Plan: | Bedrijventerrein Noorderveld |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3764BP-0301 |
Procedure
Planfase | B&W | Raad | Raad van State/ onherroepelijk |
voorontwerp | 23-10-2012 | ||
ontwerp | 26-03-2013 | ||
vaststelling | 18-06-2013 | 05-09-2013 | |
beroep | |||
onherroepelijk |
De toelichting behorende bij een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing voor de in de planregels en op de verbeelding opgenomen bestemmingen en regels. De toelichting is hiertoe als volgt opgebouwd.
De regels behorende bij dit bestemmingsplan staan in het tweede deel. De regels bestaan uit vier hoofdstukken, waarin de inleidende bepalingen in hoofdstuk 1 zijn opgenomen, de
bestemmingsbepalingen in hoofdstuk 2 en de overige bepalingen in hoofdstukken 3 en 4.
De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten te beschikken over een dekkend netwerk van actuele bestemmingsplannen. Dat wil zeggen, jonger dan 10 jaar.
Voor bedrijventerrein Noorderveld geldt een bestemmingsplan uit 2001. Het is dus ouder dan 10 jaar en opgesteld toen het bedrijventerrein ontwikkeld werd. Daarnaast zijn de afgelopen jaren bouw-/ omgevingsvergunningen verleend, soms in afwijking van het geldende bestemmingplan. Het huidige plan is daarmee gedateerd en niet langer afgestemd op de huidige situatie.
Het doel van het bestemmingsplan is het bieden van een actueel planologisch-juridisch kader voor het behouden en versterken van de bedrijfsfunctie door een eenduidige regeling voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing binnen het plangebied. Het bestemmingsplan heeft overwegend een beheerkarakter, waarbij de bestaande situatie als uitgangspunt genomen is. Het zal voor verbouwingen aan gebouwen een concreet toetsingskader voor aanvragen om omgevingsvergunning worden. Flexibiliteit wordt geboden door een brede definitie van gewenste bestemmingen, waarbinnen bijvoorbeeld uitwisseling van functies mogelijk is. In het bestemmingsplan worden alleen de nieuwe ontwikkelingen opgenomen waarvan al een planologische en/of juridische procedure is afgerond voor de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan.
Het nieuwe bestemmingsplan heeft als doel:
Het plangebied omvat het bedrijventerrein Noorderveld in Wormerveer en wordt globaal begrensd door:
De grenzen zijn aansluitend op de bestemmingsplannen West-Knollendam in het noorden, Molletjesveer in het westen, Wormerveer in het zuiden en de gemeentegrens met Wormerland in het oosten.
De gronden op het bedrijventerrein zijn vanaf het jaar 2000 uitgegeven. Het is destijds als een 'groen' bedrijventerrein met een hoog ambitieniveau ontwikkeld. Van noord naar zuid loopt er een ecologische zone door het bedrijventerrein en langs de oevers van de Zaan staan enkele deels historische, grootschalige bedrijfscomplexen die momenteel niet (meer) in gebruik zijn.
Dit bestemmingsplan vervangt het bestemmingsplan Noorderveld uit 2001:
Nr. | Vigerende regelingen | Vastgesteld op: | Goedgekeurd op: |
Uitspraak RvS: |
2.29 | Noorderveld | 22-11-2001 | 02-07-2002 | 19-09-2003 |
Het bestemmingsplan Noorderveld had tot doel de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein. Dit heeft geleid tot een bestemmingsplan met een redelijk globale eindbestemming Bedrijventerrein en een gedetailleerde bestemmingsregeling voor de destijds reeds aanwezige functies.
Bedrijventerrein Noorderveld ligt in het noorden van Zaanstad, globaal tussen Wormerveer, Krommenie en West-Knollendam. Het terrein is aangelegd op voormalig veenweidegebied, grenzend aan de Zaan, met de Watering als hoofdwaterloop en een fijnmazig netwerk van haaks daarop staande sloten. Dit land is in de 12de tot 14de eeuw ontgonnen. Iets buiten het plangebied ontstond in de 14de en 15de eeuw het dorp Wormerveer.
Ten noorden van het dorp Wormerveer werd vermoedelijk in de 14de eeuw een dam in de Zaan gelegd: de Knollendam. Op beide oevers bij deze dam ontstond een kleine nederzetting. De westelijke nederzetting heette West-Knollendam. Het gebied tussen de drie kernen bleef echter open.
Deze afbeelding laat de geografische situatie van tweehonderd jaar geleden zien. De kaart van 1812 is de voorloper van het tegenwoordige kadaster. Goed te zien is dat het gebied tussen Wormerveer en Krommenie nog open is. In het huidige gebied van Noorderveld was zelfs binnendijks geen enkele molen gebouwd.
Na de Tweede Wereldoorlog veranderde het aanzicht van het gebied totaal. In noord-zuidrichting werd parallel aan de Nauernasche Vaart de Provincialeweg N246 aangelegd, met haaks daarop de N203 richting Uitgeest.
Begin jaren '90 van de vorige eeuw is de Ned Benedictweg aangelegd, de zuidgrens van het huidige bedrijventerrein en in 1995 is het startsein gegeven voor de planvorming van het gebied Noorderveld van open veenweidegebied tot bedrijventerrein.
Het uitgangspunt was om deze belangrijke ruimtelijke karakteristieken te behouden bij ontwikkeling van het gebied tot een bedrijventerrein. Dat wil zeggen dat er een belangrijke rol voor het water en groen was weggelegd en dat de nieuwe stedelijke ontwikkeling qua maatvoering in het gebied moest "passen".
De belangrijkste structurerende elementen van Noorderveld.
Het bedrijventerrein Noorderveld ligt ten noorden van de kern Wormerveer en wordt aan de westkant begrensd door de Provincialeweg N246, aan de zuidkant door de Ned Benedictweg (N514), aan de oostkant door de Zaan en aan de noordkant door de Noorddijk.
De landschappelijke hoofdstructuur van Zaanstad-noord, waartoe Noorderveld behoort, wordt bepaald door een aantal hoofdassen: de Zaan, de Nauernasche Vaart, de Watering en de Provinciale weg N246. Deze assen lopen allen in noord-zuidrichting. Ook de typische waterstreekdorpen met hun lintbebouwing zijn noord-zuidgericht. Haaks op de hoofdwaterlopen staan de sloten. Hierdoor ontstaat het karakteristieke slagenlandschap, waarbij de verkavelingsrichting voornamelijk oost-west is gericht.
In het plangebied zijn twee van dat soort sloten, haaks op de Watering, die het plangebied verdelen in vijf vlekken van ongeveer dezelfde grootte. Deze watergangen bepalen samen met de Watering de geleding van het gebied.
Door deze slotenstructuur wordt uiteindelijk een maat bepaald die correspondeert met de maat van het omliggende 'landschap'. Het uitgangspunt is om deze belangrijke ruimtelijke karakteristieken te behouden bij plannen op het bedrijventerrein. Dat wil zeggen dat er een belangrijke rol voor het water en groen is weggelegd en dat de maatvoering hiervan de ingreep in het landschap niet mag verstoren. De nieuwe ontwikkeling moet dus in het gebied 'passen'.
De Watering verdeelt het Noorderveld in twee delen. Vanaf de Ned Benedictweg worden beide delen ontsloten door een meanderende hoofdontsluitingsweg. De in oost-west richting lopende sloten, haaks op de Watering, vormen zichtlijnen door het gebied, die door hun openheid zorgen dat de verdeling van het gebied en de referentie naar het onderliggende landschap ervaarbaar is. Om deze zichtassen niet te onderbreken kruisen de hoofdontsluitingswegen de sloten door middel van bruggen. Op de hoofdontsluitingswegen takken de oost-west gerichte ontsluitingswegen aan, die de afzonderlijke bedrijvenvlekken ontsluiten door middel van een lussenstructuur.
De Noorddijk is een oude dijk die door het oostelijk deel van het plangebied loopt en voor een interessante scheiding in het gebied zorgt: Buitendijks staan de grote fabriekscomplexen van Brokking en Meneba (sommige panden enkele tientallen meters hoog), afgewisseld met kleinschalige bebouwing (6-8 meter).
Met name de grootschalige bebouwing staat als een icoon in het open landschap als verwijzing naar het industriële karakter van de streek. De bedrijvigheid in deze panden is deels beëindigd en deels geminimaliseerd.
Groen en water
De Watering vervult een belangrijke rol in dit gehele gebied: deze vormt als hoofdwaterloop de verbinding tussen het achterland en De Zaan, vervult een belangrijke rol als water- en groenstrook voor de flora en fauna en dient hierdoor als ecologische verbindingszone tussen het Wormer- en Jisperveld in het noorden en het Guisveld en het Westzijderveld in het zuiden.
Daarnaast heeft het water (Watering met dwarssloten) een structurerende werking.
Waar de Watering uitkomt bij de Noorddijk ligt ten noorden van de dijk een laatste stukje van het oude landschap. Deze grond heeft een agrarische functie, vormt een schakel in de ecologische verbinding en heeft daarnaast een waarde langs de Noorddijk als recreatieve route.
Verder heeft de hoofdontsluiting van Noorderveld (Samsonweg en Rosbaijerweg) een asymmetrisch profiel met daarin een groenstrook, voorzien van bomen. Dit zorgt voor begeleiding en herkenning van de hoofdontsluiting van het terrein en maakt het terrein ruimer en groener.
Het terrein bestaat grotendeels uit bedrijven, kantoor- en dienstverleningsfuncties, die er in de loop van de tijd zijn gevestigd.
Twee opvallende uitzonderingen zijn:
1) de woon/werkpanden ten westen van de Watering, die de grens tussen bedrijvigheid en natuurwaarden minder hard maken, wat belangrijk is voor de Watering als ecologische zone;
2) het Runshoppingcentre, een groot bedrijfsverzamelgebouw met perifere detailhandelsvestigingen zoals bouwmarkten en vergelijkbare publieksaantrekkende functies. Een deel van het pand staat al geruime tijd leeg.
De buitendijkse strook bevat naast de grootschalige bedrijfsbebouwing van Meneba en Brokking de Heus een aantal bedrijfslocaties aan de Zaan. Brokking is niet meer in gebruik als veevoedermengbedrijf. Er zijn initiatieven om een andersoortige ontwikkeling aan het complex te geven. De meelfabriek Meneba, ooit voortgekomen uit een meelmolen aan de Zaan, heeft zijn bedrijfsactiviteiten grotendeels geconcentreerd in de vestiging in Rotterdam. Vooralsnog wordt in de fabriek in Wormerveer een beperkte productielijn voortgezet. Op langere termijn is de voortzetting van de bedrijfsactiviteiten onzeker.
Bedrijventerrein Noorderveld
Menebafabriek in buitendijkse strook
In het plangebied liggen in de grond netwerken van kabels en leidingen voor water, elektriciteit, gas, telecommunicatie, televisie, riolering, drainage en afvalwatertransport. Bij deze kabel- en leidingnetwerken behoren onder- en bovengrondse installaties en (kleine) bouwwerken De kabels, leidingen, installaties en bouwwerken zijn eigendom van de kabel- en leiding beheerders (KLB).
De kabel- en leidingbeheerders in het plangebied zijn Liander, Liandon, PWN, KPN, UPC, Tele2, BT Nederland, Eurofiber, GNM Europa bv, T-Mobile, Vodafone, Ziggo4, het Hoogheemraadschap en de gemeente Zaanstad. Het betreft hier elektriciteitsleidingen, gasleidingen, diverse vormen van waterleidingen, telecommunicatie, straalpaden, riolering, persleidingen en afvalwatertransportleidingen.Er zijn geen aardgastransportleidingen met een bedrijfsdruk hoger dan 8 bar.
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De SVIR vervangt verschillende nota's, zoals;
Verder vervallen met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
In de SVIR staan de plannen van het rijk voor ruimte en mobiliteit. De rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. De provincies en gemeenten krijgen in het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Hierbij valt te denken aan bevoegdheden op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van de groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.
Het rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028);
Deze doelen zijn vervolgens uitgewerkt in (gebiedsgerichte) nationale belangen en opgaven.
Zaanstad is gelegen in het gebied noordwest-Nederland en maakt daarin onderdeel uit van de Metropoolregio Amsterdam. Opgaven van nationaal belang in dit gebied, voor zover zij Zaanstad betreffen, zijn;
De Metropoolregio Amsterdam heeft internationaal een sterke economische positie. Schiphol is de belangrijkste vestigingsplaatsconditie voor internationale bedrijven, hoofdkantoren en kenniswerkers en cruciaal voor het aantrekken van bedrijfsfuncties op het gebied van research & development, sales en logistiek voor vrijwel alle topsectoren in Nederland (waaronder de creatieve sector rond Amsterdam/Brainport Zuidoost-Nederland, de zakelijke dienstverlening in het cluster Zuidas en de topsector Life Sciences & Health). Naast de Mainport Schiphol dragen de Zeehavens Amsterdam, de luchthaven Lelystad en de economische sectoren handel en logistiek, zakelijke en financiële dienstverlening (waaronder vooral de Zuidas), Agro & Food (Zaanstreek en Greenport Noord Holland Noord), ICT (Amsterdam is de op een na grootste internetexchange van de wereld) en nieuwe media, de creatieve industrie en flowers en foods (Greenport Aalsmeer en opkomende Greenport Noord Holland Noord), bij aan de sterke internationale positie.
Te midden van de stedelijke en economische dynamiek bevinden zich rondom het stedelijke gebied enkele unieke cultuurhistorische waarden. Het rijk beschermt de werelderfgoedgebieden (De Beemster, de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie) ruimtelijk door voor te schrijven dat ruimtelijke ontwikkelingen de kwaliteiten van deze werelderfgoederen moeten behouden of versterken.
Voor Zaanstad worden op de kaart behorende bij de Structuurvisie de volgende nationale belangen en aandachtspunten aangegeven:
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), inwerking getreden op 30 december 2011 en bij besluit van 28 augustus 2012 aangevuld, omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het rijk pro-actief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Voor het overige hebben provincies en gemeenten de vrijheid om hun eigen belangen te bepalen en daar uitvoering aan te geven.
De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening op 23 mei 2011. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Dit zijn:
De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is gelijk vastgesteld met de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en stelt regels voor de begrenzing van bestaand stedelijk gebied, regels met betrekking tot detailhandel op bedrijventerreinen en zeer restrictieve regels voor verstedelijkingsbeleid in het landelijk gebied. Deze regels komen voort uit de ruimtelijke hoofddoelstellingen van de structuurvisie. De Provinciale Ruimtelijke Verordening structuurvisie schrijft voor waar de gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen aan moeten voldoen.
Op 15 november 2011 heeft GS ingestemd met een wijziging van de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur en provinciale ecologische verbindingszones.
Provinciale Staten hebben op 17 december 2012 besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal grote windturbines op land.
De Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie is naar aanleiding van dit beleid gewijzigd. De definitie van windturbines (artikel 1 deel 43) is als volgt:
een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van traditionele windmolens of replica’s hiervan;
Onder voorwaarde van herstructurering en participatiemogelijkheden voor omwonenden kan binnen strikte ruimtelijke kaders binnen de polder Wieringermeer ruimte worden geboden voor een beperkte groei in opgesteld vermogen. Buiten het windgebied Wieringermeer respecteert de provincie de bestaande planologische rechten. Solitaire windturbines en lijnopstellingen mogen worden vervangen door windturbines met dezelfde afmetingen en een evenredig vermogen.
Binnen de Metropoolregio Amsterdam zijn in 2011 afspraken gemaakt om de vraag en het aanbod van werklocaties (bedrijventerein en kantorenlocaties) beter op elkaar af te stemmen. Hiertoe moet in de deelregio Zaanstreek Waterland het aantal hectares bedrijventerrein worden teruggebracht met ongeveer 60 hectare. Deze ruimte wordt vooral gevonden door een deel van het Hembrugterrein niet meer te bestemmen als bedrijventerrein, en door de transformatie van binnenstedelijke bedrijventerreinen. Voor het bedrijventerrein Noorderveld heeft dit beleid geen gevolgen.
Op 7 juni 2012 is de ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de raad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting van het openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.
Zaanstad heeft geen uitbreidingsmogelijkheden. Na de huidige uitbreidingen voor wonen en werken, kan alleen nog binnen bestaande stedelijke contouren gebouwd worden. Mede daarom bevat de structuurvisie een ambitieuze milieudoelstelling met het terugdringen van het aantal milieubelaste woningen (60.000) tot de helft in 2020.
Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'
'Zichtbaar Zaans' biedt het beleidsmatige en juridische kader voor de ruimtelijke ontwikkeling van Zaanstad. De structuurvisie onderscheidt verschillende gebiedstyperingen en -profielen. De gebiedstyperingen en -profielen zijn een leidraad voor ontwikkeling, vernieuwing en/of uitbreiding.
Het plangebied Noorderveld kent 2 gebiedtyperingen, te weten werkgebied en woongebied. Onder werkgebied vallen de profielen bedrijventerrein, binnenstedelijke industrielocatie (Meneba) en gemengd werkgebied. Onder woongebied valt het profiel stadsrand, waterrijk (groene zone Brokking).
In de gebiedstypering `Werkgebied' heeft bedrijvigheid altijd de overhand. Alleen in het lichtste profiel (gemengd werkgebied) is een aandeel wonen van 0-20% mogelijk, mits dit geen afbreuk doet aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de in dit profiel gewenste bedrijvigheid.
Bedrijventerrein
Gebiedskenmerken
De schaal van dit profiel is kleiner dan het profiel havengerelateerd/ industrieel. Zoveel mogelijk wordt gestreefd naar een themagerichte invulling van de terreinen. In het profiel worden in beginsel bedrijven tot en met milieucategorie 4 of 5 toegestaan, al dan niet met maatbestemming. Er zal naar worden gestreefd om door middel van inwaartse zonering de hinder van de bedrijven te beperken tot de begrenzing van het betreffende bedrijventerrein zelf.
Openbare ruimte
De inrichting is functioneel. Ook hier ligt de nadruk op de bereikbaarheid met de (vracht) auto. Voor bedrijventerreinen die aan binnenhavens of het water zijn gelegen, is vervoer over water een belangrijke opgave. Ook hier wordt de openbare ruimte vooral functioneel ingericht. Voor de inrichting gelden dezelfde uitgangspunten als bij de havengerelateerde en lichtindustriële bedrijventerreinen. Bij herstructurering ligt de nadruk op intensief ruimtegebruik in combinatie met geclusterd parkeren. Daarnaast is het een opgave om de inrichting van de openbare ruimte in combinatie met water en groen aantrekkelijker en representatiever te maken. Uitgangspunt hierbij is recreatief gebruik en ‘pauzegroen’.
Functies
De terreinen bieden mogelijkheden voor een dichtheid van ongeveer 35-45 arbeidsplaatsen per hectare.
Binnenstedelijke industrielocaties
Gebiedskenmerken
Deze binnenstedelijke werkgebieden staan aan de basis van de ontstaansgeschiedenis van de stad en bepalen in hoge mate het beeld van de stad. Deze bedrijven maken van oudsher deel uit van het stedelijke weefsel. Het behoud van deze binnenstedelijke werkgebieden staat voorop. Deels zijn ze opgenomen binnen de profielen lint, dorp en stedelijk lint. De grotere bedrijven en werkgebieden binnen het stedelijke gebied krijgen echter hun eigen profiel. Hier ligt de opgave om de bedrijven en hun omgeving beter op elkaar aan te laten sluiten. De
aanwezige bedrijven bieden kansen om over nieuwe en creatieve manieren van milieuzorg na te denken en op deze wijze de milieulast van de bedrijven voor hun omgeving te verkleinen. Dit geeft de omgeving betere ontwikkelingskansen en de bedrijven meer ontwikkelingsruimte.
De onderlinge betrokkenheid door bijvoorbeeld het zichtbaar maken van het productieproces kunnen de bedrijven een betere inbedding in de stad geven en op deze wijze nieuwe attracties aan de stad toevoegen. De opgave is hoe de zware industrie meer dan alleen economisch, een bijdrage kan leveren aan de beleving van de stad. Deze kan bijvoorbeeld uitgroeien tot een educatieve of toeristische attractie.
Gemengd werkgebied
Gebiedskenmerken
Dit profiel gaat uit van arbeidsintensieve werkgelegenheid; dienstverlening en kantoren zijn beperkt toegestaan. Perifere Detailhandel (PDV), maakt deel uit van dit profiel. Dit is alleen toegestaan in Zuiderhout en in het zuidelijke deel van Noorderveld. Binnen dit profiel is, afhankelijk van de geschiktheid van de locatie, ook woningbouw mogelijk. Milieu, bereikbaarheid en nabijheid van voorzieningen zijn bepalend voor de aanwezigheid van woningen. Bedrijven tot en met categorie 3 zijn toegestaan, terwijl ook hier sprake is van een inwaartse zonering. Er is extra aandacht voor representatieve bebouwing en een zorgvuldig materiaalgebruik.
Openbare ruimte
De openbare ruimte dient hier als een verbinding tussen de diverse functies. Daarbij kan de ruimte dienen ter clustering van diverse activiteiten, bijvoorbeeld door de realisatie van verschillende pleinen. De openbare ruimte moet zowel functioneel als ruimtelijk afgestemd zijn op de bedrijfstypen, die zich in het gebied bevinden. Zo krijgt een gebied met kantoorachtige bedrijfsruimten een geheel andere inrichting dan bijvoorbeeld een gebied met perifere detailhandel. De bereikbaarheid is nog hoofdzakelijk op de auto gericht, maar door de ligging meer nabij het stadscentrum is ook het openbaar vervoer een goede optie. Daarnaast is de bereikbaarheid per fiets goed. Bij herstructurering ligt de nadruk op de mogelijkheid om de inrichting van ruimtes in combinatie van water en groen aantrekkelijker en representatiever te maken. Uitgangspunt hierbij is recreatief gebruik en ‘pauzegroen’.
Functies
Dit profiel gaat uit van arbeidsintensieve werkgelegenheid, waarbij gedacht wordt aan 55-65 arbeidsplaatsen per hectare. Bij herstructurering ligt de nadruk op het behouden van de huidige arbeidsplaatsen. In oudere bedrijfspanden tijdens (en soms ook na) het transitieproces ruimte bieden aan diverse creatieve en startende ondernemers (broedplaatsen).
Openbare ruimte
De openbare ruimte sluit aan bij de profielen lint, dorp en stedelijk lint. De aanwezigheid, zichtbaarheid en bereikbaarheid van de Zaan is leidend. De bereikbaarheid per auto is matig tot goed, per OV en fiets goed tot uitstekend. Extra aandacht moet worden gegeven aan de
relatie tussen de functie en het openbare gebied. Parkeren op eigen terrein of gebouwd parkeren is de opdracht om de kwaliteit van de openbare ruimte te garanderen. Aandachtspunt hierbij is hoe de overlast van het verkeer kan worden aangepakt.
Functies
Dit profiel gaat uit van arbeidsintensieve werkgelegenheid, waarbij gedacht wordt aan 50-60 arbeidsplaatsen per hectare. Bij herstructurering ligt de nadruk op het behouden van de huidige arbeidsplaatsen.
De gebiedstypering 'Woongebied' is een gebied met overwegend wonen (globaal 90%). Slechts op enkele locaties bevinden zich (meestal geconcentreerd) voorzieningen. Samen met enige bedrijvigheid aan huis is het aandeel werken tussen de 5 en 15%. Het plangebied beschikt binnen deze gebiedstypering over het gebiedsprofiel 'Stadsrand, waterrijk'.
Stadsrand, waterrijk
Gebiedskenmerken
Het profiel 'stadsrand, waterrijk' is een verfijning van het nieuw tuinstedelijke profiel. Het wordt toegepast aan de randen van de stad waar nieuwbouw of transformatie gewenst is. Dit profiel kent een lage dichtheid van 20-30 woningen per hectare. De genius loci wonen in en aan een waterrijk veenweidegebied, is hier het uitgangspunt. Wonen op en aan het water is voor een belangrijk deel van de woningen het basisuitgangspunt. Vaarroutes die met het buitengebied in verbinding staan, zijn de basis voor het blauwe netwerk.
Openbare ruimte
De openbare ruimte wordt versterkt door een duidelijke samenhang tussen de blauwgroene inrichting van de buurten. Een waterrijke wijk is de opgave. Dit wordt bereikt door blauwgroene routes en ecologische verbindingen. De bereikbaarheid is vooral gericht op de fiets en de auto. Het fietsnetwerk sluit aan op de recreatieve routes van de stad en de regio. Er is aandacht voor de relatie tussen de woning en het openbare gebied. De woningen en voorzieningen zijn gericht op de openbare ruimte. De overgang van water naar land is een belangrijke ontwerpopgave; afhankelijk van de gebiedskenmerken vormt de bebouwing een harde dan wel een zachte overgang naar de open polders. Gestimuleerd moet worden dat ervan die grenzen aan het openbaar gebied een inrichting krijgen die aansluit op het karakter van de omgeving. De auto maakt geen dominant deel uit van het straatbeeld. De auto staat op eigen erf geparkeerd of geconcentreerd in 'parkeerkoffers' (parkeerplaatsen gesitueerd tussen de bebouwing).
Voor het buitendijkse gebied van Noorderveld zijn in de Structuurvisie aanvullende uitgangspunten opgenomen. Het buitendijkse gedeelte is onderdeel van de Zaan- en IJ oeverontwikkeling. De Zaan vormt bij uitstek het visitekaartje van de Zaanstreek.
Al 20 jaar is het benutten van de kwaliteiten van de Zaan de inspiratie en de inzet voor stedelijke ontwikkeling langs de Zaan- en IJ-oevers. Het totale gebied loopt van West-Knollendam tot aan het Zeeburgereiland in Amsterdam Oost. De toekomstmogelijkheden worden bekeken in open dialoog met het bedrijfsleven. De 'natuurlijke ontwikkeling' van bedrijven is daar een onderdeel van. De geschiedenis leert dat in de loop der tijd bedrijven komen en gaan en hun eigen keuzemomenten voor investeringen en/of bezinning op de locatie kennen. Voor de locatie Brokking binnen het plangebied is zo'n moment aangebroken. Dat is voor de gemeente aanleiding om te kiezen voor het terugdringen van de milieucontouren en een (gedeeltelijke) transformatie, en daarmee het mogelijk maken van woningbouw op en aan het water. De zone rond Meneba/Brokking staat daarom in de structuurvisie als een (gedeeltelijk) te transformeren zone aangegeven. In sommige gebieden -zoals de Zaanoevers- is sprake van zowel intensivering als transformatie.
In een groot deel van Zaanstad is het planologisch-juridisch niet mogelijk om windturbines te plaatsen, vanwege bescherming van natuurwaarden, bescherming van weidevogelgebieden en de begrenzin van het Landschap Noord Holland. Zaanstad wil in 2020 echter klimaatneutraal zijn en daarom op het eigen grondgebied ruimte creëren voor energieopwekking uit duurzame bronnen, waaronder wind. In de structuurvisie zijn 4 primaire zoekgebieden benoemd. Als blijkt dat deze gebieden onvoldoende ruimte en capaciteit bieden, zullen alsnog mogelijkheden op andere locaties (secundaire zoekgebieden) in onderzoek worden genomen. Ook is in de structuurvisie het Noorderveld aangewezen als secundair zoekgebied voor windturbines.
Provinciale Staten hebben echter op 17 december 2012 met het Beleidskader Wind op Land besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal windturbines op land. Windturbines waarvan de rotordiameter niet groter is dan 5 meter en de ashoogte niet groter dan 7 meter zijn wel toegestaan.
Verder is in de Structuurvisie de wens opgenomen om een fietsverbinding/ ontsluiting te realiseren van het oostelijk naar het westelijk deel van Noorderveld.
Op het gebied van ecologische verbindingen wordt voor 2020 gewerkt aan het verbeteren van o.m. de verbinding Guisveld/Wormer- en Jisperveld, via de Watering Wormerveer (o.a. de ecologische zone in Noorderveld) of via de Noorder Watermolensloot (niet in het plangebied).
De gemeenteraad heeft op 7 juni 2012, gelijk met de Ruimtelijke Structuurvisie, het Ontwikkelingsplan Zaan en IJ vastgesteld.
Zaanstad ziet als opgave voor de toekomst een duurzame en evenwichtige verstedelijking, waaronder de waterfrontontwikkeling van de Zaan- en IJ-oevers van Zaanstad en Amsterdam. De kernbegrippen daarbij zijn intensivering en transformatie. Met 30 kilometer waterfront biedt Zaanstad bijzondere mogelijkheden voor nieuwe karaktervolle woon- en werkgebieden aan het water en is er de ambitie om meer evenwicht in bevolkingssamenstelling te realiseren. Dit kan ondermeer door het ontwikkelen van onderscheidende woon- en werkmilieus, vooral gericht op het behouden en aantrekken van bewoners met gemiddeld een hoger inkomens- en opleidingsniveau dan nu in Zaanstad het geval is. De duurzame waterfrontontwikkeling van ZaanIJ is daarin een belangrijk instrument.
Op veel plaatsen langs de Zaan zijn gemengde bestemmingen nog niet mogelijk, omdat wonen in verband met milieubeperkingen niet is toegestaan. Om de kansen te verzilveren zullen dus ook deze milieubeperkingen moeten worden aangepakt.
Het Ontwikkelingsplan is geen blauwdruk of masterplan, maar een staalkaart van mogelijke ontwikkelingen langs het totale waterfront van Zaanstad. Het plan maakt de kansen en de belemmeringen zichtbaar en stippelt een ontwikkelingsstrategie uit voor duurzame verstedelijking van de Zaan- en IJ-oevers en benoemt de Noordzaan als een van de vier gebieden waar een ontwikkelingsvisie gewenst is om te komen tot transformatie en intensivering. Het plangebied Noorderveld is onderdeel van de Noordzaan. De ruimtelijke mogelijkheden die daarvoor worden beschreven, betreffen de omgeving van Brokking en Meneba. Eventuele vervanging of toevoeging van volumes dient dezelfde industriële sfeer te ademen. Waar mogelijk kunnen combinaties van wonen, werken en voorzieningen worden gemaakt. Behouden en versterken van de karakteristieke kwaliteiten van het gebied, zijnde de cultuurhistorie, de openheid van het landschap en de contrasten tussen landschap, water en bebouwing is een belangrijk uitgangspunt.
Eén van de randvoorwaarden voor de ontwikkeling is de actualisering van geluidszones, omdat die soms nog rekening houden met bedrijven die al weg zijn of lagere emissies hebben. Een belangrijk aandachtspunt is de financiële haalbaarheid van de toekomstige ontwikkeling.
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema's. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
De gemeentelijke Economische Structuurvisie (ESV) beschrijft de economische ambities van Zaanstad en de koers die Zaanstad wil bevaren naar realisatie van deze ambities. Tevens geeft de ESV een afwegingskader/uitgangspunten voor toekomstige (economische) deelnota's en feitelijke initiatieven. De ESV richt zich op de versterking van de perifere bedrijventerreinen door te stellen dat deze terreinen een helder profiel moeten hebben, waarbij de economische functies voorrang hebben. Dit in tegenstelling tot kleine binnenstedelijke bedrijventerreinen waar vormen van menging van wonen en werken kunnen worden toegestaan.
Voor de perifere terreinen betekent dit vooral dat er voldoende ruimte (fysieke maar ook milieuruimte) moet blijven bestaan voor bedrijven die vanuit milieu-overwegingen niet op kleine afstand gemengd kunnen worden met woningen.
De Economische Structuurvisie (met uitvoeringsagenda) is door de raad op 7 juni 2012 vastgesteld.
Het beleid omtrent bedrijven in woonhuizen is vastgelegd in een bijlage bij het door de gemeenteraad op 29 januari 1988 vastgestelde Evaluatie vrijstellingenbeleid ruimtelijke ordening. Het beleid omtrent bedrijven in woonhuizen houdt het volgende in: ten aanzien van die gebieden waar alleen een pure woonbestemming geldt, wordt vanuit de Gemeente Zaanstad een terughoudend selectief beleid gevoerd met betrekking tot de vestiging van bedrijven in woonhuizen, ongeacht of het dienstverlening, detailhandel of een ambachtelijke branche betreft. In zo'n situatie staat de woonfunctie voorop, zowel wat de woning als de wijk betreft en hierop mag zo min mogelijk inbreuk worden gemaakt. De bedrijfsvestiging moet daarom ten opzichte van het woonhuis van ondergeschikte betekenis zijn. Van ondergeschiktheid is sprake, indien de vestiging beperkt blijft tot 65 m² en maximaal eenderde van de vloeroppervlakte van het woonhuis.
De bedrijfsvestiging mag geen negatieve invloed hebben op de omgeving, zowel ten aanzien van het functioneren op zich, als ten aanzien van de neveneffecten (bijvoorbeeld verkeersaantrekkende werking, parkeeroverlast). De bedrijfsvestiging moet een activiteit betreffen die in principe kleinschalig is, ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en die niet aanzet tot een verdringing van de woonfunctie.
De vestiging van bedrijven in detailhandel en ambachtelijke bedrijven met verkoopactiviteiten mag alleen plaatsvinden in de daartoe geschikte gebieden. Dit zijn de specifieke winkelcentra en de gebieden waar een vermenging van functies ingevolge het bestemmingsplan mogelijk is. Dit is in Noorderveld niet het geval.
De gemeenteraad heeft in januari 2010 het Beleidskader creatieve bedrijvigheid vastgesteld. De Beleidsnotitie biedt het kader voor maatregelen en beleidsinstrumenten voor creatieve bedrijvigheid.
Een belangrijk uitgangspunt is dat er voldoende bedrijfsruimte/broedplaatsen beschikbaar komt voor creatieve bedrijven. Bij de beschikbaarheid van bedrijfsruimte/broedplaatsen ligt de focus op stimulering van het basis- en middensegment van de creatieve bedrijvigheid. De inzet is snel te komen tot een aanbod aan betaalbare bedrijfsruimte om de overloop van creatieve bedrijven uit Amsterdam te faciliteren.
Voor deze kaderstellende notitie is veel draagvlak bij het Zaanse bedrijfsleven.
Voor groei van economische activiteit gaat het beleid voor bedrijventerreinen zich richten op de grote perifere terreinen waarbij het accent op het zuiden van de stad ligt. Voor de binnenstedelijke bedrijventerreinen is afgesproken dat de economische functie kan blijven, met op kansen voor transformatie en menging met andere functies zoals wonen en maatschappelijke voorzieningen.
Om dit beleid verder vorm te geven is een indeling gemaakt in A, B en C locaties: groei- (A), bestendiging- (B) en verandergebieden (C).
A. De groeigebieden zijn die terreinen waar de komende jaren een hoge mate van groei van economische activiteit is te verwachten.
B. Bestendigingsgebieden zijn bedrijventerreinen waarop bedrijf(ven) zijn gevestigd die in Zaanstad zijn geworteld en op deze locaties blijven. Uitbreiding op de locatie is niet uitgesloten. Bij vertrek van een bedrijf is een nieuwe functie voor deze locatie in beeld.
C. Verandergebieden zijn die bedrijventerreinen die in de komende decennia geheel of gedeeltelijk van functie zullen veranderen. Voorwaarde daarbij is dat de positie van de zittende ondernemers gerespecteerd wordt. Dit betekent dat de bedrijfsvoering van een bestaande onderneming in beginsel niet belemmerd moet worden door veranderingen van functies in een gebied.
Met deze indeling zet het college van Burgemeester en wethouders een nadere koers uit voor de verdere ontwikkeling van bedrijventerreinen in Zaanstad. Bij deze keuze richt Zaanstad zich op die locaties waar zich de meeste kansen op groei voordoen. Dit zijn de A gebieden. De inzet van investeringsmiddelen vanuit de gemeente Zaanstad zal voor de bedrijventerreinen ook in deze richting gaan. Voor de terreinen in de categorie B en C beperkt de gemeente zich tot het dagelijks beheer en onderhoud en reguliere investeringen.
Het bedrijventerrein Noorderveld is een A-locatie, oftewel een groeigebied.
De nota Woonbebouwing, in werking getreden op 2 juni 2012, is de basis voor de ervenregeling in de bestemmingsplannen van de gemeente Zaanstad en is tevens toetsingskader voor het wel of niet medewerking verlenen aan afwijken van het bestemmingsplan of een afwijking van de bouwverordening.
De nota is bedoeld om een verantwoorde, eenduidige afweging te kunnen maken over uitbreiding van een woning, bedrijfswoning en agrarische woning (hierna "woningen") en hierbij behorende bouwwerken zoals aanbouwen en dergelijke.
De nota heeft betrekking op:
Er is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de regels voor het vergunningvrije bouwen om tegenstrijdige voorschriften te voorkomen en eenduidigheid in het begrippenkader te scheppen.
De diverse begrippen zoals het bouwperceel, de woning, het erf en bijbehorende bouwwerken zijn in een begrippenlijst uitgewerkt. De (uitbreidings)mogelijkheden voor de zaken waar de nota betrekking op heeft zijn waar mogelijk verwerkt in de regels.
Hoewel de functie wonen op bedrijventerrein Noorderveld hoofdzakelijk plaatsvindt in bedrijfswoningen -het is immers een bedrijventerrein- is met het oog op een toekomstige transformatie van Brokking naar gemengd wonen en werken ook het beleid met betrekking tot wonen van belang.
Het woonbeleid was in het verleden sterk gericht op kwantiteit: hoge productie om het woningtekort te verminderen. Het primair sturen op kwantiteit geeft echter geen afdoende antwoord meer op de Zaanse uitdaging om een vitale stad in de metropool te worden met Amsterdam als kern. De strategische doelstelling van de woonvisie is daarom het gericht benutten en versterken van verscheidenheid in mensen en woonmilieus vanuit de kracht van de specifieke identiteit van Zaanstad: het Zaans Mozaïek. De volgende vier beleidsopgaven geven richting aan het Zaans Mozaïek:
De nota water als bouwgrond heeft een tweeledig doel: enerzijds vormt de nota een toetsingskader waaraan toekomstige initiatieven en locaties voor wonen op het water getoetst kunnen worden, anderzijds wil de gemeente initiatieven stimuleren die invulling geven aan de opgave in de woonvisie om nieuwe woonmilieus te creëren.
Wonen op het water maakt Zaanstad tot een aantrekkelijker vestigingsplaats binnen de Metropool. Ruimte in Zaanstad is schaars en verschillende functies concurreren. Daarnaast wil Zaanstad meer kwaliteit en diversiteit in het woningaanbod (Woonvisie). Wonen op het water kan hier een belangrijke bijdrage leveren - zowel door efficiënt omgaan met de beschikbare ruimte als door het toevoegen van kwaliteit. Immers watergebonden woonvormen worden in het algemeen als exclusief ervaren ('location' - de plek, en 'sight' - het uitzicht) waardoor bewoners zich kunnen onderscheiden. Zaanstad kan hiermee een nieuw, specifiek woonmilieu binnen de metropolitane regio creëren. De vervlechting van zaanstad met het water geeft de stad een prachtige kans om op dit terrein spraakmakende initiatieven te stimuleren, te realiseren en te faciliteren.
Niet alleen wonen maar ook andere functies zijn mogelijk. Wanneer er belemmeringen voor wonen op het water zijn (bijvoorbeeld door de milieucontouren), kan mogelijk wel worden gedacht aan werken of andere (recreatieve) voorzieningen. Bij bedrijventerreinen aan of in de nabijheid van water kunnen ook tijdelijk werkfuncties op het water worden gerealiseerd. Wanneer de milieuhinder op termijn vermindert of verdwijnt, kan omzetting naar wonen op het water plaats vinden.
Initiatieven moeten passen binnen de gemeentelijke beleidskaders en getoetst worden op relevante wet- en regelgeving. Het toetsingskader bevat een drietal stappen. De eerste stap gaat in op locatiecriteria (bouwen binnen rode contouren, nautische - en stedenbouwkundige criteria), de tweede stap geeft aan welke woonmilieus we op het water willen realiseren en de derde stap toetst op thema's als waterbeheer, milieu, bereikbaarheid en nutsvoorzieningen.
Het beleid ten aanzien van maatschappelijke voorzieningen voor de gemeente Zaanstad is vastgelegd in de Sociale Structuurvisie 2009-2020. Echter, deze ambities zijn met name gericht op de woonwijken en niet op bedrijventerreinen. Op het Noorderveld is in het runshoppingcentre een kinderdagverblijf aanwezig. Verder vervult het gebied geen rol bij een goede spreiding van zorg- en welzijnsvoorzieningen.
De groenvoorzieningen binnen het plangebied bestaan voornamelijk uit de ecologische zone. De Watering verbindt het Guisveld met het Wormer- en Jisperveld, beide Natura 2000 gebieden. Binnen de bedrijventerrein- en verkeersbestemming worden de groenvoorzieningen met name gevormd door de bermen lang de wegen en watergangen, alsmede de groenvoorzieningen binnen de bedrijfspercelen.
Kern van de Structuurvisie is dat Zaanstad voor zelfstandige kantoren zoveel mogelijk moet inzetten op Inverdan als kantorenlocatie. Zaanstad dient een schaarstebeleid te voeren: grootschalige kantoorontwikkeling is exclusief voorbehouden aan Inverdan. Voor kleine, lokaal gewortelde of georiënteerde bedrijven moet er in gelimiteerde mate ruimte voor kantoorvestigingen elders (Zaanstad-noord) worden geboden. Het moet dan gaan om kleinschalige kantoorruimte.
De notitie is op 24 november 2009 vastgesteld door het college. Op 7 januari 2010 is de raad om een zienswijze gevraagd, dit heeft echter niet tot andere inzichten geleid.
Kern van de notitie is dat het tot nu toe gevoerde schaarstebeleid op het gebied van kantoren wordt bijgesteld. Nog steeds wordt Inverdan als hét kantorengebeid van Zaanstad gezien. Om tegemoet te komen aan de vraag van kantoorgebruikers die vestigingseisen hebben die niet in Inverdan geaccommodeerd kunnen worden, wordt op de VVZ-locatie en Poort Clam Dijcke kantoorontwikkeling toegestaan. Op beide locaties kan maximaal 10.000m2 kantoor ontwikkeld worden. Op deze manier wordt de concurrentie met Inverdan beperkt.
Hiernaast wordt in het binnenstedelijke gebied ruimte geboden voor lokaal gebonden kantoorhoudende bedrijvigheid. Dit met een maximum van 1.500m2 per jaar. Hiermee wordt aangesloten bij de Structuurvisie Kantoren (2004).
Hoewel kantoorontwikkeling op perifere bedrijventerreinen niet wenselijk is, is geconstateerd dat in het plangebied wel degelijk behoefte is aan kleinschalige kantoorgelegenheid.
In paragraaf 5.5 Kantoren wordt ingegaan op hoe hiermee in het bestemmingsplan wordt omgegaan.
Het provinciaal detailhandels- en leisurebeleid is op 9 februari 2009 door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld. De kern van het beleid is, dat er een positieve grondhouding is naar nieuwe ontwikkelingen, voor zover die de bestaande ruimtelijke detailhandelstructuur aanvullen en versterken.
Het overheidsbeleid moet erop gericht zijn om de marktdynamiek en trends te faciliteren, zoals schaalvergroting, nieuwe concepten en combinaties en perifere locatiekeuzes. Eén en ander dient wel te geschieden onder een aantal randvoorwaarden. Onderdelen daarvan zijn het voorkomen van overbewinkeling, het aanpakken van branchevervaging en pdv/gdv op ongewenste plekken en het voorkomen van detailhandel op bedrijventerreinen
Ten aanzien van PDV/GDV is het beleid, dat ontwikkelingen op ongewenste locaties moeten worden tegengegaan. De provincie laat het onderscheid tussen pdv en gdv los en laat aan de regio's en aan de locale overheden over in hoeverre dit onderscheid wordt toegepast. Detailhandelsontwikkelingen groter dan 1500 m² vloeroppervlak (buiten bestaande winkelcentra) en groter dan 5000 m² vloeroppervlak (binnen bestaande centra) zijn grootschalige detailhandelsontwikkelingen die regionale afstemming behoeven.
Regio's moeten beschikken over een regionale visie op detailhandel. Het beleid bevat ten minste een beschrijving van de bestaande en gewenste structuur van de regio. Ook is er regionale overeenstemming over de ontwikkelingen (programma).
Uitgangspunt in het provinciaal beleid is verder, dat detailhandel op bedrijventerreinen moet worden voorkomen. Een nieuwe vorm van verkoop is die via internetwinkels. Daarvoor geldt specifiek beleid. Afhaalpunten van internetwinkels kunnen zich op bedrijventerreinen vestigen. Deze afhaalpunten hebben opslag en distributie als primaire bedrijfsactiviteit, en mogen zich niet ontwikkelen tot complete winkels met een uitgebreide etalagefunctie en productadvisering.
Op 13 december 2011 heeft de Regioraad van de Stadsregio Amsterdam het regionale detailhandelbeleid vastgesteld. Ook dit beleid is gericht op versterking van de bestaande winkelstructuren. Locaties die kansrijk en structuurversterkend zijn, mogen worden (her)ontwikkeld en uitgebreid. Buiten de gewenste structuur worden ontwikkelingen tegengegaan. Detailhandelsvestigingen zijn louter gevestigd in verstedelijkt of te verstedelijken gebied: hoofdwinkel-, stadsdeel- of wijkcentra, alsook op specifiek benoemde locaties op bedrijventerreinen (solitaire vestigingen zijn daarom uitgesloten). Ook solitaire vestigingen buiten woongebieden zijn uitgesloten; nieuwe winkelinitiatieven dienen beoordeeld te worden door de RCW op basis van ruimtelijke relevante criteria.
Wat betreft de perifere en grootschalige detialhandellocaties, is het beleid, dat alleen op bepaalde -reeds als zodanig door de regio aangemerkte locaties, grootschalige detailhandel is toegestaan. Dat blijft in beginsel ongewijzigd. Wel kan een gemeente een verzoek indienen om grootschalige detailhandel toe te staan op een perifere locatie. In dat geval zal een goede onderbouwing van het verzoek op ruimtelijk relevante gronden evenals een analyse van de gevolgen van de verruiming voor de regionale detailhandelstructuur vereist zijn. De Regionale Commissie Winkelplanning zal zo'n verzoek tot verruiming toetsen aan het kwalitatieve beoordelingskader. Indien bestaande PDV-locaties brancheverruiming nastreven geldt hetzelfde beoordelingskader als voor nieuwe locaties.
Voorwaarde moet zijn dat de verruiming de detailhandelstructuur versterkt. De RCW brengt ook op verzoeken voor brancheverruiming op PDV-locaties een advies uit. Naast deze locaties voor grootschalige detailhandel zonder branchebeperkingen, zijn er de traditionele PDV-locaties, waar louter de PDV-branches zijn en blijven toegestaan. Brancheverruiming/-vervaging is op deze locaties niet toegestaan. Nieuwe perifere detailhandellocaties worden in beginsel tegengegaan.
Een notitie perifere/ grootschalige detailhandel is in voorbereiding. Zaanstad kent op haar perifere locaties nu alleen de mogelijkheid van perifere detailhandel (PDV). PDV-winkels verkopen volumineuze artikelen binnen de branches die door het Rijk zijn beperkt. Deze worden nader gedefinieerd als auto's, boten, caravans, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en wooninrichting waaronder meubelen. In de loop van de tijd zijn hieraan ook kampeer- en outdoorartikelen toegevoegd. GDV staat voor grootschalige detailhandelsvestiging. De wenselijkheid van het toestaan van GDV op perifere locaties is een onderdeel hiervan. Bij GDV- winkels is niet het volume van het artikel bepalend, maar de omvang van de winkel. Het gaat om winkels met een vloeroppervlak van minimaal 1.500 m².
Op Noorderveld is perifere detailhandel toegestaan tot een maximum van 40.000 m² brutovloeroppervlak, waarvan 30.000 m² in het Runshoppingcentre en 10.000 m² op het overige bedrijventerrein.
Het Horecabeleid voor de periode 2008-2011 is vastgesteld in de Nota Integraal Horecabeleid. In deze nota zijn de volgende zes beleidsprioriteiten opgenomen:
Zaanstad kent geen apart terrassenbeleid. De exploitatieregels vloeien voort uit bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de landelijke regelgeving (ter bescherming van het woon- en leefmilieu).In de nota zijn geen specifieke zaken geregeld voor horeca op bedrijventerreinen.
Bij de vraag of in een concreet geval sprake is van ondergeschikte horeca wordt getoetst aan de door de burgemeester en wethouders vastgestelde 'Beleidsregels ondersteunende horeca'. In deze beleidsregels is een aantal bestemmingen genoemd waarin ieder geval sprake kan zijn van ondergeschikte horeca, zoals sport, maatschappelijk en cultuur & ontspanning. Ook bij detailhandelsvestigingen kan sprake zijn van ondergeschikte horeca. Voor ondergeschikte detailhandel gelden dezelfde uitgangspunten als voor ondergeschikte horeca.
Er is sprake van ondergeschikte horeca en detailhandel als:
1. de horeca-/detailhandelsactiviteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en deze niet meer dan 25% van de totale oppervlakte beslaat met een maximum van 100 m2;
2. de openingstijden afgestemd zijn op de openingstijden van de hoofdactiviteit;
3. er geen sprake is van een aparte ingang (de toegang tot de horeca-/detailhandelsactiviteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit)
Verder mag de activiteit niet worden uitgevoerd door derden, mag geen alcohol worden geschonken en mag er geen aparte reclame voor worden gemaakt. Gedacht moet worden aan bijvoorbeeld een koffiehoek in een winkel voor meubelinrichting, een ijsje op de kinderboerderij of een drankje in de sportkantine.
In 1999 is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad door het gemeentebestuur goedgekeurd als beleidsinstrument voor het opstellen van bestemmingsplannen. Op de kaart staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven, die van cultuurhistorisch belang zijn, bijvoorbeeld door een historisch stratenpatroon, oude dijken of oude verkaveling.
Verder is een overzicht opgenomen van alle beschermde monumenten binnen Zaanstad (Zaanse huizen, fabrieken, pakhuizen, arbeidershuizen, kantoren, molens, enz.) en gebieden van archeologische waarde (bijvoorbeeld terreinen met resten van prehistorische bewoning, middeleeuwse boerderijen, oude molenplaatsen of voormalige traankokerijen).
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet zwaarwegend rekening gehouden wordt met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een bepaald gebied. Zo kan getracht worden leegstaande fabrieken of pakhuizen voor sloop te behoeden door ze een nieuwe functie te geven (kantoor, woning).
Op 24 oktober 2006 is de CHW-kaart voor de laatste maal door het college aangepast.
In deze visie zijn de uitgangspunten van het nieuwe landelijke beleid (modernisering monumentenzorg) vertaald naar een gemeentelijk beleidskader. De visie beschrijft hoe we cultuurhistorische waarden opnemen in het bestemmingsplan en biedt mogelijkheden voor een bouwhistorische verwachtingskaart met een aanlegvergunning. In deze erfgoedvisie worden de hoofdlijnen uitgezet voor een gemeentelijke visie voor erfgoed.
Tegelijk met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is ook de Erfgoedverordening Zaanstad 2010 van kracht geworden. Voor alle wijzigingen en werkzaamheden aan rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten is na genoemde datum een omgevingsvergunning nodig.
In de erfgoedverordening is het mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Tevens kunnen er via de erfgoedverordening monumenten aangewezen worden. Daarnaast regelt de erfgoedverordening de instandhouding van al het Zaanse erfgoed.
Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.
In deze nota zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Monumentenwet 1988 verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan gaat geven. Aan omgevingsvergunningen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen worden ook opgenomen in projectafwijkingsbesluiten en afwijkingsbesluiten van het bestemmingsplan.
Het plangebied is een oud industriegebied. Het is een plek waar nooit veel bewoning is geweest en alle activiteit op een bepaalde manier met productie te maken heeft gehad. Mogelijk hebben hier van oudsher boeren zich gevestigd. Maar voornamelijk vanaf de zeventiende eeuw begint het in dit gebied te leven, door de komst van verschillende molens. De bouw van deze molens was verbonden aan de opkomst van de olieslagerij als belangrijke bestaansbron in Wormerveer, waarbij oliemolens gebruikt werden om de olie uit zaden te persen. In de negentiende eeuw wordt de stoommachine ingevoerd en stapt men ook in de Zaanstreek over op stoomkracht. Dit is terug te zien in de Noordzaan: twee stoomfabrieken worden gebouwd (de huidige Meneba en Brokking). In eerste instantie bestaan de fabrieken en molens nog naast elkaar, maar de fabrieken zorgen geleidelijk voor het buiten gebruik raken van molens. Dit resulteert in de sloop van de molens. Deze industrie met molens en fabrieken valt op in dit gebied, een verder vrijwel lege veenpolder met eilanden en brede sloten.
Van de molens zijn alleen nog mogelijk archeologische resten over.
Fabrieken in het Noorderveld
In het plangebied zijn sinds het einde van de 19e eeuw twee grote fabrieken gevestigd, Wessanen & Laan, het huidige Meneba, en Brokking. Wessanen & Laan heeft grote invloed gehad op het Noordzaan gebied. Dit bedrijf is in 1765 door Dirk Laan samen met Adriaan Wessanen opgericht als handelsonderneming in mosterd-, kanarie- en andere zaden. Na veel ontwikkeling wordt in 1857 wordt het besluit genomen om stoomkracht te gaan toepassen. Op de plaats van de molen De Witte Bijl aan de Noorddijk wordt stoomoliefabriek De Tijd gebouwd (op de locatie waar nu de fabriek Meneba nog staat). In 1861 volgt stoommeelfabriek De Vlijt. In de beginperiode van de stoomkracht, werden deze fabrieken samen met de molens gebruikt. In 1872 wordt stoomrijstpellerij De Unie in gebruik genomen door Wessanen & Laan, dit was aanleiding voor het afstoten van de pelmolens: De Jonge Prinses en twee gehuurde molens. Het definitieve einde van het gebruik van windkracht vond pas in 1904 plaats toen de laatste molen, Het Fortuin, werd verkocht. De overgang van molens naar industrie was een feit.
In 1920 bouwt Wessanen & Laan de margarinefabriek Londen tussen oliefabriek De Tijd en molenschuur De Bezem. Deze verbrand echter al in 1941 en wordt niet opnieuw opgebouwd. Wessanen & Laan breidt door de tijd heen met meerdere fabrieken uit waaronder cacaofabriek De Mo(o)riaan in Wormer. In 1938 neemt Wessanen & Laan fabriek De Pijl over aan de Noorddijk. Ze maken er een fabriek voor gemengde veevoeders van en noemen de fabriek De Ster. Wessanen & Laan bestaat op dat moment uit meelfabriek De Vlijt, oliefabriek De Tijd, mengvoederfabriek De Ster, een centraal laboratorium en een kantoor, en in Wormer rijstpellerij De Unie en cacaofabriek De Mo(o)riaan. De Unie in Wormer zal in 1952 al zijn poorten sluiten.
Wessanen & Laan gaat verder met de ontwikkeling van de productie van veevoeders, begonnen met De Ster, en zet hiermee de internationale ontwikkeling in. In 1955 maakt Wessanen & Laan revolutie met het uitbrengen van een speciale fokmelk voor kalveren die goedkoper is dan zuivere koemelk. Een deel van oliefabriek De Tijd wordt omgebouwd tot kunstmelkfabriek onder de namen Nukamel en Fokkamel. Door de terugloop van aanvoer van palmpitten en copra waaruit men olie vervaardigd gaat eind 1975 de vetperserij van oliefabriek De Tijd dicht. In 1990 wordt mengvoederfabriek De Ster aan Brokking verkocht. Wessanen Meel bv is in 1990 nog het enige onderdeel van Wessanen & Laan wat in de Zaanstreek actief is. In 1992 is de graandivisie van Wessanen aan Meneba toegevoegd en werden de meelfabrieken ook aan Meneba verkocht.
Het andere grote complex is Brokking. Voordat Brokking werd gerealiseerd stond er enkel de molen De Vrijheid. Dit was de grootste oliemolen in de Zaanstreek, de jongste molen van dit gebied en de meest noordelijke molen van het plangebied. De molen is in 1896 gesloopt en verplaatst naar Alkmaar.
De oorspronkelijke stichter van de voorloper van de Brokkingfabriek is Maurits Frans Pieper en er worden voornamelijk lijnkoeken geslagen. Op 30 juni 1929 breekt er brand uit. Voor deze brand heeft men al terrein gekocht aan de Noorddijk waar nu de huidige fabriek Brokking staat. Omdat hier meer ruimte is voor de uitbreidingen die men voor ogen heeft, wordt de fabriek (met pakhuis en silo) in 1930 aan de Noorddijk opgebouwd in plaats van op de oude locatie. Deze nieuwe fabriek wordt ontworpen door de firma J. Kakes uit Zaandam die er een voor die tijd moderne veekoekenfabriek van maakt. In 1938 koopt Wessanen het gehele fabriekscomplex en maakt er veevoederfabriek De Ster van. Er worden door de jaren heen verschillende aanpassingen aan de fabriek gemaakt en silo's toegevoegd. Grondstoffenschaarste tijdens de Tweede Wereldoorlog vergroot de noodzaak om te mengen en tot aan de jaren zeventig is de mengvoederfabriek een groot bedrijf. Wessanen gaat zich uiteindelijk toch op andere industrieën en landen richten en de mengvoederfabriek wordt in 1990 overgedaan aan Brokking Beheer te Utrecht. Brokking gaat er in 2000 alweer uit en sinds die tijd staat de fabriek leeg.
Individuele monumenten
In het gehele plangebied bevinden zich geen monumenten. Wel zijn beide fabriekscomplexen, Meneba en Brokking, behoudenswaardig. Voor de precieze beschrijving van de panden is er een cultuurhistorische verkenning 'Noordzaan' opgesteld in 2012.
Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad (2006) zijn in dit plangebied de volgende historisch-geografische waarden van belang:
Gedeelte van de Zaandijk gelegen binnen de voormalige gemeentegrenzen van Wormerveer. In tegenstelling tot elders aan de Zaan is de bebouwing hier langs een groot deel van de dijk anders. De huizen staan namelijk met hun voorzijde naar de Zaan toe omdat de dijk hier direct langs het water loopt. Er is maar aan één zijde van de dijk gebouwd met een open zicht op de rivier. De dijk is van regionale waarde omdat het als dragend element van een historische verkaveling mede bepalend is geweest voor de ruimtelijke inrichting van de westelijke Zaanoever.
De Watering loopt dwars door het plangebied heen. Wateringen komen in geheel Noord-Holland voor. De Watering van Zaanstad bestaat uit twee vaarwegen: Zaandam-Oost/Oostzaan en Zaandam-West/Koog/Zaandijk-Westzaan. Deze laatste loopt dwars door Noordwest-Wormerveer heen en eindigt bij de Noorddijk. De oudste schriftelijke vermelding van de Westzaner Watering dateert uit 1479. Het is verder niet bekend wanneer deze Zaanse Wateringen precies ontstaan zijn. Wateringen ontstaan door ontginning van het Zaanse slagenlandschap (in de Middeleeuwen). Haaks op de veenstroom waarover de boeren gekomen waren, in dit geval is dat de Zaan, groeven ze lange ontwateringssloten zodat het land droger werd en geschikt voor de akkerbouw. Om te voorkomen dat water van de nog niet ontgonnen gronden over de ontgonnen percelen zou stromen, werden aan het eind van de kavels dwarssloten gegraven die rechtstreeks op het buitenwater loosden: de Wateringen. Een dergelijke ontginning ging meestal in slagen en de gegraven Watering vormde in feite elke keer de basis voor een nieuwe slag (slagenlandschap). Dit geeft aan dat de Watering waarschijnlijk niet in één keer is ontstaan. Aan de IJ-kant zou men later tot ontginning kunnen zijn overgegaan, dan te Wormerveer. De Watering is van lokaal belang.
De Zaan, één van de grootste veenstromen van Noord-Holland, vormt de ruggengraat van de Zaanstreek. Langs de oevers van de Zaan ontstond op het einde van de 16e eeuw het oudste industriegebied van Europa, en misschien wel van de wereld. Nog steeds is de Zaan als breed water, verkeersader en industriegebied beeldbepalend voor de Zaanstreek. Een rivier met dergelijke industriële bebouwing is uniek in Nederland. Als zodanig van nationaal belang.
De molen zijn niet opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad (2006). Wel vermeldenwaard is het archeologische waardevolle gebied langs de Zaan waar de molens 17e tot 19e eeuwse molens De Vrijheid, de Groeneboer, de Boerin, De Bezem, De Boerejongen, De Rozenboom, De Kikker, De Witte Bijl, De Bonte Kraai, de Vos, de Schilp en de Rozenboom hebben gestaan.
In deze paragraaf volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van verkeer, parkeren en (ondergrondse) infrastructuur.
Op 12 februari 2009 heeft de gemeenteraad met een overgrote meerderheid het ZVVP vastgesteld. Het ZVVP is een integraal beleidsplan op het gebied van verkeer en vervoer. In het ZVVP staan de uitgangspunten de het bestuur hanteert om behalve oplossing van verkeersvraagstukken, ook oplossingen voor een schoner milieu dichterbij te brengen.
Voor bedrijvenlocaties dient te worden gezorgd dat het openbaar vervoer en de fiets een goed alternatief zijn. Deze inzet van alternatieven is nodig om te voorkomen dat het wegennet dichtslibt met woon-werkverkeer, waardoor er economische schade ontstaat voor het economisch weggebonden verkeer. Voor het bereiken van dit beleidspunt wordt ingezet op het creëren van overdekte/afgesloten fietsenstallingen bij ieder bedrijf.
De onderlinge verbinding tussen de oost en westkant van het Noorderveld is beperkt voor fietsers.
Op grond van afspraken uit het convenant Duurzaam Veilig, gesloten tussen Rijk, Provincie en de Vereniging Nederlandse Gemeenten, is het Verkeersplan Zaanstad tot stand gekomen. Het verkeersplan is op 25 november 1999 door de gemeenteraad vastgesteld. Het belangrijkste onderdeel van dit plan is de wegcategorisering van de binnen de gemeente gelegen wegen. Doel van het categorisering van wegen is te komen tot voor de weggebruiker herkenbaar wegtypes en het daarbij behorende gedrag.
De hoogste categorie is de stroomweg. Deze weg is gericht op het snel laten doorstromen van het verkeer. De laagste categorie wordt gevormd door de erftoegangswegen. Dit zijn hoofdzakelijk wegen in woongebieden. De weg wordt gebruikt door auto's en fietsers. Het verkeer moet echter ook rekening houden met spelende kinderen en overstekende voetgangers. Van de weggebruiker wordt een lage snelheid verwacht. De inrichting van de weg moet dit duidelijk maken, bijvoorbeeld door het aanbrengen van drempels of versmallingen. De tussenliggende categorie is de gebiedsontsluitingsweg. Deze vormen een schakel tussen de stroomwegen en de erftoegangswegen. Vaak vormen zij ook een verbinding tussen verschillende delen van de stad. De wegen dienen grotere stromen verkeer af te wikkelen. Doorstroming is belangrijk; de snelheid ligt echter duidelijk lager dan op stroomwegen.
In 2003 is de wegcategorisering geactualiseerd op basis van ervaringen en nieuwe ontwikkelingen die zich op landelijk niveau hebben voorgedaan. De hieruit resulterende wegcategoriseringskaart met bijbehorende inrichtingseisen is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 februari 2004.
Het bedrijventerrein Noorderveld grenst aan een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom. Noorderveld ontsluit met 2 interne gebiedsontsluitswegen type C via de N514 naar de N246.
De gebiedsontsluitende weg sluit aan op de N8, een stroomweg en vervolgens op de A8, een stroomweg op rijksniveau. Hiermee voldoet het bedrijventerreinen aan de beleidsambitie dat bedrijventerreinen direct aansluiten op het ontsluitende wegennet.
Op 29 november 2007 heeft de gemeenteraad de fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad' vastgesteld. Met de fietsnota en de uitvoering ervan wil de gemeente het fietsgebruik in Zaanstad bevorderen. In 2015 moet 35% van het aantal verplaatsingen met de fiets plaatsvinden. Dit onder andere ter verbetering van het milieu en ter verlichting van de autodruk in de verblijfsgebieden. Ook moet de (verkeers)veiligheid van en voor de fietser versterkt worden.
Zaanstad doet al veel dingen op het gebied van de fiets in Zaanstad. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg van het Westerwindpad en zeer recentelijk nog het realiseren van een OV-fiets uitgiftepunt op station Krommenie-Assendelft. Er moet echter meer gebeuren. Vandaar dat er een fietsnota is opgesteld met een Actie Plan Fiets dat concrete maatregelen omvat. Enkele maatregelen zijn bijvoorbeeld de aanleg van (ontbrekende) fietspaden, verbetering van wegbewijzering, verbetering van het fietsparkeren en diefstalpreventie.
De fietsnota Zaanstad is tot stand gekomen met raadpleging van diverse belangengroepen, zoals de Fietsersbond, Veilig Verkeer Nederland, de Ondernemerskring Zaanstreek en de wijkoverlegorganen.
Tussen Noorderveld oost en Noorderveld west is vooralsnog geen fietsverbinding. In de fietsnota is deze wel als wens opgenomen .
In februari 2010 is de Parkeernota Zaanstad 2009 vastgesteld in de gemeenteraad. De parkeernota is in twee delen gesplitst. Het belangrijkste punt uit het eerste deel van de parkeernota voor het bedrijventerrein is:
Deel twee van de parkeernota wordt later uitgewerkt en zich meer toespitsen op betaald parkeren, speciale tarieven voor milieuvriendelijke auto’s en betalen naar gebruik in de stad. Ook wordt in deel twee van de nota aandacht besteedt aan buurtgarages en parkeren op afstand.
Grootschalige reclamemasten zijn masten van 10 meter en hoger met reclame-uitingen. Grootschalige reclamemasten passen niet binnen iedere omgeving: het omringende landschap moet de maat en schaal van deze objecten aan kunnen.
Binnen Zaanstad zijn geen nieuwe potentiële locaties die de maat en schaal van grootschalige reclamemasten aan kunnen. Bij de locatiekeuze van deze masten wordt daarom gekozen voor ruimtelijke kwaliteit.
Het beleid is dat de plaatsing van nieuwe grootschalige reclamemasten in Zaanstad niet wordt toegestaan. De beleidsregel vormt het kader bij te nemen besluiten over mogelijk te plaatsen grootschalige reclamemasten.
Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.
Provinciale Staten hebben echter op 17 december 2012 besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal windturbines op land. Naar aanleiding van dit besluit is in de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie de volgende definitie opgenomen:
Windturbines: een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van traditionele windmolens of replica’s hiervan;
Dit heeft gevolgen voor het Zaanse beleid, in die zin dat windturbines met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter niet zijn toegestaan.
Zie ook 3.3.3 Beleidskader Wind op Land.
Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven is het verkrijgen van een actueel bestemmingsplan de belangrijkste aanleiding geweest voor het opstellen van dit bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden in het bestemmingsplan verwerkt voor zover het bestaand beleid betreft. Het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid dient hierbij als kader.
Het plangebied beslaat een deel van de gemeente Zaanstad dat hoofdzakelijk uit bedrijventerrein bestaat. Aangezien voor de toekomst wordt voorzien dat het gebied deze functie hoofdzakelijk zal behouden zijn de voor het gebied van toepassing zijnde uitgangspunten uit de gebiedsprofielen van de Structuurvisie bij het maken van het bestemmingsplan aangehouden.
Hierbij wordt gezocht naar een goede verhouding tussen het zorg dragen van voldoende mogelijkheden om op deze terreinen een gezonde bedrijfsvoering mogelijk te maken en tegelijkertijd deze mogelijkheden te reguleren om een goede ruimtelijke inrichting van het gebied te waarborgen. Hierbij worden vanuit stedebouwkundig oogpunt de bestaande ruimtelijke kwaliteiten in het bestemmingsplan gewaarborgd en getracht te verbeteren. Tevens is van belang hierbij te zorgen dat eventuele negatieve effecten van deze bedrijvigheid op de omgeving zoveel mogelijk worden beperkt.
Als basis wordt hierbij de mogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplanregeling als vertrekpunt genomen. De regeling wordt geactualiseerd naar aanleiding van huidige situatie, huidig beleid op verschillende terreinen en wijze van bestemmen. Op sommige plekken worden hiermee meer mogelijkheden gerealiseerd (flexibeler, globaler) en op andere plekken worden, wanneer daarvoor ruimtelijk een gegronde reden is, terreinen op een meer gedetailleerde wijze bestemd.
De ESV geeft een afwegingskader/uitgangspunten voor toekomstige (economische) deelnota's en feitelijke initiatieven. De ESV richt zich op de versterking van de perifere bedrijventerreinen door te stellen dat deze terreinen een helder profiel moeten hebben waarbij de economische functies voorrang hebben. Dit in tegenstelling tot de kleine binnenstedelijke terreinen waar vormen van mening van wonen en werken kan worden toegestaan.
Voor het plangebied spelen met name de volgende ambities een rol:
Het nu nog geldende bestemmingsplan ging uit van een ontwikkeling van het Noorderveld tot industrieterrein met relatief zware industriële activiteiten. Met de jaren is het karakter van de bedrijvigheid op het Noorderveld echter een andere richting ingeslagen.
Het is uitgegroeid tot een bedrijventerrein waar hoofdzakelijk bedrijven met een lichte milieucategorie gevestigd zijn die weinig hinder en overlast veroorzaken. Dit heeft geresulteerd in de aanwezigheid van veel bedrijfsverzamelgebouwen.
Het terrein bestaat grotendeels uit bedrijven, aangevuld met kantoorfuncties, die er in de loop van de tijd zijn gevestigd. Het merendeel van de huidige functies op Noorderveld betreft bedrijven in de milieucatgorieën 2, 3.1 of 3.2. Bedrijven in categorie 4.1 zijn een uitzondering. De diversiteit is groot. Er zijn onder meer groothandels- en aannemersbedrijven, bedrijven in de transportsector, dakdekkers, metaalbedrijven, beveiligingsbedrijven, electrotechnische bedrijven op Noorderveld te vinden. Twee opvallende uitzonderingen zijn:
1) de woon/werkpanden ten westen van de Watering;
2) het Runshoppingcentre, een groot bedrijfsverzamelgebouw met o.a. perifere detailhandelsvestigingen.
De buitendijkse strook bevat naast de grootschalige bedrijfsbebouwing van Meneba en Brokking de Heus een aantal bedrijfslocaties aan de Zaan.
De Staat van Bedrijfsactiviteiten is een landelijk gehanteerde lijst van de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, die in algemene zin aangeeft in welke milieucategorieën de verschillende activiteiten vallen. De categorieën zijn gebaseerd op de te verwachten belasting van het milieu voor de aspecten geluid, geur, stof en gevaar. Voor ieder bedrijfstype wordt de afstand aangegeven van de verschillende bedrijfstypen tot milieugevoelige functies. Hierbij geldt: hoe meer hinder een bedrijf veroorzaakt, hoe groter de afstand tussen dat bedrijf en milieugevoelige bestemmingen zoals wonen, moet zijn. Het milieuaspect met de hoogste afstandswaarde bepaalt welke afstand in acht moet worden genomen. Dit heet milieuzonering. Op de verbeelding van het bestemmingsplan is aangegeven welke categorieën uit de bedrijvenlijst concreet in dit plangebied zijn toegestaan. Op het Noorderveld is dat dus, afhankelijk van de situering op het terrein, maximaal categorie 4.2.
foto: Mirande Phernambucq
In de buitendijkse strook zijn de bedrijven Meneba en Brokking beeldbepalend. Zij zijn onderdeel van de zowel in de Ruimtelijke Structuurvisie als in het Ontwikkelingsplan Zaan/IJ (mogelijk) te transformeren zone Noordzaan. De situatie van de twee bedrijven is echter verschillend.
De meelfabriek Meneba, ooit voortgekomen uit een meelmolen aan de Zaan, heeft zijn bedrijfsactiviteiten grotendeels geconcentreerd in de vestiging in Rotterdam. In de fabriek in Wormerveer is een beperkte productielijn opgezet, die in ieder geval de komende jaren nog wordt voortgezet. Op langere termijn is de voortzetting van de bedrijfsactiviteiten onzeker. Er zijn verschillende toekomstperspectieven, waarbinnen Meneba ook het opnieuw opstarten van het volledige productieproces in Wormerveer niet wil uitsluiten. De verwachting is, dat binnen de werkingstermijn van het bestemmingsplan door Meneba een beslissing wordt genomen over de toekomst van de locatie Wormerveer.
Binnen het ruimtelijk beleid van Zaanstad is de locatie zowel in de Ruimtelijke Structuurvisie als in het Ontwikkelingsplan Zaan/IJ onderdeel van de (mogelijk) te transformeren locatie Noordzaan. Dat wil zeggen dat de gemeente de locatie Meneba, mocht het bedrijf besluiten de locatie aan de Zaan te sluiten of definitief in te krimpen, wil transformeren tot een gemengd woon-werkgebied.
Het bedrijf wordt in het bestemmingsplan opnieuw als meelfabriek bestemd. Indien Meneba binnen de werkingstermijn van het bestemmingsplan besluit om de vestiging in Wormerveer te sluiten of definitief in te krimpen, kan Zaanstad besluiten mee te werken aan het planologisch mogelijk maken van een transformatie van de locatie.
De situatie van Brokking is anders dan van Meneba. Brokking was ooit een veevoedermengbedrijf, maar is al een aantal jaren niet meer in gebruik. De gebouwen staan leeg. Vanuit de eigenaar is het initiatief genomen om transformatie van de locatie te onderzoeken. Daarvoor wordt in samenwerking tussen ontwikkelende partijen en de gemeente een visie opgesteld. Ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan was de visie nog niet afgerond. Vanuit het beschreven ruimtelijke beleid wil de gemeente een transformatie van de locatie naar gemengd wonen-werken planologisch mogelijk maken. Omdat de plannen nog niet concreet genoeg zijn behoudt Brokking de bestemming bedrijventerrein, alleen wordt niet langer uitgegaan van bedrijvigheid in een hoge milieucategorie. De milieucategorie voor de locatie wordt daarom teruggeschaald tot bedrijven in maximaal categorie 3.1.
Noorderveld is een gezoneerd bedrijventerrein met de daarbij behorende geluidszone. Het gaat dan om de milieuzone Wessanen (geluid) en de toegestane bedrijven (milieucategorieën). Het beleid van Zaanstad is om daar waar mogelijk op de locaties in het Ontwikkelingsplan Zaan/IJ de randvoorwaarden voor de gewenste transformaties te scheppen door het creëren van voldoende milieuruimte.
Het nu nog geldende bestemmingsplan ging uit van een ontwikkeling van het Noorderveld tot industrieterrein met relatief zware industriële activiteiten. Met de jaren is het karakter van de bedrijvigheid op het Noorderveld echter een andere richting ingeslagen. Het is uitgegroeid tot een bedrijventerrein waar hoofdzakelijk bedrijven met een lichte milieucategorie gevestigd zijn die weinig hinder en overlast veroorzaken.
Milieucategorie
Op basis van deze situatie zou transformatie van het Brokkingterrein weinig problemen opleveren. Als op het Brokkingterrein bijvoorbeeld woningen worden gebouwd, zullen de woningen geen last ondervinden van die bedrijfsactiviteiten.
Echter, volgens het bestemmingsplan Noorderveld is zwaardere industrie op het bedrijventerrein toegestaan. Dat betekent dat onder het oude regime zich bedrijven kunnen vestigen waar toekomstige woningen op het Brokkingterrein wel last van zullen hebben. Daarnaast worden de mogelijkheden voor transformatie gehinderd door de aanwezigheid van de omvangrijke (en verouderde) geluidszone Wessanen. Nieuwe geluidsgevoelige functies mogen namelijk niet binnen deze zone worden gerealiseerd.
Om een transformatie van het Brokkingterrein naar bijvoorbeeld 'wonen' tot stand te kunnen brengen is het daarom noodzakelijk dat zwaardere industrie op de direct omliggende percelen wordt uitgesloten en dat de geluidszonering wordt aangepast.Afhankelijk van de situering op het terrein ten opzichte van transformatiegebied Brokking is op grond van het nu nog geldende bestemmingsplan zware industrie tot maximaal categorie 4.2 op het Noorderveld mogelijk.
De gemeente heeft de bedrijven op Noorderveld geïnventariseerd en bepaald wat de feitelijke milieucategorie is. Uit deze inventarisatie blijkt dat de aanwezige bedrijven in de praktijk doorgaans bedrijfsactiviteiten uitoefenen die horen bij een lagere milieucategorie dan zij op grond van het hiervoor geldende bestemmingsplan Noorderveld mochten uitoefenen. Het merendeel van de gevestigde bedrijven heeft milieucategorie 2, soms 3.1 of 3.2.
Als daarbij ook de omvang van de bedrijfskavels en de grootte van de bedrijfspanden in overweging genomen worden, dan blijkt dat deze te klein zijn voor bedrijfsactiviteiten op industriële schaal, zoals die door het bestemmingsplan Noorderveld mogelijk worden gemaakt. Dit geldt helemaal voor de bedrijven die in een bedrijfsverzamelgebouw gevestigd zijn. Praktisch gezien zijn hier activiteiten mogelijk tot milieucategorie 3.2.
Het is dus mogelijk om de bedrijfspercelen nabij transformatiegebied Brokking een iets lagere milieucategorie toe te kennen, zonder dat daarmee de bedrijfsvoering van de betrokken bedrijven geschaad wordt. Toekomstige uitbreidingsmogelijkheden kunnen plaatsvinden binnen de nieuwe milieucategorieën.
Geluidszone
Het aanpassen van de geluidszone Wessanen is mogelijk vanwege twee redenen. Brokking is niet meer in bedrijf en buiten Meneba zijn er geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen. Uitgangspunt is dat het geluidsproductierecht c.q. de milieuvergunning van Meneba ongemoeid wordt gelaten. Meneba is een geluidzoneringsplichtige inrichting en blijft op het gezoneerd industrieterrein. Door het onderzoeksbureau Peutz BV is in opdracht van de gemeente Zaanstad akoestisch onderzoek verricht ten behoeve van de vaststelling van een nieuwe Geluidzone Industrielawaai Noorderveld na dezonering van een deel van het industrieterrein.
Het resultaat is een verkleind gezoneerd industrieterrein met de daarbij behorende zone industrielawaai van 50 dB(A). Het gezoneerd industrieterrein is teruggelegd op het perceel van Meneba, hetgeen betekent dat alleen hier geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan. De zone is ten opzichte van de vroegere geluidszone Wessanen aanzienlijk kleiner geworden. Dit heeft zowel een positief gevolg voor de woningen in Wormerveer Noord als de woningen in de gemeente Wormer.
Het bestemmingsplan voor Bedrijventerrein Noorderveld heeft een conserverend karakter. Dit betekent dat de ruimtelijke situatie zoals die nu bestaat grotendeels wordt behouden en de bouwmogelijkheden uit het vorige bestemmingsplan worden overgenomen.
De ruimtelijke uitgangspunten zoals beschreven in hoofdstuk 2.2 worden in stand gehouden en daarmee ook de hoofduitgangspunten voor de bebouwingsmogelijkheden:
Noordwesthoek Bedrijventerrein Noorderveld
In de noordwesthoek van Bedrijventerrein Noorderveld wordt een aanpassing doorgevoerd. Deze hoek van het terrein heeft in het vorige bestemmingsplan Noorderveld beperktere bebouwingsmogelijkheden gekregen dan andere delen van het terrein.
In het recente verleden zijn er bouwaanvragen geweest die de maximale bouwhoogte overschreden. Voortschrijdend ruimtelijk inzicht heeft er toe geleid dat in dit bestemmingsplan de oude regeling (8 meter bouwhoogte en 12 meter over 25%) wordt vervangen door een maximale bouwhoogte van 10 meter.
Waar het bedrijventerrein direct grenst aan de Noorddijk wordt de begrenzing op 8 meter in stand gehouden, omdat dit vanuit de openbare ruimte (de Noorddijk) de eerste confrontatie met het bedrijventerrein is. Hierdoor wordt de overgang van dijk en open land naar een bebouwd bedrijventerrein iets verzacht. Zuidwaarts is de bebouwing langs de Noorddijk begrensd op 10 meter. Dit is gerelateerd aan de forsere bebouwingsmogelijkheden buitendijks, waardoor er sprake is van verminderde openheid vanaf de Zaan. Er is geen ruimtelijke aanleiding om de aangrenzende binnendijkse bebouwing op 8 meter te houden, vandaar de verhoging naar 10 meter.
In deze strook staan twee woningen, met een maximum bouwhoogte van 10 meter. Deze hoogte wijkt af van de omringende bedrijfsbebouwing, omdat deze woonbebouwing minder impact heeft op de omgeving. De woningen worden omgeven door erf, waardoor de openheid behouden blijft.
Voor de zone tussen de Samsonweg en de Provinciale weg N246 is er ruimtelijk geen aanleiding om deze te beperken in bouwmogelijkheden. Daarom geldt hier een bouwhoogte van 10 meter.
Zone rond De Watering
De bebouwing langs De Watering wordt doorsneden door een oost-west gerichte watergang.
In het bestemmingsplan Noorderveld (2001) is het meest noordoostelijke deel (aan de Rosbayerweg) begrensd op 8 meter. De overige delen hebben echter een maximale bebouwingshoogte van 10 meter. Het ruimtelijke argument van een geleidelijke opbouw in bouwmassa vanuit een gebied met bijzondere waarden gaat daarom niet op. Vandaar dat de hoogte van 8 naar 10 meter wordt gebracht.
Erfbebouwingsmogelijkheden bij bedrijfswoningen
In 2012 is de Nota Woonbebouwing vastgesteld. Hierin worden uitbreidingsmogelijkheden beschreven o.a. bij bedrijfswoningen. Het beleid is van algemene aard. Dat betekent dat het in specifieke situaties geen uitkomst biedt.
Bij de bedrijfswoningen op Bedrijventerrein Noorderveld worden in het bestemmingsplan geen erfbebouwingsmogelijkheden opgenomen, omdat deze woningen:
Bouwhoogte andere bouwwerken
In het bestemmingsplan is de maximum bouwhoogte van 'andere bouwwerken' 10 meter. Voor opslag geldt een maximum hoogte van 6 meter.
De groenvoorzieningen binnen het plangebied bestaan voornamelijk uit de ecologische zone die het bedrijventerrein in tweëen splitst. Binnen de bedrijven- en verkeersbestemming worden de groenvoorzieningen met name gevormd door de bermen langs de wegen en watergangen alsmede de groenvoorzieningen binnen de bedrijfspercelen. Bij de entrees van het bedrijventerrein Noorderveld I en Noorderveld II zijn open groenstructuren gerealiseerd.
De 'polder Noordzaan' en het contrast met de bebouwing van Brokking versterkt het karakteristieke van deze plek als overgang van stad naar land. Polder Noordzaan vormt een onderdeel van een landschappelijke corridor van de Watering naar de Zaan, eiland Bloemendaal en de Schaalsmeerpolder. De polder Noordzaan is waardevol als een groene buffer tussen Wormerveer (stad) en Knollendam (dorp). Deze heeft samen met de Watering en eiland Bloemendaal ook een rol in de ecologische verbinding tussen het Guisveld en het Wormer- en Jisperveld.
Bij ontwikkeling van de Noordzaan moet de polder Noordzaan zijn open karakter behouden.Zichtlijnen van/naar het water spelen hierbij een belangrijke rol. Door dit gebied openbaar toegankelijk te maken en opnieuw in te richten kunnen er nieuwe functies komen, in de eerste plaats voor natuurbeleving en recreatie.
Op het bedrijventerrein Noorderveld bevinden zich een aantal bedrijfswoningen, zowel binnen- als buitendijks. Zij worden in het plan bestemd als bedrijfswonen. Zowel binnen de zone industrielawaai als buiten deze zone zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies, waaronder wonen, toegestaan. Dat zou de milieuruimte van zittende bedrijven in het plangebied immers kunnen verkleinen. Zaanstad wil die ruimte op Noorderveld behouden om bedrijven tot en met milieucategorie 3.1. te kunnen accommoderen.
Binnen het plangebied zijn 2 woningen aan de Noorddijk als wonen bestemd met de daarbij behorende bouwmogelijkheden. Dit komt overeen met de bestaande situatie, zowel feitelijk als planologisch.
Het bestemmingsplan voor Noorderveld uit 2002 is opgesteld toen het bedrijventerrein nog ontwikkeld moest worden. De verwachting was, dat Noorderveld zich zou ontwikkelen met een mix van bedrijven, waaronder ook bedrijven in een hogere milieucategorie. Zelfstandige kantoren waren in het bestemmingsplan niet toegestaan.
Inmiddels bestaat Noorderveld tien jaar. Het is een goed functionerend bedrijventerrein met een grote diversiteit aan bedrijven. De milieucategorieën zijn doorgaans lager dan destijds ingeschat. Ook hebben zich, met name in de bedrijfsverzamelgebouwen, zelfstandige kantoren gevestigd. Dit komt mede doordat er in het noorden van de Zaanstreek weinig alternatieven zijn voor (kleinschalige) kantoorbedrijven en voor dienstverlening. Daarbij is de bebouwing op Noorderveld, met veel bedrijfsverzamelgebouwen, aantrekkelijk voor kantoor(achtige) activiteiten.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan is opnieuw gekeken of kantoren op Noorderveld moeten worden toegestaan. Hierbij is het volgende in overweging genomen:
De verschillende overwegingen hebben tot de keuze geleid, om kleinschalige zelfstandige kantoren en dienstverlening op Noorderveld onder voorwaarden toe te staan:
Op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan de behoefte aan kantoor-/ dienstverleningsactiviteiten op Noorderveld.
Binnen het plangebied is het zogenaamde Runshoppingcentre aanwezig. De pdv-locatie bevat onder meer bouwmarkten, interieur- en keukenwinkels en een winkel met baby-artikelen.
Volgend uit het provinciale, regionale en concept-gemeentelijke beleid voor pdv/gdv en detailhandel in het algemeen, geldt voor het plangebied het volgende:
Daarnaast wordt een maximum gesteld aan het te voeren nevenassortiment, dit om branchevervaging en daarmee ongewenste invloed op de winkelstructuur te voorkomen. Met het stellen van een maximum van 15% nevenassortiment van het winkelvloeroppervlak per vestiging wordt branchevervaging tegengegaan. Tegelijk biedt dit ondernemers nog steeds de kans om hun assortiment voldoende te differentiëren. Daarbij is wel voorwaarde dat het nevenassortiment een relatie heeft met het hoofdassortiment.
Internetverkoop
Internetverkoop, in spreektaal 'een webshop' is een bijzondere vorm van detailhandel. Deze vorm van detailhandel verloopt voornamelijk via internet of andere media. De ruimtelijke representatie en effecten zijn van een andere aard dan reguliere detailhandel.
Een belangrijk onderdeel van een webshop (internetverkoop met en zonder beperkte winkelfunctie) vormt de opslag- en distributiefunctie. Opslag en distributie is een vorm van bedrijvigheid die op een bedrijventerrein zonder meer is toegestaan. Echter, door de daaraan verbonden detailhandelsfunctie onderscheidt een webshop (internetverkoop met en zonder beperkte winkelfunctie) zich van reguliere opslag- en distributiebedrijven.
Bij internetverkoop ontbreekt (grotendeels) het fysiek uitstallen van artikelen ten verkoop. Producten worden digitaal (virtueel) gepresenteerd. Klantcontacten vinden vrijwel uitsluitend per e-mailbericht of telefonisch plaats. Van belang bij de toelaatbaarheid van internetverkoop met en zonder beperkte winkelfunctie is in hoeverre aanvullende functies of combinaties daarvan worden toegevoegd aan de bedrijfsvoering.
Er zijn drie vormen van internetverkoop op Bedrijventerrein Noorderveld: 1. internetverkoop met beperkte winkelfunctie, 2 internetverkoop zonder winkelfunctie en 3 afhaalcentrum. De drie worden verder toegelicht in 8.1.3 Bestemmingen.
Uitgangspunt voor Noorderveld is dat horeca bij voorkeur ondersteunend moet zijn aan de functie van bedrijventerrein, dus uitsluitend dag- en avondhoreca en geen nachtzaken. Daarom is uitsluitend lichte horeca (categorie 1 uit de Staat van horeca-activiteiten) toegestaan. Omdat er van wordt uitgegaan dat de hoeveelheid horeca zichzelf reguleert, wordt in het bestemmingsplan geen maximum opgenomen.
Op Noorderveld is momenteel één horecavestiging categorie 1 aanwezig. Hogere horeca-categorieën zijn niet toegestaan, met uitzondering van horeca in het Runshoppingcentre. Daar mag tevens horeca tot en met categorie 2 en categorie 3.
De afgelopen tien jaar is de belangstelling van ondernemers voor het exploiteren van partycentra op bedrijventerreinen toegenomen. Ook voor de pdv-locatie op Noorderveld is een aanvraag ingediend. De gemeente heeft dat afgewogen in een Wabo-procedure en de locatie geschikt bevonden. Er is immers voldoende parkeergelegenheid en er is voldoende afstand tot woonbebouwing. Bovendien is er sprake van leegstand in de pdv-locatie en is een partycentrum een goede nieuwe invulling.Voor de locatie Runshoppingcentre wordt daarom naast horeca tot en met categorie 2 met een maximum van 1300 m² ook horeca tot categorie 3 in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt tot een maximum van 3200 m² bvo.
In het Runshoppingcentre is een kinderdagverblijf gevestigd. Verder zijn in het plangebied geen maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Vanuit de gewenste bestemmingsverruiming van het Runshoppingcentre, wordt daar ook dienstverlening toegestaan. Over de strook langs de Provincialeweg ligt een zone wegverkeerslawaai. Dit heeft geen gevolgen voor het bestaande kinderdagverblijf, omdat het kinderdagverblijf ten tijde van de vergunningverlening nog niet gold als geluidgevoelige functie.
Autoverkeer
Het Noorderveld is voor autoverkeer alleen toegankelijk vanaf de Ned Benedictweg (N514). Het oostelijke en het westelijke deel hebben een aparte ontsluiting. Tussen deze twee delen is geen dwarsverbinding voor autoverkeer. Het oostelijke deel heeft daarnaast nog een ontsluiting op de Noorddijk. Beide gebieden hebben een interne structuur die uit lussen bestaat om doodlopende straten zoveel mogelijk te voorkomen.
Langzaam verkeer
Het Noorderveld is per fiets bereikbaar via de Noorddijk. Vanaf hier lopen twee fietsverbindingen het gebied in. De westelijke verbinding met de aansluiting op de Noorddijk doet tevens dienst als 2e ontsluiting voor het hulpverleningsverkeer. Aan weerszijden van de ontsluitingswegen in het gebied liggen fietststroken. Deze fietsstroken sluiten op het fietspad parallel aan de Ned Benedictweg. In verschillende beleidsdocumenten wordt gesproken over de wens om een fietsverbinding te realiseren tussen het oostelijke en westelijke deel van Noorderveld. Echter, aan deze beleidsmatige wens kleven een aantal bezwaren, bijvoorbeeld ten aanzien van de ecologische zone. Daarbij zijn aan weerszijde van de Watering bedrijfspanden gebouwd, zodat realisatie van de meest wenselijke verbinding niet haalbaar is. Het bestemmingsplan maakt een oost-west fietsverbinding dan ook niet mogelijk.
Openbaar vervoer
Bedrijventerrein Noorderveld ligt volledig buiten de invloedssfeer van de stations Krommenie-Assendelft en Wormerveer.Zowel het oostelijk als het westelijk deel van het Noorderveld wordt aangedaan door buslijn 89. Er wordt vooralsnog geen verandering verwacht in deze situatie.
Parkeren
Het bepalen van de parkeereis voor nieuwe functies wordt bepaald aan de hand van de parkeernota. Belangrijk onderdeel in het bepalen van de parkeereis in de parkeernota Zaanstad 2009 is de stedelijkheidsgraad van het gebied. Het Noorderveld valt in Matig stedelijke zone C. De parkeereis wordt aan de hand van de bij deze zone horende normeringen opgesteld. Voor het hele bedrijventerrein geldt dat parkeren op eigen terrein moet worden opgelost.
Verkeersveiligheid
De beleidsdoelstelling van het Rijk tot een reductie van 25% verkeersslachtoffers (vastgelegd in 1984) is door de gemeente Zaanstad in het verkeersveiligheidsbeleid overgenomen. Dit heeft geresulteerd in het inrichten van de verblijfsgebieden volgens Duurzaam Veilig met een 30 km inrichting en het aanpakken van de plaatsen met een concentratie van ongevallen en letselongevallen. Het bedrijventerrein is echter geen verblijfsgebied, zodat deze doelstelling als zodanig voor dit plangebied niet direct relevant is. Uiteraard wordt bij herinrichting wel rekening gehouden met verkeersveiligheid.
Er is onderzoek uitgevoerd naar de milieuaspecten in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Noorderveld.
Het milieuonderzoek is uitgevoerd voor de volgende milieuaspecten:
Het volledige milieuonderzoek is als Bijlage 1 bijgevoegd. Hieronder worden de verschillende conclusies achtereenvolgens besproken.
Het Noorderveld is gelegen in de polder Westzaan ten noorden van Wormerveer. Het gebied is destijds in fases ontwikkeld. In fase 1 is het gedeelte ten westen van de Watering ontwikkeld. Voor de aanleg van het industrieterrein is het gebied integraal opgehoogd met licht verontreinigde grond. Ook de voormalige sloten zijn hiermee gedempt. Daarnaast is een deel van het gebied opgehoogd met granietklei, waarop vervolgens een meter zeezand is aangebracht. Uit onderzoek is gebleken dat zowel het granietslib als het schone zand geen verontreinigingen bevatten.
In fase 2 is het gedeelte ten oosten van de Watering ontwikkeld. Ook hier is het gebied integraal opgehoogd en zijn voormalige sloten gedempt met licht verontreinigde grond. Bij het huidig gebruik zijn geen risico's verbonden aan de verontreiniging en er hoeft niet binnen een bepaalde periode gesaneerd te worden.
Noorderveld geldt als gesaneerd gebied waarvoor geldt dat de achtergrondkwaliteit maximaal licht verontreinigd is. De achtergrondkwaliteit in de omgeving van de Noorddijk 70 te Wormerveer (het gedeelte langs de Zaan) is voor zowel de boven- als de ondergrond matig verontreinigd
Van dit industrieterrein is voor zover bekend geen grootschalig asbestonderzoek uitgevoerd. Wel is bekend dat hier een aantal dempingen aanwezig zijn, er wordt niet uitgesloten dat deze dempingen asbesthoudend materiaal bevatten. Echter, Noorderveld is een gesaneerd industrieterrein en de kans dat het publiek wordt blootgesteld aan asbest is nihil, omdat het gehele terrein is afgedekt met zand.
Uit de recente rapportage over de luchtkwaliteit van 2010 blijkt dat binnen het plangebied geen overschrijdingen van de wettelijke grenswaarden voor de luchtkwaliteit hebben plaatsgevonden. De verwachting is dat dit voor de toekomstige jaren ook zo zal zijn. Volgens de Grootschalige Concentratiekaart van Nederland is er een dalende tendens ten aanzien van achtergrondconcentraties van luchtverontreinigende stoffen in Nederland. De verwachting is dat op termijn de luchtkwaliteit verder zal verbeteren.
De luchtkwaliteit in het plangebied is bepaald met de monitoringstool van I&M. De wettelijke grenswaarden voor luchtkwaliteit van de jaren 2011, 2015 en 2020 worden niet overschreden.
Ten oosten van het plangebied licht het cacaobonen verwerkende bedrijf Gerkens Cacao. In de milieuvergunning van dit bedrijf is een geurcontour opgenomen.
De bandbreedte voor ernstige hinder ligt op basis van divers provinciaal beleid tussen de 5 en 12 odourunits (ouE/m3) als 98 percentiel. Binnen de 5 ouE/m3-contour wordt deze waarde 89% van de tijd overschreden. De geurcontour ligt echter buiten het plangebied.
Verder ligt ten zuidoosten van het plangebied Forbo Flooring BV. Dit is een geuremitterend bedrijf. In de vergunning van Forbo is geen acceptabel geurhinderniveau vastgelegd en er is geen geurcontour opgenomen.
Op de langere termijn is de verwachting dat door de geurbeperkende maatregelen, die zullen worden opgenomen in de milieuvergunning, de geuremissie van de bedrijven zal afnemen. Hierdoor zal de mate van geurhinder ook geleidelijk afnemen.
Binnen het plangebied bevindt zich het gezoneerde industrieterrein 'Wessanen'. Op dit industrieterrein zijn onder andere de voormalige veevoederfabriek Brokking en de meelfabriek Meneba (voorheen Wessanen) gevestigd. Doordat de veevoederfabiek Brokking niet meer in bedrijf is, vervalt de noodzaak om de geluidszone die behoort bij het gezoneerde industrieterrein in zijn huidige vorm te handhaven.
De zonegrens wordt gewijzigd omdat na het saneringsprogramma 'industrieterrein Wessanen' de 50 dB(A) contour veel kleiner bleek te zijn dan de vastgestelde zone. Doordat de fabrieksactiviteiten bij Brokking zijn gestaakt is de noodzaak om deze fabrieksactiviteiten bij de zonering te betrekken immers komen te vervallen.
Op basis van het hogere waardebeleid van de gemeente is er geen nieuwbouw van geluidgevoelige functies in gemengd gebied, binnen de 55 dB-contour toegestaan. In het bestemmingsplan wordt uitgesloten dat er nieuwe geluidsgevoelige functies binnen de geluidzone mogen worden gerealiseerd.
De wegverkeerlawaaicontouren van de wegen binnen het plangebied zijn berekend en in beeld gebracht. Binnen de geluidszone van bepaalde wegen mogen geen geluidsgevoelige ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan vormt ten aanzien van dit aspect geen belemmering.
Het plangebied bevindt zich niet binnen het beperkingengebied of de 20 Ke-contour van Schiphol.
Voor de planologische ontwikkelingen in het plangebied kunnen de volgende risicobronnen een belemmering vormen;
Net buiten het plangebied bevindt zich het bedrijf Bruinsveem, waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is. Voor dit bedrijf geldt dat er geen plaatsgebonden risico knelpunten binnen het plangebied zijn en dat het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde voor het groepsrisico ligt.
Route gevaarlijke stoffen
De Provincialeweg is als route voor gevaarlijke stoffen aangewezen. De plaatsgebonden risico contour van deze route ligt op de weg. Indien er planologische ontwikkelingen zijn binnen 200 meter uit de as van de weg dan moet het groepsrisico door de gemeente verantwoord worden.
Uit het veiligheidsonderzoek van Arcadis van de route voor gevaarlijke stoffen blijkt dat er geen plaatsgebonden risico knelpunten binnen het plangebied zijn en dat het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde voor het groepsrisico ligt.
Transport gevaarlijke stoffen over het water
De kaart van het Basisnet Water bevat alle vaarwegen waarover substantieel vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het Basisnet water verschaft gemeenten, provincies en hulpverleners duidelijkheid over waar wel en niet gevaarlijke stoffen vervoerd worden. In het basisnet water zijn de Nauernasevaart en de Zaan als groene route aangewezen. Een groene vaarweg is een route voor scheepvaart zonder frequent vervoer van gevaarlijke stoffen. Groene vaarwegen hebben geen plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) op het water. Bij ruimtelijke ontwikkelingen langs groene vaarwegen is er geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege nauwelijks merkbare effecten op het groepsriciso (GR).
Groene vaarwegen hebben ook geen plasbrandaandachtsgebied.
Binnen het plangebied is inwaartse zonering, volgens de VNG handreiking 'bedrijven en milieuzonering' toegepast. Uitgangspunt voor deze zonering is dat de woningen binnen het plangebied als woningen in gemengd gebied worden beschouwd. Voor de bedrijfsobjecten geldt dat de maximaal toelaatbare milieucategorie bepaald wordt door de afstand tot een woning van een derde.
Uit de bedrijveninventarisatie blijkt dat op het bedrijventerrein hoofdzakelijk bedrijven met een lichte milieucategorie gevestigd zijn, die weinig hinder en overlast veroorzaken. Dit geldt helemaal voor de bedrijfsverzamelgebouwen die uit veel kleine bedrijfsunits bestaan. Deze bedrijfsunits zijn te klein voor industriële activiteiten.
Een uitzondering is Meneba. Dit bedrijf ligt op het gezoneerde industrieterrein en heeft de maatbestemmign 'meelfabriek' gekregen.
Meneba
De Meelfabriek Meneba (sbi code 1061) valt in milieucategorie 4.1. Op grond van de inwaartse milieuzonering is de maximaal toelaatbare milieucategorie aan de Noorddijk 70 3.2. Meneba had in het oude bestemmingsplan Noorderveld ook al een een maatbestemming.
Transformatie Brokking.
Binnen de buitendijkse strook, waar ook Meneba gevestigd is, staat het voormalig veevoederbedrijf Brokking. Deze fabriek is al jaren niet meer in bedrijf en staan de gebouwen leeg. Zowel bij de gemeente als bij de eigenaar bestaat de wens om de locatie te transformeren naar een gemengd gebied met zowel wonen als werken.
Om een transformatie van het Brokkingterrein naar bijvoorbeeld 'wonen en werken' tot stand te kunnen brengen is het noodzakelijk dat zwaardere industrie op de direct omliggende percelen wordt uitgesloten.
De gemeente heeft de bedrijven op Noorderveld geïnventariseerd en bepaald wat de feitelijke milieucategorie is. Uit deze inventarisatie blijkt dat de aanwezige bedrijven in de praktijk doorgaans bedrijfsactiviteiten uitoefenen die horen bij een lagere milieucategorie dan zij op grond van het geldende bestemmingsplan mogen uitoefenen. Het merendeel van de gevestigde bedrijven heeft milieucategorie 2, soms 3.1 of 3.2.
Het is dus mogelijk om in het nieuwe bestemmingsplan de bedrijfspercelen nabij transformatiegebied Brokking een iets lagere milieucategorie toe te kennen, zonder dat daarmee de bedrijfsvoering van de betrokken bedrijven geschaad wordt. Toekomstige uitbreidingsmogelijkheden kunnen plaatsvinden binnen de nieuwe milieucategorie.
Brokking zelf behoudt een bedrijfsbestemming met een milieucategorie 3.1, omdat de plannen voor de transformatie nog niet concreet genoeg zijn.
Arkenbouwer Desark
Arkenbouwer Desark aan de Noorddijk 96 wordt beschouwd als een bouwbedrijf. Een dergelijk bouwbedrijf valt binnen de sbi-2008 categorieen 41, 42 en 43 en daarbij behoort milieucategorie 3.1. De adviesafstand tot woningen van derden in gemengd gebied voor een bedrijf met een milieucategorie 3.1 is 30 meter.
Ten aanzien van de adviesafstand van 30 meter voor Desark geldt dat wanneer door middel van een akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat een kortere afstand tot woningen mogelijk is, dat kan worden toegestaan.
Rondom het stedelijke gebied van Zaanstad bevindt zich het buitengebied, waar landschappelijke waarden en natuurwaarden een grote rol spelen. Grote delen van het Zaanse buitengebied zijn aangewezen als Nationaal Landschap en/of Natura 2000 gebied. Voor de ontwikkeling van de natuurgebieden is het van belang dat de verschillende gebieden zoveel mogelijk met elkaar in verbinding staan. De aanwezige planten- en (vooral) diersoorten kunnen zich dan veilig heen en weer bewegen tussen de verschillende natuurgebieden, wat de overlevingskansen van de soorten ten goede komt.
In Zaanstad is het op nog slechts enkele plekken mogelijk om het stedelijke gebied te doorkruisen. In 2010 is er studie gedaan naar 2 gebieden die deze mogelijkheid bieden. Voor beide gebieden heeft het college een streefbeeld vastgesteld voor de verdere ontwikkeling. Een van deze verbindingen, De Watering, is van belang voor dit bestemmingsplan.
De Watering verbindt het Guisveld met het Wormer- en Jisperveld, beide Natura 2000 gebieden en is aangewezen als ecologische verbindingszone. Via het water en de oevers kunnen dieren zich relatief makkelijk verplaatsen. De aanwezige eilandjes in het water langs het bedrijventerrein functioneren als leefgebied voor de noordse woelmuis vanwege de aanwezige natte ruigte. Andere muizensoorten zwemmen niet, zodat de woelmuis op de eilandjes geen concurrentie van hen te duchten heeft. Ook voor andere diersoorten is de verbinding van belang, zoals voor de meervleermuis en een zeldzame libelle, de vroege glazenmaker. Dieren als de ringslang en de ijsvogel zijn aanwezig in de aangrenzende gebieden en kunnen zich wellicht ook binnen de verbindingszone vestigen. Voor alle diersoorten is het van belang dat de waterverbinding en de oevers relatief beschut blijven, met weinig verstoring (ook niet door licht).
De ecologische verbindingszone, die ook in het geldende bestemmingsplan was opgenomen, is op de verbeelding weergegeven.
Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het beleid in dit plan is gericht op:
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is een overeenkomst tussen Rijk (Ministerie van Verkeer en Waterstaat), Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. In juni 2008 zijn de afspraken uit het oude NBW van 2003 geactualiseerd. Kern van het NBW is samenwerken aan het op orde brengen en houden van het watersysteem in 2015, en daarbij anticiperen op klimaatveranderingen. Er zijn kwantitatieve normen geformuleerd, waaraan het watersysteem in 2015 moet voldoen. De waterbeheerder moet aangeven op welke punten het watersysteem niet voldoet aan deze nieuwe normen.
Het Waterplan 2010 - 2015 is op 16 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. De strategische waterdoelen van de provincie zijn:
De keur is een verordening met regels die het hoogheemraadschap hanteert ter bescherming van de waterhuishouding. Indien werkzaamheden in en bij watergangen (sloten) en/of waterkeringen (dijken) worden uitgevoerd, er water onttrokken wordt uit watergangen of er geloosd wordt in oppervlaktewater, moet een watervergunning worden aangevraagd, zodat het hoogheemraadschap kan toetsen of de waterhuishouding goed blijft functioneren en of het onderhoud kan blijven worden uitgevoerd. Ook de toename van verharding beïnvloedt de waterhuishouding. Een verhardingstoename meer dan 800m2 dient te worden gecompenseerd door het graven van nieuw oppervlaktewater.
Buiten verbodsbepalingen ( "U mag niet") zijn er in de Keur 2009 gebodsbepalingen ("u moet") opgenomen. In de gebodspalingen is vastgelegd welke verplichtingen aan eigenaren van percelen langs watergangen en langs en op waterkeringen zijn toegewezen met betrekking tot onderhoud. Bij de Keur hoort de Legger. De Legger bevat kaartmateriaal waar de regels van de keur van toepassing zijn.
Zaans Blauw, Waterplan Zaanstad is in februari 2006 tot stand gekomen in samenwerking met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Zaans Blauw heeft o.a. als doelstelling om te komen tot een goed, beheersbaar en aantrekkelijk watersysteem van voldoende kwaliteit dat op de gewenste gebruiksfunctie is afgestemd. Het waterplan omvat een Uitvoeringsprogramma met projecten om:
In het kader van het Uitvoeringsprogramma Zaans Blauw werken Zaanstad en HHNK momenteel samen aan de Waterbank Zaans Blauw, dat het binnen strikte randvoorwaarden mogelijk maakt om waterberging buiten het ruimtelijk plangebied te realiseren.
De handreiking watertoetsproces 3 is in de zomer van 2009 vastgesteld in het Nationaal Water Overleg met de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (rijk), Interprovinciaal overleg (IPO), Unie van Waterschappen (UvW) en Vereniging van Nederlandse Gemeente (VNG). Met deze vaststelling is het de formele en algemene leidraad voor de toepassing van het watertoetsproces geworden.
Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21ste eeuw. Het watertoetsproces is één van de instrumenten om dit te bereiken. Het proces is er om de afweging van waterbelangen in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt.
De nieuwe Derde handreiking voor de watertoets is aangepast aan en aangevuld met de nieuwste inzichten en ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan. De belangrijkste wijzigingen zijn de aanpassingen aan de evaluatie watertoets 2006, de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en het Nationaal Waterplan. De handreiking watertoetsproces 3 geeft een algemene beschrijving van het gedachtegoed achter het watertoetsproces, de wettelijke verankering, de verschillende rollen en producten in het licht van de vernieuwde wetgeving en nieuwe beleidsafspraken.
Een aantal inhoudelijke aspecten van het watertoetsproces, zoals waterkwaliteit, klimaat en waterveiligheid, zijn beleidsmatig in ontwikkeling. Handreikingen voor het operationeel omgaan met besluiten over deze aspecten, komen in appendices die integraal onderdeel worden van deze handreiking.
Het Rijk draagt zorg voor landelijke regel- en wetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaak berust bij de gemeente Zaanstad.
Het plangebied Noorderveld ligt, waterhuishoudkundig gezien in de Polder Westzaan, de Schermerboezem en de voor een klein deel in de Karnemelksepolder. De kering tussen de twee polders is de Noorddijk. De Zaan maakt onderdeel uit van de Schermerboezem en de Noorddijk is de waterkering tussen de Polder Westzaan en de Zaan.
In het industriegebied Noorderveld is de grondwaterstand de resultante van het gekozen waterpeil, de aangelegde drainage en de gemaakt ophoging bij het bouwrijp maken van deze gebieden. De heersende grondwaterstanden passen bij de gekozen bestemmingen.
Het bedrijventerrein Noorderveld is in begin deze eeuw gerealiseerd en bij het bouwrijp maken van dit gebied is de benodigde waterhuishouding ingericht. Het hoogheemraadschap overweegt de bemalingcapaciteit voor de Polder Westzaan te vergroten en een nieuwe poldergemaal te realiseren in het Noorderveld. Aangezien niet zeker is dat dit gemaal binnen een periode van tien jaar gerealiseerd zal worden is dit niet verwerkt in dit bestemmingsplan. Het waterpeil in de Polder Westzaan is NAP-1,04 meter. Het waterpeil in de Karnemelksepolder is NAP-1,25 meter.
In het noordoostelijk deel van het bestemmingsplan ligt buitendijks een grasland. Dit is bestemd als Agrarisch met waarden. Buiten de landschappelijke waarde van dit gebied heeft dit grasland ook een functie in de waterhuishouding. Bij hoge waterstanden in het Schermerboezem kan dit grasland voorzien in waterberging en kan dit grasland onderlopen.
Het waterpeil in Naernasche Vaart en in de Zaan is NAP-0,50 meter. Buiten de vaarwegfunctie draagt dit kanaal en de Zaan bij aan de waterhuishoudelijke functies van het Schermerboezem, een stelsel van kanalen, meren en veenrivieren waarmee het overgrote deel van het watersurplus van Noord-Holland Noord wordt afgevoerd.
In het bestaande bedrijventerrein Noorderveld liggen gescheiden rioolstelsels. Het regenwater wordt geloosd in het oppervlaktewater en het afvalwater wordt na inzameling via enkele rioolgemalen verpompt naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Beverwijk.
De aankomende periode zal het riool niet essentieel veranderen. De riolering maakt onderdeel uit van de openbare infrastructuur, ligt meestal in de weg en of in grondstroken en valt dus onder de bestemming "Verkeer" of "Groen".
Het doel van het systeem van watergangen en dijken is te wonen en te leven beneden zeeniveau. Het hoogheemraadschap beheert deze watersystemen en veranderingen aanbrengen in de waterhuishouding mag alleen met een watervergunning van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Een watervergunning moet aangevraagd worden als door de realisatie een ruimtelijk plan:
Het aanbrengen van steigers wordt door het hoogheemraadschap getoetst in verband met het onderhoud (riet en drijfvuil verwijderen, baggeren) van het oppervlaktewater. Een object in het water leidt tot vuilophoping en kunnen de doorvaarbaarheid en manoeuvreerruimte van onderhoudsvaartuigen verminderen. Voor de aanleg van steigers is een watervergunning noodzakelijk. Voor een steiger van 1 meter breed en 6 meter lang, onder de voorwaarde dat er 6 meter vrije doorvaartbreedte overblijft, is over het algemeen een melding voldoende.
Omdat de hoeveelheid oppervlaktewater (aantal m²) in verhouding moet blijven met de hoeveelheid verharding (aantal m²), zal al het aanwezige oppervlaktewater binnen het bestemmingsplan de bestemming "Water" moeten krijgen.
In de gebieden grenzend aan de bestemming "Water" is, daar waar mogelijk, bij de doeleindenomschrijving binnen de aangegeven bestemming ook water opgenomen om de realisatie van extra waterberging mogelijk te maken.
Verder liggen binnen het bestemmingsplan gebied enkele boezemkeringen. Zoals eerder aangeduid zullen deze keringen, inclusief de beschermingszone, aangeduid moeten worden als waterstaatkundig werk. Binnen het bestemmingsplangebied liggen verder geen waterstaatskundige objecten waar een nadere aanduiding voor vereist is.
Op 15 maart 2012 heeft er in het kader van de watertoets een overleg plaatsgehad met Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De onderwerpen die tijdens dit overleg zijn besproken, komen terug in de reactie van het hoogheemraadschap in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro. De meeste van de door het Hoogheemraadschap ingebrachte opmerkingen zijn in het bestemmingsplan verwerkt.
In dit hoofdstuk worden de hoofdlijnen beschreven van de gehanteerde bestemmingen. Daarnaast worden aanduidingen, ontheffingsregels en wijzigingsbevoegdheden in de bestemmingsregeling aangestipt die, in verband met de speciale regeling die zij hanteren, een nadere toelichting kunnen gebruiken.
In hoofdstuk 2 van de regels worden de bestemmingen geregeld. De artikelen geven de toegelaten functies en de bijbehorende bouw- en gebruiksmogelijkheden weer.
De planregels zijn aangevuld met omschrijvingen van de in de regels gebruikte begrippen en een regeling voor de wijze van meten (zie hoofdstuk 1 van de regels).
De algemene regels, waaronder ontheffings- en procedureregels, zijn terug te vinden in hoofdstuk 3 van de bij het plan behorende regels.
Hoofdstuk 4 bevat tenslotte de overgangs- en slotbepalingen.
De in het plangebied voorkomende bestemmingen worden in onderstaande tekst afzonderlijk toegelicht.
Voor het bestemmingsplan is de bestaande situatie als uitgangspunt genomen. Dit betekent dat het de bestaande functies vastlegt. Daarnaast bevat het bestemmingsplan waar mogelijk flexibiliteit en globaliteit. Globaliteit heeft met name betrekking op de verbeelding en houdt in dat op de daarvoor bestemde gronden meerdere mogelijkheden bestaan ten aanzien van het gebruik. Flexibiliteit is gericht op de regels en houdt in dat de globale bestemmingen waar mogelijk zijn verruimt qua bouw- en gebruiksregels. Ook zijn er mogelijkheden opgenomen dat het gemeentebestuur door middel van het verlenen van ontheffingen kan afwijken van bestemmingsplan.
Naast het behouden van de bestaande situatie, wordt in het bestemmingsplan geanticipeerd op een mogelijke transformatie van het Brokkingterrein door het terugbrengen van de geluidszone industrielawaai en het niet toelaten van zware industrie.
De in het plangebied voorkomende hoofdgroepen bestemmingen, al dan niet met bijbehorende (hoofd)functies/gebruiksdoelen (in alfabetische volgorde) en gebruiken van de gronden, zijn:
Bedrijventerrein (BT)
Aangezien het grootste gedeelte van het plangebied in dit bestemmingsplan uit bedrijventerrein bestaat, is dit de meest voorkomende bestemming. Deze bestemming is toegekend aan alle gronden bedoeld voor bedrijfsactiviteiten.
Milieuzonering
Binnen de bestemming 'bedrijventerrein' zijn, om te beginnen, bedrijven toegestaan die zijn vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen als bijlage bij de regels. Door middel van de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie ...' is per bestemmingsvlak op de verbeelding aangegeven welke categorie bedrijven, waar is toegestaan.
In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn bij de verschillende bedrijven voor de milieufactoren geluid, geur, stof en gevaar afstandsmaten aangegeven. Deze afstanden hebben betrekking op de afstand van een bedrijf tot woonbebouwing die is gelegen in een 'rustige woonwijk' (of uiterlijk op de rand daarvan). De grootste afstand bij een bedrijf is bepalend voor de categorie-indeling. De toelichting op deze Staat is te vinden in bijlage 1 bij deze toelichting.
Als op gronden met de bedrijvenbestemming een bedrijf gevestigd is met een hogere milieucategorie dan volgens de milieuzonering is toegestaan, wordt door middel van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijvigheid - ...' aangegeven welk type bedrijvigheid op deze plek is toegestaan. Hierdoor kan dit (zwaardere) bedrijf op de desbetreffende locatie gehandhaafd blijven. Bij vertrek of beeindiging van de bedrijfsvoering, mag eenzelfde soort bedrijf terugkomen of een bedrijf uit de algemeen toelaatbare milieucategorie. Burgemeester en wethouders kunnen indien nodig bedrijven aan de Staat van bedrijfsactiviteiten toevoegen en opgenomen bedrijven en bedrijfsoorten indelen bij een andere categorie.
Als vaststaat dat het specifiek aangeduide bedrijf niet langer meer aanwezig is, kan de aanduiding met behulp van een wijzigingsbevoegdheid uit het plan verwijderd worden.
Geluidzone industrielawaai
Een gedeelte van het plangebied Bedrijventerrein Noorderveld is gezoneerd in de zin van de Wet geluidhinder. Binnen deze zone zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen toegestaan die 'in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. Het gezoneerde bedrijventerrein is op de verbeelding aangegeven met de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wet geluidhinder'. Met de benaming van deze gebiedsaanduiding wordt aangesloten op de terminologie uit de Wet geluidhinder. In de regels is bepaald dat binnen deze zone de geluidzoneringsplichtige bedrijven, zeg maar de 'grote lawaaimakers' zijn toegestaan.
Rond de zone 'wetgevingzone - wet geluidhinder' wordt op de verbeelding een 'geluidzone - industrie' aangegeven. Op grond van de Wet geluidhinder dient een dergelijke zone rond een zone 'wetgevingzone - wet geluidhinder' te worden aangegeven, om de zone te markeren waarbuiten de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) mag bedragen. Daarmee worden de woningen en andere geluidgevoelige objecten buiten de geluidzone in principe gevrijwaard van ontoelaatbare geluidsoverlast vanwege het bedrijventerrein. Voor het industrieterrein en de daarop aanwezige woningen gelden geen geluidsnormen.
In dit bestemmingsplan is alleen Meneba een zoneringsplichtig bedrijf.
Perifere detailhandel
In het Runshoppingcentre en langs de Kikkertweg zijn diverse perifere detailhandelsvestigingen gevestigd. Met een functie-aanduiding 'detailhandel perifeer' is aangegeven waar deze vestigingen mogen komen. Er is een maximale oppervlakte van 40.000 m2 aan verbonden.
De volgende definitie voor detailhandel perifeer wordt gehanteerd:
In het Runshoppingcentre is ook een kinderdagverblijf aanwezig. Deze heeft een aparte functieaanduiding 'kinderverdagverblijf'.
Internetverkoop
Op het bedrijventerrein Noorderveld zijn drie vormen van internetverkoop mogelijk gemaakt:
Kenmerkend bij internetverkoop met beperkte winkelfunctie zijn de opslag en distributie, de afhaalmogelijkheden van goederen, de afrekenmogelijkheden door consumenten en de kleinschalige showroom/ uitstalling van producten. Om het onderscheid te maken met reguliere detailhandel wordt aan internetverkoop met beperkte winkelfunctie de volgende voorwaarden gesteld: de gezamenlijke oppervlakte voor showrooms en uitstalling van goederen, afrekenmogelijkheid en afhalen van goederen moet van ondergeschikte aard en omvang zijn.
Van een ondergeschikte omvang is sprake indien de gezamenlijke oppervlakte voor showrooms en uitstalling van goederen, afrekenmogelijkheid en afhalen van goederen niet meer bedraagt dan 100 m² brutovloeroppervlakte van een bedrijfsgebouw.
Indien een webshop (internetverkoop met beperkte winkelfunctie) meer ruimte benut voor showrooms, uitstalling van goederen of afhalen en afrekenen van goederen is er sprake van reguliere detailhandel en dit hoort in de kernen thuis.
In de regels is dit als volgt verwerkt:
Bij deze vorm van internetverkoop moet gedacht worden aan postorderbedrijven, zoals Bol.com of Wehkamp. Hierbij is ook sprake van opslag en distributie, waarbij de handel via internet en andere media verloopt. Er is alleen geen sprake van rechtstreeks contact tussen verkopende en kopende partij, geen showroom/ uitstalling ten verkoop, en de levering van producten vindt hoofdzakelijk plaats via post- of koeriersdiensten.
De definitie van afhaalcentrum is:
Een afhaalcentrum heeft verkeersaantrekkende werking, vandaar dat deze normaliter alleen zijn toegestaan op locaties waar ook perifere detailhandel is toegestaan. Deze locaties hebben meer parkeermogelijkheden en zijn daarmee beter ingericht op meer bezoekers. Voor Noorderveld is een afhaalcentrum alleen toegestaan in het Runshoppingcentre.
Horeca
Binnen de bestemming Bedrijventerrein is overal horeca toegestaan tot en met categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten. Alleen ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie ...' is horeca toegestaan tot en met de aangegeven categorie.
Verder is op het Runningshoppingcentre horeca tot en met categorie 2 en 3 met een maximale oppervlakte mogelijk. Met functieaanduidingen zijn deze categoriëen aangegeven
Bedrijfswoningen
Bestaande bedrijfswoningen zijn positief bestemd middels een functie-aanduiding 'bedrijfswoning'. Deze woningen mogen binnen de gestelde bouwregels worden nieuw gebouwd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn binnen de bestemming niet mogelijk, conform gemeentelijk beleid.
Gemengd
Kleine zelfstandige kantoren en dienstverlening binnen de bedrijfsverzamelgebouwen in het gebied hebben de functieaanduiding 'gemengd' gekregen. Er is een maximum gesteld aan het oppervlakte, namelijk 250m².
Tankstation
In het plangebied zijn 2 tankstations aanwezig: aan de Vlasblomweg en de Samsonweg. Deze hebben de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen'.
Overig
De bouwvregels voor gebouwen zijn met name op de verbeelding terug te vinden in de vorm van bouwvlakken en maximale bouwhoogte en een bebouwingspercentage per bouwperceel. Parkeren moet op eigen terrein worden opgelost.
Groen (G)
Groen dat een min of meer structureel karakter heeft moet gehandhaafd blijven. Het gaat dan om groen dat fungeert als groene buffer of afscheiding tussen wegen, functies of wijken en groen dat van belang is voor de groene (be)leefbaarheid van een gebied. In het bestemmingsplan krijgen deze gronden de bestemming 'Groen (G)'. Het overige groen in het gebied, krijgt de bestemming 'Verkeer (V)' of 'Verkeer - Verblijfsgebied (V-V)'.
Ter bescherming van de aanwezige ecologische waarden, die in hun onderlinge samenhang een zone vormen, is een dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' opgenomen met een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
Tuin (T)
De bestemming is toegekend aan de bij een woning behorende gronden waarop in principe geen bebouwing is toegestaan. Het gaat dan om de gronden gelegen aan de voorzijde van de woning. Uitzondering hierop vormen uiteraard de omgevingsvergunningsvrije bouwwerken en het bouwen van een erker. Stedenbouwkundig gezien is het niet wenselijk om hier bebouwing op te richten. Bijbehorende bouwwerken grenzend aan openbaar gebied kunnen immers grote invloed hebben op de begrenzing van en het bebouwingsbeeld vanuit de openbare ruimte.
Verkeer (V)
Binnen deze bestemming is de functie voor het afwikkelen van verkeer het belangrijkst. De wegen die als belangrijkste functie het afwikkelen van verkeer hebben zijn: de stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen. Hiertoe worden ook de doorgaande voet- en fietspaden, bruggen, parkeerplaatsen, verkeersregelinstallaties enz. gerekend.
Verkeer - Verblijfsgebied (V-V)
Bij 'Verkeer - Verblijfsgebied' gaat het om wegen en gebieden met verblijfsfunctie en buurtontsluitingswegen. Ook parkeerplaatsen, bruggen en groenvoorzieningen worden met dit artikel mogelijk gemaakt. De verschillende functies zijn uitwisselbaar: daar waar nu parkeerplaatsen zijn, kan groen gerealiseerd worden, een woonstraat kan verbreed worden en daarmee groen laten verdwijnen en vice versa. Een zeer flexibele regeling dus zodat bij een reconstructie van een gebied of het nieuw aanleggen van parkeerplaatsen niet telkens een ontheffings- of wijzigingsprocedure gevolgd hoeft te worden.
Water (WA) en Water - 1 (WA - 1)
De bestemming 'Water' is gelegd op het water dat deel uitmaakt van de hoofdwaterstructuur binnen de gemeente. Dit water is belangrijk voor de waterbergings- en aan/ afvoerfunctie binnen een gebied.Dit zijn o.a. de Watering en het water langs de Ned Benedictweg.
Er is voor gekozen om de Zaan de bestemming 'Water - 1' te geven. Dit water is van een andere orde. Het is met name bedoeld voor laden/ lossen van schepen en op- en overslag. Er mogen ook kranen worden opgericht ten behoeve van de bestemming Water - 1 of ten dienste van het gebruik van de aangrenzende gronden.
Wonen (W)
In het plangebied zijn 2 woningen die niet vallen onder de noemer bedrijfswoning. Deze hebben de bestemming Wonen gekregen. Binnen deze bestemming zijn alle woonvormen en woningtypes ondergebracht. Binnen het toegestaan gebruik binnen de bestemming Wonen is bed&breakfast (maximaal 6 bedden) toegestaan. Dit verhoogt de flexibiliteit en sluit goed aan op de wens van het bestuur om een flexibele bestemmingsregeling te creëren.
Huisgebonden beroep of bedrijf
In het bestemmingsplan is een huisgebonden beroep en bedrijf regeling opgenomen. Aan de hand van jurisprudentie met betrekking tot dit onderwerp is gekozen voor de zgn. 30%-70% regeling. Dat wil zeggen: wanneer een beroep of bedrijf aan huis niet meer dan 30% van het bruto woonvloeroppervlak inclusief bijbehorende bouwwerken beslaat met een maximum van 65 m² dan wordt op het pand geen bedrijfsbestemming gelegd, maar blijft de woonbestemming gehandhaafd. De vestiging van het beroep of bedrijf aan huis mag geen aanzet geven tot verdringing van de woonfunctie.
Binnen de reikwijdte van een beroep en bedrijfsactiviteiten aan huis wordt nadrukkelijk inbegrepen de vestiging van dienstverlenende activiteiten zoals een kapsalon, en pedicure/manicure. Ook bed en breakfast is toegestaan.
De in het plangebied voorkomende hoofdgroepen van dubbelbestemmingen al dan niet bijbehorende (hoofd)functies/gebruiksdoelen zijn de volgende:
Waarde - Ecologie
Ter bescherming van de aanwezige ecologische waarden, die in hun onderlinge samenhang een zone vormen, is een dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' opgenomen met een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden. De zone is bestemd voor het behoud, herstel en de vergroting van natuur- en landschapswaarden. In samenhang daarmee zijn de gronden bestemd voor watergangen en waterpartijen, de aanleg van een voetpad en kano-oversteekplaats. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
Water- Waterstaat
Voor de in het plangebied aanwezige primaire en regionale waterkering is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de belangen van de waterkering.
Algemene gebruiksregels
In het artikel zijn voorbeelden gegeven van gebruik van de gronden dat als strijdig gebruik is aangemerkt
Algemene aanduidingsregel
De geluidzone industrielawaai Meneba en het gezoneerd industrieterrein, zoals deze geldt op grond van de Wet geluidhinder, is in de regels en op de verbeelding terug te vinden als gebiedsaanduiding. Doel van deze regel is te voorkomen dat gebouwen worden gerealiseerd ter plaatse van gronden waar de geluidsbelasting ten gevolge van een industrieterrein op gevels van gebouwen de aanvaardbare normen overschrijdt.
Overgangs- en slotregels
De formulering van de overgangsregels is voorgeschreven door het Besluit ruimtelijke ordening. Het overgangsrecht dient om bouwwerken en gebruiksvormen, die in het verleden legaal zijn gerealiseerd maar nu afwijken van het nieuwe plan, (voorlopig) gehandhaafd respectievelijk voortgezet mogen worden. Zolang voldaan wordt aan de overgangsregels, worden deze bouwwerken en gebruiksvormen gedoogd.
De slotregel regelt de naam waarmee het bestemmingsplan kan worden aangehaald, bestemmingsplan 'Noorderveld'
In het kader van het bestemmingsplan is onderzocht of er sprake is van een planmer-plicht. Er is sprake van een planmer-plicht indien sprake is van de volgende situatie:
In het bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die onder het besluit-mer vallen.
Op grond van het voorgaande kan geconcludeerd worden, dat een passende beoordeling voor het gebied niet noodzakelijk is en er daarom geen reden bestaat voor een plan-mer.
Op het voorontwerpbestemmingsplan is geen inspraak gehouden. De inspraakverplichting is met de wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) uit 2005 en met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 niet veranderd en dus komen te vervallen. Dit is vervolgens bij raadsbesluit van 21 september 2006 overgenomen in de Inspraakverordening van de gemeente Zaanstad.
De keuze om geen inspraak te houden is mede gemaakt, omdat in het bestemmingsplan de bestaande situatie als uitgangspunt is genomen en slechts in beperkte mate ontwikkelingen mogelijk zijn gemaakt.
Op 28 november 2012 heeft er een informatieavond plaatsgevonden voor alle bedrijven op het Bedrijventerrein Noorderveld. De avond vond plaats bij het bedrijf Floris op het terrein. De avond was goed bezocht. Een aantal punten zijn die avond toegelicht:
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het artikel 3.1.1 Bro-overleg aan haar overlegpartners toegezonden.
Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is op 15 april een informatieavond gehouden.
Het bestemmingsplan voorziet verder niet in ontwikkelingen van een dusdanige omvang dat daarvoor gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening jo. het Besluit ruimtelijke ordening een exploitatieplan c.q. exploitatieovereenkomst moet worden opgesteld c.q. afgesloten.
In algemene zin geldt dat handhavend moet worden opgetreden tegen overtreding van het bestemmingsplan. Dit houdt in dat er niet mag worden gebouwd in strijd met het bestemmingsplan en verder dat het gebruik in overeenstemming moet zijn met wat de bestemming toestaat.
Handhaving is te onderscheiden in toezicht en controle enerzijds en het opleggen van sancties anderzijds. Het eerste is gericht op preventie (vooraf), het andere op repressie (achteraf). Toezicht is van belang om eventuele overtredingen van de regels te signaleren en daar op te reageren, hetzij via voorlichting en/of waarschuwing, hetzij via sancties. Handhaving is onder te verdelen in bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving. Bestuursrechtelijke handhaving is gericht op het voorkomen of ongedaan maken van een toestand die in strijd is met de wettelijke regels, zoals bijvoorbeeld neergelegd in het bestemmingsplan. Strafrechtelijke handhaving is gericht op het straffen van een overtreder die in strijd handelt met de wettelijke regels.
Een combinatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving behoort ook tot de mogelijkheden. Een nieuw bestemmingsplan, waarin eenduidige bestemmingen zijn weergegeven en waarin naar aanleiding van de feitelijke situaties voor een positieve benaderingswijze is gekozen, versterkt de mogelijkheid tot handhaving.
In Zaanstad wordt op het overtreden van de regels uit een bestemmingsplan uitsluitend opgetreden vanuit het bestuursrecht. De gemeente handhaaft dus niet strafrechtelijk op overtredingen van het bestemmingsplan. Indien bestuursrechtelijk handhavend wordt opgetreden kan het gemeentebestuur kiezen om een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen aan de overtreder. Een last onder bestuursdwang houdt in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn (dit is een termijn die een overtreder krijgt om de overtreding zelf te beëindigen) de overtreding nog bestaat, het gemeentebestuur zelf de overtreding opheft op kosten van de overtreder. Als er wordt gekozen voor een last onder dwangsom dan houdt dit in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn de overtreding nog bestaat, de overtreder een geldbedrag aan de gemeente is verschuldigd tot een bij het besluit bepaald maximum bedrag. Heeft een last onder dwangsom niet het gewenste effect (de overtreding blijft bestaan) dan kan daarna ook nog een last onder bestuursdwang worden opgelegd.
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Noorderveld op 23 juni 2010 gepubliceerd in het Zaans Stadsblad.
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan:
De reactienota van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro is terug te vinden als Bijlage 2 bij de toelichting .
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 4 april 2013 tot en met 15 mei 2013 voor een ieder ter inzage gelegen. Op het ontwerpbestemmingsplan zijn 14 zienswijzen binnen gekomen. De samengevatte zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording hiervan zijn terug te vinden in Bijlage 3 bij deze toelichting. Daarnaast is in deze bijlage een overzicht opgenomen van de wijzigingen op basis van deze zienswijzen en de ambtshalve aanpassingen.