gezondheid

In 2019 heeft de gemeenteraad de Visie op gezondheid vastgesteld. Zaanstad wil dat inwoners zich in 2040 positief gezond(er) voelen en gezonde keuzes maken, in een omgeving die uitnodigt tot gezond gedrag. Beschreven staat de richting in de keuzes om te komen tot een gezond Zaanstad. Een cruciaal uitgangspunt is een gezonde inrichting van de stad. Met de visie worden een aantal effecten beoogd, namelijk dat:

  • 4. inwoners zich positief gezonder voelen;
  • 5. gezondheidsverschillen kleiner worden;
  • 6. kinderen opgroeien in een gezonde omgeving;
  • 7. de fysieke omgeving gezond gedrag stimuleert;
  • 8. sterkere samenwerking tussen partners rond het thema gezondheid.

14.4 Zaanstad bruist: cultuurvisie 2019-2030

De cultuurvisie Zaanstad bruist is in 2019 door de gemeenteraad vastgesteld. De visie beschrijft de voorwaarde scheppende uitgangspunten waarbinnen cultuur zich de komende 10 jaar kan ontwikkelen. De visie is uitgewerkt in een uitvoeringsagenda die concrete acties koppelt aan de uitgangspunten voor de visie.

De uitgangspunten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving zijn:

  • Een divers en kwalitatief goed basisaanbod door onder andere passende en toekomst bestendige gebouwen.
  • Bij stedelijke ontwikkelingen: ruimte voor culturele initiatieven zoals broedplaatsen.

14.5 Visie op de sport 2020-2014

De Visie op sport 2020-2040 is door de raad vastgesteld in 2021. De visie gaat uit van de bijdrage die sport kan leveren aan de ontwikkeling van Zaanstad. Een stad die groeit en verschillende grote opgaven kent. De toekomst van de Zaanse sport wordt beïnvloed door de ontwikkelingen in de Zaanse sociale en fysieke omgeving, maar ook door trends en ontwikkelingen vanuit de sport zelf.

Elke inwoner kan leren een leven lang plezier te beleven aan sport en bewegen. De sportieve en beweegvriendelijke omgeving leidt tot gezonde inwoners die actief zijn en samen het beste uit zichzelf en elkaar halen.

Om hier gericht mee aan de slag te gaan, staan vier pijlers in de visie centraal:

Ruimte om te sporten: een beweegvriendelijke inrichting van de openbare ruimte, met duurzame en toegankelijke sportinfrastructuur die multifunctioneel kunnen worden gebruikt.

Sportstimulering: alle Zaanse sporters beleven plezier en sport en elke sporter zich kan zich ontwikkelen. De Zaanse sportomgeving is een veilige omgeving waar iedereen zichzelf kan zijn, en waarin ontoelaatbaar gedrag zoals uitsluiting en discriminatie samen wordt aangepakt. Het sportaanbod wordt afgestemd op de opgaven die op wijk- en buurtniveau spelen en daarin trekken we op met scholen, maatschappelijke partners, verenigingen en aanbieders. Het sportaanbod wordt afgestemd op de opgaven die op wijk- en buurtniveau spelen en daarin trekken we op met scholen, maatschappelijke partners, verenigingen en aanbieders

Sportbranche: verenigingen zijn essentieel onderdeel van de Zaanse sportomgeving. Samenwerking op wijken buurtniveau en nieuwe verbindingen met ongeorganiseerde partners is van groot belang voor een positief sportklimaat, multifunctioneel gebruik van accommodaties en ruimte én voor de ontwikkeling van de stad.

Topsport: Zaanstad waardeert haar topsporters. De functionele ondersteuning van topsporttalent en het faciliteren van aantrekkelijke topsportevenementen creëert een positief topsportklimaat in Zaanstad.

14.6 Actieplan Luchtkwaliteit 2021-2030

In oktober 2021 heeft het college het Actieplan Luchtkwaliteit 2021-2030 vastgesteld. Hierin geeft Zaanstad invulling aan de maatregelen volgend uit het Schone Lucht Akkoord (SLA) dat het college in 2020 heeft ondertekend. Ook is in het actieplan invulling gegeven aan lokale maatregelen.

Schone lucht is van groot belang voor de gezondheid. Daarom wil Zaanstad met het Actieplan Luchtkwaliteit de luchtkwaliteit versneld verder verbeteren. Daartoe zijn in het Actieplan 30 maatregelen opgenomen, gegroepeerd naar bron. Deze maatregelen staan niet op zichzelf, maar hebben een relatie met het mobiliteitsbeleid, het klimaatbeleid en het stikstofbeleid. Een groot deel van de maatregelen dient daarom meerdere doelen. Elektrificatie van vervoermiddelen en mobiele werktuigen draagt ook bij aan het verminderen van geluidoverlast.

Hoofdstuk 15 Beleidskaders Duurzaamheid
15.1 Greendeal

Zaanstad heeft zich aangesloten bij een ‘Green Deal’ met het Rijk, waarmee provincies, gemeenten en netbeheerders in staat worden gesteld om woningen op een andere manier te verwarmen dan met aardgas. Wethouder Dick Emmer (Duurzaamheid) ondertekende de overeenkomst woensdag 8 maart samen met minister van Economische Zaken Henk Kamp, twaalf provincies, 29 andere gemeenten en vijf netbeheerders. Door een Green Deal aan te gaan, kan de rijksoverheid helpen om knelpunten op te lossen bij het zetten van duurzame stappen.

De Green Deal-aanpak is gestart in 2011. Op deze manier worden concrete stappen gezet in de uitwerking van de Energieagenda. Daarin schetst het kabinet de route naar een CO2-arme samenleving in 2050.

Woningen verwarmen zonder aardgas

‘Het Rijk heeft vorig jaar besloten dat alle woningen van het aardgas af moeten’, zegt wethouder Emmer. ‘Dit betekent dat de gebouwde omgeving in 2035 grotendeels aardgasvrij moet zijn. Betaalbaarheid, duurzaamheid en openheid van de energievoorziening vinden wij erg belangrijk. Energie is voor onze inwoners nu een behoorlijke kostenpost. Samen kunnen we dat efficiënter en slimmer. Daarom onderzoeken wij de mogelijkheden van een lokaal, open en slim warmtenet dat restwarmte van de industrie met de gebouwde omgeving verbindt.’

Klimaatakkoord Parijs

In het Klimaatakkoord van Parijs is in 2015 afgesproken de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder twee graden Celsius, met het streven de opwarming tot anderhalve graad te beperken. In de Energieagenda vertaalt het kabinet deze internationale ambities naar concrete maatregelen waarmee Nederland in de komende decennia de ‘energietransitie’ kan realiseren. Zo moeten nieuw te bouwen gebouwen vanaf 2021 (bijna) energieneutraal zijn en de resterende warmtevraag moet zo veel mogelijk zonder aardgas worden ingevuld.

Nieuwe initiatieven worden mogelijk

Een grotere opgave is het veranderen van de warmtevoorziening in de bestaande bouw. De technologie om andere duurzame warmtebronnen voor verwarming te gebruiken is weliswaar beschikbaar, maar nog niet op grote schaal toegepast in bestaande wijken die nu door aardgas worden verwarmd. De verdere ontwikkeling van de technologie, financiële oplossingen en nieuwe samenwerkingsvormen zijn daarvoor noodzakelijk. Initiatieven die nu mogelijk worden met deze Green Deal leveren hier een belangrijke bijdrage aan.

15.2 Zaans Klimaatakkoord 2.0

Het Zaans Klimaatakkoord 2.0 is in maart 2021 vastgesteld. Het laat zien waar Zaanstad staat en wat de laatste ontwikkelingen zijn. Het doel is om uiterlijk in 2040 klimaatneutraal te zijn. Ook wil Zaanstad in 2050 circulair zijn en aangepast aan een veranderend klimaat. Het akkoord is een groeidocument, waarin elk jaar wordt beschreven wat is gedaan en wat er nog meer nodig is op weg naar een klimaatneutraal, circulair en groen Zaanstad. Verder is beschreven hoe Zaanstad werkt aan o.a.: een duurzame stad, het slim omgaan met grondstoffen, steeds minder afval en opwekken van lokaal duurzame energie. Met een gezonde leefomgeving voor mens en dier en aangepast aan extremer weer juicht Zaanstad nieuwe ontwikkelingen en samenwerking toe.

Bijlage 3 Communicatie

Hoofdstuk 1 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ter inzage gelegen van datum, maand, jaar tot datum, maand, jaar. Gedurende bovengenoemde periode van inzage heeft iedereen, naar keuze mondeling of schriftelijk, zijn zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan kenbaar kunnen maken. INVULLEN ANONIEM

De zienswijzen zijn in de nota hieronder beantwoord:

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0042.png"

Hoofdstuk 2 Vooroverleg (3.1.1 Bro)

Op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het verplicht om in overleg te treden met de besturen van bestuursorganen die betrokken en belanghebbend zijn bij een nieuw bestemmingsplan. Deze verplichting is beperkt tot bestuursorganen.

Daarnaast zijn ook, in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van het bestemmingsplan (artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht), enkele andere organisaties en partijen die bijzondere betrokkenheid hebben bij dit plangebied om advies gevraagd.

Het (voor)ontwerpbestemmingsplan is om advies toegezonden aan:

Potentiële overlegpartners. AANVULLEN/SCHRAPPEN

  • 1. Provincie Noord-Holland
  • 2. Gemeente Amsterdam
  • 3. Gemeente Haarlemmerliede
  • 4. Gemeente Beverwijk
  • 5. Gemeente Velsen
  • 6. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
  • 7. Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
  • 8. Brandweer Zaanstreek
  • 9. Kontakt Milieubeheer Zaanstreek
  • 10. Milieufederatie Noord-Holland
  • 11. GGD Zaanstreek-Waterland
  • 12. Havenbedrijf Amsterdam
  • 13. Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied
  • 14. Recreatieschap Spaarnwoude
  • 15. Staatsbosbeheer
  • 16. Landschap Noord-Holland
  • 17. Vereniging Zaans Erfgoed
  • 18. Ondernemers- en winkeliersverenigingen;
  • 19. Kamer van Koophandel Amsterdam;
  • 20. (Ontwikkelingsbedrijven zoals:) Ontwikkelingsbedrijf Haventerrein Westzaan bv (OHW)
  • 21. Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Noordzeekanaalgebied nv (RON)
  • 22. Individuele bedrijven;
  • 23. Ontwikkelaar zoals BPD
  • 24. Waterleidingbedrijf Noord-Holland
  • 25. Nederlandse Gasunie
  • 26. NUON
  • 27. KPN
  • 28. Liander
  • 29. Tennet
  • 30. Woningbouwcorporaties zoals Parteon;
  • 31. Bewonersorganisaties

Nota met de beantwoording van de adviezen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0043.png"

Hoofdstuk 3 Ambtshalve wijzigingen

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3931BP-0201_0044.png"