direct naar inhoud van Artikel 32 Algemene aanduidingsregels
Plan: Zaandam Noord
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3773BP-0401

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels

32.1 Geluidzone - industrieterrein
32.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding Geluidzone - industrieterrein zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van industrielawaai en mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

32.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrieterrein' - met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande geluidgevoelige functie - het niet is toegestaan om gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies.

32.1.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 32.1.2 teineinde het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bebouwing overeenkomstig de andere bestemmingen toe te staan, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

32.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
32.2.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het beschermen van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.

32.2.2 Bouwregels

Binnen de in lid 32.2.1 Aanduidingsregels bedoelde zone gelden in afwijking van de onderliggende regels voor nieuwe gebouwen en bouwwerken de volgende maximale hoogtematen, welke worden berekend met behulp van de volgende formule: H = X/n + c.z , waarin:

H = maximale hoogte in m s
X = afstand obstakel tot molen in m s
n = 50 in m s
c = constante = 0,2
z = askophoogte molen in m s

32.2.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 32.2.1 Aanduidingsregels teneinde een grotere bouwhoogte toe te staan als een gebouw bepaalde bijbehorende bouwwerken vereist mits:

  • a. de hoogte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 3 m ten opzichte van de toegestane bouwhoogte;
  • b. de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 50 m² per gebouw;
  • c. de vergunning wordt slechts verleend nadat een terzake deskundige instantie om advies is gevraagd.
32.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Binnen de in lid 32.2.1 Aanduidingsregels bedoelde zone is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het ophogen van gronden;
  • 2. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting.

Het in lid 32.2.1 Aanduidingsregels vervatte verbod mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de utvoering van het werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan:

  • 1. het huidige en het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering, en
  • 2. de waarde van de molen als landschapselement;

en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen, in verband waarmee gehoord wordt de molenbeheerder.

Het in lid 32.2.1 Aanduidingsregels vervatte verbod is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist;
  • 2. reeds mogen worden uitgevoerd of uitgevoerd worden krachtens een verleende vergunning.
32.3 Vrijwaringszone - weg

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone-weg' een bouwverbod voor nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en een verbod tot uitbreiding van de bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Dit verbod geldt niet voor gebouwen en bouwwerken welke nodig zijn voor het wegverkeer, zoals geluidwerende voorzieningen. Hiervoor zijn de bepalingen van 15.2 Bouwregels van overeenkomstige toepassing.

32.4 Wro-zone - wijzigingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied' zijn burgemeester en wethouders bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de bestemming "Bedrijf" te wijzigen in de bestemmingen Wonen, Gemengd en Verkeer - Verblijfsgebied met in achtneming van de volgende wijzigingsregels:

  • a. de overheersende functie is wonen;
  • b. de bouwvlakken gewijzigd mogen worden;
  • c. maximaal 18 woningen mogen worden toegevoegd;
  • d. de maximale bouwhoogte is 13 meter;
  • e. maximaal mag 25% van het gebied van de wijzigingsbevoegdheid worden bebouwd;
  • f. bij ten hoogste 2 woningen zijn 4 bouwlagen toegestaan en voor de overige woningen zijn maximaal drie bouwlagen toegestaan;
  • g. bedrijfsunits mogen maximaal 200 m2 vloeroppervlak hebben;
  • h. bedijven zijn toegestaan tot en met categorie B1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt, zoals op het gebied van privacy, bezonning en uitzicht;
  • j. er moet voldaan worden aan de bepalingen uit de natuurbeschermingswetgeving waaronder de Flora- en faunawet;
  • k. er moet voldaan worden aan de bepalingen uit de Wet bodembescherming;
  • l. er moet voldaan worden aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder;
  • m. er moet voldaan worden aan de bepalingen uit de Wet luchtkwaliteit;
  • n. aangetoond moet zijn dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wat betreft het aspect geur;
  • o. het college wint, alvorens gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid, advies in bij de waterbeheerder;
  • p. het college wint, alvorens gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid, advies in bij de Regionale Brandweer Zaanstreek Waterland.
32.5 Wro-zone - ontheffingsgebied
32.5.1 Afwijken met betrekking tot diepte gebouwen

Bij omgevingsvergunning kan, worden afgeweken van het bepaalde in de leden 3.2.1, 3.2.2, 3.2.3, 4.2.1, 4.2.2, 6.2.1, 9.2.1, 11.2.1, 12.2.1, 21.2.1 ten behoeve van vergroting van een hoofdgebouw in achterwaartse richting met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de diepte mag niet meer dan 15 meter bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a dient, wanneer het hoofdgebouw een woning betreft, het erf een strook te omvatten die over de volle breedte van het gebouw aansluit en een diepte heeft van minimaal 5 meter;
  • c. de afwijking kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebouwtypologie;
    • 3. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
    • 4. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
    • 5. de verkeerssituatie.
32.5.2 Afwijken met betrekking tot hoogte gebouwen

Bij omgevingsvergunning kan, worden afgeweken van het bepaalde in de leden 3.2.1, 3.2.2, 3.2.3, 4.2.1, 4.2.2, 6.2.1, 9.2.1, 11.2.1, 12.2.1, 21.2.1 ten behoeve van vergroting van een hoofdgebouw met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte kan worden verhoogd tot maximaal 15 meter;
  • b. de afwijking kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebouwtypologie;
    • 3. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
    • 4. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
    • 5. de verkeerssituatie.