direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan Oliehandel Anton van Megen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3892BP-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Bestemmingsplan Oliehandel Anton van Megen met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3892BP-0301 van de gemeente Zaanstad.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanleggen

Het uitvoeren van werk(en), geen bouwwerk(en) zijnde, of van werkzaamheden.

1.6 afgraven en ophogen van de bodem

Het verrichten van handelingen, waardoor de hoogteligging van een terrein of de bodem van een water (al dan niet tijdelijk) wordt verlaagd dan wel verhoogd. Hieronder wordt niet begrepen:

  • a. de werkzaamheden, die in het kader van het normale onderhoud worden verricht zoals (diep)ploegen en frezen;
  • b. het maken van ondiepe (circa 1 meter) en weer te dichten sleuven en gaten voor het leggen van buizen, drainagebuizen en kabels;
  • c. het reguliere onderhoud aan watergangen (baggerwerkzaamheden).
1.7 archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.8 archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

1.9 bebouwing

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijf

Een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen en/of verhandelen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huisgebonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.11 bedrijfsactiviteit

Het product- of dienstenaanbod van de onderneming.

1.12 bedrijfswoning

Een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijfsterrein, kennelijk slechts bestemd voor bewoning door (het huishouden van) één persoon, gezin of andere groep personen, die behoort bij en waarvan de bewoning noodzakelijk is voor en verband houdt met de bedrijfsuitoefening of het beheer van het bedrijf of de instelling op het perceel waarop de woning zich bevindt.

1.13 bestaand gebruik

Gebruik dat legaal bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan dan wel gebruik dat krachtens en conform een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c Wabo is toegestaan, mits deze omgevingsvergunning:

  • vóór het tijdstip van ter inzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan is verleend, en
  • op het moment van ingebruikname nog steeds van kracht is.
1.14 bestaande bebouwing

Bebouwing aanwezig ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van ter inzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.15 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 Bevi-inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.18 bevoegd gezag

Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.19 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.20 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.22 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 brutovloeroppervlakte

De totale gecumuleerde vloeroppervlakte in m2 van alle bouwlagen met inbegrip van de eventueel daartoe behorende bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc. maar met uitzondering van onder maaiveld gelegen ruimten, gebouwde (on)zelfstandige parkeervoorzieningen en buitenruimten.

1.25 bunkerschip

Een aangemeerd schip voorzien van een bedrijfswoning en brandstofbunkers ten behoeve van het opslaan en distribueren van brandstof(fen) voor de scheepvaart.

1.26 bunkerstation

Een drijvend, maar niet zelfstandig varend, bedrijf met als hoofdactiviteit de opslag en de levering van brandstof voor voortstuwing van schepen, inclusief op het bunkerstation gerealiseerde bebouwing als een ondergeschikte scheepswinkel, één of meerdere bedrijfswoningen en ruimten ten behoeve van de administratie van het eigen bunkerstation en tevens voor het afmeren van bij het bedrijf behorende bunkerschepen en leurboten.

1.27 detailhandel

Het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt. Horeca en internethandel worden hier niet onder begrepen.

1.28 dove gevel

Een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak:

  • waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A);
  • waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;
1.29 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 geluidsgevoelig object

Een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (Bgh), te weten een:

  • a. woning;
  • b. ander geluidsgevoelig gebouw, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    • 1. onderwijsgebouw;
    • 2. ziekenhuis of verpleeghuis;
    • 3. verzorgingstehuis;
    • 4. psychiatrische inrichting;
    • 5. kinderdagverblijf;
  • c. geluidsgevoelig terrein, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    • 1. woonwagenstandplaats;
    • 2. ligplaats voor woonschepen.
1.31 geluidwerend vlies

Een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel met het doel een geluidsreductie op deze gevel te bewerkstelligen als gevolg waarvan voldaan wordt aan het gestelde in de Wet geluidhinder, en waarbij de afstand tussen geluidwerende vlies en gevel tenminste 0,5 meter is en waarbij er tussen geluidwerende vlies en gevel sprake is van buitenlucht, met openingen ten behoeve van de luchtverversing met een capaciteit van tenminste 6 dm³ per seconde per m² vloeroppervlak van de achterliggende woning(en).

1.32 handelsreclame

Iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.

1.33 historisch schip

Een vaartuig dat bestemd is en gebruikt wordt om te varen en dat is opgenomen in het Register Varend Erfgoed Nederland. Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een schip de kennisgeving van het voornemen tot registratie in voornoemd register ontvangt tot het moment waarop de registratie in voornoemd register plaatsvindt.

1.34 hogere grenswaarde

Een bij een bestemmingsplan of omgevingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidbelasting van een geluidsgevoelig object, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

1.35 hoofdgebouw

Gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.36 horeca

Een inrichting die in zijn algemeenheid is gericht op activiteiten, zoals de bedrijfsmatige verstrekking van dranken en/of etenswaren.

1.37 huishouden

Eén of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Vaak is een huishouden gebaseerd op bloedverwantschap en huwelijksverbinding of een met een huwelijksverbinding gelijk te stellen samenlevingsverband.

1.38 internethandel

Handel waarbij:

  • a. de verkoop via internet en andere media verloopt;
  • b. geen showroom aanwezig is om producten te bekijken;
  • c. er geen sprake is van fysiek contact tussen de verkopende en de kopende partij;
  • d. betaling via internet verloopt;
  • e. er opslag plaatsvindt zonder dat producten ter plaatse worden afgehaald (pick-up point);
  • f. de levering per post of koeriersdienst verloopt.
1.39 kegelschip

Een schip dat gevaarlijke of schadelijke stoffen aan boord heeft en daarom volgens wettelijk voorschrift overdag één of meer blauwe kegels moet voeren.

1.40 kunstwerk

Een uiting van beeldende kunst van een kunstenaar.

1.41 kwetsbaar object

Kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.42 leurboot

Schip dat gebruikt wordt om goederen aan schippers te verkopen door te pendelen tussen het bunkerstation en het schip dat de goederen inkoopt en tevens kan worden gebruikt ten behoeve van het tijdelijk opslaan en distribueren van brandstof(fen) voor de scheepvaart.

1.43 maaiveld

Bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft.

1.44 normaal onderhoud en beheer

Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt, gehouden of gebracht.

1.45 nutsvoorziening

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals onder meer transformatorhuisjes, gasreduceerstations, pompstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.46 oevervoorziening

De grondkerende constructie aan en in de aan een watergang grenzende kant van een terrein.

1.47 ondergeschikte detailhandel

Detailhandel als onderdeel van een hoofdactiviteit, bestaande uit:

  • a. geen groter brutovloeroppervlakte (bvo) dan 25% van het nettovloeroppervlak (nvo) van de hoofdactiviteit; en
  • b. een maximum brutovloeroppervlakte (bvo) van 500 m2;
1.48 ondergeschikte bouwdelen

De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  • b. aircoinstallaties, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  • c. luifels, erkers, balkons en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.
1.49 openbaar toegankelijk gebied

De weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.50 parkeervoorziening

Elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van verkeer.

1.51 peil

Onder peil wordt verstaan:

  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
  • b. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • d. indien in of op het water wordt gebouwd: het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil;
1.52 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.53 recreatievaart

Het gebruik van vaarwegen met een recreatief doel.

1.54 seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.55 steiger

Constructie aan of loodrecht op een oever, die tot ligplaats dient voor één of meerdere plezier- (recreatie) dan wel beroepsvaartuigen.

1.56 straatmeubilair

De op of bij een weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri's.

1.57 veiligheidszone

Een ruimtelijke zone langs bepaalde transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of rondom de opslag en doorzet van gevaarlijke stoffen.

1.58 verblijfsgebieden

Gebieden waar het doen van verplaatsingen bij het gebruik van de weg of het plein ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie, zoals bijvoorbeeld de inrichting van de openbare ruimte die uitnodigt om in het gebied te verblijven.

1.59 verblijfsmiddelen

De voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en kampeermiddelen zijnde.

1.60 verkeer en verblijven

Functies en activiteiten die verband houden met:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. waterhuishouding;

met de daarbij behorende bouwwerken.

1.61 verkeersvoorzieningen

Gronden en bouwwerken die als verkeersruimte gebruikt worden zoals rijwegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bermen.

1.62 voorkeursgrenswaarde

De maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

1.63 Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.64 waterkering

Natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen overstroming.

1.65 waterstaatkundige werken

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.66 weg

Zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994.

1.67 wonen

Gehuisvest zijn in een woning of ander daartoe bedoeld object.

1.68 woning

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van een huishouden onderverdeeld naar:

  • a. zelfstandig: een woning met een eigen ingang en niet met anderen gedeelde keuken en of sanitair;
  • b. onzelfstandig: een woning bestaande uit een privédomein in combinatie met een met anderen gedeelde ingang, keuken dan wel sanitair.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de afstand

De afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel, bouwvlak of bestemming worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals bedoeld in 2.10.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

De goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het afgewerkte maaiveld ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 vloeroppervlakte

De bebouwde oppervlakte van alle afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.

2.7 ondergeschikte bouwdelen

Een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel van een bouwwerk. De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  • b. airco-installaties, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnepanelen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  • c. luifels en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, fiets- en voetpaden;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. de levering van brandstof voor voortstuwing van schepen;
  • d. verkeersvoorzieningen, scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen en laden en lossen;
  • f. nutsvoorzieningen, water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
  • b. de brutovloeroppervlakte (bvo) per gebouw mag niet meer dan 25 m² bedragen.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximum bouwhoogte terreinafscheidingen: 2 meter;
  • b. maximum bouwhoogte andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • c. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen: 12 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van verkeer, kunstobjecten en lichtmasten 10 meter bedraagt.

Artikel 4 Water - Scheepvaartvoorzieningen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Scheepvaartvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water(berging), waterstaatkundige werken en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. beroeps- en recreatievaart;
  • c. de levering van brandstof voor voortstuwing van schepen;
  • d. ligplaatsen voor historische schepen;
  • e. bedrijfswoningen;
  • f. een bunkerstation met ondergeschikte detailhandel, ten behoeve van de scheepvaart;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bunkerstation' zijn bij het bunkerstation behorende bunkerschepen toegestaan;
  • h. ligplaatsen voor leurboten, met dien verstande dat deze niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - leurboten';

met de daarbij behorende:

  • i. steigers en andere werken ten behoeve van beroeps- en recreatievaart;
  • j. kaden;
  • k. op- en overslag, palen, laad- en losplaatsen en andere oevervoorzieningen;
  • l. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • m. handelsreclame;
  • n. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

4.2.1 Bunkerschepen en historische schepen

Voor bunkerschepen en historische schepen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een maximale hoogte van 5,5 m boven peil;
  • b. bedrijfswoningen worden als gevolg van industrielawaai uitgevoerd met een dove gevel of een vliesgevel, tenzij is aangetoond dat ter plaatse van (het betreffende deel van) die gevel wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde, dan wel aan vastgestelde hogere waarden.
  • c. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd, indien in de geluidgevoelige ruimtes dan wel verblijfsruimtes van de te bouwen bedrijfswoningen een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) – ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van industrieterreinen “Westpoort” en “Achtersluispolder, Westerspoor-Zuid” - wordt gewaarborgd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen: 12 meter;
  • b. maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • c. voor de oppervlakte van steigers geldt dat dit in totaal niet meer bedraagt dan 20% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Toegestaan gebruik
  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – bunkerstation'. Met een maximum van 3 bedrijfswoningen;
  • b. het tanken voor de beroepsvaart is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – bunkerstation'.
  • c. ter plaatse zijn ten hoogste drie bij de inrichting behorende leurboten toegestaan
4.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het aanleggen, of laten aanleggen, dan wel afmeren van kegelschepen;
  • b. het uitvoeren van werkzaamheden als zijnde werkplaats aan de historische schepen.

Artikel 5 Water - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water(berging), waterstaatkundige werken en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. beroeps- en recreatievaart;
  • c. een afmeerlocatie voor schepen voor charter/verhuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - 3';

met de daarbij behorende:

  • d. steigers en andere werken ten behoeve van beroeps- en recreatievaart;
  • e. oeverstroken en groenvoorzieningen;
  • f. sluizen, kaden, havenvoorzieningen;
  • g. op- en overslag, palen, laad- en losplaatsen en andere oevervoorzieningen;
  • h. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • i. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
5.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen: 12 meter;
  • b. maximum lengte van een steiger: 6 meter;
  • c. maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: 5 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik dat in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - 3' voor ten hoogste 2 schepen per aanduidingsvlak;
5.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor het aan- en afmeren of afgemeerd houden van:
    • 1. schepen anders dan ten behoeve van het gebruik ten dienste van de bestemming dan wel het gebruik van de aangrenzende gronden;
    • 2. woonschepen;
    • 3. recreatievaartuigen;
  • b. het belemmeren van een vlotte, veilige, doelmatige en milieuvriendelijke afwikkeling van het scheepvaartverkeer.

 

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor de bouw van bouwwerken geldt, in aanvulling op de andere bouwregels die gelden voor deze gronden en panden, dat door de aanvrager een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) moet worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

6.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 6.2.1 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, die voldoen aan bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

6.2.3 Uitzonderingen
  • a. Het bepaalde in lid 6.2.1 en 6.2.2 is niet van toepassing op bouwwerken binnen de begrenzing van gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 4' met een oppervlakte kleiner dan 50 m² of die niet dieper gaan dan 80 cm.
  • b. Bij het bouwen van de in lid a bedoelde bouwwerken zijn de regels van de betreffende primaire bestemming onverminderd van toepassing.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden is een omgevingsvergunning nodig:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 50 centimeter;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.

6.3.2 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) is overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

6.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

6.3.4 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

6.3.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit de in lid 6.3.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden verbonden zijn aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, die voldoen aan bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

6.3.6 Uitzonderingen

Het bepaalde onder 6.3.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, moet verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 4' met een oppervlakte kleiner dan 50 m² of die niet dieper gaan dan 80 cm.

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding en de bescherming van de waterkering;
  • b. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mogen ten dienste van de waterkering en de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd en gronden worden ontgraven of opgehoogd, mits de waterkerende functie van de gronden niet wordt geschaad.

7.2.2 Voorwaarden

Om te beoordelen of de waterkerende functie van de gronden niet wordt geschaad, dient advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Parkeren

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  • a. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  • b. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016';
  • c. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de toelaatbaar gestelde functies en/of activiteit. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van Bevi-inrichtingen;
    • 2. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
    • 3. het gebruiken en/of laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
    • 4. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of seksbedrijf;
    • 5. het gebruiken en of laten gebruiken van een woning als beroeps- of bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte, met uitzondering van huisgebonden beroepen en bedrijven;
    • 6. het gebruiken en/of laten gebruiken van woningen anders dan voor één huishouden;
    • 7. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden als standplaats voor onderkomens;
    • 8. het opslaan en/of laten opslaan van materialen en voorwerpen behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het in hoofdstuk 2 van dit plan op de gronden toelaatbaar gestelde gebruik;
    • 9. het al dan niet ten verkoop opslaan en/of laten opslaan van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het in hoofdstuk 2 van dit plan op de gronden toelaatbaar gestelde gebruik;
    • 10. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het in hoofdstuk 2 van dit plan op de gronden toelaatbaar gestelde gebruik.
  • b. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregeld onderwerp wordt voorzien door de Wet ruimtelijke ordening of de provinciale milieuverordening.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 geluidzone - bedrijfshinder
11.1.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - bedrijfshinder' mogen geen nieuwe of uitbreiding van bestaande geluidgevoelige objecten worden opgericht tenzij met een akoestisch onderzoek is aangetoond dat het geluidgevoelige object niet tot gevolg heeft dat de inrichting als bedoeld artikel 4, lid 4.1 onder f van de regels niet meer kan voldoen aan:

a. de algemene regels over geluidhinder als bedoeld in Afdeling 2.8 van het Activiteitenbesluit milieubeheer; of
b. een vastgesteld maatwerkvoorschrift of vergunningvoorschrift.

11.2 geluidzone - industrie
11.2.1 Algemeen
  • a. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie - 1' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies en activiteiten, mede bestemd tot de geluidszone - industrie behorend bij het industrieterrein Achtersluispolder en Westerspoor;
  • b. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie - 2' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies en activiteiten mede bestemd tot de geluidszone - industrie behorend bij het industrieterrein Westpoort, zoals vastgesteld bij provinciaal inpassingsplan 'Aanpassing geluidzones Westpoort en Hoogtij' van 2 maart 2015.

11.2.2 Randvoorwaarden vanwege industrielawaai
  • a. in afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie 1' en 'geluidszone - industrie 2' alleen geluidgevoelige objecten worden opgericht indien:
    • 1. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse van het geluidsgevoelig object wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een hogere grenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder; of
    • 2. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat met het treffen van maatregelen voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde; of
    • 3. één of meerdere gevels doof worden uitgevoerd.
  • b. tot een gebruik, strijdig met de aanduiding 'geluidszone - industrie 1' en 'geluidszone - industrie 2 ' wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet geluidgevoelige objecten als geluidgevoelig object.
11.3 Veiligheidszone - brandstofopslag

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - brandstofopslag' mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd dan wel worden gebruikt voor een kwetsbare functie, anders dan ten behoeve van de functies zoals vermeld in artikel 4, lid 4.1 onder e, f en g van de regels.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning toegestaan worden, dat:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  • b. bouwwerken ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;

mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • c. de afwijking in het belang is van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • d. slechts in geringe mate wordt afgeweken van de bestemmingsgrenzen en aanduidingen, met een maximum van 2 meter.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Hogere waarden nieuwe geluidsgevoelige functies
  • a. Met het vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan wordt ter hoogte van de bestemming (Water - Scheepvaartvoorzieningen) de daarbij aangegeven hogere waarden ingevolge artikel 110a, lid 1 van de Wet geluidhinder vastgesteld.
  Bron   Aantal woningen   Hogere waarden in dB  
Industrielawaai   Industrieterrein Westpoort   3   55  
  Achtersluispolder - Westerspoor Zuid   3   55  

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Bestemmingsplan Oliehandel Anton van Megen' van gemeente Zaanstad.