Plan: | Aris van Broekweg 9-13 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3917BP-0201 |
Zaanstad staat de komende jaren voor een enorme woningbouwopgave. In het gemeentelijk programma MAAK.Zaanstad is de ambitie vastgelegd om tot 2040 binnenstedelijk 15.000 tot 20.000 woningen toe te voegen. Uitgangspunt daarbij is dat de kwaliteit van Zaanstad verbetert. Ook op de lange termijn wil Zaanstad een stad zijn waar mensen met plezier wonen, werken en leren. Daarom werkt de gemeente onder de noemer MAAK.Zaanstad aan meer en betere woningen, verbindingen en voorzieningen. Voor Zaankanters én voor nieuwe inwoners.
Het binnenstedelijke bedrijventerrein aan de Aris van Broekweg in het zuidwesten van Zaandam is één van de aandachtsgebieden in het programma MAAK.Zaanstad. Door de ligging op relatief korte afstand van het OV-knooppunt en het centrum van Zaandam maar ook vanwege de omliggende woonbuurten is de wens om het bedrijventerrein te transformeren naar een gemengd woonwerkgebied waar niet alleen plek is voor bedrijven maar ook voor wonen en recreatie. De gemeente onderzoekt daarom momenteel samen met eigenaren, corporaties, ondernemers en bewoners de Aris van Broekweg en omgeving. Dit is om te bekijken naar wat er nodig is om van dit gebied een levendige, leefbare, toegankelijke en groene buurt te maken. Eén van de ontwikkelingen die op korte termijn kunnen bijdragen aan de voorgenomen transformatie van het bedrijventerrein is Aris van Broekweg 9-13. Dit voormalige bedrijfsperceel ligt momenteel braak en kan door herontwikkeling ruimte bieden aan maximaal 104 sociale huurwoningen. Met de bouw van 104 nieuwe woningen wordt bijgedragen aan het oplossen van het enorme woningtekort in Zaanstad. De uitgangspunten voor het braakliggende perceel en de omliggende gronden zijn vastgelegd in het op 8 december 2020 door het college geaccordeerde Ruimtelijk Programma van Eisen.
De beoogde herontwikkeling van het bedrijfsperceel Aris van Broekweg 9-13 is niet mogelijk via het geldende bestemmingsplan. Om de herontwikkeling van het plangebied te kunnen vergunnen is daarom een nieuw bestemmingsplan nodig. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt een nieuw ruimtelijk planologisch regime voor het plangebied van kracht om de nieuwbouw planologisch mogelijk te maken. Het bestemmingsplan zal een toetsingskader worden voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor het bouwen van de nieuwbouw.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het braakliggende terrein ter plaatse van de kadastrale percelen ZDM01-K-9130, ZDM01-K-10567, ZDM01-K-9792 en ZDM01-K-10138. Deze vier kadastrale percelen vormen samen het voormlaige bedrijfsperceel Aris van Broekweg 9-13. Het plangebied wordt daarbij begrensd door:
Afbeelding: Ligging plangebied (bron: www.bing.com/maps)
Momenteel is het plangebied onbebouwd en bijna volledig begroeid met gras en planten. Het plangebied is van de Aris van Broekweg en aan zuidwestzijde afgeschermd via een hek.
Dit bestemmingsplan vervangt (een gedeelte van) de bestemmingsplannen:
In het geldende bestemmingsplan 'Westzanerdijk' is het plangebied bestemd als 'Bedrijventerrein'. Binnen deze bestemming zijn ter plaatse van het plangebied bedrijven t/m categorie 2 toegestaan. Voor het plangebied geldt een maximum bebouwngspercentage van 95% en een maximum bouwhoogte van 12 meter.
Conform het Parapluplan Parkeren Zaanstad geldt bij het bouwen van gebouwen dat er voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied. Voldoende betekent dat er wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016” dan wel eventuele wijzigingen daarvan.
Het Paraplubestemmingsplan Woningsplitsing, Kamerverhuur en Toeristische verhuur reguleert toeristische verhuur en Bed & Breakfast en er zijn regels opgenomen met betrekking tot het splitsen en omzetten van woningen.Van omzetting is sprake als zelfstandige woningen naar onzelfstandige woningen worden omgezet, ook wel kamergewijze verhuur genoemd.
Deze toelichting maakt deel uit van het bestemmingsplan Aris van Broekweg 9-13. De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders (zie ook de volgende alinea) en wordt in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken. Daarnaast wordt er een verantwoording gegeven voor de gemaakte keuzes.
In de bijlagen bij de toelichting staan alle relevante beleidsstukken samengevat. Zowel het algemene Rijks-, provinciaal als gemeentelijk beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt themaspecifiek beleid nader toegelicht. Per beleidsstuk wordt kort beoordeeld wat de invloed ervan is op het bestemmingsplan. Verder worden in de bijlagen de beantwoording van de zienswijzen en ambtshalve wijzigingen verwerkt.
Het plangebied maakt onderdeel uit van de wijk Nieuw West, welke bestaat uit Westerwatering en Westerspoor. De wijk Nieuw West vormt het westelijk deel van Zaandam en is gelegen tussen Westerkoog in Koog aan de Zaan in het noorden, de spoorlijn Amsterdam-Alkmaar/Hoorn in het oosten, het Noordzeekanaal in het zuiden en het landelijk gebied van Westzaan in het westen.
Afbeelding: de ligging van de wijk Nieuw West waarbij het plangebied globaal met een gele lijn is aangegeven (bron: https://geo.zaanstad.nl/)
Her plangebied bevindt zich in het noordoostelijk deel van Westerspoor. Waar Westerspoor nu nog vooral ervaren wordt als het meeste zuidwestelijke deel van Zaandam, is het op iets grotere schaal strategisch gelegen. Met name het noordoostelijk deel van Westerspoor ligt namelijk niet alleen op korte afstand tot het OV-knooppunt en het centrum van Zaandam maar door de ligging nabij de Provincialeweg (N203, te bereiken via de route Houtveldweg-Albert Heijnweg), is het met de auto eenvoudig om naar de andere Zaanse kernen en Amsterdam, Schiphol of Purmerend te rijden. Via de N203 en de Hempont is het ook een relatief korte afstand tot het Westelijk Havengebied van Amsterdam (de fietsafstand tot de Hempont bedraagt vanaf het plangebied circa 10 minuten). De fysieke verbinding tussen Westerspoor en het station en centrum van Zaandam is voor fietsers en voetgangers sinds 2020 enorm verbeterd als gevolg van een fly-over met het fiets- en voetpad 'De Slinger' over de Houtveldweg en de spoorlijn. Deze fly-over en het fiets- en voetpad zijn onderdeel van de vernieuwing van het stationsgebied.
Vanwege de ligging nabij het OV-knooppunt Zaandam is de bereikbaarheid van het noordoostelijk deel van Westerspoor per openbaar vervoer zeer goed. Vanaf station Zaandam vertrekken meerdere treinen per uur naar onder meer onder andere Amsterdam, Schiphol, Alkmaar en Purmerend. Diverse bussen zorgen voor een verbinding met de rest van Zaanstad en er gaan ook nog meerdere bussen naar Amsterdam.
Westerpoor bestaat uit de deelgebieden rondom de Westzanerdijk (noordzijde) en het bedrijventerrein Westerspoor (overige deel). Het plangebied is gelegen in het deelgebied rondom de Westzanerdijk. Op dit deelgebied zal in het navolgende nader in worden gegaan.
Afbeelding: het deelgebied rondom de Westzanerdijk waarbij het plangebied met een geel rechthoek is aangegeven (bron: toelichting bestemmingsplan Westzanerdijk)
Het deelgebied rondom de Westzanerdijk was tot de 11de of 12de eeuw een veenmoeras. Vanaf die tijd is het ontgonnen door boeren die sloten groeven om het land te ontwateren en daarmee begaanbaar en geschikt te maken voor akkerbouw en veeteelt. Door het ontwateren daalde het land. Het IJ was in die periode een kleine veenstroom die regenwater vanuit het veengebied tussen het huidige Westzaan, Beverwijk, Haarlem en Amsterdam afvoerde. Door de daling van het land kon het IJ over het land stromen en kalfde steeds meer IJ-oever af. Het IJ werd hierdoor een brede stroom die uiteindelijk, door invloed van de Zuiderzee, veranderde van een zoetwaterrivier in een brede zeearm met eb en vloed. De Westzanerdijk dateert waarschijnlijk uit de 12de of 13de eeuw en is aangelegd om het zeewater, dat via het IJ de Zaanstreek bedreigde, tegen te houden. Regelmatig brak deze zeedijk door en overstroomde het land. Op deze manier zijn de braken ontstaan, kleine meertjes direct achter de dijk. In het deelgebied rondom de Westzanerdijk liggen twee braken: De Wiel (achter station Zaandam) en de Braak bij de Gouw (daar waar de Gouw op de Westzanerdijk uitkomt).
In de middeleeuwen waren Westzaan-Zuid en Zaandam rond de dam bewoond. Met de economische opbloei van de Zaanstreek vanaf het midden van de 16de eeuw, breidde deze bewoning en de bijbehorende industrie zich langzaam langs de Westzanerdijk uit. Het westelijk deel van het deelgebied rondom de Westzanerdijk raakte op deze manier volgebouwd met molens, pakhuizen en woningen terwijl buitendijks scheepswerven lagen. Het oostelijk deel van het deelgebied bleef grotendeels vrij van bebouwing, met uitzondering van het meest oostelijke gedeelte.
Sinds mensenheugenis bevond zich in de Hogendijk een kleine sluis voor de uitwatering van water uit de Polder Westzaan. Het overtollige water vloeide via een vaart (thans de sloot aan de zuidkant van de Koerakinstraat en de Poeskinstraat) en een duikersluis de Voorzaan in. Op het buitendijksgebied tegen de Hogendijk was sinds 1600 een scheepstimmerwerf gevestigd, ten zuiden daarvan lagen scheepshellingen. Door ouderdom en verval werden sluis en duiker in 1648/1649 dichtgemaakt en gesloopt. Voor enkele ondernemers vormde dit de aanleiding om het gebied verder te ontwikkelen door de vaart uit te graven en te verbreden 'tot gemak en gerijf der daarneven liggende scheepstimmerwerven'. Zo ontstond de Nieuwe Haven, die doorliep tot wat nu het einde van de Aris van Broekweg is. De Nieuwe Haven was speciaal als scheepsbouwgebied aangelegd. In 1651 lagen er 13 scheepswerven rondom de Nieuwe Haven.
Afbeelding: het oostelijk deel van het deelgebied rondom de Westzanerdijk rond 1910 met rechts de Nieuwe Haven (bron: https://www.topotijdreis.nl/)
Tijdens de tweede economische bloeiperiode van de Zaanstreek, vanaf 1850, groeide de bevolking sterk en in het begin van de twintigste eeuw raakte vrijwel het hele deelgebied rondom de Westzanerdijk volgebouwd met woningen en bedrijven. De molens en scheepswerven verdwenen door veranderingen in de economie en technologie.
In de loop van de twintigste eeuw, vooral vanaf de jaren vijftig, vond grootschalige industriële ontwikkeling plaats aan de oostkant van het deelgebied. De havenbekken ten westen van de spoorlijn werd daarvoor gedempt. Hier werd vanaf 1969 het bedrijventerrein rondom de Aris van Broekweg aangelegd (waar het plangebied ook onderdeel van uitmaakt). In de jaren '80 werd de spoorlijn ten oosten van het bedrijventerrein deels verlegd vanwege de aanleg van de Hemtunnel. De verbinding van de Westzanerdijk met de aan de andere kant van het spoor gelegen Hogendijk werd daarbij volledig verbroken.
Afbeelding: het oostelijk deel van het deelgebied rondom de Westzanerdijk in 1965 met in het midden de pas aanlegde Aris van Broekweg met aangrenzende bedrijfspercelen (bron: beeldbank Zaanstad)
Het deelgebied rondom de Westzanerdijk is een gebied dat als een langwerpige strook in oost-westelijke richting tussen Zaandam-Zuid en Westzaan-Zuid is gelegen waarbij deze strook sinds de jaren '80 van de vorige eeuw ruimtelijk is gescheiden van Zaandam-Zuid door de spoorlijn tussen Amsterdam en Alkmaar/Hoorn.
De Westzanerdijk vervulde in het verleden een belangrijke waterkerende functie maar deze functie is overgenomen door het aangelegde dijklichaam langs een klein gedeelte van de Provincialeweg en de oostzijde van het nieuwe spoorwegtracé en door de verzwaarde noorddijk van het Noordzeekanaal. Ondanks dat de Westzanerdijk geen waterkerende functie meer vervult is de dijk binnen het deelgebied nog steeds het belangrijkste ruimtelijke element. Dit resulteerde in de bestaande lintachtige bebouwing langs de Westzanerdijk die als het ware de "ruggengraat" vormt van het deelgebied. Ter hoogte van het plangebied kent het dijklint op dit moment een onderbreking aan beide zijden (zie ook de beschrijving in de navolgende subparagrafen). De Westzanerdijk is aangewezen als provinciaal monument.
Afbeelding: de ruimtelijke structuurdragers in het deelgebied rondom de Westzanerdijk (bron: toelichting bestemmingsplan Westzanerdijk)
De Ringweg, die aan de zuidkant min of meer parallel aan de Westzanerdijk loopt, vormt een tweede belangrijk element in het deelgebied. De Ringweg vormt een nieuwere, doorlopende oost-westdijk, en is als randdijk aangelegd bij de drooglegging van de Zaandammerpolder in 1882. Uit deze tijd dateren ook de aansluitingen met de Westzanerdijk: Adriaan Roggestraat en Aris van Broekweg. Deze laatste slechts als korte noordzuid ontsluiting voor de Nieuwe Haven die toen werd gegraven ten oosten van het huidige plangebied. Aan de Ringweg is vanaf eind 19e eeuw ook gebouwd, met enkele ronduit chique buitenhuizen in een aantrekkelijke en open lintstructuur. In de meer recente decennia (vanaf de jaren 60) zijn enkele woonbuurten tussen Westzanerdijk en de Ringweg gebouwd.
Samen met een aantal dwarswegen vormen de Westzanerdijk en de RIngweg de stedenbouwkundige basisstructuur van het deelgebied. Ten noorden van het deelgebied bevindt zich, achter de lintbebouwing langs de Westzanerdijk, het open veenweidegebied van het Westzijderveld. Ten zuiden van het deelgebied ligt het bedrijventerrein Westerspoor.
Het deelgebied rondom de Westzanerdijk bestaat uit vier zones, welke zijn weergegeven in de navolgende afbeelding. Het gaat daarbij om:
Afbeelding: de vier zones in het deelgebied rondom de Westzanerdijk (bron: toelichting bestemmingsplan Westzanerdijk)
Het plangebied is gelegen op het bedrijventerrein rond de Aris van Broekweg (4) maar bevindt zich eveneens in de directe nabijheid van de historisch gevormde lintbebouwing aan de Westzanerdijk (1) en het woongebied ten zuiden van de Westzanerdijk (2).
Het bedrijventerrein rond de Aris van Broekweg is een binnenstedelijk bedrijventerrein met bedrijfspercelen aan weerszijden van de centrale Aris van Broekweg. Op de bedrijfspercelen zijn rechthoekige bedrijfsgebouwen zonder kap gerealiseerd. Enkele percelen zijn inmiddels niet meer in gebruik en braakliggend. Naast bedrijven zijn er ook enkele andere functies op het bedrijventerrein gevestigd, zoals een sportartikelenwinkel, een creatieve ontmoetingsplek (Het Blauwe Pand) en een bordeel.
Afbeelding: de Aris van Broekweg en de daarlangs gelegen bedrijfsgebouwen, gezien vanuit westelijke richting (links) en de doorsteek van de Aris van Broekweg naar de Westzanerdijk (rechts)
De Aris van Broekweg is aan de oostzijde aangesloten op de Houtveldweg, welke een hoofdontsluiting is op stadsniveau. Aan de westzijde is de Aris van Broekweg doodlopend maar halverwege is er een doorsteek naar de Westzanerdijk met keermogelijkheid voor vrachtwagens. Deze doorsteek is van belang voor de bereikbaarheid per auto van de lintbebouwing aan de Westzanerdijk vanuit oostelijke richting.
Het plangebied maakt onderdeel van het binnenstedelijke bedrijventerrein rondom de Aris van Broekweg, aan de oostkant van het deelgebied rondom de Westzanerdijk. In de directe omgeving bevinden zich daardoor bedrijfspercelen maar ook enkele woonpercelen langs de Westzanerdijk, de Ringweg en de Adriaan Roggestraat.
In het navolgende worden de omliggende bebouwing en functies rondom het plangebied nader omschreven.
Bedrijfspercelen Aris van Broekweg
Aan de overzijde van de Aris van Broekweg, ten noordoosten van het plangebied, bevindt zich het bedrijfsperceel Aris van Broekweg 18 met een naastgelegen bedrijfswoning (Aris van Broekweg 20). Het bedrijfsperceel is in gebruik als machinefabriek K. van Nek B.V. Bij dit bedrijf vinden onder meer plaat- en constructiewerkzaamheden plaats maar ook draaien en frezen. Het bedrijfsgebouw bestaat uit twee tot één bouwlagen.
Afbeelding: het bedrijfsgebouw van machinefabriek K. van Nek B.V., ten noordoosten van het plangebied
De naast de machinefabriek gelegen bedrijfswoning is tweelaags. Direct ten westen van de bedrijfswoning bevindt zich de doorsteek van de Aris van Broekweg naar de Westzanerdijk.
Afbeelding: de bedrijfswoning ten noordoosten van het plangebied met links de doorsteek naar de Westzanerdijk
Het bedrijfsperceel direct ten oosten van het plangebied is in gebruik bij het bedrijf Bosma en Bronkhorst B.V. (Aris van Broekweg 5A-7). Dit bedrijf is ook gevestigd in het bedrijfsgebouw aan de overzijde (Aris van Broekweg 14), direct ten oosten machinefabriek K. van Nek B.V. (zie ook de eerste afbeelding in deze subparagraaf). Bosma en Bronkhorst B.V. houdt zich bezig met het ontwerpen, realiseren, installeren, onderhouden en renoveren van elektrotechnische installaties, aandrijfsystemen en technische automatiseringssystemen. Ook bij dit bedrijf binden onder meer plaat- en constructiewerkzaamheden plaats. De bedrijfsbebouwing ten oosten van het plangebied bestaat uit bedrijfsloodsen.
Afbeelding: één van de bedrijfsloodsen van Bosma en Bronkhorst B.V., ten oosten van het plangebied
Ten westen van het plangebied zijn de gronden in gebruik bij het bedrijf Samlex Europe B.V. (Aris van Broekweg 15-17). Dit bedrijf is een leverancier van (mobiele) stroomvoorzieningen, zoals batterijen, accu's en adapters. Het deel van het bedrijfsgebouw dat grenst aan het plangebied is in gebruik als bedrijfsloods.
Afbeelding: het bedrijfsgebouw van Samlex Europe B.V., ten westen van het plangebied
Tenslotte bevindt zich ten noordwesten van het plangebied nog een bedrijfsgebouw direct achter de woning Westzanerdijk 91. Het bedrijfsgebouw (Aris van Broekweg 24) is in gebruik bij een bouwbedrijf. Bij het bedrijfsgebouw is bovenaan de Westzanerdijk een bedrijfswoning aanwezig (nummer 91).
Afbeelding: het groene bedrijfsgebouw dat in gebruik is bij een bouwbedrijf en het naastgelegen hotel, ten noordwesten van het plangebied
Horeca en supermarkt
Het perceel naast het hiervoor genoemde bedrijfsgebouw van het bouwbedrijf is in gebruik als kleinschalig hotel met 8 kamers (Westzanerdijk 89, zie voorgaande afbeelding). De ingang van het hotel bevindt zich aan de zijde van de Westzanerdijk maar de parkeerplaatsen voor de gasten zijn aan de Aris van Broekweg gelegen, onderaan het dijktalud.
Ten noorden van het kleinschalige hotel is een Aldi-supermarkt met bijbehorend parkeerterrein gevestigd (Westzanerdijk 118C).
Afbeelding: het gebouw van de eetgelegenheid aan de Westzanerdijk 118B met daarachter het supermarktgebouw van Aldi aan de Westzanerdijk 118C, ten noorden van het plangebied (bron: https://www.google.nl/maps/)
Ten oosten van het supermarktgebouw bevindt zich een eetgelegenheid met afhaalfunctie (Westzanerdijk 118B). De eetgelegenheid is gevestigd in een éénlaags gebouw met kap.
Woonpercelen
In de directe omgeving van het plangebied zijn diverse woningen aanwezig. Ten noorden van het plangebied gaat het, naast de al eerder vermelde bedrijfswoningen, om de woningen in de lintbebouwing van de Westzanerdijk. Zo bevindt zich op iets meer dan 100 meter ten noorden van het plangebied het meest oostelijke deel van het woonlint van de Westzanerdijk. Het gaat hier om vrijstaande, tweeaaneengebouwde en meerdere aaneengebouwde woningen. De woningen zijn veelal één- tot tweelaags met een kap en beschikken over zij- en achtertuinen.
Afbeelding: een deel van de lintbebouwing langs de Westzanerdijk ten noorden van het plangebied
Direct ten zuiden van het plangebied liggen de woonpercelen van Ringweg 4-38 en Korte Ringweg 2-24. De woonpercelen aan de Korte Ringweg liggen ten zuidoosten van het plangebied en zijn bebouwd met een blok van drie-, vier- en vijfaaneengebouwde woningen van elk twee bouwlagen met een kap. De blokken van vier- en vijfaaneengebouwde woningen zijn haaks op Ringweg geplaatst en hebben daardoor een oostwestoriëntatie. Het blok met drieaaneengebouwde woningen is evenwijdig aan de Ringweg geplaatst en kent daardoor een noordzuidoriënatie. Alle woningen hebben voor- en achtertuinen en in geval van een hoekwoning ook vaak een zijtuin. Eén van de woningen is in gebruik als kattenpension (Korte Ringweg 24). De gronden tussen de woonpercelen en het plangebied zijn in gebruik als grasveld met voetpaden (voor de ontsluiting van een deel van de woningen).
Afbeelding: een deel van de woningen aan de Korte Ringweg, ten zuidoosten van het plangebied en gezien vanaf de Ringweg (bron: https://www.google.nl/maps/)
De woonpercelen in de lintbebouwing ten noorden van de Ringweg (4-38) zijn bebouwd met vrijstaande, tweeaaneengebouwde en meerdere aaneengebouwde woningen, welke evenwijdig aan de Ringweg zijn gelegen. De woningen zijn één- tot tweelaags met een kap en beschikken over voor- en achtertuinen. De achtertuinen van de woonpercelen Ringweg 10-24 zijn zodanig diep dat deze grenzen aan het plangebied. Bij de overige woonpercelen (Ringweg 4-8 en 26-38) is er sprake van een tussengelegen grasveld met voetpaden.
Afbeelding: een deel van de woningen in de lintbebouwing aan de Ringweg, ten zuiden van het plangebied (bron: https://www.google.nl/maps/)
De Ringweg en de Westzanerdijk zijn met elkaar verbonden via de Adriaan Roggestraat. Langs deze straat staan aan de zijde van het plangebied tweeaaneengebouwde woningen van één tot twee bouwlagen met een kap (Adriaan van Roggestraat 1-25). Deze woonpercelen bevinden zich ten westen van het plangebied én het tussegelegen bedrijfsperceel van Samlex Europe B.V.
Op en nabij de hoek van de Adriaan Roggestraat met de Ringweg staat twee blokken met gestapelde woningen (Adriaan Roggestraat 27-37 en 39-51). Deze blokken zijn drielaags met een kap. Tussen het plangebied en deze blokken met gestapelde woningen is een grasveld met voetpaden.
Afbeelding: de gestapelde woningen nabij de hoek van de Adriaan Roggestraat en de Ringweg, ten zuidwesten van het plangebied (bron: https://www.google.nl/maps/)
Aan de Adriaan Roggestraat is ook openbare basisschool 'De Dijk West' gevestigd.
Op dit moment is het plangebied braakliggend maar tot enkele jaren geleden was het gebied in gebruik als bedrijfsperceel van transportbedrijf VTZ. Het plangebied was grotendeels bebouwd met loodsen. Deze loodsen zijn vanaf 2014 gefaseerd gesloopt.
Afbeelding: luchtfoto voormalige bebouwing plangebied in 2013 (bron: Google earth)
Afbeelding: de in 2014 gesloopte loodsbebouwing aan de oostkant van het plangebied (bron: https://www.google.nl/maps/)
De westzijde van het plangebied was deels onbebouwd omdat deze fungeerde als toegang voor vrachtwagens en voor laden en lossen. Dit deel van het plangebied was van de Aris van Broekweg afgescheiden door middel van een hekwerk.
Afbeelding: de westzijde van het plangebied met links de in 2014 gesloopte loodsbebouwing (bron: https://www.google.nl/maps/)
Het braakliggende terrein is na de sloop van de loodsen in 2014 begroeid geraakt met gras en planten. Het braakliggende terrein heeft een oppervlak van circa 8.900 m² en wordt momenteel aan de noordzijde (deels) van de Aris van Broekweg afgeschermd door een gaashek. Langs het gaashek ligt een voetpad.
Afbeelding: het braakliggende terrein ter plaatse van het plangebied
In deze paragraaf is omschreven vanuit welke achtergrond het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld. Deze (onderzoeks-)geschiedenis loopt van de in 2012 vastgestelde 'Ruimtelijke structuurvisie Zaanstad 2020 - Zichtbaar Zaans' naar het in 2022 vastgestelde Ruimtelijk Programma van Eisen 'Aris van Broekweg 9-13 - Ontwikkeling ZVH' (RPvE, inclusief stedenbouwkundig plan en Beeldkwaliteitsplan). Het RPvE maakte de start van het bestemmingsplan mogelijk, waarna er diverse (beleidsmatige) keuzes en nadere onderzoeken zijn gedaan.
De behandeling van de verschillende stukken is in deze paragraaf chronologisch opgenomen. De verschillende studies en beleidsstukken zijn over de loop van een aantal jaren tot stand gekomen. Hierbij is sprake geweest van voortschrijdend inzicht en ontwikkelingen, waardoor in de verdere uitwerking op ondergeschikte onderdelen bijstellingen hebben plaatsgevonden. De stukken bouwen dus op elkaar voort.
Op 7 juni 2012 is de ruimtelijke structuurvisie, samen met de economische structuurvisie en de sociale structuurvisie, door de raad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.
De ruimtelijke ambities worden uitgewerkt aan de hand van vier ruimtelijke ontwikkelopgaven:
Voor het plagebied is met name de opgave 'intensiveren en transformeren' van belang. Doordat Zaanstad in het landelijk gebied geen uitbreidingsmogelijkheden meer heeft zal voortaan alleen nog maar binnen bestaande stedelijke contouren worden gebouwd. De strategie is daarbij tweeledig:
Gelet op de ontwikkelkaart 'Intensiveren/transformeren' is het plangebied gelegen in een gebied dat is aangewezen voor een (gedeeltelijke) transformatie van binnenstedelijke bedrijventerreinen.
Afbeelding: uitsnede ontwikkelkaart 'Intensiveren/transformeren', het plangebied is indicatief met een rode cirkel aangeduid
In de structuurvisie is aangegeven dat de ontwikkelrichting per binnenstedelijk bedrijventerrein volgt via een uitwerking van de Economische en Ruimtelijke Structuurvisie. Voor zover bekend is deze uitwerking niet opgesteld.
In de ruimtelijke structuurvisie zijn verder voor heel Zaanstad gebiedstyperingen - en profielen weergegeven. Voor het deel van Zaandam waarbinnen het plangebied is gelegen is de gebiedstypering 'Werkgebied' van toepassing. Dit betreft gebied waar bedrijvigheid altijd de overhand heeft. Alleen in het lichtste profiel (gemengd werkgebied) is een aandeel wonen tot 20% mogelijk, mits dit geen afbreuk doet aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de in dit profiel gewenste bedrijvigheid. Ter plaatse van het plangebied en de naastgelegen gronden is het gebiedsprofiel 'Gemengd werkgebied' aan de orde.
Afbeelding: uitsnede overzichtskaart gebiedstyperingen- en profielen
Voor het gebiedsprofiel 'Gemengd werkgebied' is het volgende aangegeven:
MAAK.Zaanstad is een uitwerking van bestaande visies, zoals Zaans Evenwicht en de Economische- en Ruimtelijke Structuurvisie. Het streven is om in Zaanstad tot 2040 tussen de 15.000 en 20.000 woningen te realiseren. Dit aantal extra woningen kan bereikt worden door nieuwbouw, of door alternatieven zoals transformatie van panden. Voor de komende 10 jaar wordt gestreefd de bouwproductie te verhogen naar 1.000 woningen per jaar. Ook wordt ingezet op het realiseren van woningen voor bijzondere doelgroepen. Daar draagt dit plan aan bij.
De hoofdopgave vanuit MAAK.Zaanstad is het verder versterken en verbreden van het centrum. De wens van de gemeente is de kwaliteit van het gebied rond de Aris van Broekweg te vergroten en het te transformeren van een bedrijventerrein naar een gemengd gebied met werken, onderwijs en wonen. Het gebied is in het einddocument MAAK.Zaanstad, dat in 2016 door de raad is vastgesteld, aangewezen als transformatiegebied. Door meer functies als wonen, werken en onderwijs gezamenlijk toe te staan wordt de entree en verbinding tussen het centrum en het achterliggend gebied verbeterd. Het plan van ZVH maakt hier onderdeel van uit.
Aanvullend is hierover later door het college aan de bedrijven toegezegd dat zij kunnen blijven indien dat door hen gewenst is. Begin 2024 wordt het proces van de ruimtelijke verkenning voor het gehele gebied rondom de Aris van Broekweg gestart, daarbij zal dit als uitgangspunt aangehouden worden. Daarbij worden de bedrijven in het gebied intensief betrokken.
Het college heeft op 8 december 2020 het Ruimtelijk Programma van Eisen 'Aris van Broekweg 9-13 - Ontwikkeling ZVH' (RPvE, zie bijlage 2) geaccordeerd. Op 10 mei 2022 is het RPvE, als onderdeel van de anterieure overeenkomst, ondertekend door de verantwoordelijk wethouder.
De Aris van Broekweg is in de ruimtelijke structuurvisie (zie subparagraaf 2.2.1) aangewezen als transformatiegebied. Daarin komt naar voren dat de wens er ligt de functie van bedrijventerrein te transformeren naar een gemengd gebied met wonen en werken. In 2019 sloten de gemeente en woningcorporatie ZVH een intentieovereenkomst voor een haalbaarheidsonderzoek naar woningbouw op het perceel Aris van Broekweg 9-13, gevolgd door een stedenbouwkundig voorstel. In het RPvE is aangegeven welke eisen/uitgangspunten in de verdere uitwerking worden gehanteerd en op welke onderdelen nog nader onderzoek nodig is om het plan verder financieel en technisch uit te werken. Naast het RPvE is ook een Beeldkwaliteitsplan en een plankaart opgesteld. Deze stukken zijn als bijlagen opgenomen bij het RPvE.
Het woningtekort in Zaanstad is de afgelopen jaren enorm gestegen. Het is na Amsterdam het hoogste in de Metropoolregio (MRA). Het tekort is nu 5%, terwijl dat hooguit 1,5 tot 2% zou mogen zijn. Mensen moeten daardoor te lang op een woning wachten. De maatschappelijke urgentie van vooral sociale woningbouw is enorm. Zaanstad staat de komende jaren dan ook voor een grote woningbouwopgave. In het gemeentelijk programma MAAK.Zaanstad is de ambitie vastgelegd om tot 2040 binnenstedelijk 15.000 tot 20.000 woningen toe te voegen. Uitgangspunt daarbij is dat de kwaliteit van Zaanstad verbetert. Tussen de gemeente Zaanstad en de corporaties zijn al prestatieafspraken gemaakt om de woningproductie te stimuleren.
Het binnenstedelijke bedrijventerrein aan de Aris van Broekweg waar het plangebied onderdeel van uitmaakt is één van de aandachtsgebieden in het programma MAAK.Zaanstad. Door de ligging op relatief korte afstand van het OV-knooppunt en het centrum van Zaandam maar ook vanwege de omliggende woonbuurten is de wens om het bedrijventerrein te transformeren naar een gemengd woonwerkgebied waar niet alleen plek is voor bedrijven maar ook voor wonen en recreatie. Eén van de ontwikkelingen die op korte termijn kunnen bijdragen aan de voorgenomen transformatie van het bedrijventerrein naar een gemengd woonwerkgebied is Aris van Broekweg 9-13. Dit voormalige bedrijfsperceel ligt momenteel braak.
Door in het plangebied nieuwbouwwoningen te bouwen, zullen er meer inwoners in Westerspoor komen te wonen. Hierdoor ontstaat er op buurtniveau een betere balans tussen wonen en werken. Dat is goed voor de sociale veiligheid. Er komen straks letterlijk meer voordeuren aan de straat en in de avonden en weekeinden zal er meer drukte op straat zijn. Meer woningen in een divers aanbod in de buurt biedt verder een basis voor betere voorzieningen, meer doorstroming van bewoners en een verschillende bevolkingsopbouw. Binnen het plangebied ontstaat ruimte om te zorgen voor meer openbaar groen en een betere verbinding voor voetgangers tussen de Ringweg en de Westzanerdijk. Daardoor wordt de verblijfskwaliteit verbeterd en gezondheid, klimaatbestendigheid en biodiversiteit vergroot.
Het plangebied ligt tussen de historische linten van de Westzanerdijk en de Ringweg, op korte afstand van het centrum en het OV-knooppunt van Zaandam. Door het landelijke karakter van de Westzanerdijk en de Ringweg is het 'buitengevoel' dichtbij. Ook met de auto is de aansluiting op het provinciale netwerk zeer direct via de nabijgelegen Houtveldweg.
Het plangebied maakt deel uit van een in potentie geschikte loop- en fietsroute tussen de Westzanerdijk en de Ringweg. Door deze route kan de verbinding tussen deze historische linten worden verbeterd. De ambitie is dan ook om deze route te maken en zo de Ringweg via het plangebied te verbinden met het oostelijk deel van de Westzanerdijk en verder richting het centrum van Zaandam. Door de ontwikkeling van het plangebied is ook een integratie van duurzaamheidsmaatregelen mogelijk, zoals een hoge energieprestatie (BENG-normen).
De voormalige bedrijfsbebouwing in het plangebied is al enkele jaren geleden volledig gesloopt. De gesloopte bebouwing zal worden vervangen door nieuwbouw met sociale huurwoningen. In het kader van het RPvE Aris van Broekweg 9-13 (zie subparagraaf 2.2.3 en bijlage 2) zijn een stedenbouwkundig plan en een Beeldkwaliteitsplan opgesteld.
De woningen worden gerealiseerd in een aantal appartementengebouwen. Het stedenbouwkundig plan is zo ingericht dat toekomstige ontwikkelingen eropaan kunnen sluiten. In het stedenbouwkundig plan en het Beeldkwaliteitsplan zijn verschillende uitgangspunten over de bedoelde nieuwbouw opgenomen. Deze uitgangspunten zijn maatgevend voor dit bestemmingsplan en de nog op te stellen bouwplannen.
Aansluiten op huidige omgeving
Het plangebied maakt gelet op de omgeving in feite onderdeel uit van een binnenterrein. Vanwege het groene losse karakter van de linten Westzanerdijk en Ringweg enerzijds en het karakter van het bedrijventerrein en de infrastructuur anderzijds is gezocht naar een bemiddelende typologie die qua schaal en oriëntatie passend is voor het bedoelde programma. De woningbouwlocatie loopt op naar het oosten (4 lagen), maar zal naar de andere richtingen moeten aansluiten op de dorpse schaal (maximaal 3 lagen). Ook vergt deze ontwikkeltoekomst dat het woongebied een eigen verblijfskwaliteit kent, maar dat tegelijkertijd goede verbindingen door het gebied mogelijk moeten blijven.
Voor het perceel wordt een plan voorgesteld met alleen sociale woningbouw. De stedenbouwkundige opzet gaat uit van een logische aansluiting op de routes en achtertuinen in de direct aangrenzende omgeving. Door het parkeren collectief op te nemen in de gebieden tussen de bestaande en nieuwe bebouwing, ontstaat er als vanzelf een natuurlijke afstand tot de aanliggende bestaande bebouwing en ontstaat er ruimte voor een autovrij en groen middenterrein. Deze kan parkachtig ingevuld worden waardoor voor de ruimere omgeving een meerwaarde wordt gecreëerd.
Toekomstbeeld op hoofdlijnen en beschrijving gewenste kwaliteit
Historisch karakter
De woningen dienen kleinschalig en individueel onderscheidend te zijn passend bij de historische dijk. Het plangebied ligt op de plek waar in de 17e eeuw de Nieuwe Haven is aangelegd, een groot scheepsbouwgebied in West-Zaandam. De scheepsbouw is van groot belang geweest in Zaandam. De mogelijke resten van scheepswerven in de bodem van het plangebied zijn daarom van hoge archeologische en geschiedkundige waarde voor Zaanstad.
Parkeren
De initiatiefnemer zal in lijn met het parkeerbeleid voldoende parkeergelegenheid op eigen grond realiseren om te voorzien in de parkeerbehoefte van de bewoners en bezoekers van de nieuwbouw. Dit betreft een norm van 0,74 per woning waarmee rekening is gehouden dat in één gebouw aan een bijzondere doelgroep wordt verhuurd waarbij er gevoeglijk van uitgegaan mag worden dat deze geen auto hebben. Voor het bezoekersparkeren van de woningen voor een bijzondere doelgroep geldt een norm van 0,3. Er zullen 66 parkeerplaatsen op de locatie van ZVH moeten worden toegevoegd. Parkeergelegenheid voor de bezoekers wordt ingepast in het uit te werken ontwerp voor de openbare ruimte.
In de bebouwing worden verder gemeenschappelijke fietsenstallingen gerealiseerd.
Openbare ruimte en groen
In het plangebied zijn hoofdzakelijk twee types openbare ruimte voorzien:
Voor de invulling van het gebied is allereerst goed gekeken naar de bestaande karakteristieken van de plek. Met name de omliggende lintbebouwing is karakteristiek, het doorzicht vanaf de Westzanerdijk en ook de aanwezigheid van de (meer loodsachtige) bedrijfsbebouwing aan de Aris van Broekweg. Doel is een invulling te creëren dat bemiddelt in deze aanwezige typologieën.
De hoofdstructuur voor de invulling van het gebied is een afgeleide van het gevraagde programma (woningbouw, parkeren en verkeer), de bestaande aangrenzende bebouwing, de faseerbaarheid van het geheel en de gewenste routes langs en door het gebied.
Ook qua groen zijn er bestaande eigenschappen die aan de basis staan van een nieuwe invulling. Aan de achterzijde van de bestaande woningen aan de Korte RIngweg komen nu groene terreinen voor. Het is aantrekkelijk om deze groenplekken meer te integreren in de buurt en het plan. Doel is om een eigen intiem verblijfsmilieu toe te voegen, zoals dat ook in de westelijk gelegen woonbuurten voorkomt: groene openbare terreinen waar allerlei activiteiten mogelijk zijn, maar die door het intieme karakter ook een persoonlijk karakter kennen en een collectief buurtgevoel mogelijk maken.
Opzet
Door op gepaste afstand van bestaande bebouwing de bebouwingsstructuur af te maken, ontstaat een logische opbouw van ruime bouwblokken. Door het parkeren op te lossen in de binnenterreinen van de bouwblokken en het autoverkeer verder uit het middengebied grotendeels te weren, ontstaat de mogelijkheid om een luw en verblijfsvriendelijk hart van het plan te maken.
Via het parkhart zijn loop- en fietsverbindingen mogelijk, zodat men via het park of de parkeertuin op een prettige manier thuis kan komen. De bebouwing bestaat uit korte onderscheidbare strookjes (bestaande uit telbare hoeveelheden, waardoor anoniem wonen wordt voorkomen) die ontspannen losjes in de ruimte lijken te staan. Tegelijkertijd zijn de strookjes zodanig gepositioneerd dat een duidelijk gedefinieerde openbare ruimte ontstaat. Zowel aan de parkzijde, als aan de zijde van de parkeerhoven. De parkruimte wordt omsloten door de strookjes om een intiem karakter te verkrijgen, terwijl de bebouwing ook als begeleiding dient van routes die door de parkruimte lopen. De parkeerruimte vormt in de opzet weliswaar een achterzijde, maar moet in de beleving en het gebruik ook als een voorzijde ervaren worden. Met name met voldoende groen en een precieze inrichting op het niveau van de voorstoep moeten deze ruimten ook ontspannen en ruimtelijk aanvoelen.
Afbeelding: stedenbouwkundige opzet plangebied (bron: RPvE)
Schaal
De schaal in het plan hangt af van de massa van de woningbouw en de opbouw van de openbare ruimte. De woningbouw loopt in schaal iets op van 3 lagen in het westen naar 4 lagen aan de oostzijde. Aan de oostzijde is de bedrijfsbebouwing en is de schaal van de loodsen een stuk groter dan de kleinschaligheid van de woonbebouwing rondom het terrein. Het betreft grondgebonden woningbouw van maximaal 2 bouwlagen met een kap. De woningen zijn vrijwel uitsluitend individueel van karakter, wat de korrel van de straatwanden nog kleiner maakt. Alleen aan de oostzijde van de Ringweg komen rijen voor. Het plan sluit hier zoveel mogelijk op aan door een beperkte bouwhoogte en door de stroken op te knippen in kleinere eenheden. Dit gebeurt op verschillende wijzen: de stroken worden geknikt en krijgen trappenhuizen in het midden die afwijken in volume en massa. De gevelopbouw krijgt verticale onderbrekingen, om de lengtewerking van de strookjes te minimaliseren.
De appartementen aan de oostzijde worden niet 3, maar 4 bouwlagen. Dit zorgt voor een oplopende schaal richting centrum. Het is aan deze zijde binnen deze opzet ook prima mogelijk vanwege de aangrenzende bedrijfsbebouwing, maar ook vanwege de gunstige oriëntatie van de woonruimten op parkruimte en de (avond)zon. Daarnaast werkt deze bebouwingswand als geluidsafscherming tussen de oostelijke infrastructuur en de luwte van het binnenterrein.
Ten zuidoosten van het plangebied is op dit moment een (grotendeels in onbruik geraakte) groene ruimte, waaraan uitsluitend achtertuinen zijn gelegen. Het is ruimtelijk logisch om de parkstructuur door te zetten tot in deze hoek. De huidige groene ruimte wordt zo onderdeel van het park, waarmee ook de zuidoosthoek aangesloten wordt op de nieuwe parkruimte.
Ontsluiting
De woningen kunnen voor autoverkeer bereikt worden via een parkeerterrein dat direct is aangesloten op de hoofdontsluitingswegen (Westzanerdijk en Aris van Broekweg). De zuidelijke woningen krijgen geen eigen parkeerterrein pal aan hun woningen, maar zullen op beperkte loppafstand parkeren bij de noordelijke of oostelijke appartementenstroken. Hiermee wordt autoverkeer in het groene en luwe middengebied plangebied vermeden en kan een autovrije parkruimte ontstaan. Wel is het parkhart bereikbaar voor nooddiensten en eventueel een verhuiswagen of een servicewagen voor minder validen.
Ontsluiting woningen
Er zijn centrale trappenhuizen met liften en trappen naar de woongalerijen. De hallen zijn afgesloten en alleen door de bewoners te openen. Pal naast de entreehal zit per gebouw op de begane grond een ruimte voor bergingen en een ruimte voor een collectieve fietsenberging. Ook is er bij iedere entreehal ruimte voor enkele fietsenrekken buiten. De woningen hebben de voordeur aan de parkeerruimte, wat levendigheid en betrokkenheid aan deze ruimte oplevert. Voor bezoekers zijn de parkeerterreinen eenvoudig te vinden en zijn alle appartementen vanuit daar op korte loopafstand te bereiken. De parkeerterreinen zijn ruim en groen van opzet, met enkele grote bomen, groenstroken aan de randen en hagen langs de bebouwing. Hiermee ontstaat een groene basiskwaliteit en een prettig klimaat (schaduw, waterberging, kleur, intimiteit).
Cultuurhistorische waarden zijn sporen uit het verleden in het heden, die zichtbaar en tastbaar aanwezig zijn. Het gaat daarbij om:
Cultuurhistorie wordt volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) meegewogen. Het gaat om een beschrijving van 'de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden'. In Zaanstad komt de verankering van cultuurhistorie in het proces van ruimtelijke ordening ook aan bod in de Erfgoedstrategie (2019-2023). De Erfgoedstrategie geeft aan dat behoud en versterking van de kwaliteit en identiteit het uitgangspunt is en dat erfgoed de basis is bij transformaties en verdichtingsopgaven. Cultuurhistorische waarden kunnen ook in stedenbouwkundige ontwikkelingskaders worden opgenomen.
In deze paragraaf wordt onderscheid gemaakt in de bovengrondse cultuurhistorische waarden en de (ondergrondse) archeologische waarden.
De voormalige bedrijfsbebouwing in het plangebied is rond 2014 gesloopt. In het plangebied is zodoende geen bebouwing meer aanwezig. Gebouwde monumenten en/of cultuurhistorisch bijzondere objecten zijn daarom niet aan de orde. Nader onderzoek naar bovengrondse cultuurhistorische waarden is niet nodig.
In de Archeologienota Zaanstad (2009) zijn de uitgangspunten van de Monumentenwet verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan geeft. Aan omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven.
In het bestemmingsplan dat gold tot de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Aris van Broekweg 9-13 (bestemmingsplan "Westzanerdijk", zie paragraaf 1.3) is met dubbelbestemmingen rekening gehouden met archeologische waarden. Maar op de plaats van het plangebied is in het bestemmingsplan Westzanerdijk geen archeologische dubbelbestemming toegepast omdat er bij het opstellen van dat bestemmingsplan van uit werd gegaan dat er geen archeologische waarde aan de orde is. Uit het vorige hoofdstuk blijkt echter dat het plangebied op de plek ligt waar in de 17e eeuw de Nieuwe Haven is aangelegd, een groot scheepsbouwgebied. De scheepsbouw is van groot belang geweest in Zaandam. De mogelijke resten van scheepswerven in de bodem van het plangebied zijn daarom van hoge archeologische en geschiedkundige waarde voor Zaanstad.
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan dient daarom rekening te worden gehouden met archeologische waarde. Voor dit gebied geldt dat de aanvrager van de vergunning voorafgaand aan de bouw een archeologisch vooronderzoek moet laten uitvoeren wanneer de totale bodemverstoring door het bouwplan groter is dan 50 vierkante meter én wanneer de bodem dieper dan 50 cm wordt verstoord. Een vooronderzoek houdt in het zetten van boringen en/of het graven van één of meerdere sleuven.
Blijkt uit het vooronderzoek dat op het terrein nog overblijfselen van de werven in de grond zitten en zo ja, of deze door de bouw worden bedreigd, dan kan de aanvrager het bouwplan aanpassen om te voorkomen dat de vindplaats wordt beschadigd door de bouwwerkzaamheden. Is aanpassen niet mogelijk dan moet de aanvrager de overblijfselen laten opgraven.
Het plan voor nieuwbouw is groter dan 50 vierkante meter en verstoort de bodem dieper dan 50 cm. Daarom is een verkennend booronderzoek uitgevoerd door Archeologenbureau Argo (d.d. februari 2023, zie bijlage 3 bij deze toelichting). Het booronderzoek is verricht conform het door de gemeentelijke archeoloog opgestelde Programma van Eisen.
Tijdens het booronderzoek is een recente ophogingslaag aangetroffen die over het algemeen tot een diepte van 1,0 meter onder maaiveld of 0,7 meter onder NAP reikt. Op enkele plaatsen reiken de recente verstoringen dieper. Onder de recente ophogingslaag, op een diepte van 1,0 tot 2,4 meter onder maaiveld (0,7 tot 2,1 meter onder NAP) is een laag aangetroffen die geïnterpreteerd is als een 18e eeuwse ophogingslaag. Het gaat om een dempingslaag waarmee de voormalige Nieuwe Haven is gedempt. Hieronder bevindt zich de natuurlijke kleibodem. Hoewel de aangetroffen dempingslaag deels intact is worden binnen deze laag geen behoudenswaardige archeologische resten verwacht. Het plangebied bestond voor de demping namelijk volledig uit water waardoor er geen resten van bewoning of scheepswerven verwacht worden. Dergelijke resten worden meer ten noorden en ten zuiden van het plangebied verwacht. Door Argo is daarom geadviseerd om geen archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren. Dit advies is door de gemeente overgenomen. Archeologie is daarmee afgehandeld.
Nader onderzoek naar bovengrondse cultuurhistorische waarden is niet nodig aangezien er in het plangebied geen bebouwing meer aanwezig is.
Voor archeologie is een verkennend booronderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat er ter plaatse van het plangebied een 18e eeuwse laag aanwezig is. Deze laag is intact maar bevat geen archeologische interessante vondsten of sporen. Vervolgonderzoek is daarom niet nodig.
Het momenteel braakliggende terrein bevat op dit moment geen bijzondere stedenbouwkundige en/of landschappelijke elementen maar heeft door de ligging wel de nodige potentie. Het plangebied ligt namelijk tussen de historische linten van de Westzanerdijk en de Ringweg én het plangebied ligt op korte afstand van het centrum en het OV-knooppunt van Zaandam. De ligging van het plangebied vormt een belangrijk uitgangspunt in de herontwikkeling doordat de in potentie geschikte loop- en fietsroute tussen de Westzanerdijk en de Ringweg tot stand wordt gebracht. Ook wordt er in aansluiting op de bestaande groenstroken in de omgeving een parkachtige setting in het plangebied gerealiseerd. Het plangebied wordt bovendien voor een groot deel autovrij. In paragraaf 2.3 is uitgebreid ingegaan op de ambitie, de gehanteerde uitgangspunten en de stedenbouwkundige hoofdstructuur.
In 2022 is het Ruimtelijk Programma van Eisen 'Aris van Broekweg 9-13 - Ontwikkeling ZVH' (RPvE, zie bijlage 2) vastgesteld, inclusief stedenbouwkundig plan en Beeldkwaliteitsplan. In het stedenbouwkundig plan is aansluiting gezocht op de bestaande bebouwing in omgeving door een bemiddelende typologie die qua schaal en oriëntatie passend is voor het bedoelde programma. De woningbouwlocatie loopt zodoende op van maximaal 3 lagen naar maximaal 4 lagen in het oosten.
Gelet op de hoogtes en positionering van de nieuwbouw is er geen relevante schaduw in de omgeving te verwachten. Wel zal de bedrijfswoning Aris van Broekweg 20 schaduw tijdens een deel van de dag ondervinden maar deze schaduw was ook al mogelijk bij de bebouwingsmogelijkheden in het voorheen geldende bestemmingsplan (Westzanerdijk).
De bouwhoogtes van de nieuwbouw zijn beduidend lager dan 30 meter zodat er geen relevante windhinder in de omgeving te verwachten is.
Bij de herontwikkeling van het plangebied wordt rekening gehouden met de voor het plangebied relevante stedenbouwkundige en landschappelijke uitgangspunten.
Zowel door Zaanstad als vanuit de metropoolregio is onderzoek gedaan naar de woon- en woningbehoefte in Zaanstad en de regio. Mede door de toenemende woningbehoefte in Amsterdam is de druk op de woningmarkt in Zaanstad groot. Uit het Woonakkoord Zaanstreek-Waterland (1 juli 2021) blijkt dat in 2017 de ambitie is uitgesproken om tot 2035, 1.500 woningen per jaar te bouwen. De vraag naar woningen is en blijft echter groot. Op basis van de prognose uit 2021 is voorzien dat de gehele MRA tot 2050 circa 332.000 extra woningen nodig heeft om de groeiende bevolking onderdak te bieden.
Om omliggende landschappelijke waarden te ontzien heeft Zaanstad als uitgangspunt dat nieuwe woningen alleen worden gebouwd binnen de stedelijke contour. Er is uitdrukkelijk voor intensiveren en transformeren van bestaand stedelijk gebied gekozen.
Kwalitatief richt de woningbehoefte zich op zelfbouw in de vorm van voornamelijk grondgebonden woningen. Om tegemoet te komen aan de vraag van de verschillende groepen woningzoekenden is meer aanbod nodig in alle typen en prijsklassen woningen. Zaanstad streeft naar een veelzijdig en kwalitatief woonaanbod, zodat er op woongebied voor ieder – jong en oud, huurders en kopers, mensen met een krappe en een ruimere beurs, huidige én nieuwe bewoners - wat wils is.
Het bouwen van sociale huurwoningen op korte afstand van het centrum en OV knooppunt van Zaandam is in overeenstemming met en een vervolg op de hiervoor genoemde basisuitgangspunten. Het gaat hier om een transformatie en verdichting binnen de stedelijke contour ten behoeve van woningen waaraan een duidelijke behoefte bestaat, zoals ook blijkt uit paragraaf 3.10. Het project maakt 104 sociale huurwoningen mogelijk en past daarmee in het woonbeleid, de Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024 (zie ook bijlage 1 bij deze toelichting). Van de in totaal 104 woningen zal een deel (circa 25 woningen) bovendien worden bewoond voor een bijzondere doelgroep.
Conclusie
De herontwikkeling van het plangebied geeft invulling aan de basisuitgangspunten ten aanzien van wonen.
In het plangebied bevinden zich momenteel geen maatschappelijke functies en deze zijn ook niet voorzien in de nieuwbouw. Het bestemmingsplan maakt dan ook geen maatschappelijke functies mogelijk.
Het plangebied betreft een voormalig bedrijfskavel dat na de sloop van de bedrijfsbebouwing begroeid is met gras, planten en struiken. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de openbare ruimte. Ten zuidwesten en ten zuidoosten van het plangebied bevindt zich wel openbaar groen. Conform het Groen- en waterplan Zaanstad 2017 (zie bijlage 7.1) is in de planvorming voor het plangebied, zoals het Beeldkwaliteitsplan, rekening gehouden met groen en een hoogwaardige openbare ruimte. Door het plan ontstaat er een nieuwe langzaamverkeersverbinding tussen de Westzanerdijk en de Ringweg, in aansluiting op het al bestaande openbare groen in de omgeving.
In het plangebied bevinden zich geen economische functies meer en deze zijn ook niet voorzien in de nieuwbouw. Het bestemmingsplan maakt dan ook geen nieuwe economische functies mogelijk, behalve dat woningen ook deels mogen worden gebruikt voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis (net als elders in Zaanstad). Het planologisch omzetten van de voorgaande economische functies naar woningbouw past binnen gemeentelijke structuurvisie, waarin is aangegeven dat voor dit bedrijventerrein wordt gestreefd naar een transformatie van een bedrijventerrein naar een gemengd woon-werkgebied.
De ten noorden van het plangebied gelegen Aris van Broekweg fungeert als buurtontsluitingsweg van het deelgebied rondom de Westzanerdijk en speelt dan ook een belangrijke rol bij de ontsluiting van het plangebied per auto en fiets (en indirect ook het openbaar vervoer). Al het autoverkeer van en naar het plangebied zal gebruik maken van deze buurtontsluitingsweg. Het autoverkeer zal via een tweetal in-en uitritten naar de parkeerhoven in het plangebied rijden.
Fietsers en voetgangers van en naar het plangebied kunnen van de Aris van Broekweg gebruik maken. Deze weg staat in verbinding met de langzaamverkeerroutes via de Westzanerdijk (Westzaan-centrum Zaandam) en de Houtveldweg (Koog a/d Zaan-Zaandam Zuid/Amsterdam). Door de inrichting van het plangebied kunnen fietsers en voetgangers ook gebruik maken van de Ringweg. Met name de route via de Westzanerdijk is in noordoostelijke richting van belang voor fietsers en voetgangers van en naar het OV-knooppunt van Zaandam. Fietsen van of naar het OV-knooppunt duurt ongeveer 3 minuten en lopend ongeveer 8 minuten.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt woningbouw mogelijk. De verkeersaantrekkende werking van de herontwikkeling wordt daarmee uitsluitend bepaald door het woningbouwprogramma.
De woningbouw heeft betrekking op maximaal 104 appartementen. De nieuwbouw komt in de plaats van al gesloopte bedrijfsbebouwing. Hierna wordt de verkeersaantrekkende werking in de toekomstige situatie vergeleken met die van de voorgaande situatie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van actuele kencijfers van het CROW.
De plangebied ligt nabij het centrum van Zaandam zodat voor het bepalen van de verkeersgeneratie uit kan worden gegaan van de kengetallen voor 'schil centrum van sterk stedelijk gebied' zoals bedoeld in CROW publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren; Van parkeerkencijfers naar parkeernormen'.
Verkeer voorgaande situatie
Volgens het bestemmingsplan 'Westzanerdijk' was in het plangebied 8.455 m² bvo aan bedrijfsbebouwing mogelijk (bebouwingspercentage van 95% bij een bouwvlak van 8.900 m², uitgaande van éénlaagse bebouwing). Voor het bepalen van het verkeer in de voorgaande situatie is uitgegaan van een volledige invulling met arbeidsextensieve en bezoekers extensieve bedrijven omdat zo'n invulling relatief weinig verkeer aantrekt en daarmee voor de vergelijking met de toekomstige situatie als 'worst-case' kan worden gezien. Het kengetal voor dat soort bedrijven is 2,7 tot 4,4 verkeersbewegingen per etmaal per 100 m² bvo. Uitgaande van dit kengetal maakte het vorige bestemmingsplan een verkeersaantrekkende werking van 229 tot 373 verkeersbewegingen per etmaal mogelijk. Deze verkeersbewegingen vinden vooral op doordeweekse dagen plaats, deels in de ochtend- en avondspits en voor het overige daartussen in.
Verkeer toekomstige situatie
De nieuwbouw zal plek bieden aan maximaal 104 sociale huurappartementen. Voor deze woningen is een kengetal aangegeven van 2,8 tot 3,6 verkeersbewegingen per etmaal per woning. Het totaal aantal verkeersbewegingen als gevolg van de nieuwe woningen komt daarmee uit op 292 tot 375 motorvoertuigen per etmaal. De verkeersbewegingen vinden op doordeweekse dagen normaal vooral plaats in de ochtend- en avondspits. Daarnaast vinden de verkeersbewegingen ook plaats in de weekenden. Het totaal aantal verkeersbewegingen van 292 tot 375 motorvoertuigen per etmaal zal naar verwachting in de praktijk lager zijn aangezien circa 25 van de 104 woningen is bedoeld voor een bijzondere doelgroep. Het aantal verkeersbewegingen vanwege deze doelgroep is lager dan bij andere woningen.
Verschil huidige en toekomstige situatie
In de voorgaande situatie is er sprake van 229 tot 373 verkeersbewegingen per etmaal, in de toekomstige situatie gaat het om 292 tot 375 verkeersbewegingen per etmaal. Het plan leidt daarmee niet tot een relevante wijziging van de verkeersintensiteiten (2 tot 63 extra verkeersbewegingen per etmaal). Wel zullen de verkeersbewegingen wat meer tijdens de ochtend- en avondspits plaatsvinden maar de Aris van Broekweg heeft nog voldoende capaciteit om het verkeer tijdens de ochtend- en avondspits op een goede manier af te wikkelen.
Conform de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 dient er bij ruimtelijke ontwikkelingen als Aris van Broekweg 9-13 rekening te worden gehouden met voldoende ruimte voor autoparkeren en fietsparkeren.
Autoparkeren
Voor het bepalen van de benodigde parkeerruimte voor auto's dient uit te worden gegaan van een voorgeschreven rekenmethode. Aangezien het plangebied als gevolg van de sloop van de bedrijfsbebouwing momenteel braakliggend is hoeft er daarbij geen rekening te worden gehouden met een bestaande parkeerbehoefte.
De parkeervraag in de nieuwe situatie kan worden bepaald aan de hand van autoparkeernormen zoals aangegeven in Bijlage I van de Uitvoeringsnota. Omdat het plangebied volgens de referentiesituatie tot de zone 'Matig stedelijk B' behoort geldt er in beginsel een autoparkeernorm van minimaal 1,0 parkeerplaats per goedkope woning (GBO >55< >80 m² appartement), waarvan 0,3 parkeerplaats voor bezoek. Feit is echter dat het plangebied op zeer korte afstand van het NS station en het centrum van Zaandam is gelegen en daarbij is een tendens zichtbaar dat in sterk stedelijk gebiied (als gevolg van lager autobezit) sprake is van een afnemende vraag naar parkeerruimte bij sociale huurwoningen. Het parkeerbeleid biedt mogelijkheden voor maatwerk, wanneer de situatie daarom vraagt.
In het kader van het project is door ir. Sj. Stienstra adviesbureau stedelijk verkeer bv (d.d. januari 2022, zie bijlage 4) beoordeeld wat voor de herontwikkeling van het plangebied een redelijke parkeernorm kan zijn. Uit het onderzoek blijkt dat, uitgaande van de CBS-data voor het autobezit van de doelgroep voor het project (sociale huur, inkomens tot ca € 36.000) en rekening houdend met de locatiekenmerken van de locatie (autobezit in Zaanstad ca 20% onder Nederlands gemiddelde autobezit, relatie met stedelijkheidsgraad), voor het woningbouwproject een autobezit van 0,44 per woning worden berekend. Dit is de basis voor een reële parkeernorm voor de sociale huurwoningen op deze locatie. De parkeernorm van 0,44 komt tot stand doordat sprake is van een algemeen (gewogen) autobezit van 0,55 auto's per huishouden en een parkeernorm van 0,8 parkeerplaats per woning voor starterswoningen. Daarnaast moet ook rekening worden gehouden met parkeerplaatsen voor bezoekers. Daarvoor wordt uitgegaan van 0,3 parkeerplaatsen per woning. De parkeernormen leiden bij 80 reguliere sociale huurwoningen tot 35,2 parkeerplaatsen voor bewoners en in geval van totaal 104 woningen tot 31,2 parkeerplaatsen voor bezoekers (NB: voor de 24 zorgwoningen is uitgegaan van geen parkeerplaatsen voor bewoners). Omdat niet alle bewoners en bezoekers gelijktijdig.parkeren is met behulp van aanwezigheidspercentages, zoals deze ook in de gemeentelijk nota zijn aangegeven, berekend wat de parkeerbezetting is op het drukste moment. Het drukte moment is zaterdagavond. Uit de parkeerbalans volgt dat er op het maatgevende moment 60 parkeerplaatsen nodig zijn.
Het aantal wooneenheden is hoger is dan het aantal parkeerplaatsen. Parkeeroverlast is echter niet te verwachten doordat in de directe omgeving inmiddels al betaald parkeren is ingevoerd (zie de navolgende afbeelding). Het gebied waar betaald parkeren is ingevoerd betreft onder meer de gehele Aris van Broekweg. Betaald parkeren geldt op maandag t/m zaterdag van 09:00 tot 19:00 tegen een uurtarief van € 2,35 in 2023. Binnen het plangebied worden voldoende parkeerplaatsen aangelegd voor bewoners en hun visite (66 parkeerplaatsen). Dit was het uitgangspunt van het Ruimtelijk programma van Eisen en is eveneens vastgelegd in de anterieure overeenkomst tussen de gemeente en ZVH. Deze doelgroepen komen niet in aanmerking voor een parkeervergunning om elders te parkeren. Nieuwe bewoners worden hier actief op gewezen door ZVH. Door de invoering van betaald parkeren zullen nieuwe bewoners geen gebruik maken van openbare parkeerplaatsen in de omgeving. De parkeerdruk op straat blijft hierdoor beheersbaar en de leefbaarheid op peil.
Afbeelding: huidige zone betaald parkeren (bron: ZaanAtlas)
Parkeerplaatsen worden in eerste instantie op eigen terrein aangelegd, maar binnen half jaar (tezamen met overige openbare ruimte) overgedragen aan de gemeente. Het vergunningstelsel is van toepassing voor bewoners.
Fietsparkeren
De parkeervraag in de nieuwe situatie kan worden bepaald aan de hand van fietsparkeernormen zoals aangegeven in Bijlage II van de Uitvoeringsnota. Omdat het plangebied tot de zone 'Matig stedelijk B' behoort geldt de volgende fietsparkeernorm:
De woningoppervlaktes zijn momenteel nog niet exact bekend maar het is al wel zeker dat er sprake zal zijn van maximaal 104 woningen. Indien uit wordt gegaan van een gemiddelde woninggrootte van 55 m² dan zouden er circa 300 fietsparkeerplekken voor bewoners nodig zijn. Voor bezoekers zijn circa 50-100 fietsparkeerplekken nodig.
Het fietsparkeren voor bewoners kan (deels) in een fietsenberging worden opgelost. Het Bouwbesluit 2012 bevat de verplichting om bij nieuw te bouwen woningen een individuele fietsenberging voor bewoners te realiseren, maar biedt ook ruimte voor gelijkwaardige alternatieven (bijvoorbeeld een gemeenschappelijke fietsenstalling bij appartementen). Er is daarmee gewaarborgd dat er voldoende fietsparkeerplaatsen voor bewoners op eigen terrein/kavel zullen worden gerealiseerd. In de openbare ruimte zullen verder fietsparkeerplaatsen voor bezoekers van de woningen worden gerealiseerd. Er is meer dan voldoende ruimte om het benodigde aantal fietsparkeerplekken te realiseren.
Conclusie
Op basis van het parkeeradvies wordt verwacht dat voor het totale bouwplan voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd.
De fietsparkeerbehoefte als gevolg van de herontwikkeling bedraagt circa 300 fietsparkeerplaatsen voor bewoners en circa 50-100 fietsparkeerplaatsen voor bezoekers. Deze worden in het plangebied gerealiseerd zodat er wordt voldaan aan de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016.
Het plangebied maakt, waterhuishoudkundig gezien, onderdeel uit van de Zaandammerpolder. Het plangebied ligt in peilvak 04610-05 met een flexibel (ondergrens)peil van N.A.P. -2,35 m. Het watersysteem loopt middels stuwen getrapt af richting de Ringweg waar het overstort naar de lager gelegen peilgebieden. Uiteindelijk wordt overtollig water aan de westzijde van de polder via het gemaal Zaandammerpolder uitgeslagen op het Zijkanaal E van de Noordzeekanaal. Net ten oosten van het plangebied bevindt zich door de Westzanerdijk een inlaat vanuit de polder Westzaan (streefwaterpeil NAP-1,04 meter) die voor de wateraanvoer van de polder zorgt.
De Zaandammerpolder is benedenstrooms gevoelig voor wateroverlast. Er is dan ook sprake van een kwetsbaar gebied voor wateroverlast, met name ter hoogte van de Aris van Broekweg.
De waterstructuur van het deelgebied Westzanerdijk bestaat uit een dijksloot, de aanwezige braken, de grotere watergangen en de fijnmaziger waterstructuur van het slagenlandschap. In het plangebied is geen water aanwezig. De herontwikkeling leidt dus niet tot het dempen van bestaand oppervlaktewater. Rondom het plangebied liggen een aantal slootjes die middels stuwen op een hoger waterpeil worden gehouden dan het NAP-2,35 peil nabij de overstortduiker bij Ringweg. De stuw in de waterloop aan de zuidzijde van het plangebied staat volgens geo-info ingesteld op NAP-1,69 meter. De stuw in de waterloop aan de oostzijde van het plangebied staat volgens geo-info ingesteld op NAP-1,31 meter.
Het plangebied is gelegen nabij de Westzanerdijk. Dit is van oudsher een primaire waterkering (zeedijk). Tegenwoordig dient de dijk om het waterpeilverschil tussen twee polders, polder Westzaan en de Zaandammerpolder, in stand te houden. In de legger van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier staat de Westzanerdijk daarom niet meer als waterkering weergegeven. De Westzanerdijk is daarmee geen belemmering voor de herontwikkeling van het plangebied.
Afbeelding: zonering waterkeringen, het plangebied is indicatief met een rode lijn aangegeven (bron: legger waterveiligheid Hollands Noorderkwartier)
Bebouwing en het veranderen van groen in verharding kan de waterhuishouding beïnvloeden. Een eventuele toename van verharding ten opzichte van het referentiejaar 2007 moet, in overleg met het hoogheemraadschap, gecompenseerd worden door het graven van extra oppervlaktewater. Het plangebied is momenteel braakliggend maar in tot 2014 was een groot deel van het plangebied in gebruik als bedrijfskavel van VTZ met bijbehorende bebouwing en verhardingen. Het oppervlak aan verharding door VTZ bedroeg circa 4.847 m². Het verhardingsoppervlak zal in de nieuwe situatie circa 3.890 m² bedragen. Dat betekent dat er ten opzichte van het referentiejaar sprake is van een afname met circa 957 m². Er hoeft conform de Keur daarom geen watercompensatie plaats te vinden.
Los van de watercompensatie geldt de gemeentelijke eis bij nieuwbouwontwikkelingen dat de initiatiefnemer de inspanningsplicht heeft om 70 mm waterberging te creëren al dan niet hemelwater vertraagd af te voeren. (conform de reeks vasthouden, bergen, afvoeren). Regenwater dat op het perceel belandt dient naar het zuiden af te stromen richting een wadi, verlaagd veld of de bestaande watergang. In de algemene bouwregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen met betrekking tot voldoende waterberging.
Binnen het deelgebied rondom de Westzanerdijk liggen verschillende rioolsystemen. Rond de oudere bebouwing liggen gemengde stelsels (waarbij het regenwater en afvalwater door één buis worden afgevoerd). Rond de nieuwere bebouwing liggen gescheiden stelsels. Bij dit stelsel wordt het regenwater geloosd in het oppervlaktewater, het afvalwater wordt afgevoerd naar de zuivering.
Het gescheiden stelsel zal ook worden toegepast bij de herontwikkeling van het plangebied. Het gescheiden stelsel zal vanuit het plangebied worden aangesloten op het bestaande, gemengde riool aan de Aris van Broekweg. Het afvalwater uit het plangebied wordt vervolgens via rioolgemalen en persleidingen afgevoerd naar de rioolwaterzuivering in Amsterdam. Het bestaande, gemengde riool aan de Aris van Broekweg heeft voldoende capaciteit voor de verwerking van het extra afvalwater als gevolg van de nieuwbouw in het plangebied.
Grondwaterstanden zijn direct afhankelijk van het peil van het oppervlaktewater en de hoogteligging van het maaiveld ten opzichte van het waterpeil. Overlast ontstaat door dat de hoogte ligging van het maaiveld (door zetting of minimale ophoging bij realisatie) ten opzichte van het waterpeil minimaal is en in de oudere gebieden het gebruikte ophoog wat geohydrologisch slecht is. In natte periode staat de grondwaterstand in het plangebied ongeveer op -0,4 m NAP waarbij de drooglegging ruim 60 cm is.
Zaanstad hanteert een ontwateringsnorm voor nieuwbouw gebieden. Deze is dat er voor 70 cm ontwateringsdiepte zorg gedragen moet worden en een drooglegging van 90-100 cm ten opzichte van het oppervlaktewaterpeil. Om te voldoen aan de ontwateringsdiepte dient rekening gehouden met het verhogen van het terrein vanwege de hoge grondwaterstand bij regenval. Bij verdere technische uitwerking van het bouwrijp zal dat aspect worden mee genomen.
Voor het plangebied is door buro BOOT een klimaattoets gedaan (projectnummer P23-0217, d.d. 10 oktoberi 2023, zie bijlage 5). Het plan is getoetst aan de eisen vanuit de gemeente Metropoolregio Amsterdam (MRA) voor wat betreft wateroverlast, droogte, schaduw en hitte, waterveiligheid en biodiversiteit. De uitkomsten zijn vergeleken met de huidige situatie.
Uit de analyse komen de volgende bevindingen voort:
Met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft in april en oktober 2023 overleg plaatsgevonden over de voorliggende herontwikkeling. Met name de voor het project uitgevoerde klimaattoets is daarbij aan de orde geweest. Het Hoogheemraadschap is op hoofdlijnen positief over de herontwikkeling. Wel zijn er nog enkele opmerkingen over de uitvoering. De opmerkingen van het Hoogheemraadschap op de klimaattoets zijn inmiddels verwerkt in de klimaattoets en, voor zover nodig, ook in de voorliggende toelichting.
De wateraspecten zoals hiervoor beschreven leiden niet tot knelpunten voor de vaststelling van het bestemmingsplan Aris van Broekweg 9-13.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich diverse kabels en leidingen voor water, elektriciteit, gas en telecommunicatie. Deze kabels en leidingen zijn gelegen in de grond waarbij op sommige plekken ook bovengrondse installaties en bouwwerken aanwezig zijn. In het plangebied bevinden zich geen bovengrondse installaties en bouwwerken.
Voor nieuwe onder- en bovengrondse kabel- en leidingenvoorzieningen stelt de gemeente eisen met betrekking tot ruimtereservering. Deze eisen staan in de "Standaard details" en de "technische voorwaarden" van de gemeente. Hierin zijn o.a. standaard dwarsprofielen opgenomen voor kabels en leidingen. De bouwvlakken zijn zo gesitueerd en gedimensioneerd dat rekening is gehouden met de noodzakelijke ruimtereservering voor kabels en leidingen.
Om een duurzame verstedelijking van Nederland te bewerkstelligen is afstemming van plannen op de regionale vraag en aanbod aan locaties voor wonen, werken en voorzieningen noodzakelijk. Overheden moeten alle nieuwe stedelijke ontwikkelingen motiveren aan de hand van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Dit is geregeld in het Besluit ruimtelijke ordening en de Omgevingsverordening . Artikel 3.1.6. lid 2 van het Bro luidt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Het plan Aris van Broekweg 9-13 telt in totaal 104 woningen. Daarmee is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (NSO) en moet plan getoetst worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Hierna doorlopen we de vereiste stappen.
Het ruimtelijk verzorgingsgebied voor het plan Aris van Broekweg 9-13 zijn de subregio's Zaanstreek-Waterland en Amsterdam. Dit is het gebiedsniveau waarop we de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte bepalen.
In het ruimtelijk verzorgingsgebied (Zaanstreek-Waterland & Amsterdam) is sprake van een kwantitatieve additionele behoefte van 53.180 woningen voor de periode 2020-2030. Dit blijkt uit een confrontatie van de provinciale woningbehoefteprognose met het harde planaanbod:
Uitgangspunt in het plan Aris van Broekweg 9-13, met in totaal 104 woningen, is om zelfbouw aan te bieden. In Zaanstad is op dit moment behoefte aan nieuwe sociale huurwoningen. Het plan voorziet daarmee ook in een kwalitatieve behoefte.
In Nederland is het verplicht om de effecten op het milieu volwaardig onderdeel te laten zijn van de voorbereiding en de besluitvorming over ruimtelijke plannen. Daarvoor is in de Wet milieubeheer de methodiek van de milieueffectrapportage (m.e.r.) opgenomen (Besluit milieueffectrapportage).
Het Besluit m.e.r. en de Wet milieubeheer zijn per 7 juli 2017 gewijzigd. De wijzigingen gelden met terugwerkende kracht vanaf 16 mei 2017. Gemeenten zijn thans verplicht om een expliciet besluit te nemen over het al dan niet opstellen van een milieueffectrapport (Mer).
In het kader van de m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling worden de effecten van een bestemmingsplan op het milieu onderzocht. De m.e.r. procedure verschaft het bevoegd gezag informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen en behandeld de mogelijke milieuvriendelijkere alternatieven.
In het Besluit milieueffectrapportage 1994 (Besluit m.e.r.) wordt aangegeven voor welke activiteiten een m.e.r. plicht geldt. Daarnaast bevat het Besluit m.e.r. activiteiten die niet direct m.e.r.-plichtig zijn maar waarvan het bevoegd gezag eerst moet beoordelen of een m.e.r. nodig is, de zogenaamde m.e.r.-beoordelingsplicht. Het bevoegd gezag toetst in dat geval aan de hand van de criteria van bijlage III van de Europese richtlijn 2011/92/EU of door het bestemmingsplan belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Als belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, moet een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Ten slotte geeft het Besluit m.e.r. aan in welke gevallen een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling behoort te worden uitgevoerd. Bij een vormvrije m.e.r.-beoordeling voert het bevoegd gezag een globalere toets uit of zich belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen voordoen. Als belangrijke nadelige milieugevolgen niet kunnen worden uitgesloten, moet alsnog een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.
Het bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van een braakliggend bedrijfskavel tot een nieuw woongebied met 104 woningen. Het nieuwe woongebied zorgt voor een verbinding tussen de bestaande linten en woonbuurten langs de Westzanerdijk en de Ringweg.
De ontwikkeling die door het nieuwe bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt wordt gezien als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals genoemd wordt in art 11.2 van bijlage D van het besluit Milieueffectrapportage. De ontwikkeling is echter van een veel kleiner schaalniveau dan de drempel vanaf waar een m.e.r.-beoordelingsprocedure zou moeten worden doorlopen.
De drempel wordt overschreden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2°. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of
3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Zoals gezegd blijft de beoogde herontwikkeling onder de drempel. Dit kan nog anders zijn indien het project samenhangt met andere ontwikkelingen en door cumulatie alsnog de drempelwaarde wordt overschreden, maar die situatie doet zich niet voor aangezien er in een straal van 1 kilometer rondom het plangebied geen ruimtelijk relevante en concrete herontwikkelingen spelen (de centrumontwikkeling Inverdan ligt op meer dan 1 kilometer afstand). Dit betekent dat voor het stedelijk ontwikkelingsproject kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Op grond van bijlage III bij de Europese richtlijn 2011/92/EU zijn de volgende criteria van belang bij het beoordeling van belangrijke nadelige milieugevolgen:
a. De kenmerken van de projecten;
b. De plaats van de projecten;
c. De kenmerken van het potentiële effect, in samenhang met de criteria van de punten a. en b.
Deze omstandigheden worden hierna beoordeeld.
a. De kenmerken van de activiteit/de samenhang met andere activiteiten
De omvang van het project.
Stedelijke ontwikkeling.
Door het bestemmingsplan krijgt het plangebied een woonbestemming waardoor er 104 woningen worden gebouwd. De nieuwe woningen sluiten aan op de bestaande woonbebouwing op de aangrenzende woonpercelen en hebben aldaar geen nadelige milieu-effecten. Voor wat betreft de aangrenzende bedrijfspercelen geldt dat nadelige milieu-effecten niet op voorhand uit te sluiten zijn omdat woningen de bedrijfsvoering van bedrijven zouden kunnen beperken. Uit onderzoek (zie paragraaf 3.20) blijkt echter dat nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van bedrijven niet aan de orde zijn door het treffen van enkele maatregelen.
Het gebruik van natuurlijke hulpbronnen
Er is voor de toekomstige huishoudens geen sprake van grootschalig gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Er is daarbij geen sprake van een bijzondere omstandigheid die om een m.e.r.-beoordeling vraagt.
De productie van afvalstoffen
De toekomstige huishoudens produceren afval dat met de reguliere afvalinzameling zal worden ingezameld en zal worden verwerkt.
Verontreiniging
De onderhavige stedelijke ontwikkeling veroorzaakt geen toename van het aantal verkeersbewegingen, zie paragraaf 3.7.2. Er is dus ook geen sprake van een (significante) toename van het verkeerslawaai of van een verslechtering van de luchtkwaliteit. De herontwikkeling heeft daardoor geen noemenswaardig negatief effect op de omgeving.
Geluid
De nieuwe huishoudens zullen geen geluidhinder ter plaatse van de reeds bestaande woonbebouwing veroorzaken. De omliggende bedrijven zullen niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering als gevolg van de nieuwe woningen, zoals ook blijkt uit paragraaf 3.20.
Risico's van ongevallen.
De nieuwe huishoudens vormen geen extern veiligheidsrisico voor de omgeving.
b. De plaats waar de activiteit plaatsvindt
Het plangebied waarbinnen de nieuwe activiteiten zullen plaatsvinden is gelegen aan de rand van een bestaand bedrijventerrein. De gronden van het plangebied waren tot 2014 bebouwd met bedrijfsbebouwing. Het plangebied maakt daardoor onderdeel uit van bestaand stedelijk gebied. Voor dit gebied geldt het bestemmingsplan Westzanerdijk, welke op 27 juni 2013 is vastgesteld.
Het plangebied is geen onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of een Natura 2000 gebied. Uit het natuuronderzoek, zoals beschreven in paragraaf 3.18, blijkt dat de ontwikkeling geen significante effecten heeft op Natura 2000-gebieden in de omgeving.
c. De kenmerken van de potentiële effecten
Effecten treden op ten aanzien van afval(water), bodem, geluid, lucht, veiligheid, ecologie en duurzaamheid. Het bereik van deze milieuaspecten (geografisch en naar grootte van de bevolking gemeten) is beperkt. Grensoverschrijdend karakter van het effect is gelet op het voorgaande niet van toepassing, ook niet voor wat betreft stikstofdepositie (zie subparagraaf 3.18.2).
Zoals aangegeven zijn de orde van grootte en complexiteit van het effect beperkt. De effecten zijn niet anders dan in andere procedures voor inrichtingen in deze sector. De maatgevende effecten blijven binnen toetsingskaders die daarvoor landelijk gehanteerd worden.
Ten aanzien van de duur, frequentie en omkeerbaarheid van het effect zijn geen specifieke opmerkingen te plaatsen.
Op grond van het bovenstaande zijn wij van oordeel dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling geen nadelige gevolgen voor het milieu (de omgeving) zal hebben. In het kader van de bestemmingsplanprocedure wordt daardoor een m.e.r. niet nodig geacht.
Het klimaat verandert, dit heeft vooral gevolgen voor de stedelijke omgeving. Wateroverlast komt heviger en frequenter voor en piektemperaturen bij hittegolven worden langduriger. De klimaatverandering maakt dat aanpassingen in de leefomgeving nodig zijn om duurzaam en toekomstbestendig te kunnen blijven wonen, werken en recreëren. Zoals in het Groen- en waterplan Zaanstad (2018) en Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie 2021-2026 staat zijn klimaatadaptieve en compenserende maatregelen (inrichting, gebouwen en beheer) noodzakelijk om te voldoen aan veiligheidseisen bij de verwachte klimaatsverandering, maar ook voor het comfort in gebouwen en de arbeidsproductiviteit van werknemers.
Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Zaanstad streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden.
Adaptatie is het aanpassen aan de zich wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden) en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting (hittestress), het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag maar ook maatregelen ten aanzien van droogte en waterveiligheid.
De kwetsbaarheid varieert binnen het stedelijk gebied, wat betekent dat het vergroten van de klimaat-bestendigheid het meest efficiënt kan gebeuren door relatief kleine en lokale maatregelen. Zo wordt in het plangebied invulling gegeven aan een toekomst- en klimaatbestendige buurt door de aanleg van een klimaatbestendige openbare ruimte, het beperken van energieverbruik en zoveel mogelijk tegengaan van oververhitting.
De nieuwe bebouwing zal uiteraard voldoen aan alle wettelijke en gemeentelijke vereisten ten aanzien van dit thema, waaronder de sinds januari 2021 geldende Beng [Bijna Energieneutrale Gebouwen]. De Beng is een aanscherping van de EPC. Voortaan vormen naast het energieverbruik, ook de fundamentele energiebehoefte van een gebouw en het aandeel hernieuwbare energie aparte eisen waaraan een plan moet voldoen.
Gasloos bouwen is verplicht.
Een natuurinclusief ontwerp van de gebouwde omgeving zal aansluiten op de duurzame en klimaatbestendige openbare ruimte. Biodiversiteit, natuurinclusief bouwen en circulariteit/circulait bouwen worden nader uitgewerkt. In overleg met de gemeente zal in opdracht van ZVH een plan voor de buitenruimte worden opgesteld. Het wordt een gebied dat wordt overgedragen aan de gemeente. Bij het ontwerp van het plan zullen de uitgangspunten van de gemeente qua inrichting en beheer worden meegenomen. Het toepassen van inheemse flora is zodoende niet anders dan andere ontwerpen voor de openbare ruimte in Zaanstad.
Voor het plangebied is door buro BOOT een klimaattoets uitgevoerd, zoals eerder al is beschreven in subparagraaf 3.8.4. Kortheidshalve wordt verwezen naar deze subparagraaf.
Binnen het beleidskader externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Het plaatsgebonden risico vormt een wettelijke norm voor bestaande en nieuwe situaties. Dit is met een risicocontour ruimtelijk weer te geven. Het groepsrisico is niet in ruimtelijke contouren te vertalen, maar wordt weergegeven in een grafiek. Hierin is weergegeven hoe groot de kans is dat een groep, met een bepaalde grootte, het slachtoffer kan worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
In het bestemmingsplan worden voor de toekomstige situatie geen nieuwe risicobronnen gemaakt. Er wordt daarom alleen nagegaan of vaststelling van het bestemmingsplan leidt tot nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten in de buurt van bestaande risicobronnen.
Uit raadpleging van de signaleringskaart Externe Veiligheid blijkt dat er in en nabij het plangebied geen risicobronnen voorkomen. Onderzoek naar externe veiligheid is daarom niet nodig.
Op grond van de Wet geluidhinder dient de geluidbelasting afkomstig van geluidgezoneerde (spoor)wegen op nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) te worden getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden. Dit geldt als nieuwe geluidsgevoelige functies zich in één of meerdere geluidszones van (spoor)wegen bevinden. In de Wet geluidhinder is bepaald dat akoestisch onderzoek plaats moet vinden als nieuwe geluidgevoelige functies worden geprojecteerd binnen een geluidzone van geluidgezoneerde industrieterreinen.
Uit de toetsing kan blijken dat de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurgrenswaarde (48 dB bij wegverkeerslawaai, 53/55 dB voor spoorweglawaai en 50 dB(A) bij industrielawaai). Indien er wel wordt voldaan aan de maximale ontheffingswaarde (63 dB bij stedelijke wegen, 53 dB bij buitenstedelijke wegen, 68 dB bij spoorweglawaai en 55 dB(A) bij industrie) dan kan er een hogere grenswaarde worden aangevraagd. Er dient daarbij wel te worden nagegaan of bron- of overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting op de gevels te reduceren. Vervolgens dient een afweging plaats te vinden of deze maatregelen reëel zijn en dan wel of de maatregelen voldoende effectief zijn. Ook dient er te worden getoetst aan het Zaans geluidsbeleid.
Voor Aris van Broekweg 9-13 is onderzoek uitgevoerd door Cauberg-Huygen (referentie 06361-58133-02, van 12 juni 2023, zie bijlage 6 bij deze toelichting).
Het plangebied is gelegen binnen de wettelijke geluidzones van de stedelijke wegen Aris van Broekweg, Albert Heijnweg en Houtveldweg. Omdat er geluidgevoelige bestemmingen (namelijk woningen) binnen deze wettelijke geluidzones worden gerealiseerd is onderzoek naar geluid noodzakelijk. De resultaten van het onderzoek naar wegverkeerslawaai (zie bijlage 6 bij deze toelichting) worden weergegeven in deze subparagraaf. De resultaten van de toetsing aan het gemeentelijk geluidbeleid (geluidsluwe zijden en cumulatie) zijn terug te vinden in de subparagrafen 3.14.4 en 3.14.5.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeer op de Aris van Broekweg maximaal 61 dB Lden bedraagt terwijl het wegverkeer op de Albert Heijnweg en de Houtveldweg tot geluidsbelastingen van respectievelijk maximaal 52 en 44 dB Lden leidt. De geluidsbelastingen vanwege het wegverkeer op de Aris van Broekweg en de Albert Heijnweg zijn hoger dan de voorkeurgrenswaarde van 48 dB Lden maar niet hoger dan de maximale ontheffingswaarden (63 dB Lden). Dove gevels zijn daardoor niet nodig. Voor de geluidsbelastingen vanwege het wegverkeer op de Aris van Broekweg en de Albert Heijnweg wordt nagegaan of maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelastingen te reduceren tot de voorkeurgrenswaarde (zie subparagraaf 3.14.6). Als dat niet mogelijk is dan worden er hogere grenswaarden aangevraagd.
Voor het verkeer op de overige wegen geldt tenslotte een wettelijke rijsnelheid van 30 km/uur. In het kader van de Wet geluidhinder hebben deze wegen geen zone. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is toch onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting vanwege wegverkeer van deze wegen. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege de Westzanerdijk ten hoogste 57 dB Lden (exclusief aftrek) bedraagt, en ruimschoots minder dan 48 dB Lden (exclusief aftrek) bij de overige 30 km/u wegen. Door het wegverkeer op de Westzanerdijk is sprake van een verhoogde geluidbelasting vanwege deze weg ten opzichte van de voorkeurgrenswaarde van 48 dB Lden. De geluidsbelasting is wel lager dan de maximale ontheffingswaarde voor gezoneerde (stedelijke) wegen. Door de hoogte van de geluidsbelasting van de Westzanerdijk is extra aandacht nodig voor de geluidwering.
Het plangebied ligt vlakbij de spoorweg tussen Amsterdam en Zaandam. De zonebreedte langs een spoorweg worden bepaald door de waarden van de geldende geluidproductieplafonds op referentiepunten langs de spoorweg. Voor de spoorweg Amsterdam-Zaandam geldt daardoor een zonebreedte van 300 meter, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf. Het plangebied ligt op ongeveer 220 meter afstand van de spoorweg Amsterdam-Zaandam. Het plangebied is daarmee gelegen binnen de wettelijke geluidzone van de spoorlijn. Omdat er geluidgevoelige bestemmingen (namelijk woningen) binnen deze wettelijke geluidzone worden gerealiseerd is onderzoek naar geluid noodzakelijk (zie bijlage 6 bij deze toelichting). De resultaten van het onderzoek naar spoorverkeerslawaai worden weergegeven in deze subparagraaf. De resultaten van de toetsing aan het gemeentelijk geluidbeleid (geluidsluwe zijden en cumulatie) zijn terug te vinden in de subparagrafen 3.14.4 en 3.14.5.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting als gevolg van het spoorwegverkeer maximaal 52 dB Lden bedraagt. Deze geluidsbelasting is negens hoger dan de voorkeurgrenswaarde van 55 dB Lden. Er zijn geen hogere grenswaarden vanwege spoorweglawaai nodig.
Het plangebied ligt volledig de geluidzone 'Westelijk Havengebied industrieterrein Westpoort' te Amsterdam, vastgesteld op 23 juni 1993 bij Koninklijk Besluit. Ook bevindt het plangebied zich deels binnen de geluidzone 'Industrieterrein Achtersluispolder en Westerspoor Zuid - en omstreken', zoals vastgesteld bij Koninklijk Besluit op 18 januari 1991. Omdat er geluidgevoelige bestemmingen (namelijk woningen) binnen deze wettelijke geluidzones worden gerealiseerd is onderzoek naar industrielawaai noodzakelijk (zie bijlage 6 bij deze toelichting). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven in deze subparagraaf. De resultaten van de toetsing aan het gemeentelijk geluidbeleid (geluidsluwe zijden en cumulatie) zijn terug te vinden in de subparagrafen 3.14.4 en 3.14.5. Het geluid vanwege de omliggende bedrijven kan verder nog relevant zijn voor het plangebied. Deze geluidsbronnen vallen echter onder milieuzonering (zie paragraaf 3.20).
Uit het akoestisch onderzoek dat voor de herontwikkeling is uitgevoerd blijkt dat de geluidsbelasting door het industrieterrein Westpoort maximaal 53 dB(A) is terwijl de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein Achtersluispolder maximaal 51 dB(A) bedraagt. De geluidsbelastingen op de gevels van de nieuwbouw voldoen vanwege het geluid van de beide industrieterreinen niet overal aan de voorkeurgrenswaarde van 50 dB(A) maar wel aan de maximale ontheffingswaarde van 55 dB(A). Dove gevels zijn daardoor door industrielawaai niet nodig. Wel wordt met de berekende geluidsbelasting nagegaan of maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelastingen te reduceren tot de voorkeurgrenswaarde (zie subparagraaf 3.14.6). Als dat niet mogelijk is dan worden hogere grenswaarden aangevraagd. Bij deze woningen zijn wel geluidsluwe gevels aanwezig.
Door de verkaveling zullen de meeste woningen direct een geluidluwe gevel hebben, zoals blijkt uit paragraaf 5.4.1 van het akoestisch onderzoek (zie bijlage 6 bij deze toelichting). Alleen bij een aantal appartementen is op de bovenste verdiepingen niet direct sprake van een geluidluwe gevel. Uit het onderzoek blijkt dat bij het toepassen van gesloten balustrades tot 1,2 m hoogte van een balkon, loggia en galerij er een geluidreductie te verwachten waardoor alsnog een volledige geluidluwe gevel gerealiseerd kan worden. Er wordt daarmee voldaan aan het Zaans geluidbeleid.
Voor een goede leefomgevingskwaliteit en als eis uit het hogere waardenbeleid van de gemeente Zaanstad moet er tevens een cumulatieberekening gemaakt worden. In deze cumulatie worden de geluidsbelastingen van de verschillende geluidbronnen gecumuleerd tot een toetsbare waarde. Voor de verlening van hogere waarden heeft de gemeente in het beleid vastgelegd dat de gecumuleerde geluidbelasting voor de te verlenen hogere waarden niet hoger mag zijn dan de maximaal toelaatbare geluidbelasting plus 3 dB.
De gecumuleerde geluidbelasting vanwege de Aris van Broekweg, Albert Heijnweg en de beide industrieterreinen bedraagt ten hoogste 66 dB zonder aftrek. Deze geluidsbelasting is lager dan de toetswaarde van 71 dB en daarmee aanvaardbaar.
In het kader van het akoestisch onderzoek is nagegaan of bronmaatregelen of andere maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting op de gevels te reduceren. Daaruit blijkt dat het nemen van bron- en overdrachtsmaatregelen onvoldoende reductie biedt om te kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde of dat dergelijke maatregelen stuitten op landschappelijke, stedenbouwkundige, financiële en/of constructieve bezwaren. Parallel aan de bestemmingsplanprocedure wordt daarom een procedure voor hogere waarden doorlopen. Omdat het onderhavige bestemmingsplan een eindplan betreft, worden voor de toekomstige woningen de volgende hogere waarden aangevraagd:
Het aanvragen van hogere waarden voldoet aan het gemeentelijk geluidsbeleid doordat alle woningen kunnen en zullen worden voorzien van een geluidluwe zijde.
Het wegverkeer op de Aris van Broekweg en de Albert Heijnweg en de industrieterreinen Westpoort en Achtersluispolder leiden tot een overschrijding van de voorkeurgrenswaarden. De geluidsbelastingen zijn echter lager dan de maximale ontheffingswaarden. Omdat maatregelen onvoldoende effectief zijn zal voor de woningen een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Het ontwerpbesluit voor de hogere grenswaarden zal tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd. De hogere grenswaarden zullen worden verleend voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat alle woningen in de eindsituatie kunnen worden voorzien van een geluidluwe zijde als bedoeld in het gemeentelijk geluidbeleid. Het realiseren van een geluidluwe zijde is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van het bestemmingsplan.
Op basis van wetgeving die bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit' kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:
In deze paragraaf wordt beschreven of voldaan wordt aan deze voorwaarden.
De ontwikkeling van het plangebied bevat de realisatie van minder dan 1.500 woningen. Op basis regeling NIBM is de voorgenomen ontwikkeling aan te merken als een klein project dat niet in betekende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Dat blijkt ook uit de toepassing van de NIBM-tool, waarbij rekening is gehouden met de toename aan verkeer zoals is berekend in subparagraaf 3.7.2.
Uit de informatie die beschikbaar is via de Monitoringstool NSL blijkt dat de jaargemiddelde concentraties fijn stof en stikstofdioxide langs de Houtveldweg en Albert Heijnweg onder de 35 µg/m² liggen. Ter plaatse van het gehele plangebied zal dan ook worden voldaan aan de grenswaarden omdat de concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Het plangebied is niet opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Het besluit richt zich op bescherming van mensen die verhoogd gevoelig zijn voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Dit zijn vooral kinderen, ouderen en zieken. Het bestemmingsplan maakt geen voorzieningen mogelijk die betrekking hebben op mensen die verhoogd gevoelig zijn voor PM10 en NO2.
Omdat Aris van Broekweg 9-13 niet is opgenomen in het NSL, het aan te merken is als een klein project dat niet in betekende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit en omdat de grenswaarden voor luchtkwaliteit binnen het plangebied niet worden overschreden, voldoet het bestemmingsplan aan de Wet milieubeheer en vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied. Het bestemmingsplan voldoet ook aan het Besluit gevoelige bestemmingen.
In deze paragraaf is bekeken of er – met het oog op mogelijke geurhinder – sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Hierbij wordt ingegaan op de volgende aspecten:
Zaans geurbeleid
Geur is in de gemeente Zaanstad een belangrijk onderwerp. Dat is de reden dat het Zaans geurbeleid is vastgesteld door de gemeenteraad (14 juli 2016). Voor een aantal bedrijven in de omgeving van het plangebied is de provincie Noord Holland bevoegd gezag. Voor de toetsing of er in het plangebied sprake is van een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat is het Zaans geurbeleid van toepassing. Hiervoor is het niet van belang of een bedrijf onder provinciaal of gemeentelijk gezag valt.
Het Zaans geurbeleid gaat uit van een streefkwaliteit. Uitgangspunt voor deze streefkwaliteit is een situatie waarin er geen ernstige geurhinder meer is en waarin het aantal geurgehinderden 12% of minder is. Het Zaans geurbeleid heeft als doel het op termijn behalen van de streefkwaliteit.
De geurbelasting wordt uitgedrukt in een zogenaamde 'hedonische waarde' (afgekort als H). Deze waarde duidt de (on-)aangenaamheid van geur uit. De mate van geurhinder is afhankelijk van de onaangenaamheid van een geur (hedonische waarde) maar ook van de geur concentratie (het aantal odour-units/m3). De geurbelasting geldt voor continue en discontinue bronnen voor alle typen geurgevoelige objecten. In het Zaans geurbeleid wordt gebruik gemaakt van 2 hedonische waarden (NB: de hedonische waarde (H) is uitgedrukt als percentiel. Dit betekent dat bij een score van H=0 er geen onaangename geur wordt waargenomen. H=-2 geeft de waarde aan die 98% van de tijd niet wordt overschreden en dus 2% van de tijd (176 uren per jaar) wel):
De concentratie waarin een geur onaangenaam wordt verschilt per soort geur: voor de meeste mensen is chocolade (cacao) een lekkere geur, maar als deze té overheersend wordt – zoals in sommige delen van Zaanstad regelmatig het geval is – is het niet meer prettig. Deze geurconcentratie wordt in odourunits per m³ uitgedrukt (OUE/m³). Elke geur wordt in verschillende concentraties waargenomen, waarbij de concentratie in de lucht en de onaangenaamheid ook verschilt. Dit is de reden dat er volgens het Zaans geurbeleid per bedrijf, aan de hand van de overheersende geuruitstoot, bepaald is welke geurconcentratie bij welke hedonische waarde (geurbelasting) hoort. Zo kan elke geur(concentratie) 'teruggerekend' worden naar de geurbelasting die daarbij hoort.
Volgens het Zaans geurbeleid verschillen objecten in gevoeligheid voor geur. Het onderscheid is als volgt:
Voor de standaard gevoelige objecten, zoals woningen, geeft de concentratie horend bij H=-1 van continue bronnen de streefkwaliteit weer. Is een object minder geurgevoelig, dan is de toegestane geurconcentratie hoger.
Op grond van het geurbeleid geldt dat bij standaard en minder geurgevoelige objecten de H=-2 contour niet mag worden overschreden. Er mag dus geen sprake zijn van ernstige geurhinder.
Het beleid is te vinden op de website van de gemeente Zaanstad www.zaanstad.nl.
In het plangebied zijn nog geen bestaande geurgevoelige objecten aanwezig maar er zijn wel diverse nieuwe geurgevoelige objecten voorzien. Zo zijn er 104 woningen gepland. De woningen worden beschouwd als standaard geurgevoelige objecten. Nu er sprake is van geurgevoelige objecten, is de vervolgvraag of er relevante geurhinder te verwachten is.
Aan de hand van de richtafstanden voor geur uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften1 , geuronderzoek en eventuele geurklachten is bepaald welke bedrijven geurhinder kunnen veroorzaken ter plaatse van dit plangebied.
De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in onderstaande tabel en worden, indien ze mogelijk relevant zijn, hierna toegelicht.
Tabel 1: onderzochte geurhinder bedrijven (NB: Milieuvoorschriften: (1) de voorschriften die vastgesteld zijn in het kader van besluiten over een, al dan niet aangevraagde, vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder e en i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze in het besluit dan wel in de bij het besluit behorende aanvraag zijn opgenomen (dat wil zeggen bij een vergunning voor het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting), (2) verklaringen van geen bedenkingen en (3) maatwerkvoorschrift
Uit de tabel blijkt dat voor de projectlocatie drie nabijgelegen geur veroorzakende bedrijven mogelijk relevant kunnen zijn:
Geur vormt geen belemmering voor de woningbouw ontwikkeling op de voorgenomen locatie.
In een bestemmingsplan dat nieuwe functies mogelijk maakt dient de bodemgesteldheid in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
Voor de beoogde herontwikkelling van het plangebied zijn door Tauw bv de volgende bodemonderzoeken uitgevoerd:
Uit de resultaten blijkt dat de grond binnen het plangebied op drie verschillende locaties sterk verontreinigd is met zware metalen (koper en/of nikkel, lood en zink) en PAK. De sterke verontreinigingen met zware metalen in de grond zijn in horizontale- en verticale richting binnen het plangebied voldoende afgeperkt. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de verontreiniging met zware metalen in de grond in noordelijke en oostelijke richting vermoedelijk perceel overschrijdend is.
De aangetoonde sterke verontreinigingen met zware metalen in de grond (plaatselijk kooldeeltjes, glas, baksteen- en betonpuinhoudend) worden in verband gebracht met het historisch gebruik van de onderzoeklocatie en kan als één geval van bodemverontreiniging worden beschouwd (circa 1.217,5 m³). Hiermee is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging (>25 m³). Het betreft een oud geval van bodemverontreiniging (ontstaan voor 1987) en is immobiel van aard. Om het plangebied te herontwikkelen is sanering van de bodem noodzakelijk.
De onderzochte boven- en ondergrond ter plaatse van het overige terrein zijn hoogstens licht verontreinigd met diverse zware metalen, PAK, PCB, minerale olie en asbest. Het grondwater is hoogstens licht verontreinigd met zware metalen (barium, molybdeen en nikkel) en gechloreerde koolwaterstoffen (vinylchloride en 1,2-dichl.etheen (c+t).
Afbeelding: verontreinigingssituatie grond op kaart (bron: actualiserend- en nader bodemonderzoek)
Om een indicatie van de te verwachte investeringskosten te krijgen is naar aanleiding van het aangetroffen geval van ernstige bodemverontreiniging door Tauw een indicatieve SSK-raming uitgevoerd (documentnummer K001-1293448MOZ-V01, d.d. 5 oktober 2023). Eén van de uitgangspunten in deze raming is dat rekening is gehouden met de verwijdering van alle matig tot sterk verontreinigde grond tot gehalten beneden de tussenwaarde (worst-case scenario). Reden hiervoor is dat de terugsaneerwaarde veelal gelijk is aan en/of gelegen is onder de tussenwaarde. Het investeringsbedrag voor de kosten van de bodemsanering is onderdeel van de begroting van het project.
De aanwezigheid van een sterke verontreiniging met zware metalen en PAK in de grond vormt op dit moment een belemmering voor de voorgenomen herontwikkeling van het plangebied. Voor het plangebied zal daarom een BUS-melding of saneringsplan nodig zijn welke ter goedkeuring dient te worden voorgelegd aan het bevoegd gezag. Na sanering is het plangebied geschikt voor het beoogde gebruik als wonen. ZVH heeft in haar begroting voldoende budget gereserveerd voor de maximaal te verwachten investeringskosten (uitgaande van een worst-case scenario).
Voor de bescherming van natuurgebieden en diersoorten geldt de Wet natuurbescherming. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van nieuwe bouwwerken en/of andere activiteiten zal rekening moeten worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten en diersoorten en de gevolgen voor natuurgebieden. Daarnaast geldt ook het gemeentelijk Groen- en waterplan Zaanstad 2017 als beoordelingskader van toelaatbaarheid. (Bijlage 8 Handreiking ontwikkeling in het stedelijk gebied). Het natuurinclusief ontwerp is daarbij een hulpmiddel.
Voor het plangebied is een natuuronderzoek verricht. Daarbij is aan de hand van bureauonderzoek en veldwerk beschouwd in hoeverre het plangebied geschikt is als habitat voor beschermde soorten. Of bepaalde beschermde soorten daadwerkelijk aanwezig zijn zal moeten blijken uit afdoend onderzoek. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is nodig als uit afdoend onderzoek blijkt dat bepaalde beschermde soorten aanwezig zijn en er als gevolg van de beoogde herontwikkeling een overtreding van de Wet natuurbescherming plaatsvindt. Om een dergelijke ontheffing te verkrijgen dient aan bepaalde voorwaarden te worden voldaan, o.a. het toepassen van compenserende en mitigerende maatregelen. Ook is nagegaan of de herontwikkeling leidt tot stikstofdepositie in één of meerdere Natura 2000-gebieden in de omgeving.
In de navolgende subparagrafen zijn de belangrijkste conclusies uit de natuuronderzoeken benoemd. Voor een volledig overzicht van de aangetroffen soorten en analyses kunnen de achtergrondrapporten in de bijlagen worden geraadpleegd.
Voor het plangebied is door adviesbureau NatuurBeleven bv een quickscan uitgevoerd om zo inzicht te krijgen in het (mogelijke) voorkomen van beschermde soorten in het kader van de Wet natuurbescherming en of de plannen negatieve effecten op dergelijke soorten en/of op beschermde gebieden kunnen veroorzaken (d.d. 23 november 2020 en aangevuld op 1 augustus 2021, zie bijlage 9 bij deze toelichting). Alhoewel het onderzoek betrekking heeft op een groter plangebied is het onderzoek minder dan 3 jaar oud en daarmee nog steeds actueel. Uit de quickscan blijkt dat bij het bouwrijp maken van het plangebied de volgende effecten mogelijk zijn:
Vanwege de mogelijke aanwezigheid van de rugstreeppad in het plangebied is in 2021 vervolgonderzoek uitgevoerd (zie eveneens bijlage 9). Uit het vervolgonderzoek blijkt dat het terrein wel vochtige hoeken met riet heeft, maar dat zich in het voorjaar geen poelen of plassen van voldoende omvang, diepte en levensduur om gunstige omstandigheden te creëren voor de eieren en larven van rugstreeppadden. Daarbij geldt dat 2021 een voorjaar was met meer regen dan gemiddeld. Het aanvragen van ontheffing is niet nodig.
Uit de quickscan die door NatuurBeleven bv is uitgevoerd blijkt dat het plangebied niet is gelegen in een Natura 2000-gebied, het Natuurnetwerk Nederland of een weidevogelleefgebied. Wel ligt het Natura 2000-gebied Westzaan circa 1 kilometer ten noordwesten van het plangebied (zie de navolgende afbeelding). Gezien de afstand en de uit te voeren werkzaamheden worden op voorhand geen directe negatieve gevolgen verwacht van de plannen zoals licht, geluid of optische verstoring. Er hoeft hiernaar geen nadere toetsing uitgevoerd te worden, met uitzondering van een toetsing van te verwachten toename van stikstofemissie door de ingebruikname van woningen binnen het plangebied. In het Natura 2000-gebied zijn namelijk stikstofgevoelige habitats aanwezig en het gebruik van extra woningen kan leiden tot een toename van stikstof.
Afbeelding: Natura 2000-gebied ten noordwesten van het plangebied, het plangebied is indicatief met een rode ster weergegeven (bron: quickscan)
Door Cauberg-Huygen is onderzoek gedaan naar stikstofdepositie door het project (referentie: 05837-51827-05v2, d.d. 30 oktober 2023, zie bijlage 10 bij deze toelichting). In het onderzoek is op basis van het (maximale) programma nagegaan wat de aard en omvang van stikstofdepositie is in omliggende Natura 2000-gebieden. Uit berekeningen met Aerius blijkt dat er in de realisatie- en gebruiksfase geen rekenresultaten hoger zijn dan 0,00 mol/ha/jaar. Er is voor het project geen passende beoordeling en dus geen vergunning benodigd ingevolge de Wet natuurbescherming.
In het plangebied zijn naast broedvogels geen verblijfplaatsen van beschermde soorten aanwezig. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is niet nodig. Wel dient er rekening te worden gehouden met eventuele broedende vogels.
Het plangebied is gelegen binnen stedelijk gebied en maakt geen onderdeel uit van een beschermd natuurgebied. Uit onderzoek naar stikstofdepositie blijkt dat er ook geen kans is op externe werking op één of meerdere Natura 2000-gebieden.
Voor veel mensen is gezondheid een van de belangrijkste dingen in hun leven. Een goede gezondheid is een belangrijke randvoorwaarde voor een plezierig leven. Wanneer iemand zich gezond voelt is deze persoon gelukkiger, actiever, zelfverzekerder, productiever en beter in staat om te participeren in de maatschappij. Met werk, studie of als vrijwilliger, in de wijk en in de stad, op eigen niveau en naar eigen kunnen.
De ambitie is dat Zaankanters zich in 2040 positief gezond(er) voelen en gezonde keuzes kunnen maken, in een omgeving die uitnodigt tot gezond gedrag. Het streven is dat Zaanstad in 2040 minstens net zo gezond is als het gemiddelde van vergelijkbare grote stedelijke gemeenten (G40-gemeenten). Dit staat centraal in de door de gemeenteraad vastgestelde Zaanse Visie op Gezondheid van juli 2019.
Naast leefstijl en sociale omgeving heeft de fysieke leefomgeving, waaronder het milieu en de openbare ruimte, ook veel invloed op gezondheid. Een gezonde en groene omgeving heeft een beschermende invloed tegen milieufactoren, bijvoorbeeld als het gaat om luchtkwaliteit en fijnstof.
Daarom zet Zaanstad onder meer in op een gezonde fysieke omgeving door:
Door veilige loop- en fietsroutes aan te leggen wordt dagelijks bewegen gestimuleerd. In het plangebied is daar volop rekening mee gehouden aangezien het voor fietsers en voetgangers aantrekkelijk(er) wordt gemaakt om gebruik te maken van de fiets of te gaan wandelen. Met name de parkachtige setting speelt daar een belangrijke rol in doordat een nieuwe langzaamverkeersverbinding wordt gemaakt tussen de Westzanerdijk en de Ringweg.
Conform het gemeentelijk geluidsbeleid zullen alle woningen zijn voorzien van een geluidluwe zijde zodat aan deze zijde één of meerdere slaapkamers kunnen worden gesitueerd. Hierdoor ondervinden de toekomstige bewoners tijdens hun nachtrust geen overlast van wegverkeerslawaai. Daarnaast kunnen nog aanvullende maatregelen worden genomen zoals gerichte isolatie, toepassing van mechanische ventilatie etc.
Luchtverontreiniging van het wegverkeer is schadelijk voor de gezondheid. Niet iedereen heeft evenveel last van luchtverontreiniging. Dat komt omdat mensen verschillend reageren op luchtverontreiniging. Sommige mensen zijn er gevoeliger voor en krijgen sneller gezondheidsklachten. Vooral oudere mensen, kinderen en mensen met een hart- of longaandoening zijn extra gevoelig voor vervuilende stoffen in de lucht.
De in de wet vastgestelde grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide geven niet de grens aan tussen ongezond en veilig. De afstand tot de weg is daarvoor een betere maat. Kinderen die dichtbij een snelweg wonen of naar school gaan hebben gemiddeld meer chronische luchtwegklachten en een lagere longfunctie dan kinderen die op grotere afstand van een snelweg wonen. Deze gezondheidsrisico's zijn groter zijn naarmate de afstand tot de weg kleiner is.
De toekomstige woningen in het plangebied bevinden zich op ruime afstand van een snelweg. Gezondheidsrisico's vanwege snelwegen worden daarmee voorkomen. In het plangebied zijn bovendien geen specifieke voorzieningen voor kwetsbare groepen (ouderen en kinderen) mogelijk.
De Albert Heijnweg en Houtveldweg zijn redelijk drukke binnenstedelijke wegen. Bij drukke binnenstedelijke wegen is de luchtverontreiniging vaak net zo hoog als vlakbij de snelweg. Ook langs die wegen is het daarom nodig om kwetsbare groepen als kinderen te beschermen. De woningen in het plangebied komen op enige afstand van deze wegen en in het plangebied zijn zoals gezegd geen specifieke voorzieningen voor kwetsbare groepen (ouderen en kinderen) toegestaan.
Woningen worden als geurgevoelige objecten beschouwd. Zoals ook blijkt uit paragraaf 3.16 is de verwachting dat de omringende bedrijven geen geurhinder veroorzaken. Bij het ontwerp van de woningen kunnen wel maatregelen worden overwogen ter verdere verbetering van binnenklimaat, zoals gerichte isolatie en toepassing van mechanische ventilatie.
Bij de herontwikkeling wordt volop rekening gehouden met duurzaamheid en klimaatadaptatie. Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 3.12. Het toepassen van duurzame maatregelen hebben indirect ook invloed op de gezondheid van bewoners.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Om een goede milieuzonering op te stellen is eerst een analyse en beschrijving van de omgeving nodig. De richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering (versie 2009; hierna te noemen B&M) gelden standaard ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer.
Het plangebied is gelegen nabij de wijkontsluitingwegen Albert Heijnweg en Houtveldweg en zal worden ingericht met woningen. In de directe omgeving van het plangebied zijn diverse bedrijven aanwezig. Gelet op deze omgevingskarakteristieken kan het plangebied als 'gemengd gebied' worden aangemerkt.
Bij de bedrijven in de omgeving gaat het volgens het geldende bestemmingsplan in beginsel om categorie 1 en 2 bedrijven, met uitzondering van enkele specifiek aangeduide gronden waar bedrijven zijn toegestaan die tot categorie 3.1 of 3.2 behoren:
De richtafstand in het B&M bedraagt 50 meter voor bedrijven die tot categorie 3.1 behoren. Deze richtafstand mag vanwege de ligging in gemengd stedelijk gebied worden verkleind naar 30 meter. Voor bedrijven die milieucategorie 3.2 behoren bedraagt de richtafstand in het B&M 100 meter. Deze richtafstand mag vanwege de ligging in gemengd stedelijk gebied worden verkleind naar 50 meter. De nieuwe woningen liggen binnen de richtafstand van de bedrijven die tot categorie 3.1 behoren alsmede de bedrijven die tot categorie 3.2 behoren.
Vanwege de ligging binnen de richtafstanden is het nodig om na te gaan of (1) op de plaats van de nieuwe woningen een goed woon- en leefklimaat mogelijk is en (2) bestaande bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt, is verder onderzoek nodig. Door M+P is daarom een onderzoek naar bedrijvigheid uitgevoerd (rapportnummer M+P.RIEZ.20.01, d.d. 13 oktober 2023, zie bijlage 11 bij deze toelichting). Het onderzoek heeft betrekking op geluid, geur en stof van omliggende bedrijven. Geluid is daarbij wel het meest relevante aspect. In het navolgende zal daarom als eerst in worden gegaan op het toetsingskader vanwege het aspect geluid bij milieuzonering.
Om te kunnen beoordelen of er sprake is van (1) een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en (2) geen onevenredige beperking van bedrijfsvoering dient voor wat betreft geluid uit te worden gegaan van respectievelijk (1) de handreiking zoals opgenomen in het B&M en (2) het Activiteitenbesluit.
Ad 1: VNG richtlijn B&M
De handreiking bestaat uit vier stappen, waarbij per stap de geluidsbelasting groter wordt en daarmee de onderzoeks- en motiveringsplicht:
Ad 2: Activiteitenbesluit
De inrichtingen vallen onder het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, type B). Hierin zijn onder andere de onderstaande grenswaarden gegeven:
Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en de daarin plaatsvindende activiteiten, mag op de gevel van woningen van derden en andere geluidsgevoelige bestemmingen niet meer bedragen dan:
Het maximaal optredende geluidsniveau (LAmax) mag op de gevel van woningen van derden en andere geluidsgevoelige bestemmingen niet meer bedragen dan:
De in de periode tussen 07.00 en 19.00 uur opgenomen maximale geluidsniveaus (LAmax) zijn niet van toepassing op laad- en losactiviteiten.
Voor bedrijven op een bedrijventerrein gelden bij woningen op een bedrijventerrein 5 dB hogere grenswaarden dan hiervoor is aangegeven.
Tenslotte kan het bevoegd gezag, in afwijking van de hiervoor genoemde waarden, bij maatwerkvoorschrift andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT} en/of het maximaal geluidsniveau (LAmax) vaststellen. Het bevoegd gezag kan tevens eisen stellen aan maatregelen of voorzieningen.
Conform het in subpargaraaf 3.20.2 beschreven toetsingskader is ter plaatse van de nieuwe woningen getoetst hoe het geluid van de bestaande bedrijven zich verhoudt tot de beschreven waarden en stappen.
Toetsing stap 1 (richtafstanden)
Zoals ook in subparagraaf 3.20.1 vis aangegeven wordt er niet voldaan aan de richtafstanden. Stap 1 van het voorgaande toetsingskader is daardoor niet toereikend.
Toetsing stap 2 (akoestisch onderzoek)
Doordat stap 1 niet toereikend is, is door M+P akoestisch onderzoek verricht (rapportnummer M+P.RIEZ.20.01, d.d. 27 oktober 2023, zie bijlage 11 bij deze toelichting). In het akoestisch onderzoek is rekening gehouden met de planologisch maximale situatie, de representatieve bedrijfssituatie en de verkeersaantrekkende werking.
Door middel van een rekenmodel zijn de etmaalwaarde van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAr,LT) in de planologisch maximale situatie op de bestaande woningen in de omgeving berekend, alsmede op de nieuwe woningen in het plangebied. Daaruit blijkt dat de LAr,LT bij de nieuwe woningen in het voorliggende bestemmingsplan zonder maatregelen als volgt is:
Zonder aanvullende maatregelen zullen enkele nieuwe woningen in het oostelijke blok als gevolg van het bedrijfsgeluid vanwege Bosma & Bronkhorst een LAr,LT ondervinden die hoger is dan de richtwaarde als bedoeld bij stap 2 van de handreiking. Enkele woningen in het oostelijke blok zullen vanwege het bedrijfsgeluid van K. van Nek ook een LAr,LT en LAmax ondervinden hoger dan de richtwaarden als bedoeld bij stap 2.
Toetsing stap 3
Omdat de berekende geluidniveaus vanwege deze bedrijven zonder aanvullende maatregelen niet voldoen aan stap 2, is in het akoestisch onderzoek nagegaan of bron- of overdrachtsmaatregelen redelijkerwijs kunnen worden getroffen:
Ook kunnen er bouwkundige maatregelen aan de nieuwbouw worden getroffen en/of maatwerkvoorschriften worden toegepast
Uit de beoordeling van de geluidniveaus aan de maximale richtwaarde als bedoeld bij stap 3 blijkt dat op de gevels van de nieuwbouw kan worden voldaan aan de richtwaarden van stap 3 voor het LAr,LT, mits een deel van de woningen wordt voorzien van een dove gevel of silent air windows.
Uit de berekening van de cumulatieve geluidsbelasting in de planologisch maximale situatie blijkt dat deze maximaal 58 dB(A) in de dagperiode bedraagt, in de situatie dat er bij Bosma & Bronkhorst en Van Nek geen aanvullende maatregelen zijn genomen. Bij de bedrijfswoning op nummer 20 bedraagt de cumulatieve geluidsbelasting maximaal 63 dB(A). Het ligt derhalve niet voor de hand dat deze planologisch maximale situatie zal worden gerealiseerd, omdat de bestaande (bedrijfs) woning hiervoor een beperking vormt. Dit is een puur theoretische situatie. Gezien het type van bedrijven met hun variabele bedrijfssituaties ligt het voor de hand dat deze bedrijfssituaties niet gelijktijdig zullen voorkomen (redelijke sommatie), zeker niet als het gaat om de planologisch maximale situaties.
Verder is ook gekeken naar cumulatie met geluidsbelasting vanwege Wet geluidhinder bronnen (wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie, zie paragraaf 3.14). Daaruit blijkt dat de cumulatie het hoogst is op een deel van de noordoostelijke hoek van het meest oostelijke bouwblok. Hier bedraagt de gecumuleerde geluidsbelasting (afgerond) 58 dB vanwege bedrijfsgeluid en maximaal 64 dB vanwege Wet geluidhinderbronnen.
Conclusie toetsing stap 1 t/m 3
Gelet op de VNG handreiking kan worden gesteld dat bij alle woningen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Om dit te borgen zijn in het bestemmingsplan voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. Om te waarborgen dat het blok in het oosten van het plangebied tijdig voor voldoende afscherming zorgt is in dit bestemmingsplan verder ook een voorwaardelijke verplichting opgenomen waardoor de overige twee blokken niet eerder in gebruik mogen worden genomen dan dat het oostelijke blok in de betreffende fase is gerealiseerd.
Het gestelde in de voorgaande alinea is nader gemotiveerd in het vervolg van deze subparargaaf.
- Motivering stap 3 VNG handreiking
Bij stap 3 dient het bevoegd gezag (het college) volgens de Handreiking te motiveren waarom hij deze geluidsbelasting in deze concrete situatie acceptabel acht, mede rekening houdend met eventuele cumulatie van andere geluidsbronnen. Deze motivering luidt als volgt.
De berekende geluidniveaus worden in deze concrete situatie aanvaardbaar geacht om de volgende redenen.
Op basis van bovenstaande feiten en omstandigheden kan worden geconcludeerd dat de herontwikkeling van het plangebied voldoet aan de onderzoeks- en motiveringsplicht van de VNG-Handreiking. Het berekende bedrijfsgeluid bij de nieuwe woningen kan zodoende aanvaardbaar worden geacht als maximale geluidbelasting. Aanvullend kan nog worden opgemerkt dat eventuele maatregelen bij de bedrijven alleen aan de orde zijn indien deze in overleg tussen de bedrijven en ZVH tot stand komen en daar vervolgens concrete afspraken over worden gemaakt. Daarnaast kunnen er door de Omgevingsdienst maatwerkvoorschriften voor het bedrijf worden vastgelegd. Daardoor ontstaat er voor het betreffende bedrijf meer geluidsruimte ter plaatse van de gevel van een geluidsgevoelig gebouw waardoor het bedrijf ongehinderd de representatieve bedrijfssituatie kan blijven uitvoeren. Maatwerkvoorschriften kunnen worden gedaan op verzoek van de bedrijven zelf of ambsthalve (dus door de Omgevingsdienst).
In het voorliggende bestemmingsplan is met een voorwaardelijke verplichting gewaarborgd dat de nieuwe woningen moeten voldoen aan de richtwaarden (door bijvoorbeeld het treffen van maatregelen aan de woningen en/of door maatregelen bij de bedrijven) dan wel aan eventueel gestelde maatwerkvoorschriften. Ook is voor een deel van de woningen in het oostelijke blok in beginsel een dove gevel of andere afschermende voorziening voorgeschreven.
Het heeft de voorkeur dat ZVH waar mogelijk geluidwerende voorzieningen treft aan de nieuwe woningen. In sommige gevallen kan het echter kostenefficiënter zijn om in overleg met de bedrijven te komen tot maatregelen bij de bedrijven. Vandaar dat deze optie ook in de regels van het bestemmingsplan is vastgelegd, zodat er meerdere opties zijn om een goed woon- en leefklimaat voor de toekomstige bewoners te creëren en de bedrijven hun bedrijfsvoering ongestoord voort te kunnen laten zetten.
Er is gelet op het voorgaande sprake van een goede ruimtelijke ordening uit oogpunt van geluid bij de beoogde woningbouw vanwege de omliggende bedrijven.
Geur en stof vormen geen belemmering omdat de nieuwe woningen voldoen aan de richtafstanden voor deze aspecten.
Het oorspronkelijke Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) stamt uit 2002, en is op 31 augustus 2004 gewijzigd in werking getreden. Het LIB is een Algemene Maatregel van Bestuur, die gebaseerd is op artikel 8.4 van de Wet luchtvaart. Met het LIB wordt in kaartmateriaal een zogenaamd beperkingengebied vastgesteld. Het LIB bevat voor dat beperkingengebied regels waarbij beperkingen zijn gesteld ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van gronden, voor zover die beperkingen noodzakelijk zijn met het oog op de veiligheid en de geluidsbelasting in verband met de nabijheid van de luchthaven Schiphol.
Per 4 november 2015 en 1 januari 2018 zijn wijzigingen van het Luchthavenindelingbesluit (LIB) in werking getreden. Doel van deze wijzigingen is om de vliegveiligheid rondom Schiphol in afdoende mate te borgen. Hiervoor zijn de zogenaamde toetshoogtes in de omgeving van Schiphol aanzienlijk verlaagd. Gebouwen hoger dan de toetshoogtes als bedoeld kunnen alleen toegestaan worden indien het Rijk hiervoor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) heeft afgegeven of een positief radar advies heeft afgegeven.
De beperkingen in het LIB betreffen:
Bij de eerste twee van de bovengenoemde typen beperkingen zijn in ieder geval gronden aangewezen die niet gebruikt dan wel bebouwd mogen worden ten behoeve van woningen, of andere in het besluit aangewezen gebouwen. In dat gebied geldt er een beperking voor de bestemming en het gebruik van grond in verband met de geluidbelasting. Het plangebied valt niet binnen het gebied waar woningen of andere aangewezen functies vanwege vliegverkeer zijn uitgesloten. Ook is het plangebied gelegen buiten de 20 Ke-contour en buiten de zone met betrekking tot vogelaantrekkende functies. Het plangebied is wel gelegen binnen de zone waar beperkingen gelden voor de bouwhoogte.
De maximale toetshoogte voor het plangebied bedraagt 146 meter ten opzichte van NAP. De maximale bouwhoogte (vanwege de radar) bedraagt 78 meter ten opzichte van NAP. De bouwhoogte van de bebouwing in dit bestemmingsplan is veel lager, er kan worden voldaan aan het LIB op dit punt. Het LIB is daarmee geen belemmering voor de beoogde herontwikkeling van het plangebied.
In de Wet ruimtelijke ordening is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.
De gronden die benodigd zijn voor de ontwikkeling van de 104 sociale huurwoningen zijn in eigendom van ZVH en de gemeente. Het deel van de gemeente is in erfpacht uitgegeven aan ZVH.
Voor de gronden die niet in eigendom zijn van de gemeente is met ZVH een anterieure overeenkomst gesloten. Het kostenverhaal is daardoor anderszins verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de herontwikkeling tot een nieuwe woonbuurt mogelijk. Voor het bestemmingsplan wordt onderzoek naar planschade uitgevoerd. Eventuele planschade die voortkomt uit de vaststelling van het bestemmingsplan is volgens de anterieure overeenkomst voor rekening van initiatiefnemer ZVH.
Bij een bestemmingsplan wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging gemaakt over de manier waarop functies ten opzichte van elkaar worden gesitueerd, mede in relatie tot de wenselijkheid van de ruimtelijke ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt. Belangrijk onderdeel hierbij is de situering van milieubelastende en milieugevoelige functies ten opzichte van elkaar.
Voor dit bestemmingsplan zijn met name geluid en milieuzonering belangrijke milieuaspecten. Uit de onderbouwing en nadere afweging in relatie tot de onderstaande gebiedskwaliteit, zal in het plangebied sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat en dat, alle belangen afwegend, de geluidhinder en milieuzonering als aanvaardbaar wordt beschouwd. De overige milieuaspecten kunnen evenmin worden aangemerkt als een belemmerende factor.
Het plangebied gelegen is gelegen op een binnenstedelijk bedrijventerrein waar (logischerwijs) werken domineert. Door de ligging op relatief korte afstand van het OV-knooppunt en het centrum van Zaandam maar ook vanwege de omliggende woonbuurten is de wens om het bedrijventerrein te transformeren naar een gemengd woonwerkgebied waar niet alleen plek is voor bedrijven maar ook voor wonen en recreatie.
Het plangebied ligt, net als de rest van het bedrijventerrein, zeer strategisch. Door de ligging nabij de Provincialeweg (N203, te bereiken via de route Houtveldweg-Albert Heijnweg), is het met de auto eenvoudig om naar de andere Zaanse kernen en Amsterdam, Schiphol of Purmerend te rijden. Deze plaatsen zijn ook zeer goed met het openbaar vervoer te bereiken doordat NS-station Zaandam op loopafstand is gelegen. Vanaf dit station vertrekken meerdere treinen per uur naar onder meer Amsterdam, Schiphol, Alkmaar en Purmerend. Diverse bussen zorgen voor een verbinding met de rest van Zaanstad en er gaan ook nog meerdere bussen naar Amsterdam. Voetgangers en fietsers zijn via het stationsgebied binnen enkele minuten in het centrum van Zaandam voor winkels, horeca, etc. maar het buitengebied is vanwege de ligging tussen de historische linten van de Westzanerdijk en de Ringweg ook dichtbij.
Het voormalige bedrijfsperceel in het plangebied ligt momenteel braak zodat er geen bestaand bedrijf hoeft te verkassen. De ambitie is om op de locatie sociale woningbouw te realiseren in de vorm van maximaal 104 woningen, waarvan 25 zorgwoningen voor een specifieke doelgroep. Door in het plangebied appartementen te bouwen komen er woningen het plangebied waarmee kan worden bijdragen aan de beoogde transformatie van het binnenstedelijke bedrijventerrein én naar de grote vraag aan extra woningen en dan vooral sociale huurwoningen.
Het bouwen van woningen wordt gedaan met oog voor de omgeving:
Gelet op de strategische ligging, de bereikbaarheid met de auto, fiets en openbaar vervoer en de kwalitatieve toevoegingen aan de buurt (woningaanbod, stedenbouwkundige inpassing en het verbeteren van de openbare ruimte) is het een goed plan om de beoogde herontwikkeling van Aris van Broekweg 9-13 planologisch mogelijk te maken.
Gelet op wat hiervoor staat is de conclusie dat het bouwen van maximaal 104 woningen een ruimtelijk verantwoorde ontwikkeling is. Het woningtekort in Zaanstad is enorm. Het bestemmingsplan maakt nieuwe woningen mogelijk. Deze herontwikkeling is aangewezen als één van de projecten die een bijdrage levert aan de nieuwe woningen in Zaanstad. Door de herontwikkeling zal het plangebied weer worden bebouwd. Nieuwbouw op deze plek en een herinrichting van de openbare ruimte verbetert de ruimtelijke kwaliteit op de plaats aanzienlijk. En dit heeft positieve effecten op de beoogde transformatie van het binnenstedelijke bedrijventerrein. De herontwikkeling leidt tot een goed woon- en leefmilieu. Hierin wegen onder andere mee: de kwaliteiten van het gebied, de situering in transformatiegebied naar een gemengde buurt, goede bereikbaarheid van dagelijkse voorzieningen en voor auto, fiets en OV. Ook vormen de functies binnen het bestemmingsplan ruimtelijk een samenhangend geheel en zijn de functies een positieve aanvulling op de bestaande bebouwing en woningen in de omgeving. Ook vormen de ontwikkelingen geen belemmering voor de bedrijfsvoering van de bestaande functies in de omgeving. Het bestemmingsplan maakt dus een nieuwe ontwikkeling mogelijk die voor de algehele belangenafweging wenselijk is en waarbij sprake is van goede ruimtelijke ordening.
Ten behoeve van het vaststellen van het omgevingsplan doorloopt de gemeente Zaanstad niet alleen het reguliere bestemmingsplan-traject, waarin overheden en belangenorganisaties geraadpleegd worden conform artikel 3.1.1 Bro en belanghebbenden de gelegenheid krijgen om zienswijzen in te dienen. De gemeente Zaanstad hecht waarde aan deze bredere consultatie, ook vanuit het gedachtegoed van de Omgevingswet en de wijze waarop plannen vanuit deze wetgeving vormgegeven zullen moeten worden. Voor de participatie wordt daarom een bredere consultatie opgezet, waarin verschillende partijen en belanghebbenden op en rondom het terrein worden gevraagd input te leveren ten behoeve van het plan.
In de onderstaande paragrafen worden de verschillende vormen van participatie toegelicht. Tevens worden de verschillende groepen aangehaald met wie contact geweest is in deze periode.
Niet alleen de gemeente Zaanstad, maar ook andere (overheids-) partijen hebben invloed op de ontwikkeling. Om deze partijen –wettelijke overlegpartners– in een vroeg stadium om een reactie te vragen over het toen nog af te ronden ontwerpbestemmingsplan is de gemeente Zaanstad gesprekken gestart in het kader van art 3.1.1. Bro.
De gemeente Zaanstad heeft een verzoek per e-mail doen in het kader van art. 3.1.1. Bro, om een reactie te geven op het voorontwerpbestemmingsplan. Dit schriftelijke verzoek is op 19 oktober 2023 verstuurd en bevatte het verzoek voor het geven van advies over het concept van het ontwerpbestemmingsplan. In totaal is er vanuit één instantie schriftelijk advies ingediend, namelijk de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland:
Reactie: Gezien de afstand tot risicobronnen en hun gevaren ziet de Veiligheidsregio geen noodzaak om te adviseren over zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid & hulpverlening bij potentiële calamiteiten. Het advies richt zich alleen op de basisbrandweerzorg. Voor de basisbrandweerzorg wordt uitgegaan van de Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid 2019 van Brandweer Nederland, januari 2020:
Verzocht wordt om in overleg te treden met het team Risicobeheersing over de bereikbaarheid en bluswatervoorziening in het stedenbouwkundig ontwerp, inrichting openbare ruimte en de aanvraag omgevingsvergunning.
Antwoord: De gemeente dankt de Veiligheidsregio voor het gegeven advies. Bij de verdere uitwerking van de planvorming zal rekening worden gehouden met het advies ten aanzien van de bereikbaarheid en bluswater.
In 2019 is er een gebiedsvisie voor het gebied van de Aris van Broekweg opgesteld. De visie was erop gericht om een doorkijk te geven op de transformatie van de functies binnen het gebied. Hoofdzakelijk zijn er nu bedrijven gevestigd. Door meer wonen werken toe te voegen aan de Aris van Broekweg wordt een kwalitatieve entree naar het achterliggende gebied gerealiseerd. Deze visie is in december 2019 gepresenteerd aan de bewoners en bedrijven van de Aris van Broekweg. In deze visie waren op de locaties van een aantal bedrijven andere ruimtelijke functies voorzien. Alhoewel over de visie nooit bestuurlijk besluitvorming heeft plaatsgevonden bestaat er bij het merendeel van de bedrijven nog steeds het idee dat er in de toekomst de bedrijfscontinuïteit bij de transformatie wonen werk onder druk komt te staan.
Op 30 oktober 2019 is de (woon)buurt geïnformeerd tijdens de jaarvergadering van de buurtvereniging Westzanerdijk. Tijdens deze avond zijn de plannen van ZVH gepresenteerd. De buurt reageerde tijdens deze avond redelijk positief op de woningbouwplannen van ZVH.
Op 10 december 2019 heeft de gemeente een eerste overleg gehad met de omliggende bedrijven. Deze bijeenkomst ging vooral over de concept gebiedsvisie van de gemeente. Bedrijven gaven aan niet blij te zijn met de transformatie tot wonen-werken. Het standpunt van de bedrijven was dat de gemeente en andere betrokken partijen duidelijke ruimtelijke keuzes moesten maken. Mocht de gemeente kiezen worden voor de functie van werken naar wonen dan is hun standpunt dat de gemeente samen met de bedrijven moeten zorgen voor passende alternatieve locaties elders en de bedrijven voorzien in een financiële compensatieregeling.
Op 7 december 2020 heeft er een vervolgoverleg van ZVH met de omliggende bedrijven plaatsgevonden: Er heeft een verkennend gesprek plaatsgevonden met het naastgelegen bedrijf om gezamenlijk een woningbouwplan voor de percelen Aris van Broekweg 9-15 te ontwikkelen. Het bedrijf heeft in eerste instantie aangegeven positief te zijn over de plannen, maar wil niet meer dat er een 2e fase woningbouw op zijn perceel komt. Dit in verband met de bedrijfscontinuïteit op locatie. De overige bedrijven staan op dat moment niet open voor een verder gesprek met ZVH over de woningbouwontwikkeling.
Daarnaast hebben er nog een aantal vervolggesprekken tussen ZVH, de gemeente en de bedrijven plaatsgevonden over de ontwikkeling van woningbouw op het perceel Aris van Broekweg 9-13. In deze gesprekken heeft de gemeente de opgave en het belang van woningbouw en in het bijzonder van de sociale woningbouw benadrukt. Ondernemers blijven bij hun standpunt dat ze grote zorg hebben over woningbouwontwikkeling aan de Aris van Broekweg en de gevolgen die dit heeft voor de continuïteit van de bedrijfsvoering. Bedrijven blijven tegen de ontwikkeling van sociale woningbouw aan de Aris van Broekweg 9-13.
Op basis van al deze overleggen is er op 7 september 2021 een brief door het college verstuurd, waarin staat aangegeven dat de gebiedsvisie van de gemeente uit 2019 wordt ingetrokken en dat er waarde wordt gehecht aan het belang van de bedrijven. De bedrijven krijgen ook bij een transformatie naar woon-werk gebied de ruimte om de komende jaren hun bedrijven aan de Aris van Broekweg te continueren.
Op 19 juli 2023 is er door ZVH een inloopbijeenkomst georganiseerd voor bewoners en bedrijven. Tijdens deze inloopavond waren enkele aanwezigen kritisch op het plan en er zijn diverse vragen gesteld. Het verslag met vragen en reactie is gepubliceerd op de website van ZVH. Separaat is ZVH nog in overleg met bewoners gegaan die daarom gevraagd hebben en met de bedrijven. Sinds de inloopbijeenkomst hebben de volgende overleggen plaatsgevonden:
Het ontwerpbestemmingsplan heeft - overeenkomstig de bepalingen in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) - met de daarbij behorende stukken ter inzage gelegen. Op [INVULLEN] is de terinzagelegging van de stukken gepubliceerd in de digitale Staatscourant en op de website van de gemeente Zaanstad, alsmede in het Stadsblad (gemeentelijke mededelingen).
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van d.d. [INVULLEN] gedurende zes weken voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegen en was tevens digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl en de website van de gemeente Zaanstad. Tijdens de termijn van terinzagelegging is op d.d. [INVULLEN] een informatiebijeenkomst gehouden waar vragen konden worden gesteld en zijn beantwoord.
In de periode van terinzagelegging zijn bij de gemeente Zaanstad [INVULLEN] zienswijzen ingediend, waarvan [INVULLEN] unieke zienswijzen. Deze zienswijzen zijn ieder beantwoord in de bijgevoegde Nota van zienswijze in Bijlage [INVULLEN] bij deze toelichting van het bestemmingsplan. De zienswijzen hebben tot een paar wijzigingen geleid in het omgevingsplan. De belangrijkste wijzigingen betreffen:
AANPASSINGEN OPSOMMEN
Tevens is een aantal ambtshalve wijzigingen in de stukken doorgevoerd. Deze zijn eveneens verwoord in de nota van zienswijzen (na de beantwoording van de zienswijzen). De ambtshalve wijzigingen bestaan voornamelijk uit tekstuele wijzigingen. Daarnaast zijn vier grotere wijzigingen doorgevoerd:
AANPASSINGEN OPSOMMEN
Een nadere uitleg hiervan is terug te vinden in de besluitstukken rondom de vaststelling van het bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden. Het digitale bestemmingsplan 'Aris van Broekweg 9-13' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3917BP-0201.) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding omvat één kaartblad (genummerd NL.IMRO.0479.STED3917BP-0201).
Onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2018 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.
Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.
Regels
De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:
In de toelichting is in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die bij dit bestemmingsplan zijn gehanteerd. Daarna wordt per bestemming samengevat wat er beoogd is met het toekennen van die bestemming. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.
Begrippen algemeen
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Enkel wanneer een begrip gebruikt wordt in de regels en wanneer de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen. Als een begrip in dit plan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.
Wijze van meten
Voor enkele situaties is in het bestemmingsplan voorgeschreven hoe gemeten dient te worden. Een deel van deze meetbepalingen is conform de landelijke standaard.
Functieomschrijving (lid x.1)
De functieomschrijving van een bestemming kent 3 varianten van gebruik. De hoofdfunctie, het gebruik dat bij het hoofdgebruik moet horen ('daarbij behorend') en het gebruik dat ondergeschikt aan het hoofdgebruik moet zijn ('daaraan ondergeschikt')
.
Ondergeschikt gebruik in relatie tot de hoofdfunctie
Ondergeschikt gebruik hoeft niet te horen bij de hoofdfunctie. Neem bijvoorbeeld nutsvoorzieningen. Deze hebben een groot verzorgingsgebied en zijn vaak niet gekoppeld aan slechts één functie. Nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere functies die als ondergeschikt zijn aangemerkt zijn daarom toegestaan binnen meerdere bestemming, ook als er geen directe relatie is met het hoofdgebruik. De ondergeschikte functies mogen echter qua omvang nooit groter zijn dan de hoofdfunctie, er moet sprake blijven van ondergeschiktheid.
De ondergeschikte functies die binnen het gehele bestemmingsplan zijn toegestaan, zijn opgenomen in lid 9.2. In de functieomschrijving van de bestemmingsregel zijn alleen de ondergeschikte of bijbehorende functies opgenomen voor zover die aanvullend zijn op lid 9.2.
Voorrangsregeling
gebruiks- en bouwregels
De bestemmingsregels kennen een opbouw van hoofdregel naar specifieke regels. Zo beginnen de bouwregels met de hoofdregels voor het bouwen van gebouwen/hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde. Daarna worden regels gesteld ten aanzien van specifieke bouwwerken, zoals bijvoorbeeld erfafscheidingen. De gebruiksregels kennen een vergelijkbare opbouw.
In de aanhef van de specifieke regel is bepaald of de regels 'in aanvulling op' of 'in afwijking van' werken op de rest van het artikel. Deze voorrangsregeling in de aanhef van de specifieke regels heeft alleen betrekking op de relatie tot de andere regels in het artikel (de bestemming), niet in relatie tot de algemene regels in artikelen 8 en 9. De algemene regels gelden altijd, tenzij ze nadrukkelijk zijn uitgesloten.
Functieomschrijving (artikel 3.1 )
Hoofdgebruik
De bestemming Groen heeft betrekking op de groenvoorzieningen tussen de blokken. Naast groenvoorzieningen zijn ook fiets- en voetpaden toegestaan terwijl laad- en losvoorzieningen, manoeuvreerruimtes en parkeervoorzieningen zijn uitgesloten.
Bouwregels algemeen (artikel 3.2 )
De eerste bouwregels van het artikel betreffen de algemene bepalingen voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor een aantal bouwwerken zijn bijzondere regelingen opgenomen. Deze regels gelden in aanvulling op de hoofdregels. Indien er strijdigheid bestaat tussen bepalingen, dan gaat de bijzondere regeling voor. De bijzondere regeling werkt altijd in aanvulling op of in afwijking van de hoofdregel.
Kunstobjecten, speelvoorzieningen en overige bouwwerken geen gebouwen zijde (artikelen 3.2.2 t/m 3.2.4 )
In het artikel is een regeling opgenomen met maximum bouwhoogtes voor kunstobjecten, speelvoorzieningen en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde. De bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de bestemming. Deze regeling heeft dus geen betrekking op het realiseren van erfafscheidingen van de aangrenzende woningen of andere bouwwerken ten behoeve van de woningen.
Bestemming Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 4 )
Functieomschrijving (artikel 4.1 )
Hoofdgebruik
Binnen deze bestemming zijn verblijfsgebieden met de bijbehorende functies het toegestane hoofdgebruik. De bestemming is toegepast bij de rijwegen, parkeerhoven en andere openbare ruimte. De definitie van verblijfsgebied is breed opgezet, zodat alle voorzieningen die nodig zijn voor een verblijfsgebied mogelijk zijn binnen deze bestemming.
Bouwregels algemeen (artikel 4.2.1 )
De eerste bouwregels van het artikel gaan over de algemene bepalingen voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken die geen gebouwen zijn.
Voor een aantal bouwwerken zijn bijzondere regels opgenomen. Deze regels gelden in aanvulling op de hoofdregels. Als er strijdigheid bestaat tussen bepalingen, dan gaat de bijzondere regeling voor. De bijzondere regeling werkt altijd in aanvulling op of in afwijking van de hoofdregel.
Overige bouwwerken geen gebouwen zijde (artikel 4.2.4 )
In het artikel is een regeling opgenomen met maximum bouwhoogtes voor kunstobjecten, speelvoorzieningen en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde. De bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de bestemming. Deze regeling heeft dus geen betrekking op het realiseren van erfafscheidingen van de aangrenzende woningen of andere bouwwerken ten behoeve van de woningen. Daarvoor gelden de regels in de bestemming 'Wonen' (zie de uitleg in paragraaf 6.6).
Specifieke gebruiksregels (artikel 4.3 )
In het artikel is bepaald dat de gronden en bouwwerken alleen mogen worden gebruikt voor de functies zoals genoemd in artikel 4.1 en de functies zoals genoemd in de algemene gebruiksregels als bedoeld in artikel 9.
Functieomschrijving (lid
5.1
)
Hoofdgebruik
Binnen de bestemming Wonen is wonen het hoofdgebruik. Wonen is gedefinieerd als 'Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning'. Een woning is gedefinieerd als 'Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, niet zijnde kamerverhuur.'. Eén huishouden is gedefinieerd als: 'Een persoon of groep personen, die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. Bij de vraag of een verblijfsvorm past binnen het hoofdgebruik wonen zijn dus een aantal aspecten van belang: duurzaam en langdurig verblijven, gehuisvest zijn en het houden van één huishouden. Om het te verduidelijken is een aantal verblijfsvormen getoetst aan deze aspecten.
Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis (lid
5.3.4
)
De voorwaarden aan het uitoefenen van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis waarborgen dat het woonklimaat in en buiten de woning behouden blijft. Verder is het belangrijk dat er geen trilling, geur of geluid wordt veroorzaakt die buiten de woning waarneembaar is. De hoogte van het geluid of de geur of de intensiteit van de trilling is niet van belang, als trilling, geluid of geur waarneembaar is buiten de woning dan wordt de norm overschreden. Immers moet de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit inpasbaar zijn binnen een woongebied.
Met een afwijkingsmogelijkheid is het mogelijk om beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten toe te staan die wel een verkeersaantrekkende werking hebben, maar alleen wanneer er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De overige voorwaarden aan het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit aan huis blijven gelden. De afwijkingsmogelijkheid ziet alleen op de verkeersaantrekkende werking.
Gastouderopvang aan huis (artikel
5.3.6
)
Tegenwoordig brengen ouders hun kinderen vaak naar een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang (BSO) of gastouder. Gastouderopvang is als andere vormen van kinderopvang opgenomen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wko).
Gastouderopvang zoals beschreven in de Wko past binnen de definitie van artikel 1.29. Gastouderopvang is binnen deze bestemming rechtstreeks toegestaan als voldaan wordt aan de voorwaarden. De voorwaarden zorgen ervoor dat het woonkarakter van de woning behouden blijft. Met andere woorden, de woning blijft in de eerste plaats om in te wonen.
Het maximum van 6 kinderen zorgt ervoor dat de geluidsbelasting in overeenstemming blijft met die van een woonomgeving. De Raad van State heeft eerder overwogen (ECLI:NL:RVS:2018:950) dat er geen harde geluidsnormen zijn voor gastouderopvang, maar dat met een maximum van 6 kinderen in redelijkheid aansluiting kan worden gezocht bij de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door een gezin van 6 kinderen.
Gastouderopvang die niet in de eigen woning wordt uitgevoerd, maar in de woning van de vraagouders én met de aanwezigheid van andere kinderen dan die van de vraagouders zelf, valt niet onder de regeling voor gastouderopvang binnen de woonfunctie, omdat de bewoner van het huis niet zelf het beroep uitoefent. Omdat dit wel mogelijk moet zijn, kan dit geregeld worden via een afwijking van het bestemmingsplan. Hierbij kan voor een situatie beoordeeld worden of medewerking te verantwoorden valt. Benadrukt wordt dat deze uitzondering alleen geldt voor kleinschalige kinderopvang.
Tot slot blijft gelden dat een gastouderopvang voldoet aan de voorschriften voor de kwaliteitseisen van hoofdstuk 1, afdeling 3 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.
Bouwregels algemeen (artikel
5.2.1
)
De eerste bouwregels van het artikel gaan over de algemene bepalingen voor het bouwen van hoofdgebouwen en bouwwerken, die geen gebouwen zijn.
Voor een aantal bouwwerken zijn bijzondere regelingen opgenomen. Deze regels gelden in aanvulling op de hoofdregels. Als er strijdigheid bestaat tussen bepalingen, dan gaat de bijzondere regeling voor. De bijzondere regeling werkt altijd in aanvulling op of in afwijking van de hoofdregel.
Hoofdgebouwen (artikel 5.2.2 en 5.2.12 )
De hoofdregel is dat gebouwen alleen zijn toegestaan binnen een bouwvlak. Het maximum aantal woningen zoals aangegeven in de bouwregels' mag daarbij niet worden overschreden om zo te voorkomen dat er meer woningen worden gebouwd dan waar in de verschillende onderzoeken van uit is gegaan. Met de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte' is geregeld hoe hoog de gebouwen mogen worden gebouwd. Ook is voor deze woonkavels een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Dat houdt in dat de bouw van woningen pas is toegestaan als vastgelegd is dat er bij elke woning sprake zal zijn van minimaal één geluidluwe gevel als bedoeld in artikel 1.
Specifieke bouwwerken (artikel
5.2.7, 5.2.9 en 5.2.10)
Voor een aantal bouwwerken zijn specifieke bouwregels opgenomen. Deze moeten worden gelezen samen met de algemene bepalingen in artikel 5.2.1 t/m 5.2.15. Als regels tegenstrijdig zijn, dan gaat de specifieke bouwregel voor de algemene bepaling. Een deel van deze regels is opgenomen naar aanleiding van de Nota Woonbebouwing Zaanstad. Voor daktuinen zijn de regels voor dakterrassen van toepassing (zie artikel 5.2.9).
Algemene regel -
Anti-dubbeltelregel
(artikel
7
)
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. In Artikel 7 is deze bepaling opgenomen. Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.
Algemene bouwregel - Parkeren (lid
8.1
)
Het systeem dat hierbij gehanteerd wordt is dat van de dynamische verwijzing. In de regels wordt verwezen naar de inhoudelijke parkeernormen zoals die geformuleerd zijn in de Nota Ruimte voor Parkeren 2016 of zoals deze nadien worden gewijzigd. Dat betekent dat indien de Parkeernota na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de daarin opgenomen nieuwe normen moeten worden toegepast.
De tekst van de dynamische bepaling is afgestemd op de voorbeeldtekst van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 9 september 2015).
Algemene bouwregel - Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen (lid 8.4 )
Nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn op grond van de algemene gebruiksregels binnen vrijwel alle bestemmingen toegestaan, mits de voorziening ondergeschikt is aan het hoofdgebruik. Om die reden is het ook wenselijk om gebouwen ten behoeve van die voorzieningen toe te staan. Denk hierbij aan een trafohuisje of een gemaal. Vergunningsvrij zijn deze gebouwen reeds toegestaan tot een bouwhoogte van 3 meter, maar het komt ook voor dat trafohuisjes tussen de 3 en 4 meter hoog zijn. In die gevallen is het onwenselijk om voor elk trafohuisje dat hoger is dan 3 meter, maar kleiner is dan 4 meter, af te wijken van het bestemmingsplan.
Volledigheidshalve benoemen wij dat er nog andere regels gelden voor het plaatsen van gebouwen voor nutsvoorzieningen. Zo moet er voor het plaatsen van een trafohuisje ook een vergunning worden aangevraagd op grond van de Algemene verordening infrastructuur Zaanstad (AVOI).
Algemene gebruiksregels - uitgesloten gebruik (lid
9.1
)
Een aantal gebruiksvormen zijn binnen het hele bestemmingsplan uitgesloten. Zo is het onwenselijk om een woning te splitsen tot meerdere woningen, omdat daardoor het woonkarakter van een gebied ingrijpend kan veranderen. Aspecten zoals een toename van de parkeerdruk, verandering van de sociale dynamiek of een te grote belasting van het openbaar gebied spelen hierbij een rol. Het verbod heeft betrekking op elke verandering, omzetting en vergroting van een woning die tot gevolg heeft dat er twee of meer woningen gerealiseerd worden. Onder 'verandering in' en 'omzetting tot' moet tevens de sloop en nieuwbouw van een woning worden gelezen, zodat ook in het geval van sloop-nieuwbouw het aantal woningen niet mag toenemen. In de algemene afwijkingsregels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor situaties waarin het wel aanvaardbaar wordt geacht een woning te splitsen tot twee of meer woningen.
Seksinrichtingen zijn in de algemene gebruiksregels uitgesloten. De invloed van een seksinrichting op de leefomgeving kan groot zijn, waardoor deze functie niet standaard toegestaan kan worden op elke locatie waar bedrijven of horeca zijn toegestaan. Indien een locatie geschikt wordt geacht voor een seksinrichting, dan zal dit in de bestemmingsregels nadrukkelijk worden benoemd.
Daarnaast zijn ook enkele vormen van een bedrijf uitgesloten, zogeheten 'Bevi-inrichtingen' en 'geluidzoneringsplichtige inrichtingen'. Dit zijn inrichtingen waarvoor op basis van de milieuregelgeving zwaardere eisen gelden ten opzichte van de omliggende functies. Voor deze inrichtingen moet per gebied worden afgewogen of het ruimtelijk gezien wenselijk is de inrichtingen toe te staan. Indien dit het geval is, dan kan van de algemene uitsluiting worden afgeweken door een specifiek gebied aan te wijzen waarbinnen deze wél zijn toegestaan.
Algemene gebruiksregels - toegestaan ondergeschikt gebruik (lid
9.2
)
Een aantal functies zijn wenselijk binnen vrijwel alle bestemmingen, mits dit gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebruik. Denk aan nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, etc. Het hoofdgebruik is geregeld in de bestemmingen. De ondergeschiktheid van gebruik is in grote mate afhankelijk van de schaal en omvang van het hoofdgebruik. Dit is niet te begrenzen met een maximaal oppervlakte, maar moet gerelateerd worden aan de omvang van het hoofdgebruik. Daarbij mag een ondergeschikt gebruik nooit een omvang krijgen die het hoofdgebruik onmogelijk maakt.
Als voorbeeld over het schaalniveau; parkeervoorzieningen ondergeschikt aan het hoofdgebruik wonen.
Gezoneerd industrieterrein Wet geluidhinder (artikel 10.1)
Sommige inrichtingen kunnen zo veel geluid produceren, dat de wetgever heeft bepaald dat rond deze inrichtingen een geluidzone opgenomen moet worden om het bedrijf en het omliggende gebied te beschermen. Die zone moet ervoor zorgen dat er geen woningen (of andere geluidgevoelige objecten) dichter bij de inrichting gebouwd worden. De aanduiding regelt de geluidruimte voor die inrichtingen, de geluidzone waarbinnen geen nieuwe geluidgevoelige objecten (zoals woningen) gebouwd mogen worden. Van die laatste regel kan worden afgeweken als blijkt dat de geluidsbelasting (door de inrichting) op de gevels van het geluidgevoelig object niet te hoog zijn (de voorkeurgrenswaarde in de Wet geluidhinder), of wanneer het bevoegd gezag een hogere grenswaarde voor het object heeft vastgesteld.
Algemene afwijkingen (lid
11.1
)
De algemene afwijkingsregels bevatten een aantal mogelijkheden om het doelmatig grondgebruik te bevorderen. Enerzijds is het mogelijk om van de bestemmingsgrenzen af te wijken als dat in de feitelijke situatie logischer is. Dit kan toegepast worden wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de bestemmingsgrens op de verbeelding niet overeenkomt met de werkelijke situatie, terwijl er geen aanleiding is aan te nemen dat dit opzettelijk is gebeurd.
Daarnaast is het mogelijk om met 10% af te wijken van de maten in het plan. Deze afwijking is niet beoogd om meteen in het tekenen van het bouwplan bij de maximum maten te betrekken. Deze regeling is een vangnet voor afwijkingen van de bouwmaten die tijdens de realisatie kunnen ontstaan. Zo is het niet ondenkbaar dat een woning net iets hoger wordt dan vooraf was gepland, waardoor in zo'n geval strijdigheid met de maten in het bestemmingsplan kan ontstaan. De algemene afwijkingsmogelijkheid biedt in dat geval de mogelijkheid deze fout op te vangen.
Tenslotte biedt het artikel ook de mogelijkheid om gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan die groter zijn dan de regels voor het vergunningsvrije bouwen. Soms worden trafohuisjes gecombineerd, waardoor een bestaand huisje vervalt en een ander bestaand huisje wordt uitgebreid. Omdat het veelal gebouwen in de openbare ruimte betreft ligt het niet voor de hand deze gebouwen rechtstreeks toe te staan. Via deze afwijkingsmogelijkheid heeft het bevoegd de mogelijkheid om grotere gebouwen voor een nutsvoorziening toe te staan, maar kan het bevoegd gezag tevens de ruimtelijke wenselijkheid afwegen.
Afwijking verbod op woningsplitsing
(lid
11.3
)
De algemene verbodsbepalingen van het bestemmingsplan bevatten een verbod op woningsplitsing. Met deze afwijkingsmogelijkheid kan woningsplitsing alsnog worden toegestaan, maar alleen voor woningen die van een grotere omvang zijn en wanneer de woningen die overblijven een minimaal aantal m2 aan woonruimte overhouden.
Overgangsregels (artikel
12
)
De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.
Slotregel (artikel
13
)
De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd moet worden.