direct naar inhoud van Artikel 23 Algemene aanduidingsregels
Plan: Kerkbuurt Westzaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3759BP-0301

Artikel 23 Algemene aanduidingsregels

23.1 Wro-zone - wijzigingsgebied - I

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid I' de bestemming "Bedrijf" te wijzigen in de bestemming "Wonen"met dien verstande dat:

  • a. binnen de 'Wro-zone - wijzigingsgebied - I' grondgebonden woningen (vrijstaand of 2 onder 1 kap) in één bouwlaag met kap zijn toegestaan met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, bijbehorende bouwwerken, groenvoorzieningen, (ontsluitings)wegen, parkeervoorzieningen, garages en nutsvoorzieningen;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving en de aanwezige bedrijfsvoering niet onevenredig mag worden aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt, zoals op het gebied van privacy, bezonning, uitzicht en dergelijke;
  • c. er maximaal 11 grondgebonden woningen (vrijstaand of 2 onder 1 kap) in één bouwlaag met kap mogen worden gebouwd;
  • d. de woningen dienen te worden voorzien van een zadeldak. Woningen met een zadeldak dienen een dak te hebben met een helling tussen de 50º en 60º. Woningen met een langskap mogen een afwijkend zadeldak aan de achterzijde hebben met dien verstande dat de dakhelling aan de achterzijde minimaal 30º is;
  • e. minimaal 35% van de woningen dienen van een dwarskap voorzien te zijn;
  • f. minimaal 35% van de woningen dienen van een langskap voorzien te zijn;
  • g. de woningen in hun positie op de kavel ten opzichte van elkaar gedifferentieerd dienen te zijn. Dit dient te worden bereikt door het realiseren van verschillende voorgevelrooilijnen;
  • h. voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 19 en 24.3;
  • i. de maximale diepte van de woningen bedraagt 12 meter;
  • j. de minimale afstand tussen de woningen dient tenminste 3 meter te bedragen;
  • k. de goot- en bouwhoogte respectievelijk maximaal 4 en 9 meter mogen bedragen;
  • l. wanneer dit noodzakelijk is voor de bouwkundige staat van de woning(en), van de maximale goot- en bouwhoogte mag worden afgeweken met niet meer dan 0,5 meter;
  • m. dakkapellen mogen worden opgetrokken uit de goot. De breedte in het voordakvlak mag dan niet meer dan 50% van de voorgevel bedragen. De breedte in het zijdakvlak mag dan niet meer dan 70% van de gevel bedragen. De breedte in het achterdakvlak mag niet meer dan 80% van de gevel van de woning bedragen. Voor wat betreft de overige eisen waaraan deze dakkapellen moeten voldoen wordt verwezen naar de bepalingen over dakkapellen in de Nota Woonbebouwing;
  • n. de planregels van de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • o. door middel van een onderzoek naar de waterhuishoudkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen. Dit onderzoek dient in overeenstemming met het hoogheemraadschap tot stand te komen;
  • p. nadere toetsing plaatsvindt in het kader van archeologie;
  • q. door middel van een flora- en faunaonderzoek dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving;
  • r. uit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren mogen bestaan;
  • s. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie. Indien uit dit onderzoek blijkt dat de bodem gesaneerd moet worden, dient voordat de eerste bouwwerkzaamheden van start kunnen, eerst een saneringsplan te worden opgesteld en uitgevoerd zodat de bodem geschikt wordt geacht voor de nieuwe functie;
  • t. voldaan moet worden aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder;
  • u. voldaan moet worden aan de bepalingen uit de Wet luchtkwaliteit;
  • v. nadere toetsing plaatsvindt in het kader van externe veiligheid;
  • w. voldaan moet zijn aan de meest recente en op het desbetreffende gebied van toepassing zijnde beleidsstukken van de gemeente, gerekend vanaf het moment van de aanvraag tot aan het uitvoeren van de wijzigingsbevoegdheid;
  • x. de financiering van het plan moet voldoende zijn verzekerd door het sluiten van een anterieure overeenkomst tussen de gemeente Zaanstad en de desbetreffende projectontwikkelaar;
  • y. het college advies in wint bij de waterbeheerder;
  • z. het college, alvorens gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid, advies in wint bij de Regionale Brandweer Zaanstreek Waterland.
23.2 Wro-zone - wijzigingsgebied - II

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid II' de bestemming "Bedrijf" te wijzigen in de bestemming "Wonen"met dien verstande dat:

  • a. binnen de 'Wro-zone - wijzigingsgebied - II' grondgebonden woningen (vrijstaand of 2 onder 1 kap) in één bouwlaag met kap, zijn toegestaan met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, bijbehorende bouwwerken, groenvoorzieningen, (ontsluitings)wegen, parkeervoorzieningen, garages en nutsvoorzieningen;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving en de aanwezige bedrijfsvoering niet onevenredig mag worden aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt, zoals op het gebied van privacy, bezonning, uitzicht en dergelijke;
  • c. er maximaal 5 grondgebonden woningen (vrijstaand of 2 onder 1 kap) in één bouwlaag met kap mogen worden gebouwd;
  • d. de woningen dienen te worden voorzien van een zadeldak. Woningen met een zadeldak dienen een dak te hebben met een helling tussen de 50º en 60º. Woningen met een langskap mogen een afwijkend zadeldak aan de achterzijde hebben met dien verstande dat de dakhelling aan de achterzijde minimaal 30º is;
  • e. minimaal 40% van de woningen dienen van een dwarskap voorzien te zijn;
  • f. minimaal 40% van de woningen dienen van een langskap voorzien te zijn
  • g. de woningen in hun positie op de kavel ten opzichte van elkaar gedifferentieerd dienen te zijn. Dit dient te worden bereikt door het realiseren van verschillende voorgevelrooilijnen;
  • h. voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 19 en 24.3;
  • i. de maximale breedte van de woningen bedraagt 7 meter. De maximale diepte van de woningen bedraagt 12 meter;
  • j. de goot- en bouwhoogte respectievelijk maximaal 4 en 9 meter mag bedragen;
  • k. wanneer dit noodzakelijk is voor de bouwkundige staat van de woning(en), mag van de maximale goot- en bouwhoogte worden afgeweken met niet meer dan 0,5 meter;
  • l. dakkapellen mogen worden opgetrokken uit de goot. De breedte in het voordakvlak mag dan niet meer dan 50% van de voorgevel bedragen. De breedte in het zijdakvlak mag dan niet meer dan 70% van de gevel bedragen. De breedte in het achterdakvlak mag niet meer dan 80% van de gevel van de woning bedragen. Voor wat betreft de overige eisen waaraan deze dakkapellen moeten voldoen wordt verwezen naar de bepalingen over dakkapellen in de Nota Woonbebouwing;
  • m. de planregels van de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • n. door middel van een onderzoek naar de waterhuishoudkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen. Dit onderzoek dient in overeenstemming met het hoogheemraadschap tot stand te komen;
  • o. nadere toetsing plaatsvindt in het kader van archeologie;
  • p. door middel van een flora- en faunaonderzoek dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving;
  • q. uit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren mogen bestaan;
  • r. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.Indien uit dit onderzoek blijkt dat de bodem gesaneerd moet worden, dient voordat de eerste bouwwerkzaamheden van start kunnen, eerst een saneringsplan te worden opgesteld en uitgevoerd zodat de bodem geschikt wordt geacht voor de nieuwe functie;
  • s. voldaan moet worden aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder;
  • t. voldaan moet worden aan de bepalingen uit de Wet luchtkwaliteit;
  • u. nadere toetsing plaatsvindt in het kader van externe veiligheid;
  • v. voldaan moet zijn aan de meest recente en op het desbetreffende gebied van toepassing zijnde beleidsstukken van de gemeente, gerekend vanaf het moment van de aanvraag tot aan het uitvoeren van de wijzigingsbevoegdheid;
  • w. de financiering van het plan moet voldoende zijn verzekerd door het sluiten van een anterieure overeenkomst tussen de gemeente Zaanstad en de desbetreffende projectontwikkelaar;
  • x. het collegea dvies in wint bij de waterbeheerder;
  • y. het college, alvorens gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid, advies in wint bij de Regionale Brandweer Zaanstreek Waterland.
23.3 Wro-zone - wijzigingsgebied - III

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid III' de bestemming "Bedrijf" te wijzigen in de bestemming "Wonen"met dien verstande dat:

  • a. binnen de 'Wro-zone - wijzigingsgebied - III' een grondgebonden woning (vrijstaand) in één bouwlaag met kap, is toegestaan met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, bijbehorende bouwwerken, groenvoorzieningen, (ontsluitings)wegen, parkeervoorzieningen, garages en nutsvoorzieningen;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving en de aanwezige bedrijfsvoering niet onevenredig mag worden aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt, zoals op het gebied van privacy, bezonning, uitzicht en dergelijke;
  • c. er maximaal 1 grondgebonden woning (vrijstaand) in één bouwlaag met kap mag worden gebouwd;
  • d. de woning dient te worden voorzien van een zadeldak. Indien de woning is voorzien van een dwarskap dient deze een zadeldak te hebben met een helling tussen de 50º en 60º. Indien de woning is voorzien van een langskap mag deze een afwijkend zadeldak aan de achterzijde hebben met dien verstande dat de dakhelling aan de achterzijde minimaal 30º is;
  • e. voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 19 en 24.3;
  • f. de maximale breedte van de woning bedraagt 7 meter. De maximale diepte van de woning bedraagt 12 meter;
  • g. de goot- en bouwhoogte respectievelijk maximaal 4 en 9 meter mag bedragen;
  • h. wanneer dit noodzakelijk is voor de bouwkundige staat van de woning, mag van de maximale goot- en bouwhoogte worden afgeweken met niet meer dan 0,5 meter;
  • i. dakkapellen mogen worden opgetrokken uit de goot. De breedte in het voordakvlak mag dan niet meer dan 50% van de voorgevel bedragen. De breedte in het zijdakvlak mag dan niet meer dan 70% van de gevel bedragen. De breedte in het achterdakvlak mag niet meer dan 80% van de gevel van de woning bedragen. Voor wat betreft de overige eisen waaraan deze dakkapellen moeten voldoen wordt verwezen naar de bepalingen over dakkapellen in de Nota Woonbebouwing;
  • j. de planregels van de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • k. door middel van een onderzoek naar de waterhuishoudkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen. Dit onderzoek dient in overeenstemming met het hoogheemraadschap tot stand te komen;
  • l. nadere toetsing plaatsvindt in het kader van archeologie;
  • m. door middel van een flora- en faunaonderzoek dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving;
  • n. uit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren mogen bestaan;
  • o. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie. Indien uit dit onderzoek blijkt dat de bodem gesaneerd moet worden, dient voordat de eerste bouwwerkzaamheden van start kunnen, eerst een saneringsplan te worden opgesteld en uitgevoerd zodat de bodem geschikt wordt geacht voor de nieuwe functie;
  • p. voldaan moet worden aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder;
  • q. voldaan moet worden aan de bepalingen uit de Wet luchtkwaliteit;
  • r. nadere toetsing plaatsvindt in het kader van externe veiligheid;
  • s. voldaan moet zijn aan de meest recente en op het desbetreffende gebied van toepassing zijnde beleidsstukken van de gemeente, gerekend vanaf het moment van de aanvraag tot aan het uitvoeren van de wijzigingsbevoegdheid;
  • t. de financiering van het plan moet voldoende zijn verzekerd door het sluiten van een anterieure overeenkomst tussen de gemeente Zaanstad en de desbetreffende projectontwikkelaar;
  • u. het college advies in wint bij de waterbeheerder;
  • v. het college, alvorens gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid, advies in wint bij de Regionale Brandweer Zaanstreek Waterland.