direct naar inhoud van Regels
Plan: Sportpark Hoornseveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3874BP-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Sportpark Hoornseveld met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3874BP-0301 van de gemeente Zaanstad.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 bebouwing

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken die geen gebouw zijn.

1.4 bestaande bebouwing

Bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:

  • a. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
  • b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.
1.5 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.6 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.7 Bevi-inrichting

Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.8 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw of functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar wel of niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.9 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.10 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar als gevolg van de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken die geen gebouwen zijn, zijn toegelaten.

1.11 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.12 functioneel aan sport verbonden voorzieningen

Voorzieningen die aanvullend en ondersteunend zijn aan de sport en geen sportvoorziening zijn.

1.13 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.14 geluidgevoelig object

Een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (Bgh), te weten een:

  • a. een woning;
  • b. ander geluidsgevoelig gebouw, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    • 1. onderwijsgebouw;
    • 2. ziekenhuis of verpleeghuis;
    • 3. verzorgingstehuis;
    • 4. psychiatrische inrichting;
    • 5. kinderdagverblijf;
  • c. geluidsgevoelig terrein, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    • 1. woonwagenstandplaats;
    • 2. ligplaats voor woonschepen.
1.15 hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, als meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.16 kampeermiddelen

Een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan, of enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;

  • a. voor zover geen bouwwerk zijnde, en;
  • b. dat gebruikt kan worden voor recreatief nachtverblijf.
1.17 kunstobject

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.18 mantelzorg

Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond. 

1.19 nutsvoorzieningen

Voorzieningen voor het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen voor (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.20 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.21 speelvoorzieningen

Voorzieningen bedoeld voor kinderen om mee te spelen, zoals een schommel, glijbaan, wipwap, zandbak of speelweide.

1.22 sportvoorzieningen

Gronden en bouwwerken die gebruikt worden voor en bij het beoefenen van een sport, zoals een sportveld, een sporthal, een gymzaal, een kleedlokaal en een kantine.

1.23 verblijfsgebied

Gebied waar het doen van verplaatsingen bij het gebruik van de weg of het plein ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie, zoals bijvoorbeeld de inrichting van de openbare ruimte die uitnodigt om in het gebied te verblijven.

1.24 verkeersvoorzieningen

Gronden en bouwwerken die als verkeersruimte gebruikt worden zoals een rijweg, een parkeervoorziening, een fiets- of voetpad en bermen.

1.25 waterhuishoudkundige voorzieningen

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.26 zendmast

een bouwwerk dat geen gebouw is, waarop antenne-installaties zijn geplaatst.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 bouwhoogte

De bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 oppervlakte
2.2.1 oppervlakte van een bouwwerk

De oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein op de plaats van het bouwwerk.

2.2.2 oppervlakte van een activiteit

De oppervlakte van een activiteit is de totale vloeroppervlakte van ruimten die ten dienste staan van die activiteit, met inbegrip van bijbehorende magazijnen en overige dienstruimten, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.  

2.3 peil

Voor het vaststellen van het peil gelden de volgende regels en uitzonderingen:

  • a. het peil is de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • b. indien de hoofdtoegang van een bouwwerk direct aan één weg grenst, dan is de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang het peil;
  • c. indien een perceel direct grenst aan meerdere wegen, dan is de hoogte van de laagste weg het peil;
  • d. indien een bouwwerk op of in een dijk is gebouwd, dan is de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang het peil;
  • e. indien een bouwwerk op of in het water is gebouwd, dan is de waterlijn het peil;
  • f. indien een bijbehorend bouwwerk geen aan- of uitbouw van het hoofdgebouw is, dan is het peil van dat bijbehorend bouwwerk de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;

met daar aan ondergeschikt:

  • b. een ontsluiting voor een brug over de Gouw; en
  • c. fiets- en voetpaden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op deze gronden:

  • a. wordt alleen gebouwd voor de functies, bedoeld in artikel 3.1; en
  • b. gelden de algemene bouwregels, bedoeld in artikel 10, naast de specifieke bouwregels bedoeld in artikel 3.2.2.
3.2.2 Specifieke bouwregels
  • a. Op deze gronden worden geen gebouwen gebouwd.
  • b. Bij het bouwen van bouwwerken die geen gebouw zijn, is de bouwhoogte van:
    • 1. een kunstobject niet hoger zijn dan 5 m; en
    • 2. overige bouwwerken niet hoger dan 3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Gronden en bouwwerken worden alleen gebruikt voor de functies, bedoeld in artikel 3.1 en artikel 11.2, onder a, b, e, g, j, k en l.

Artikel 4 Sport - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daar aan ondergeschikt:

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op deze gronden:

  • a. wordt alleen gebouwd voor de functies, bedoeld in artikel 4.1;
  • b. gelden de algemene bouwregels, bedoeld in artikel 10, naast de specifieke bouwregels bedoeld in artikel 4.2.2 en artikel 4.2.3; en
  • c. is het bebouwd oppervlak voor gebouwen en tribunes op basis van een bebouwingspercentage van 7% van 116.824 m2 niet meer dan 8.178 m2.
4.2.2 Specifieke bouwregels gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  • a. het zwembad wordt gebouwd:
    • 1. in het bouwvlak met de functie-aanduiding specifieke vorm van sport-1 (ss-1); en
    • 2. de bouwhoogte niet hoger is dan op de plaats van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' staat;
  • b. het voetbalverenigingsgebouw wordt gebouwd:
    • 1. in het bouwvlak met de functie-aanduiding specifieke vorm van sport-2 (ss-2); en
    • 2. de bouwhoogte niet hoger is dan op de plaats van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' staat;
  • c. het korfbalverenigingsgebouw wordt gebouwd:
    • 1. in het bouwvlak met de functie-aanduiding specifieke vorm van sport-3 (ss-3); en
    • 2. de bouwhoogte niet hoger is dan op de plaats van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' staat;
  • d. het tennisverenigingsgebouw wordt gebouwd:
    • 1. in het bouwvlak met de functie-aanduiding specifieke vorm van sport-4 (ss-4); en
    • 2. de bouwhoogte niet hoger is dan op de plaats van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' staat;
  • e. het handboogschietverenigingsgebouw wordt gebouwd:
    • 1. in het bouwvlak met de functie-aanduiding specifieke vorm van sport-6 (ss-6); en
    • 2. de bouwhoogte niet hoger is dan op de plaats van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' staat;
  • f. andere gebouwen dan die bedoeld onder a tot en met e ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd en de bouwhoogte hiervan niet hoger is dan 4 m.
4.2.3 Specifieke bouwregels bouwwerken die geen gebouw zijn

Bij het bouwen van bouwwerken die geen gebouwen zijn, is de bouwhoogte van:

  • a. een terreinafscheiding niet hoger dan 2 m;
  • b. een grondwal niet hoger dan 3 m;
  • c. een lichtmast of een ballenvanger niet hoger dan 15 m;
  • d. een vlaggenmast niet hoger dan 9 m;
  • e. een voetbaltribune niet hoger dan 14 m;
  • f. een toegangspoort niet hoger dan 3,5 m; en
  • g. overige bouwwerken niet hoger dan 5 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Gronden en bouwwerken worden alleen gebruikt voor de functies, bedoeld in artikel 4.1. Ook de algemene gebruiksregels, bedoeld in artikel 11, gelden.

Artikel 5 Sport - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daar aan ondergeschikt:

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op deze gronden:

  • a. wordt alleen gebouwd voor de functies, bedoeld in artikel 5.1; en
  • b. gelden de algemene bouwregels, bedoeld in artikel 10, naast de specifieke bouwregels, bedoeld in artikel 5.2.2 en artikel 5.2.3.
5.2.2 Specifieke bouwregels gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  • a. het schietverenigingsgebouw wordt gebouwd:
    • 1. in het bouwvlak met de functie-aanduiding specifieke vorm van sport-5 (ss-5); en
    • 2. de bouwhoogte niet hoger is dan op de plaats van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' staat;
5.2.3 Specifieke bouwregels bouwwerken die geen gebouw zijn

Bij het bouwen van bouwwerken die geen gebouwen zijn, is de bouwhoogte van:

  • a. een terreinafscheiding niet hoger dan 2 m;
  • b. een grondwal niet hoger dan 3 m;
  • c. een lichtmast of een ballenvanger niet hoger dan 15 m;
  • d. een vlaggenmast niet hoger dan 9 m;
  • e. een voetbaltribune niet hoger dan 14 m;
  • f. een toegangspoort niet hoger dan 3,5 m; en
  • g. overige bouwwerken niet hoger dan 5 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Gronden en bouwwerken worden alleen gebruikt voor de functies, bedoeld in artikel 5.1. Ook de algemene gebruiksregels, bedoeld in artikel 11, gelden.

Artikel 6 Verkeer - Verblijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersvoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. laad- en losvoorzieningen;
  • d. manoeuvreerruimtes;
  • e. water;
  • f. reclameobjecten;
  • g. voorzieningen voor het openbaar vervoer; en
  • h. een zendmast, alleen op de plaats van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie'.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op deze gronden:

  • a. wordt alleen gebouwd voor de functies, bedoeld in artikel 6.1; en
  • b. gelden de algemene bouwregels, bedoeld in artikel 10, naast de specifieke bouwregels, bedoeld in artikel 6.2.2.
6.2.2 Specifieke bouwregels
  • a. Op deze gronden worden geen gebouwen gebouwd.
  • b. Bij het bouwen van bouwwerken die geen gebouw zijn, is de bouwhoogte van:
    • 1. een zendmast niet hoger dan 12 m; en
    • 2. overige bouwwerken niet hoger dan 2 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Gronden en bouwwerken worden alleen gebruikt voor de functies, bedoeld in artikel 6.1. Ook de algemene gebruiksregels, bedoeld in artikel 11, gelden.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daar aan ondergeschikt:

  • d. bruggen;
  • e. kaden;
  • f. oeverstroken;
  • g. scheepsvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen; en
  • h. steigers en andere werken voor waterrecreatie en beroepsmatig varen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op deze gronden:

  • a. wordt alleen gebouwd voor de functies, bedoeld in artikel 7.1; en
  • b. gelden ook de algemene bouwregels, bedoeld in artikel 10; naast de specifieke bouwregels bedoeld in artikel 7.2.2.
7.2.2 Specifieke bouwregels
  • a. Op deze gronden worden geen gebouwen gebouwd;
  • b. Bij het bouwen van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende regels:
    • 1. bij het bouwen van een kunstobject is de bouwhoogte niet hoger dan 5 m gemeten vanaf de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
    • 2. bij het bouwen van een steiger geldt dat:
      • op die plaats de waterbreedte 8 m of meer is;
      • deze niet verder dan 1 m uit de slootkant wordt aangebracht; en
      • de maximum lengte hiervan niet meer dan 6 m is;
    • 3. bij het bouwen van een scheepvaartverkeersteken of een andere nautische voorzieningen is de bouwhoogte niet hoger dan 12 m;
    • 4. bij het bouwen van overige bouwwerken, die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel, is de bouwhoogte niet hoger dan 5 m gemeten vanaf de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 7.2.2 sub b aanhef en onder 2 voor het bouwen van een steiger met een grotere omvang op voorwaarde dat:

  • a. deze alleen bedoeld is voor openbaar gebruik;
  • b. dit niet kan leiden tot een slechtere doorstroming van waterlopen;
  • c. dit geen belemmering vormt voor het onderhoud van de watergangen en oevers;
  • d. dit geen negatieve effecten heeft op ecologische waarden en het ruimtelijk beeld; en
  • e. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Gronden em bouwwerken worden alleen gebruikt voor de functies, bedoeld in artikel 7.1. Ook de algemene gebruiksregels, bedoeld in artikel 11, gelden.

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor de instandhouding en bescherming van gasleidingen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden worden geen bouwwerken gebouwd.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 8.2 voor het bouwen van bouwwerken op voorwaarde dat:

  • a. het bouwwerk voldoet aan de bouwregels die zijn opgenomen in de andere bestemmingen die voor deze gronden gelden;
  • b. het bouwwerk en/of de bouwactiviteit de veiligheid voor de gasleiding niet schaadt; en
  • c. het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij de leidingbeheerder over de wenselijkheid van het bouwwerk in relatie tot de veiligheid en instandhouding van de gasleiding.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Algemeen

Voor het uitvoeren van de volgende werken die geen bouwwerken zijn en de volgende werkzaamheden op deze gronden is een omgevingsvergunning nodig:

  • a. het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen; en
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
8.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 8.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. het normale onderhoud van de gronden;
  • b. werken of werkzaamheden die al in uitvoering zijn op het tijdstip van vaststelling van dit plan; of
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse en ondergrondse netten en netwerken.
8.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor de in artikel 8.4.1 genoemde werken en werkzaamheden kan alleen worden verleend als:

  • a. het werk of de werkzaamheden de veiligheid van de gasleiding niet schaden; en
  • b. het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij de leidingbeheerder over de wenselijkheid van het werk of de werkzaamheden in relatie tot de veiligheid en instandhouding van de gasleiding.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Parkeren
  • a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op deze plek of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied.
  • b. Voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016.
  • c. Als deze beleidsregels tijdens de planperiode worden gewijzigd of vervangen wordt rekening gehouden met de wijziging of met de vervangende beleidsregels.
10.2 Duikers in en bruggen boven water

Duikers en bruggen kunnen boven water worden gebouwd op voorwaarde dat:

  • a. de bouwhoogte van een brug of duiker niet hoger is dan 10 m;
  • b. de doorvaarthoogte van een brug niet minder is dan 1,20 m; en
  • c. de doorvaartbreedte van een brug niet minder is dan 2,50 m.
10.3 Gebouwen voor nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen

Nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen kunnen worden gebouwd op voorwaarde dat:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw niet hoger is dan 4 m; en
  • b. de oppervlakte van een gebouw niet meer is dan 15 m2.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Tenzij de bestemmingsregels nadrukkelijk anders bepalen, worden gronden en gebouwen niet gebruikt voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. Bevi-inrichtingen;
  • c. de productie, opslag of verkoop van vuurwerk;
  • d. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • e. andere opslag anders dan op die plaats nodig voor de bestemming;
  • f. het storten van puin en afvalstoffen;
  • g. opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • h. een permanente standplaats voor kampeermiddelen;
  • i. het afmeren van woonschepen, woonarken of andere vaartuigen die worden bewoond of worden gebruikt voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten.
11.2 Toegestaan ondergeschikt gebruik

Tenzij de bestemmingsregels nadrukkelijk anders bepalen, kunnen gronden en gebouwen ook voor de volgende functies worden gebruikt op voorwaarde dat deze functies ondergeschikt zijn aan het hoofdgebruik, bedoeld in de bestemmingsregels:

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijking algemeen

Een omgevingsvergunning kan worden verleend voor:

  • a. het bouwen van een gebouw voor nutsvoorzieningen of elektriciteitsvoorzieningen waarvan de bouwhoogte niet hoger is dan 5 m en de oppervlakte van dat gebouw niet meer is dan 30 m²;
  • b. het afwijken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages met niet meer dan 10%;
  • c. het afwijken van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen en aanduidingen; of
  • d. het bouwen van vlucht- of noodtrappen;

op voorwaarde dat:

    • 1. in de gevallen, bedoeld onder b, c en d, de afwijking in het belang is van een ruimtelijk, technisch of duurzaam beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of nodig is in verband met de werkelijke toestand van de gronden of om te voldoen aan het Bouwbesluit; en
    • 2. in het geval, bedoeld onder c, het alleen om kleine afwijkingen van de bestemmingsgrenzen en aanduidingen gaat van niet meer dan 2 m.
12.2 Afwijking voor wegen

Een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het voor een klein deel buiten de bestemmingsgrens realiseren van wegen of de aansluiting van wegen op voorwaarde dat:

  • a. dit nodig is voor de verkeersveiligheid of verkeersintensiteit; en
  • b. de leefkwaliteit op de plek van naastgelegen geluidgevoelig objecten aanvaardbaar blijft.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is of gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan door een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Als het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan Sportpark Hoornseveld van de gemeente Zaanstad.