direct naar inhoud van Regels
Plan: Overtuinen D 2017
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3838BP-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het uitwerkingsplan Overtuinen D 2017 met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3838BP-0301 van de gemeente Zaanstad;

1.2 Uitwerkingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Inverdan zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Zaanstad op 6 juli 2006 en goedgekeurd bij besluit van 20 februari 2007 door de Gedeputeerde Staten.

1.4 Aanduiding

Voor het begrip aanduiding is artikel 1 van het bestemmingsplan Inverdan van overeenkomstige toepassing

1.5 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonen, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.6 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Bestemmingsgrens

Voor het begrip Bestemmingsgrens is artikel 1 van het bestemmingsplan Inverdan van overeenkomstige toepassing.

1.8 Bestemmingsvlak

Voor het begrip Bestemmingsvlak is artikel 1 van het bestemmingsplan Inverdan van overeenkomstige toepassing.

1.9 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.10 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.11 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.12 Dove gevel

Een gevelconstructie zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB en/of 35 dB(A).

1.13 Gebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien er meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.14 Geluidsgevoelige maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen

Geluidsgevoelige maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen als bedoeld in de Wet geluidhinder en Besluit Geluidhinder, zijnde:

  • a. leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;
  • b. onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • c. onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;
  • d. ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
1.15 Maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen

Dienstverlening op het gebied van en voorzieningen voor overheid, welzijn, ouderen, (para)medische behandeling, onderwijs (waaronder begrepen jeugd-/kinder- en naschoolse opvang), sport, openbare orde en veiligheid, cultuur en religie, verenigingsleven en vergelijkbare maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen met uitzondering van brandweerkazernes;

1.16 Overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.17 Overige begrippen

Voor de overige begrippen is artikel 1 van het bestemmingsplan Inverdan van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstanden

De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.

2.2 Breedte en lengte of diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.3 Bouwdiepte

Vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 Bouwhoogte van een antenne-installatie

Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.

2.5 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 Brutovloeroppervlakte van een gebouw

De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.

2.7 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.8 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.9 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 Overige meetvoorschriften

Voor de overige meetvoorschriften is artikel 2 van het bestemmingsplan Inverdan van toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • d. water en
  • e. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. maximale bouwhoogte terreinafscheidingen: 2 meter;
  • b. maximale bouwhoogte andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • c. maximale bouwhoogte speeltoestellen: 5 meter.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen;
  • b. parkeervoorzieningen en toegangswegen;
  • c. onder- en bovengrondse inzamelplaatsen voor (gescheiden) afval;
  • d. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduidingen 'maximum bouwhoogte' is op de verbeelding de toegestane maximum bouwhoogte aangegeven;

met dien verstande dat:

indien en voorzover sprake is van een geluidgevoelige functie geldt dat deze functie aan de oost-, west- en zuidzijde van het gebouw slechts is toegestaan indien deze functie is voorzien van een Dove gevel.

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen;

  • a. de bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend (overdekte) fietsenstallingen, dan wel bergingen zijn;
  • b. de fietsenstallingen of bergingen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de maximum hoogte van een fietsenstalling of berging bedraagt 3 meter;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte aan fietsenstalling(en) en berging(en) mag niet meer dan 50m2 bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximale bouwhoogte terreinafscheidingen: 2 meter;
  • b. maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5 meter.
4.2.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 onder a met dien verstande dat:

  • a. dit noodzakelijk is voor de bestemming;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de gebruiksmogelijkheden van het perceel en de aangrenzende percelen;
  • d. er geen nadelige omstandigheden ontstaan voor de verkeerssituatie ter plaatse.
4.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. in aanvulling op het bepaalde in lid 4.2.1 geldt dat voor zover een geluidsgevoelige functie is voorzien van een dove gevel dan wel in andere geluidoverdrachtbeperkende voorziening(en) is/zijn voorzien, deze dove gevel dan wel geluidoverdrachtbeperkende voorziening(en) ook bij aanpassingen of veranderingen van dan wel aan het gebouw in stand moet worden gehouden;
  • b. het gebouw (IKC) mag pas in gebruik worden genomen indien aan de volgende verplichting is voldaan: niet meer dan 600 leerlingen op de wettelijke teldatum van 1 oktober.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voet- en fietspaden
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water;
  • f. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens
  • g. nutsvoorzieningen, water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. verkeersvoorzieningen;
  • i. onder- en bovengrondse inzamelplaatsen voor (gescheiden) afval en;
  • j. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. maximum bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • b. de doorvaarthoogte van bruggen mag niet minder dan 1,20 meter bedragen;

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor zowel het langzaam verkeer als buurtontsluitingswegen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. water;
  • e. een schoolplein, ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
  • f. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  • g. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • h. verkeersvoorzieningen;
  • i. onder- en bovengrondse inzamelplaatsen voor (gescheiden) afval;
  • j. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. maximum bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • b. maximum bouwhoogte speeltoestellen: 5 meter.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwwerk waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Parkeren

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  • a. voldoende parkeervoorzieningen voor auto’s en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  • b. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016” en;
  • c. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

De algemene gebruiksregels zoals genoemd in de artikelen 28 en 29 van het bestemmingsplan Inverdan zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

De algemene afwijkingsregels zoals genoemd in artikel 31 en 32 van het bestemmingsplan Inverdan zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
11.2 Wet- en regelgeving

Indien in de planregels bij dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wet- en regelgeving betreft het wet- en regelgeving zoals deze luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de vergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.2 Ontheffing van de overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10 %.

12.3 Overgangsregels ten aanzien van het gebruik

Het gebruik en laten gebruiken van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.4 Veranderen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12.3 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.5 Onderbreken strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12.3, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.6 Uitzonderingen op het overgangsrecht
12.6.1 Uitzondering ten aanzien van bouwwerken

Artikel 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

12.6.2 Uitzondering ten aanzien van gebruik

Artikel 12.3 is niet van toepassing op het gebruik of laten gebruiken dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het uitwerkingsplan Overtuinen D 2017 van de gemeente Zaanstad.